|
|
GOD SPREEKT GEWIS TOT ELK DIE VOOR HEM LEEFT!
| |
|
|
Vraag inzender:
Ik heb een paar vragen die eigenlijk op hetzelfde neerkomen. Onze dominee dringt in bijna iedere preek aan om in Christus te geloven. Maar hoe weet je nu dat je werkelijk gelooft? Kan een dood mens ineens geloven? Hoe weet je nu dat God tot je spreekt? Kan de duivel ook tot je spreken met bijbelteksten? Hoe kun je zeker weten dat je een kind van God bent? Kan ik geloven, of moet ik wachten tot God mij het geloof schenkt?
-------------------------------------------
Geachte inzender,
Ja, hoe weet je het? Antw.: Als God het je bekend maakt door Zijn Woord en Geest, dan weet je het en dan geloof je in Hem. Ik weet niet hoe uw dominee zijn hoorders aandringt om in Christus te geloven, dat is wel belangrijk om te weten. Is het een aandringen met een beroep op de vrije wil van de mens? Dat soort aandringen is boerenbedrog, want de mens van nature heeft geen vrije wil, maar een geknechte wil. Ook Gods volk heeft geen vrije wil, maar een vernieuwde wil, om te willen wat God wil. Als uw dominee zijn hoorders aandringt om in Christus te geloven, krachtens het gebod van bekering en geloof, is dat vanzelf bijbels geboden. Niemand heeft namelijk het recht om niet in Christus te geloven. Ongeloof is nooit een excuus om onbekeerd voort te blijven leven. Vanzelf moet de mens geloven, daartoe is hij verplicht, maar als het moet, is niemand die het doet. De mens van nature is onwillig en onmachtig om te geloven. Dat ontslaat de mens niet van zijn schuld voor God, o nee, die blijft staan en ook blijft staan dat de mens van nature met heel de wereld voor God verdoemelijk is. De mens is geen slachtoffer, maar schuldenaar. Verloren zijn en verloren gaan is 100% eigen schuld. In Christus geloven is 100% genade. Dat moet onder ogen worden gezien, of beter gezegd, daarvan moet de mens van Godswege overtuigd worden, want anders blijft de mens volharden in zijn vermeende onschuld door ongeloof. Nogmaals, dat is 's mensen eigen schuld, want de mens wil niet tot Christus komen, want aan de kennis van Gods wegen hebben we van nature geen lust en van de zonde geen last. Maar die godslasterlijke en Godevijandige onwil hebben we te danken aan onze diepe val in Adam. God valt niets te verwijten, want wij zijn moed- en vrijwillig uit Gods beeld gevallen, maar God is Dezelfde gebleven.
Uw eerste vraag luidt: "Hoe weet je nu of je werkelijk gelooft?" Antw.: Als je mag geloven met een waar geloof, dan weet je ook dat je gelooft. Dus dat is niet de vraag waar het om gaat, want nogmaals, degenen die geloven, weten dat zij geloven. Laat dat duidelijk zijn. Ook de zwakgeloven weten dat zij geloven (Mark. 9:24). Als de ziel gelooft, gelooft de ziel in het Voorwerp des geloofs, Christus, in de vergeving der zonden en in het kindschap Gods door de toepassing des harten. Het ware geloof is met Christus verenigd en verbonden en daarin worden Gods kinderen ook bevestigd (Luk. 22:32). Het ware geloof bestaat namelijk uit kennis, toestemmen en vertrouwen. Dus degenen die waarlijk geloven, weten dat zij geloven, in Wie zij geloven en waartoe zij geloven.
Uw tweede vraag luidt: "Kan een dood mens ineens geloven?" Antw.: Nee, een dood mens zal nooit geloven, zolang hij in zijn doodstaat verkeert. Ik begrijp dat u deze vraag stelt in het kader van de oproep van uw predikant, nl. om in Christus te geloven. Als ik het goed begrijp, roept uw predikant doden zielen op om te geloven. Als dat zo is, is hij zinloos bezig. Je kunt een lijk van alles aanbieden, maar een lijk zal nooit een hand uitsteken om het aangebodene in ontvangst te nemen. Op Zijn spreken kan alleen Christus de doden levendmaken, zodat zij in Hem geloven. Immers, "een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij", Joh. 3:27. Hoewel de eis van bekering en geloof altijd blijft staan, is er geen mens van nature die ineens -vanuit zichzelf- gaat geloven. De mens zal eerst uit zijn doodstaat moeten worden opgewekt door het Leven, door Christus Zelf. Dat is geen voorwaarde waaraan de mens moet voldoen; dat is het werk van Christus Zelf: "De doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven", Joh. 5:25. Dus op de stem van de Zoon van God (door Woord en Geest), worden de doden (dat zijn degenen die weten dat zij dood en verloren zijn) opgewekt uit hun doodslaap en die de stem van Christus horen (= geloven) zullen (eeuwig) leven.
Uw derde vraag luidt: Hoe weet je nu dat God tot je spreekt?" Antw.: Dat is een belangrijke en een ter zake doende vraag, want het gros belijders gelooft niet eens dat God in Christus persoonlijk tot de ziel spreekt ten leven. Men gelooft, maar als je vraagt op grond waarvan zij geloven, staat de wagen stil, of men kwaakt van de belofte zonder de toepassing. God spreekt evenwel gewis tot elk die voor Hem leeft. Ten eerste spreekt Christus de ziel levend en zalig (Joh. 5:25), en ook in het leven der genade spreekt de Heere tot de Zijnen tot bevestiging van hun staat, tot vertroosting, tot vermaning en tot onderhouding van het geestelijke leven. Ten eerste spreekt God altijd door Woord en Geest. En hoe weet je dat dan? Dan doet het Woord kracht in je verloren ziel, dan komt het Woord van God onwederstandelijk tot de ziel met een krachtdadige inwendige roeping. En als de Heere zaligmakend spreekt, gaat dat altijd gepaard met het geloof in Hem, hoe klein en hoe zwak het geloof ook moge zijn. Als de Heere voor het eerst zaligmakend tot de ziel spreekt, is daar echter wel eerst plaats voor gemaakt (Gal. 2:19). Christus spreekt tot de doden, dat zijn degenen die der Wet gedood zijn, die hun laatste adem hebben geademd in het werkverbond, aan het einde van de Wet gekomen zijn, want het einde van de Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft (Rom. 10:4). De orde waarin de Heere werkt kunnen we vinden in de bekende drieslag: ellende, verlossing en dankbaarheid. Het werk der ontdekking begint echter niet met het geloof, maar met de kennis der zonde. Dat is geen voorwaarde waaraan de mens moet voldoen, maar zo werkt de Heere (Joh. 16:8 - Rom. 7:9). Ellendekennis op zich is niet zaligmakend; het is ook geen voorbereiding tot de wedergeboorte, want velen blijven in hun ontdekking steken en komen nooit verder. De ziel die zich verloren weet krachtens de spiegel en de bediening der Wet, moet verlost worden, gered worden, vrijgesproken worden van schuld en straf en dat geschiedt door Woord en Geest, door het Evangelie van vrije genade, door de stem van de Zoon van God. De Heere SPREEKT verloren zielen zalig. Daartoe is Christus van de Vader gezonden, namelijk om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Dan spreekt Hij de ziel vrij van schuld en straf. "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn", Joh. 8:36. Dus als God in Christus tot uw ziel spreekt, spreekt hij vrijsprekend, verlossend, bevrijdend. Als dat gebeurt, wordt u dat gewis gewaar, want dan wordt u bevrijd uit de banden des duivels en der zonde. Dan hebt u een geredde ziel. Dat is in geen hoek geschiedt. Dan ontvangt u de geloofsvrijmoedigheid om te zeggen: "Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord, wat sterv'ling zou mij schenden!" Dat is dus geen misschientje, want God spreekt niet in verborgen plaatsen, maar tot de ziel en met kracht en door de Heilige Geest.
Dr. H.F. Kohlbrugge zegt zo bijbels: "God spreekt binnen in het hart van Zijn kind door Zijn Heilige Geest vanuit het bijbelblad en nochtans zo luid en duidelijk dat Gods kind het heel goed kan weten: Dat is de stem van de Heere God, dat is de stem van mijn Vader." (Uit: "De ademtocht der Kerk").
Uw vierde vraag luidt: "Kan de duivel ook tot je spreken met bijbelteksten?" Antw.: Ja, dat kan zeker en daarvan bedient de duivel zich dikwijls om de ziel te betoveren met schijngenade en een vals geloof. De duivel bedient zich dikwijls van valse apostelen, bedriegelijke arbeiders, die zich veranderen in apostelen van Christus. En het is geen wonder; want de satan zelf verandert zich in een engel des lichts (2 Kor. 13-14). Als de duivel met bijbelteksten tot de mens spreekt gaat dat echter NOOIT gepaard met de kracht des Geestes. Bovendien liegt de duivel altijd met de waarheid op zijn lippen. Als de duivel met bijbelteksten spreekt, dan nog is en blijft hij de vader der leugenen. De duivel komt altijd met voorkomende waarheden die de ziel van Christus afhouden, de ziel verleiden en in verwarring brengen. De duivel is de grote verdraaier van de Waarheid Gods. Zijn naam zegt wie hij is en wat hij doet: diabolus. De duivel is de grote verleider en brengt de ziel in verwarring en in vertwijfeling omtrent de Waarheid Gods, al van den beginne. "Is het ook dat God gezegd heeft....?" De duivel spreekt altijd in het verlengde van het (vrome) vlees. God spreekt door de Wet afsnijdend en door het Evangelie bevrijdend in Christus tot de ziel en daarin worden Gods kinderen bevestigd.
Uw vijfde vraag luidt: "Hoe kun je zeker weten dat je een kind van God bent?" Antw.: Dat is al enigszins gezegd, namelijk als Christus Zich aan uw ziel geopenbaard heeft door Woord en Geest en daarvan geeft de Heilige Geest getuigenis in uw hart dat u een kind van God bent (Rom. 8:16 - Hebr. 1 Joh. 5:10).
Uw zesde vraag luidt: "Kan ik geloven, of moet ik wachten tot God mij het geloof schenkt?" Antw.: Geen mens kan van nature geloven, tenzij hij van nieuws geboren is. Uw vraagstelling is echter niet juist, want in uw vraagstelling werpt u uzelf op als een soort slachtoffer. Wachten of God u het geloof schenkt, is heimelijk God de schuld geven als Hij u het geloof niet schenkt. God roept u niet op te wachten, maar om u heden tot Hem te bekeren. Dat u (nog) niet bekeerd bent en nog niet gelooft, is in wezen pure vijandschap tegen God. U wilt een formule horen om te kunnen geloven, maar die formule bestaat niet. De mens is door zijn diepe val in Adam een rechteloos schepsel geworden. Niemand verbiedt u echter om in Christus te geloven en het Woord gebiedt ons om in Hem te geloven. Maar ik heb u vanuit het Woord bewezen dat de mens van nature niet wil en niet kan geloven. Het ongeloof is een doodschuldige macht, waarvan alleen Christus de mens bevrijden kan. Dus de mens dient met zijn dood, schuld en ongeloof in de nood te komen voor God. Te moeten geloven en niet te willen en niet te kunnen geloven. Dat gaat op de punt van een naald en ook ervan af, om te vallen in het vrije van Gods welbehagen (1 Sam. 2:6). Maak er dus geen rekensom van, zo van als ik dit doe, dan zal God dat doen. Stappen ondernemen om te geloven zijn sneltreinvaart-stappen naar de hel. God is de Gever van het geloof, maar u vraagt naar het middel, terwijl het u te doen moet zijn om de Middelaar. De mens van nature wil altijd op God aanwerken, maar het zijn stappen des doods. Mocht het is zover met u komen, dat u vanuit de rechte nood en dood der ziel uw vonnis aanvaart en tot God gaat roepen: "Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf!" Dan is er geen sprake meer van lijdelijk (af)wachten, maar dan moet u heden met God verzoend worden. Hij wacht om genadig te zijn, namelijk als u mag worden die u bent, een goddeloze, en voor dezulken is strafaanvaarding geen eis meer, maar vanzelfsprekend, omdat God God geworden is in uw leven. Dan zal de oude mens de laatste adem uitblazen, omdat de zoon der dienstmaagd geenszins zal erven met den zoon der vrije (Gal. 4:30b). Maar als de oude mens sterft (Gal. 2:19a), is het Einde der Wet, Christus, nabij (Rom. 10:4), en dan zal Hij tot de ziel woorden der zaligheid spreken. Dan is niet geloven niet meer mogelijk. Nog een keer: "De doden zullen horen, de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben zullen leven!"
Dat wonder van eeuwige zaligheid bidden wij u van harte toe door de weg van het recht.
Met vriendelijke groet,
GPPB.
|
|
|
|
|
|