|
RD-Commentaar: IND kan bekeringen niet beoordelen 26-04-2012 11:35 | Hoofdredactioneel commentaar Ambtsdragers die in pastorale gesprekken vraagtekens zetten bij het bekeringsverhaal van een gemeentelid maken zich doorgaan niet populair. Waar halen die mannen de moed en de hoogmoed vandaan om zich een oordeel aan te matigen over het hart van medegelovigen?
Deze verontwaardiging is niet helemaal misplaatst. Er zijn broeders die zich op huisbezoeken opstellen als geestelijke keurmeesters; die met de meetlat de stand van het innerlijk leven opnemen. Alsof zij de wijsheid in pacht hebben.
Tegelijk moet worden gezegd dat ambtsdragers is opgedragen de gemeente geestelijke leiding te geven. Dat is niet alleen wijzen op beloften, bemoedigen en troosten. Soms betekent dat ook waarschuwen en terechtwijzen. Met andere woorden: als ambtsdragers dingen horen of zien die niet stroken met Bijbelse regels, zijn ze verplicht daarop te wijzen.
Dit alles neemt niet weg dat er wel een risico bestaat. De herderlijke staf waarmee ambtsdragers de gemeente leiden, kan snel en haast ongemerkt overgaan in een meetlat. Dat gebeurt wanneer zij een expliciet oordeel uitspreken over de geestelijke staat van een gemeentelid. Dan betreden zij een pad dat eindigt in een moeras van twist en twijfel. Twist over de vraag wie het juiste zicht heeft; twijfel bij gemeenteleden wat nu de waarheid is.
Niet voor niets zegt de Bijbel dat een mens slechts aanziet wat voor ogen is, maar dat God het hart, het innerlijk beoordeelt. Mensen kunnen zich zo gemakkelijk vergissen. Daarom is dat oordeel bij hen niet in goede handen.
Klik op de Klik hier link ter inzage volledige RD-commentaar
---------------------------------------------
COMMENTAAR De hoofdredacteur van het Deformatorisch Dagblad maakt voor de zoveelste keer Gods Woord en de heilsleer bespottelijk. Als de van God geroepen ambtsdragers allerhande bekeringsverhalen niet op waarheid mogen toetsen aan de Schrift, en als zij valse bekeringsverhalen niet mogen verwerpen, dan is zo'n drogreden -a la meneer de hoofdredacteur- duidelijk van de duivel afkomstig. De geesten beproeven of zij uit God zijn, waartoe Gods getuigen geroepen zijn (1 Joh. 4:1), noemt meneer de hoofdredacteur op een subtiele wijze "hoogmoed", maar de verstandsverbijsterende hoogmoed waarvan meneer de hoofdredacteur zelf zwanger is, noemt hij op dezelfde subtiele wijze "ootmoed".
Diaboliseren is kenmerkend geworden voor de voormannen van de SGP en het RD. Met zijn commentaar wil meneer de hoofdredacteur zijn eigen schijnheiligheid verbloemen, maar dat helpt niet, want hij heeft zich al talloze keren geopenbaard als een vijand van Christus. (Voer via de zoekoptie op deze website de letters RD in).
Dat alleen God de Hartekenner is en de Nierenproever, wil absoluut niet zeggen dat Gods getuigen niet mogen oordelen over de staat van vrome huichelaars, als die zich als vijanden van Christus openbaren. Meneer de hoofdredacteur heeft zich wat dat betreft als een Schriftvervalser geopenbaard en die dat doen met opgeheven hand, zullen het oordeel dragen, wie zij ook zijn (Gal. 5:10).
Gods ware getuigen zijn juist geroepen om het snode van het kostelijke te onderscheiden: "Daarom zegt de HEERE alzo: Zo gij zult wederkeren, zo zal Ik u doen wederkeren; gij zult voor Mijn aangezicht staan; en zo gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn mond zijn; laat hen tot u wederkeren, maar gij zult tot hen niet wederkeren", Jer. 15:19. De roeping van Jeremia is de roeping van al Gods ware getuigen. Meneer de hoofdredacteur is een spotboef van de eerste orde, aangezien hij dan ook Jeremia kwalificeert als "een keurmeester die de meetlat hanteert en als een ambtsdrager die maar aanziet wat voor ogen is." Meneer de hoofdredacteur spreekt als een gereformatoriseerde atheist.
Gods ware getuigen oordelen niet over harten, maar het vat geeft uit wat erin zit en in dat kader zegt Christus: "Maar wacht u van de valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven. Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen? Alzo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen. Een ieder boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen", Matth. 7:15-20.
Hoe zouden Gods getuigen zich voor valse leraars kunnen wachten als zij niet mogen oordelen? En hoe zouden grijpende refo-wolven aan hun vruchten gekend kunnen worden, als er op grond van Gods Woord niet geoordeeld mag worden? Als Gods getuigen niet mogen oordelen, hoe zouden zij dan de tucht kunnen toepassen op "goed-gelovige" avondmaalgangers, die de leer waarmee de Kerk staat of valt vervalsen in leer en leven?
Aan de vruchten wordt de boom gekend! M.a.w., aan de vruchten wordt het hart gekend. Dat feit wordt door meneer de hoofdredacteur valselijk ontkend, puur, omdat zijn eigen vruchten naamchristelijk-verrot zijn. Dat Gods getuigen niet lukraak mogen oordelen, zal waar zijn, maar meneer de hoofdredacteur sluit het bijbels oordelen helemaal uit, en dat is goed te begrijpen, want dan blijft zijn eigen naamchristelijke valsheid buiten schot. Zulke valsaards hebben we echter neer te sabelen met het zwaard des Woords, naar het bevel van Christus: "Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw lijdzaamheid, en dat gij de kwaden niet kunt dragen; en dat gij beproefd hebt degenen, die uitgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden", Openb. 2:2. De Farizeen leerden contra de leer van Christus, en voor dezulken geldt: "Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet", 2 Joh. 1:9a. Dat geldt ook ten volle voor meneer de hoofdredacteur, die de leer van Christus bespottelijk maakt, net zoals de SGP dat doet.
Gods getuigen zijn wel degelijk geroepen om bijbels rechtvaardig te oordelen: "Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt", Gal. 1:8-9. Hoe zou dat kunnen als Gods getuigen niet mochten oordelen tussen waar of vals, zijn of schijn?
Valse leraars -wolven in schaapsklederen- spreken zoals meneer de hoofdredacteur spreekt, want zijn sibbolet-spraak maakt het openbaar (Richt. 12:6), maar Gods Woord gebiedt als dezulken zich niet bekeren, dat zij door de tucht moeten worden afgesneden (Tit. 3:10-11 - 1 Tim. 1:20). Paulus hanteerde de tucht en heeft de lasteraars Hymeneus en Alexander aan de satan overgeven. Hoe zou de tucht en de afsnijding met de Christelijke ban kunnen functioneren als Gods geroepen getuigen niet mochten oordelen?
Meneer de hoofdredacteur beroept zich wel vromelijk op het feit dat ambtsdragers geen hartekenners zijn, maar hij gaat volledig voorbij aan de handhaving van de tucht en de afsnijding t.a.v. afvalligen die zich als dusdanig openbaren en handhaven. Belijders en leraars die de heilsleer vervalsen moeten onverwijld onder de tucht, en als zodanig heeft meneer de hoofdredacteur zich geopenbaard, als een brute leervervalser (voer RD in de zoekoptie van deze website), die zichzelf de strop van het oordeel Gods om de hals doet. Het is dus geen vreemd verhaal dat meneer de hoofdredacteur ons op de mouw wil spelden, maar het is wel voluit een hypocriet leugenverhaal dat volledig in strijd is met de waarheid van het Evangelie.
Gods Woord leert duidelijk dat Gods geroepen getuigen de hypocrieten moeten ontmaskeren en beoordelen op hun verdoemelijk onbekeerde staat, want anders zou Christus de Zijnen nooit het volgende gezegd hebben: "Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden der blinden. Indien nu de blinde den blinde leidt, zo zullen zij beiden in den gracht vallen", Matth. 15:14.
Hoe zouden we dezulken moeten laten varen, als we niet op grond van de Schrift mogen oordelen dat zij onbekeerde en blinde refo-leidslieden zijn? Ook Petrus oordeelde over de onbekeerde staat van Simon de tovenaar, omdat die man zich als een samenknoopsel van ongerechtigheid openbaarde (Hand. 8:20-23). De stelling dat we van alle uitwendige belijders het goede moeten denken, gaat dwars tegen Gods Woord in (Rom. 3:19 - Gal. 2:4-6 - 1 Joh. 4:1, enz.).
Meneer de hoofdredacteur spreekt als een vleier, als een engel des lichts, maar hij kan met zijn gereformatoriseerde drogredenen de toets van Gods Woord niet doorstaan. Op al de wanden van de SGP- en RD-bolwerken staat als door een onzichtbare hand geschreven: "Mene, mene tekel upharsin", Dan. 5:25.
Bovendien oordeelt het IDN niet over het hart, maar over het Christen-zijn in objectieve zin.
GPPB.
|
|