HEFBOOMGELOOF VAN DR. G.A(rminius) vd BRINK
HEFBOOMGELOOF VAN DR. G.A(rminius) van den BRINK  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Comrie ontkent dat het aankomt op daadwerkelijk geloven
RD: 19-06-2012 09:03

Het geloof is Gods gave. Tegelijk is het daadwerkelijk geloven nodig voor de rechtvaardiging, reageert ds. G. A. van den Brink op D. Baarssen, J. Koutstaal en dr. M. J. Arntzen (RD 14-6).

Copieeer de onderstaande RD-link in uw browserregel ter inzage volledige RD-artikel
http://www.refdag.nl/opinie/comrie_ontkent_dat_het_aankomt_op_daadwerkelijk_geloven_1_653267

--------------------------------------

GAvdB: Laat ik eerst verduidelijken waarover de discussie eigenlijk gaat. Stel, een deur is alleen te openen met een bepaalde sleutel. Een vraag kan zijn: hoe kom ik aan die sleutel? Het antwoord daarop is belangrijk, maar onverlet blijft: alleen door deze sleutel te gebrúíken, gaat de deur open. Evenzo is het geloof de sleutel die de poort der gerechtigheid opent. Inderdaad is ook de vraag van belang: hoe verkrijg ik dit geloof? De Dordtse Leerregels belijden dat het geloof Gods gave is. Tegelijk erkennen ze dat slechts indien wij metterdaad geloven, de deur wordt geopend (DL verwerping 2.4).

GPPB.: Het is bekend -en er is op deze website al meer over geschreven- dat dr. A. Comrie dwaalde ten aanzien van de verhouding wedergeboorte/rechtvaardigmaking, met zijn filosofische embryoleer, een dwaalleer die door de Afscheiding als leerstuk is verheven, met name door ds. A. Moerkerken. Comrie maakt onderscheid tussen het geloof (habitus) en het daadwerkelijk geloven (actus), ofwel de hebbelijkheid des geloofs en de oefening des geloofs, omdat hij de genade veilig wilde stellen tegenover de remonstranten in zijn dagen. Het doel -om de genade veilig te stellen- was goed, maar om dat doel te bereiken, nam Comrie de toevlucht tot de filosofie (embryoleer), maar daarmee verviel hij zelf in een fundamentele dwaling. Zonder daadwerkelijk geloof in Christus kan er van een waar geloof geen sprake zijn. "Abraham geloofde(!) God en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid", Rom. 4:3.
We doen echter niet mee aan de discussie, die Van den Brink met zijn evenknieen voert, maar we wensen slechts de Schrift te laten spreken over de leer waarmee de Kerk staat of valt. Menselijke discussies zijn hierin totaal niet van belang en bewijzen niets. De leer van Christus, zoals het Woord ons leert, veegt alle menselijke discussie van tafel. Het Woord spreekt; God spreekt en Zijn kinderen horen (geloven).
Hoewel Comrie inderdaad on-schriftuurlijk het geloof isoleert van het daadwerkelijke geloven in het kader van de rechtvaardiging, spreekt Van den Brink slechts biblicistisch en theoretisch over de rechtvaardiging des geloofs en dat is een trend in onze dagen. Ik zou VDB willen vragen: Hoe zijt gij zelf gerechtvaardigd, hoe is dat gegaan? VDB spreekt t.a.v. de rechtvaardiging en het geloof als over een deur en een sleutel, maar ook dat is een filosofische benadering van het leerstuk van de rechtvaardigmaking des geloofs en dus verwerpelijk. Ook de DL 2.4. spreken niet over het openen van een deur, zoals VDB wel suggereert, maar zij verwerpen juist de dwaling van degenen die leren dat het geloof zelf rechtvaardigt, aangezien het geloof slechts een instrument is en niet de oorzaak van de rechtvaardigmaking, want de oorzaak van de rechtvaardigmaking ligt niet in het geloof, maar in de dood en in de opstanding van Christus (Rom. 4:25).

GAvdB: Kortom: wie de sleutel heeft ontvangen, moet de sleutel ook, door Gods Geest, gaan gebruiken. Theologisch verwoord: het daadwerkelijk geloven, de geloofsdaad, is het instrument van de rechtvaardiging. De rechtvaardiging is dóór het geloven (Gal. 2:16).

GPPB.: Remonstranter kan het niet, zoals VDB zich uitspreekt, want volgens VDB moet de mens de geloofssleutel hanteren om gerechtvaardigd te worden. Hiermee ondergraaft VDB de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, en leert de dwaalleer van de rechtvaardiging van de hanterende mens die zelf de sleutel in het slot steekt en de deur opent. Het is puur filosofisch en arminiaans geredeneer wat VDB theoretiseert. Bovendien vervalt VDB in dezelfde dwaling als Comrie door zijn denkbeeldige geloofssleutel (habitus), te gebruiken om te geloven (actus). Om het spreekwoordelijk te zeggen: VDB zich vergaapt zich aan de klok, maar het blijkt dat hij niet weet waar de klepel hangt.

GAvdB: Nu naar Comrie. Comrie zegt: als ik de sleutel maar heb ontvangen, gaat de deur al open. In theologische begrippen: de hebbelijkheid van het geloof is het instrument van de rechtvaardiging. De geloofsdaad is slechts nodig om te gaan ontdekken dat ik reeds gerechtvaardigd ben. Zodoende ontkent hij de noodzaak van de geloofsdaad voor de rechtvaardiging zelf. De rechtvaardiging is vóór het geloven. Comrie gaat bovendien zo ver dat hij degenen die wel het gebruiken van de sleutel noodzakelijk achten, als remonstrants bestempelt.

GPPB.: Hoewel Comrie dwaalde t.a.v. geloof-geloven, heeft Comrie wel volkomen bijbels gelijk als hij leert dat de rechtvaardigende daad Gods aan het geloof in orde voorafgaat, want het is God Die de goddeloze rechtvaardigt en het is God Die de gerechtigheid van Christus de goddeloze toerekent (Rom. 4:6) en hem het geloof schenkt om de toegerekende gerechtigheid van Christus aan te nemen. Dat is niet gelegen aan de keuze van de mens, maar gaat geheel van de rechtvaardigende God uit, want een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij (Joh. 3:27).
De schenking (toerekening) van de gerechtigheid van Christus gaat altijd -in orde- aan de aanneming des geloofs vooraf. Wie dit ontkent, heeft van de leer der rechtvaardiging nog weinig verstaan. Volgens VDB -en velen met hem-, rechtvaardigt God de gelovige, hetgeen haaks staat op de leer waarmee de Kerk staat of valt. God spreekt niet de gelovige, maar de goddeloze zalig. De goddeloze wordt niet rechtvaardig gemaakt, maar rechtvaardig verklaard op grond van de toegerekende gerechtigheid van Christus en die rechtvaardigende daad Gods is de oorzaak van de gave van het daadwerkelijke geloven, ofwel de aanneming des geloofs.
Abraham geloofde God, maar hij was reeds door God rechtvaardig verklaard: "Ik ben uw Schild, uw Loon zeer groot!" Gen. 15:1 - 15:6). De oorzaak van Abrahams rechtvaardigmaking ligt niet in zijn geloof, niet in de genade des geloofs, niet in de daad des geloofs, maar in het Voorwerp des geloofs en der gerechtigheid van Christus. De borggerechtigheid van Christus bestaat uit Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid aan de wet, die Hij door de gehoorzaamheid des geloofs verworven heeft. Daarom staat er in Galaten 2:16, dat wij uit het geloof (gerechtigheid) van Christus gerechtvaardigd worden en zo spreekt de Schrift, nl. dat wij uit het geloof gerechtvaardigd worden, dat is niet vanwege de waardigheid van óns geloof, nee, maar omwille van de gerechtigheid van het Voorwerp des geloofs. Dat feit laat VDB geheel buiten beschouwing.

GAvdB: Kortom: de rechtvaardiging is Gods werk alleen. Maar evenzeer rechtvaardigt God alleen degenen die daadwerkelijk in Christus geloven. God werkt het willen geloven en óók het daadwerkelijk geloven (Fill. 2:12-13; DL III/IV, 14), juist omdat het geloven het instrument is van de rechtvaardiging.

GPPB.: VDB leert het geloof als een hefboom, om de rechtvaardiging tot stand te brengen, maar dan is niet God, maar de mens de bewerker van zijn rechtvaardigmaking, in een soort cooperatieverband met God. VDB leert openlijk de rechtvaardiging van de gelovige en daarmee loochent hij de leer waarmee de Kerk staat of valt, namelijk de leer dat God de goddeloze rechtvaardigt en hem de gerechtigheid van Christus toerekent, niet op grond van zijn geloof, maar op grond van de geloofsgehoorzaamheid van Christus, Wiens gerechtigheid God de goddeloze toerekent, waarop de aanneming des geloofs volgt, niet in tijd, maar wel in orde. Daaruit volgt dat God de geschonken gerechtigheid van Christus zet op rekening van het geloof, in de orde van schenking aanneming. De gelovige mens komt hierbij niet in aanmerking, hem wordt de gerechtigheid van Christus in het hart gedrukt en hij kan niet anders dan die geschonken gerechtigheid aannemen, omdat God hem onwederstandelijk zalig spreekt (Joh. 5:25) en de rechtvaardigende God kan alleen geloofd en niet tegengesproken worden.

GAvdB: De scribenten onderstrepen het genadekarakter van de rechtvaardiging. Ze lijken echter geen oog te hebben voor de pastorale kant. Als ons daadwerkelijk geloven geen functie heeft in de rechtvaardiging, wordt ook de oproep tot geloven betekenisloos, en is zekerheid over de rechtvaardiging bijna onbereikbaar.

GPPB.: Opnieuw leert VDB het daadwerkelijke geloven als een hefboom om met de oproep tot geloven aan het werk te slaan, de sleutel in het slot te steken en de deur te openen. Zelfs Arminus zou van deze doe-het-zelf-uitvinding van VDB blozen. De apostel Paulus zegt t.a.v. deze filosofische VDB-droomwereld in Kol. 2:8: "Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus."
Het bevel van bekering en geloof maakt de mens dubbel verdoemelijk, omdat hij geen recht heeft om onbekeerd te zijn en tegelijk volstrekt onwillig en onmachtig is om te geloven. De wet is de eerste schuldeiser en de wet eist geen geloof, maar volmaakte werken. Voor de wet hoef je geen deur te openen, want de wet komt ongevraagd op bezoek (Rom. 7:9) en dan wordt de schuld niet vereffend, maar de schuld der zonde vermeerderd. Wat moet je dan met je geloof, als de wet er geen genoegen mee neemt? Dan zal eerst een Ander Zich moeten openbaren, die in onze plaats onze schuld zal willen voldoen, opdat wij uit het geloof van die Ander gerechtvaardigd worden voor God.
Laat al die papieren VDB-geloofssleutels maar thuis liggen, Christus is gekomen door de gesloten deur van mijn verloren bestaan, in de openbaring van Zichzelf tot vergeving der zonden (Gal. 1:15-16) en toen was het niet meer mogelijk om niet in Hem te geloven!

GAvdB: Ter afsluiting de opvatting van Trigland (ThRef, noot 83): „De menselijke daad van geloven is geen verdienende oorzaak, maar wel de instrumentele oorzaak van de rechtvaardiging. Wie dat niet begrijpt, kent zelfs de grondbeginselen van het christelijke geloof nog niet."

GPPB.: Hiermee tekent VDB zijn eigen portret, namelijk als één die zelfs de grondbeginselen van het Christelijke geloof niet kent, maar er slechts over theoretiseert. Zoals gezegd, de daad des geloofs is geen verdienende oorzaak van de rechtvaardiging, maar de daad des geloofs is eveneens geen instrumentele oorzaak van de rechtvaardigmaking, zoals VDB Trigland na-papegaait, want als dat zo zou zijn, gaat de aanneming des geloofs aan de schenking van de gerechtigheid van Christus vooraf, hetgeen arminiaanse dwaasheid is. Het is juist andersom, God spreekt in Christus de goddeloze zalig daarom gelooft de zondaar in Christus, zoals Gods Woord ons o.a. leert in Johannes 5:25: "De doden zullen horen de stem van de Zoon van God en die ze gehoord hebben, zullen leven." De Goddelijke vrijspraak geldt alleen de doden en de goddelozen, waarvoor Christus te Zijner tijd gestorven is en dat is de oorzaak dat zij daadwerkelijk in Christus geloven, omdat de gave de geloofs alleen diegenen gegeven wordt die de gerechtigheid van Christus toegerekend worden. Dat leert Gods Woord, en de bevindingen der heiligen bevestigen dat feit namelijk: "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn", Joh. 8:36.
Als de vrijmaking in en door Christus gemist wordt, kan men geloven wat men wil, maar dan zal men als de dwaze maagden de deur gesloten vinden, omdat belijders met een dwaze-maagden-geloof zelf een denkbeeldige deur openen en niet door de enge poort, dus niet door de Deur der schapen zijn ingegaan. De sleutel van de enge poort ligt niet in handen van de (gelovige) zondaar, zoals VDB wel valselijk leert, maar in handen van de Poortwachter, die alleen lijken (Gal. 2:19a) toelaat tot de enge poort, opdat zij als een dode levendgemaakt en als een goddeloze gerechtvaardigd worden in de Poort. Amen!


http://www.derokendevlaswiek.nl