KETTERIJEN VAN DS. G.H. KERSTEN II
KETTERIJEN VAN DS. G.H. KERSTEN (2)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Inzender:

Ik reageer op uw bericht "ketterijen van ds. G.H. Kersten."
In het Digibron-bestand van het Ref-dag-blad vond ik een opmerkelijk artikel over de zuivere leer van ds. G.H. Kersten, waarin ds. F. Mallan en ds. M. Golverdingen de leer en de prediking van ds. G.H. Kersten waardig verdedigen. Daaruit blijkt dat ds. Kersten voluit gereformeerd is te noemen. Volgens ds. Mallan sneed dominee Kersten alles af buiten Christus en daarin heeft hij volkomen gelijk. Het gestaltelijke leven is wel aangenaam, maar geen grond voor de zaligheid. Geen rust buiten Christus, daarmee is de prediking van ds. Kersten gekenmerkt. De Bruid van Christus kan op de toeleidende weg tot Christus geen rust vinden voor haar ziel. Daar kunt u het toch onmogelijk mee oneens zijn?

Hier hebt u enige pasages uit het artikel uit digibron:

Publicatiedatum: 5 september 1998

Het leiden van de bruid tot Christus

Ds. Mallan en ds. Golverdingen belichten betekenis van ds. Kersten

Ds. G. H. Kersten was heel beducht voor het opbouwen van begerige zielen in hun gestalten. Daarom sneed hij alle gronden buiten Christus af, opdat Hij alleen zou overblijven. Met deze zinnen typeren ds. F. Mallan en ds. M. Golverdingen de prediking van de Rotterdamse predikant, die op 6 september 1948 overleed.

"Ds. G. H. Kersten gaf de Gereformeerde Gemeenten een eigen theologische gestalte. Vooral met betrekking tot de verbondsleer koos hij positie in een tijd waarin er voor velen geen duidelijkheid was. Maar bovenal zocht hij in de prediking de bruid tot Christus te brengen. Daarom sneed hij alle gronden buiten Christus af, opdat Hij alleen zou overblijven".

door J. M. D. de Heer


Link:
http://www.digibron.nl/search/share.jsp?uid=00000000012ddfd6b51e5ee3045591d4&sourceid=1011

groet,
GvH.


-----------------------------------

Geachte inzender Van H.,

Uw soort inzending is kenmerkend voor leden uit de Afscheiding en komen voort uit de misgeboorteleer van de afgescheiden kerken die ook zijn afgescheiden van de Schriftuurlijke leer van de Kerk der Refomatie. Over de dwalingen van ds. Kersten is al zoveel geschreven op deze website, dat u uw inzending achterwege had kunnen laten. De zaak waar het om gaat is zeker van belang, maar de waarheid ervan had u via de zoekoptie van deze website zelf uitgebreid kunnen onderzoeken. Het DRV-artikel waarop u reageert valt ook geen onduidelijkheid te verwijten.
Er valt wel een toenemende luiheid te constateren in de vraagstelling van vele inzenders, waaronder ook u. Ik ben niet geroepen om de nieuwsgierigheid van godsdienstige mensen te bevredigen in het beantwoorden van hun rationeel/godsdienstig gestelde dwaalvragen. Wat dat betreft zijn er zeer weinig verloren zielen in onze dagen die hun zielevragen stellen vanuit de nood der ziel. We hebben geen gebrek aan kersten-aanbidders, maar wel een gebrek aan aanbidders Gods in Christus.

Wat de leer van ds. G.H. Kersten betreft: al dat opgehemel van de (dwaal)leer van Kersten is een bewijs dat men graag roert in de pot van wilde kolokwinten, zoals ds. A. Moerkerken onlangs en bij regelmaat pleegt te doen over de misgeboorteleer van dr. Comrie. Men heeft blijkbaar niets anders te doen dan de GG-pot van wilde kolokwinten op het wildvuur de Afscheiding te koken als zijnde "zuiver op de Schrift gegrond" en deze "voluit gereformeerde" wilde kolokwinten te verzegelen als "de leeruitspraken van de GG."
Echt een zielig/ziekelijke en ongeestelijke bezigheid! Als de blinde de blinden leidt, zullen zij dan niet beiden in de gracht vallen? De Afscheiding is zo'n gracht, waarin er velen evenwel zodanig spartelen alsof zij in het water van Bethesda lagen. Wat u bezielt en wat zovelen in uw kringen bezielen, is geen bezieling des Heiligen Geestes, maar een bezieling van een kracht der dwaling!

Ook dr. P. De Vries (HHK) ziet door de bomen het bos niet meer en schreef onlangs in het RD dat hij de leeruitspraken van de GG ‘aanvaardbaar' vindt, terwijl de GG-leer fundamenteel verwerpelijk is en met de leer van Christus volledig in strijd is. U kunt zich daarvan overtuigen door onderstaande stukken omtrent de dwaalleer van ds. Kersten, die al jaren op de website gepubliceerd staan, aandachtig door te lezen, maar aangezien u een aanhanger bent van ds. Kersten en zijn dwaalleer, zal Christus en Zijn leer u weinig interesseren. Maar dan bent u bij deze gewaarschuwd, nl. dat, wie niet blijft in de leer van Christus, God niet heeft (2 Joh. 1:9).

Bovendien is die malliaanse en golverdingiaanse ophemeling van de dwaalleer van Kersten niet alleen afschuwelijke afgoderij, maar het is ook plagiaat, want Kersten was slechts een blauwdruk van de filosofische dr. Comrie. Juist omdat Kersten dwaalde in de leer waarmee de Kerk staat of valt -de leer en de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze- is Kersten geen licht te noemen, maar een on-theologisch dwaallicht. Ik weet dan ook geen kerkleider op te noemen die de Kerke Gods zoveel afbreuk heeft gedaan als ds. G.H. Kersten. Hetzelfde heeft ds. G. Withefield gezegd over de arminiaanse kerkleider, John Wesley. Ds. Kersten mag dan geen arminiaan geweest zijn, maar zijn comriaanse dwalingen brengen het er niet beter af als de arminiaanse ketterijen van Wesley. Of het nu rechts mis is, of links mis, in beide gevallen is het bezijden de Waarheid en daarin evenaarde Kersten Wesley. Zelfs evenaarde Kersten Abraham Kuyper (die hij bestreed), want Kuyper leerde de veronderstelde wedergeboorte, terwijl Kersten de veronderstelde rechtvaardigmaking in het kader van een valse wedergeboorte leerde.

Als ds. Mallan in het artikel beweert dat Kersten alles afsneed buiten Christus, dan is dat louter leugenachtige propaganda, want ds. Kersten leerde letterlijk een wedergeboorte waarin de ziel Christus nog niet kent. Als dat "gereformeerd" moet heten, dan zal de hel branden op "gereformeerd leerpapier", dat de toets van het Woord niet kan doorstaan.
U kent het "gestaltelijke leven" zonder de kennis van Christus aan de wedergeboorte toe, maar "gestaltelijk leven" buiten de kennis van Christus is een leven in de dood van een godsdienstig onbekeerd mens. Ook als u wijlen ds. Mallan aanhaalt "dat de bruid tot Christus geleid moet worden", is een uitspraak die tot de leeruitspraken van het Vaticaan behoren, want de Bruid IS tot Christus geleid en een bruid die nog tot Christus geleid moet worden, is de Bruid van Christus niet, maar behoort tot de dwaze maagden. Dit soort van dwaze maagden krijgen bij Kersten het stempel wedergeboren te zijn, en die misgeboorte is juist kenmerkend voor de dwaalleer van Kersten en voor zijn kerkelijke nageboorte.

Over het begin van de wedergeboorte leert ds. Kersten de volgende ketterij:
"Die wedergeborene, die Christus ingelijfde, kent zich zoo gansch ellendig; het zielsproces hier doorleefd is zoo anders dan wat de historieel geloovige beredeneert. De levendgemaakte klaagt over zijn zonden; weent over zijn ongeluk; gelooft, hoopt en vreest; ziet zich zonder God en Christus in de wereld en vreest niet anders dan een eeuwig verloren gaan. Hij roept om genade en werkt tegelijk om zalig te worden buiten Christus om. Hij geraakt van de zaligheid steeds verder af, naarmate hij zijn ellende klaarder ziet; en hij weet niet van de Zaligmaker, al geniet hij Diens weldaden." Uit: "De Heidelbergse Catechismus in 52 predikaties" pag. 326. Ds. G.H. Kersten.

Dus Kersten leerde, CONTRA de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, de valse leer van de veronderstelde rechtvaardiging van de (vals)wedergeborenen!

Ook uit onderstaande stukken blijkt overduidelijk dat ds. Kersten dwaling op dwaling geleerd heeft, omdat hij het begin van het geestelijke leven onzuiver stelde en contra de Schrift, de rechtvaardigmaking van de wedergeborene leerde. Wie in de leer waarmee de Kerk staat of valt dwaalt, dwaalt in alles en dat geldt met name voor ds. G.H. Kersten.

u groetend,

GPPB.

PS. Uw dwaallink is doorgelinkt via de Klik hier link.

Zie ook de volgende blokken, die slechts een greep vormen van de reeds dozijnen DRV-artikelen die hierover geschreven zijn.

KERSTENS 'KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP' VORMEN EEN ELLENLANGE DWALING        
Plaats in winkelmandjeMandje
Deze webpage is een vervolg op: "KERST(EN OF VER)BOOM?" zie: 'PERSBERICHTEN'.

Het boekje dat we hier in het kort wensen te bespreken is getiteld: "KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP" en is geschreven door ds. G.H. Kersten. Hoewel ds. Kersten ware dingen schrijft, doet zijn onbijbelse visie over de rechtvaardigmaking en de heiligmaking zodanig afbreuk aan de waarheid van Gods Woord, dat zijn boekje als verwerpelijk moet worden beschouwd. Immers, met het leerstuk van de rechtvaardigmaking staat of valt de kerk. En de kerk is in brokstukken uiteengevallen, omdat men de Waarheid niet in liefde wil aannemen tot op de huidige dag. Het gevolg daarvan is een kracht der dwaling, wat ook in het boekje van Kersten duidelijk openbaar komt.

Aangezien ds. Heemskerk zich middels een ingezonden stuk in het RD heel positief uitlaat over de verklaring van ds. Kerstens boekje over het 'Kort Begrip' (zie: KERST(EN OF VER)BOOM?), en 'de lessen' van Kersten 'heel evenwichtig' noemt, bewijst dat de HHK-synodevoorzitter ook met een kracht der dwaling bezet is. Nadat we het stuk van Heemskerk en de Kerstens verklaring over 'Kort Begrip' gelezen hadden, rezen de volgende vragen bij ons op: 'Zijn dit onze 'leraars Israëls' en weten zij deze dingen niet?' (Joh. 3:10). 'Welke predikanten zijn er eigenlijk nog theologisch betrouwbaar in onze dagen?'

'Korte lessen over Kort Begrip'
Pag. 30. Het gaat al snel fout in Kerstens boekje, want op pag. 30 beweert hij dat sommige neo-kohlbruggianen leren dat de mens in het beeld Gods geschapen is, maar dat heeft dr. Kohlbrugge zelf ook geleerd op grond van de Schrift.
Kersten: "Dit beeld was maar niet iets bijkomstigs. De mens is dan ook niet in dat beeld geschapen, geklijk sommige neo-kohlbruggianen leren, maar naar het beeld Gods." (pag. 30).
Kersten dwaalt zeer, want als de mens alleen maar naar het beeld Gods geschapen is, is de mens geen beelddrager Gods, maar een blauwdruk, een copy, een namaaksel. Nee, de mens is in het beeld Gods geschapen en is juist daarom een beelddrager Gods. De King James Vertaling sluit het nauwste aan bij de Hebreeuwse grondtekst, want in de KJV staat in Genesis 1:26: "And God said, let us make man IN our image, after our likeness..." En in vers 27 staat: "So God created man IN His own image, IN the image of God created He him; male and female created He them."
In de Staten Vertaling is Genesis 1:26 vrijer vertaald: "En God zeide: Laat ons mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis..." En in vers 27 staat: "En God schiep den mens naar Zijn beeld, naar het beeld Gods schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen."
De Kanttekenaren verwijzen bij het woordje 'naar' -in vers 26- echter terecht naar de Hebreeuwse grondtaal, waar oorspronkelijk staat geschreven: 'in ons beeld'.
Kohlbrugge heeft de Schrift dus aan zijn kant als hij leert dat de mens IN het beeld Gods geschapen is. Kersten zit er dus vierkant naast en leert een niet geringe dwaling. De mens is niet louter naar het beeld Gods geschapen, maar IN het beeld Gods, namelijk in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. De mens voor de val was niet een namaaksel van het beeld Gods dat van het echte niet te onderscheiden was, maar is in het beeld Gods geschapen om in de gemeenschap Gods te leven tot Zijn eer en heerlijkheid. God schiep de mens in Zijn beeld en zag Zijn eigen beeld in de mens. Geschapen 'in het beeld Gods' gaat dus het geschapen zijn 'naar het beeld Gods' verre te boven. Dat beeld Gods hebben we echter verloren door de zondeval, maar God eist dat beeld van een ieder van ons terug, op straffe des drievoudigen doods. God zorgt echter voor Zijn eigen eer. "Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen", Rom. 8:29.

Pag. 56. Afdeling 4 van het 'Kort Begrip' handelt over het wezen des geloofs. Als antwoord op de vraag: "Wat is een oprecht geloof", schrijft de opsteller van het 'Kort Begrip', Herman Faukelius, het volgende: "Het is een zekere kennis van God en Zijn beloften, ons in het Evangelie geopenbaard, en een hartelijk vertrouwen, dat mij al mijn zonden om Christus' wil vergeven zijn."
Deze Schriftuurlijke beschrijving van Faukelius over het wezen des geloofs, wordt door ds. Kersten echter weer afgezwakt en gerelativeerd. Kersten maakt namelijk een comriaanse (onder)scheiding tussen het wezen des geloofs en de oefening des geloofs en beweert dat niet al Gods kinderen van de beloften Gods en de vergeving der zonden verzekerd zijn. Dat leert Rome ook, met dien verstande dat Rome de zekerheid des geloofs zelfs vervloekt heeft op het concilie te Trente. In navolging van Brakel heeft Kersten de zekerheid des geloofs tot het welwezen des geloofs gedegradeerd, terwijl Gods Woord de zekerheid des geloofs tot het wezen des geloofs rekent. (Luk. 1:1-2; Mark. 9:42; Joh. 10:14; Rom. 4:16-25; Rom. 8:38; Hebr. 11; 2. Tim. 1:12; 2 Pet. 1:16; 1 Joh. 3:14; 1 Joh. 5:19-20), enz. enz. Brakel heeft echter pastoraal willen zijn, echter ten koste van de zekerheid des geloofs, dus ten koste van de leer der Schrift. Er is wel trap en mate in de zekerheid des geloofs, maar er is geen waar gelovige zonder enige zekerheid van zijn zaligheid. Ds. Th. van der Groe schrijft dan ook terecht in een van zijn werken: "Een waar gelovige zonder enige verzekerdheid van zijn zaligheid, is bij mij niet anders dan een gedrochtelijk hersenschim, ofwel een gelovige zonder geloof."

Pag. 108 t/m 115. In navolging van dr. Comrie leerde ds. Kersten een vijftal rechtvaardigmakingen, namelijk:
A. Voor het geloof, te weten:
1. Van eeuwigheid.
2. In de opstanding van Christus.
B. Door het geloof, namelijk:
3. In de staatsverwisseling der levendmaking.
4. In de vierschaar der consciëntie
C. (5) Op de wolken des hemels.

Ten aanzien van de rechtvaardigmaking leert de comriaan, ds Kersten, grove dwalingen, want
1. Een rechtvaardigmaking van eeuwigheid bestaat niet en wordt nergens in Gods Woord geleerd.
2. De opstanding van Christus is niet onze rechtvaardigmaking, maar Hij is opgestaan om (ten behoeve van) onze rechtvaardigmaking (Rom. 4:25).
3/4. Met de staatsverwisseling der levendmaking wordt Gods volk gerechtvaardigd door het geloof in de vierschaar der consciëntie. Punt 3 en 4 van Kersten vallen samen en geschieden op hetzelfde moment, zowel aan Gods zijde als in het hart van de zondaar.
5. Op de wolken des hemels wordt Gods volk niet opnieuw gerechtvaardigd, maar voor ieders oog en oor rechtvaardig verklaard, omdat ze gerechtvaardigd zijn!

Op pag. 108 laat Kersten op een linke manier Voetius buikspreken om een zogenaamde rechtvaardiging van eeuwigheid te rechtvaardigen, maar Kersten bewijst dat niet uit Gods Woord. Zijn beroep op Romeinen 4:25 snijdt geen hout, want in Rom. 4:25 staat niet dat Christus' opstanding onze rechtvaardigmaking is, maar dat Hij opgestaan is óm onze rechtvaardigmaking. Dat betekent eenvoudig dat als Christus niet was opgestaan, wij nooit door het geloof gerechtvaardigd konden worden. Ook het beroep van Kersten op 1 Tim. 3:16, waar staat dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest, heeft niets te maken met een rechtvaardigmaking die voor het geloof zou hebben plaatsgevonden. Dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest wil zeggen dat Hij rechtvaardig was krachtens Zijn Goddelijke natuur. (Zie ook Kantt. bij 1 Tim. 3:16). Als God heeft de rechtvaardigmaking op Christus geen enkele toepassing en als Mens had Hij geen rechtvaardigmaking nodig, want ook als Mens was Hij zonder zonde. Borgtochtelijk is Hij tot zonde gemaakt, maar dat wil niet zeggen dat Hij gerechtvaardigd moest worden om de vergeving der zonden te verwerven, want die heeft Hij verworven door Zijn Eigen gerechtigheid.
Vervolgens beroept Kersten zich op 2 Tim. 1:9, waar staat: "Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen." Met de woorden 'voor de tijden der eeuwen' wil Kersten opnieuw een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, ofwel een rechtvaardigmaking vóór het geloof bewijzen, maar zijn bewijs is zo lek als een zeef. De Kanttekenaren zeggen namelijk bij deze tekst in voetnoot 33 het volgende: "Dat is, die God in Zijn raad voorgenomen en besloten heeft ons te geven. Zie dergelijke Joh. 17:24; want deze genade is ons metterdaad niet van eeuwigheid, maar in der tijd gegeven, wanneer wij geroepen worden; maar wordt zo gezegd, omdat deze werkelijke schenking geschiedt, naar dat eeuwig voornemen Gods, hetwelk zo vast is alsof het reeds volbracht ware."
Er is dus geen sprake van een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, alleen van een voornemen Gods. Gods besluit van eeuwigheid bestaat niet uit een heimelijke rechtvaardigmaking, maar uit een voornemen om Zijn uitverkoren volk te rechtvaardigen in de tijd, krachtens Zijn eeuwige uitverkiezing, op grond van Christus' verdienste.
Dat Kerstens redenering over de rechtvaardigmaking zo krom is als het maar kan, komt ook duidelijk tot uitdrukking als hij schrijft dat de rechtvaardigmaking van eeuwigheid in de tijd wordt toegepast (pag. 108). Dit is een dwaze manier van spreken, want de rechtvaardigmaking is een rechtshandeling en die kan nooit toegepast worden, die kan alleen plaatsvinden. In de rechtvaardigmaking door het geloof in de vierschaar der consciëntie wordt dus niet de rechtvaardigmaking, maar Christus en Zijn gerechtigheid toegepast. Kersten vereenzelvigt de rechtvaardigmaking met Christus en Zijn gerechtigheid, maar de vrijspraak is niet hetzelfde als de Persoon Die vrijspreekt en de Grond waarop wordt vrijgesproken, dat kan een kind nog wel verstaan.

Op pagina 110 beweert Kersten dat er trappen zijn in de aanneming van Christus door het geloof. Volgens Kersten komt niet al Gods volk tot de zekerheid van hun rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie. Dit is een voluit roomse stelling, want er is niet één kind van God die niet gelooft dat zijn zonden om de verdienste van Christus' wil vergeven zijn, ondanks de helse bestrijdingen die er zeker zullen zijn. Door de bestrijdingen komen de roeping en de verkiezing juist des te vaster te liggen in het hart van Gods volk. Ten spijt van de gekerstende(!) dwalingen begint het ware genadeleven met de vergeving der zonden, want de levendmaking valt samen met de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, gelijk de Heilige Geest bij monde van Paulus duidelijk leert in Kolossensen 2:13-14: "En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende. Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende."

Op pagina 111 bewijst ds. G.H. Kersten duidelijk dat hij een valse leraar is!
Ten aanzien van de rechtvaardigmaking beweert Kersten namelijk dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar vrijspreekt; dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar rechtvaardigt en een recht schenkt ten eeuwige leven.
Dit is een valse leer en een grove aantasting van de Godheid van Christus. Niet alleen de Vader, maar ook Christus heeft macht de zonden te vergeven. Dat leert Gods Woord duidelijk in Mattheus 9:6: "Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis."
Hoewel elk mens van nature in de schuld staat bij de eerste Persoon van het Goddelijke Wezen, is de Godheid van Christus niet ondergeschikt aan de Godheid van de Vader. Hoe komt Kersten bij deze godslasterlijke ketterij? Gods Woord leert duidelijk dat ook Christus de zonden vergeeft. "Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is", Joh. 5:26-27. God de Vader heeft al het oordeel aan Zijn Zoon gegeven (Joh. 5:22). Niet alleen de Vader, maar ook Christus maakt doden levend en spreekt zondaren vrij van schuld en straf: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:21.
Aangezien ds. G.H. Kersten de zogenaamde 'open-schuld-leer' in de wereld geholpen heeft, is hij ook gekomen tot de ontzettende godslastering dat alleen de Vader en niet Christus de zonden vergeeft. Hetgeen Kersten hier leert, leerden de Joden ook en zeiden: "Wie is Deze, Die godslastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven, dan God alleen?" Luk. 5:21. Het feit dat Christus de zonden vergeeft, werd door de Joden ontkent en als godslastering verworpen. Kersten doet precies hetzelfde! De leer van Kersten is dus niet de leer van Christus en dat heeft voor de Afscheiding verstrekkende gevolgen teweeg gebracht: "Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon", 2 Joh. 1:9. T.a.v. de vergeving der zonden eert ds. Kersten Gods Zoon niet, maar dat heeft verschrikkelijke gevolgen, want: "Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft", Joh. 5:23. De leer van ds. G.H. Kersten omtrent de vergeving der zonden en de Goddelijke Persoon van Christus is dus een valse leer en neigt zelfs naar de islam en het judaïsme.

Op de pagina's 112-113 vermenigvuldigen de dwalingen, want in deze perikoop beweert Kersten wel dat de rechtvaardigmaking volkomen geschiedt, maar dat in dit leven de heiligmaking ten dele geschiedt. Alweer een grove dwaling en in strijd met 1 Korinthe 1:30: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing." De heiligmaking is evenals de rechtvaardigmaking volkomen in Christus, alleen wordt de heiligmaking die Gods kinderen volkomen in Christus hebben in dit leven slechts in beginsel beoefend. Dat is dus heel wat anders dan de roomse stelling die Kersten leert. Gods volk ontvangt geen halve, maar een volkomen heiligmaking, namelijk in Christus. En zonder de heiligmaking van Christus zal niemand de Heere zien.
Ook maakt Kersten een rekenkundige scheiding tussen de rechtvaardigmaking en de heiligmaking en leert dat de rechtvaardigmaking de mens inwendig niet verandert, maar dat de inwendige verandering geschiedt in de heiligmaking. Hiermee creëert Kersten een tweevoudige genade wat resulteert in twee halve (valse) christussen. In de rechtvaardigmaking wordt niet alleen de schuld weggenomen, maar tevens wordt de zondaar in Christus geplant en is daarmee een nieuw schepsel (2 Kor. 5:17). Kersten doet net alsof de zondaar door praktische heiligmaking pas tot vernieuwing komt, maar dat is rooms. Gods volk is vernieuwd door de toegerekende borggerechtigheid en borgheiligheid van Christus. Daar doet praktische heiligmaking niet in mee. In navolging van Da Costa is er volgens Kersten alleen sprake van de borggerechtigheid van Christus, maar van de borgheiligheid van Christus wil hij niet weten en maakt om die reden van de wet een 'aan-de-slag' regel. Gods volk wordt niet geheiligd door praktische heiligmaking. De heiligmaking in Christus staat namelijk in zijn volkomenheid reeds op rekening van Gods gerechtvaardigde volk (1 Kor. 1:30). Gods volk komt niet in de hemel door gedrag en vlijt, maar alleen door het volmaakte en volbrachte gedrag van Christus in de toepassing. Ook Zijn wandel is borgtochtelijk voor de Kerk en Zijn wandel is ook vruchtbaarmakend door de Heilige Geest in het leven der genade.
Ds. Kersten en zijn volgelingen zijn geheel afgeweken van de leer van de Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze en verzand in de leer van de rechtvaardiging van de vrome en in de religie van het halfverloste christendom. "Wel levendgemaakt, maar nog niet gerechtvaardigd. Wel geloof, maar nog een open schuld. Wel wedergeboren, maar nog geen vergeving van zonden." DIT IS EEN GODDELOZE LEER! Deze leer kan nog niet eens in de schaduw staan van het nabijkomende werk des Geestes, waarmee de dwaze maagden waren bezet en toch voor eeuwig verloren gingen. Hoe zullen degenen de helse verdoemenis dan ontvlieden die zich zalig wanen met de zielsbedriegelijke halfbakkenleer van ds. Kersten? De rechtvaardigmaking en de heiligmaking zijn niet twee afzonderlijke en op elkaar volgende genadegaven. Gods uitverkorenen nemen geen twee op elkaar volgende genadestukken in ontvangst, maar de Persoon van Christus. In Hem zijn Gods kinderen volkomen rechtvaardig en volmaakt heilig tegelijk (1 Kor. 1:30), namelijk op het moment dat ze gerechtvaardigd worden. Kersten leert dat in de rechtvaardigmaking de zondaar niet gewassen wordt van de zwartheid zijner zonde (pag. 113), maar dat alleen zijn schuld wordt weggenomen. Gods Woord leert echter dat in de rechtvaardigmaking de afwassing der zonden geschiedt door het bloed van Christus (Kol. 1:14; 1 Joh. 1:17 enz.) en dat God de gerechtvaardigde zondaar in Christus aanziet als een volmaakt blanke Bruid zonder enig gebrek (Hoogl. 4:7). Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn twee kanten van een zaak en nooit te scheiden, nog voor geen tiende seconde. Christus is niet te delen in opeenvolgende heilsfeiten en roomse bevindingen. In Christus is Gods kind een totaal nieuw schepsel, gerechtvaardigd en geheiligd tegelijk (2 Kor. 5:17). Er is wel een dogmatisch onderscheid tussen rechtvaardigmaking en de heiligmaking en het is wel noodzakelijk te leren dat de heiligmaking nooit aan de rechtvaardigmaking vooraf gaat, maar Kersten maakt een rooms onderscheid tussen die beiden en noemt de eerste volmaakt en de tweede ten dele. Absurde dwaling, want de Christus Gods is niet ten dele, maar volkomen en volmaakt en zo de Herder zo Zijn volk! Er bestaat geen halve heiligmaking, noch een heiligmaking die ten dele is, zoals Rome (en ook Kersten) leert. Paulus getuigt namelijk van het tegendeel in 1 Korinthe 6:11: "En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods."

Pag. 144 t/m 151. In deze eindperikoop behandelt Kersten het stuk der dankbaarheid. Opnieuw leert hij een aantal dwalingen en dat kan ook niet anders want wie in het stuk van de rechtvaardigmaking dwaalt, dwaalt in alles. Als Kersten leert dat de Wet de regel des levens is voor de gelovigen, houdt dat onvermijdelijk in dat er twee voorwerpen des geloofs moeten bestaan. In dat geval heeft Christus het voor het toekijken. Bespottelijk! Velen erkennen Christus wel als Middelaar, als Verlosser, maar in het stuk der dankbaarheid zet men Christus werkeloos aan de dijk, want dan is ineens de Wet het voorwerp des geloofs. HET IS EEN LEER UIT DE HEL! Niet de Wet, maar Christus is het Voorwerp des waren geloofs, ook in het stuk der dankbaarheid. Christus is niet alleen onze Verlosser en Pleitbezorger bij de Vader, Hij is ook onze dankende Hogepriester! De Heilige Geest neemt het uit Christus om Gods volk te leiden en te onderwijzen, ook in het stuk der dankbaarheid. Kersten hanteert en leert de Wet voor Gods volk als een 'aan-de-slag regel', maar dat is Rome ten voeten uit. Paulus vermaant Gods volk dat zij zich niet bij de Wet, maar bij de genade Gods moeten blijven (Hand. 13:43). Gods volk is niet tegen de Wet, integendeel, maar ze leven er niet uit, want de Wet is niet uit het geloof. Christus is haar Leven en in Hem leven en bewegen zij (Hand. 17:28).

Goede werken vloeien niet voort uit de wortel des geloofs, zoals Kersten leert (pag. 149), maar uit de Wortel Davids, dus uit Christus door Zijn Geest (Hosea 14:9). Bovendien, goede werken zijn voor ieder kind van God voorbestemd (Ef. 2:10). Gods volk wandelt in het pad van Gods geboden in de voetstappen van Christus door het geloof. Op dit pad was de rijke jongeling zeer ver gevorderd, maar op dit pad bevindt Gods ware volk zichzelf met Paulus geheel vleselijk en verkocht onder de zonden, want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods niet en het kan ook niet. Hoewel de Wet heilig en goed is en door het geloof bevestigd wordt, is de Wet als Wet niet uit het geloof (Gal. 3:12). Gods ware volk is aan de Wet gestorven (Gal. 2:17). Alle roem is daarom uitgesloten. Wie roemt roeme in de Heere! In tegenstelling met Romeinen 7 leert Kersten in deze perikoop dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs. Alweer compleet rooms. Gods Woord leert dat de goede werken Gods kinderen zullen volgen, want zelf zien ze die niet en ook herinneren ze zich die niet (Lees Matth. 25). Hoe kunnen ze dan tot verzekering des geloofs dienen? Volgens Kersten is dat wel zo en hij beroept zich op 2 Pet. 1:10, maar 2 Pet. 1:10 slaat niet op goede werken, maar op de inwendige roeping Gods in Christus, want uit de roeping wordt Gods volk van haar verkiezing verzekerd. Als het over de vruchten des geloofs gaat, zegt Christus dat de boom aan haar vruchten gekend wordt, maar Christus leert nergens dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs, want dat is nog altijd en alleen het werk van de Heilige Geest. Gods volk weet bij tijden geen raad met al die onrijpe druiven en rotte peren. De beste werken zijn immers met zonden bevlekt en geven dus geen enkele verzekering des geloofs. "Uit de vruchten verzekerd worden", slaat niet op goede werken, maar op de (vernieuwde) genade in Christus. De verzekering des geloofs ligt niet verankerd in de gelovige, maar in God, in Christus, in Zijn Woord, in de toepassing van de beloften Gods die in Christus ja en amen zijn. Gods volk is niet volmaakt door goede werken, maar is volmaakt heilig in Christus en wordt door lijden geheiligd en niet door doen, noch door goede werken. Kersten is veel roomser dan hij Rome verwijt. Zowel ten aanzien van de rechtvaardigmaking als ten aanzien van de heiligmaking zitten Kersten en zijn moerkerkiaanse en heemskerkiaanse supporters op de stoel van Mozes en ze weten niet wat ze leren, noch wat ze bevestigen. Rechtvaardigmaking en heiligmaking is bij Kersten een verroomste, dogmatische en pytagorische rekensom, namelijk: rechtvaardigmaking x 1/2 heiligmaking = zaligheid. Op deze manier wordt de heler erger dan de steler. Het is de dwaalleer van het halfverloste christendom. Gods Woord leert het tegenovergestelde, o.a. in Kol. 2:9-10: "Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; en gij zijt in Hem volmaakt." En Paulus getuigt wederom, niet van een halve, maar van een volkomen Zaligmaker in Hebreeën 7:24-25: "Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Amen, lieve Heere Jezus!
Daarvan getuigen Gods geheiligden voor Zijn troon, maar ook reeds hier beneden, zeggende: "Die Gód is onze Zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen?"

GPPB.

VELEN ZWEREN BIJ BEPAALDE OUDVADERS        
Plaats in winkelmandjeMandje
Geachte heer Burggraaf,

In uw stukje over ds. Paauwe (waar ik overigens verder weinig van af weet) beweert u dat een aantal kerkverbanden "zweren" bij bepaalde oudvaders of predikanten. En u vermeldt daarbij dat Gods volk alleen zweert bij de Bijbel (wat ik overigens niet ontken).
Echter, dat de genoemde kerkverbanden zouden zweren bij de genoemde personen, lijkt mij wel erg ver gaan. Of ik zie het verkeerd, maar zou u dat willen uitleggen? Het feit, dat predikanten aangehaald worden, is dat zweren bij? Het feit dat u ds. Huntington en ds. Philpot aanhaald of hun boeken ter aanbeveling voordraagt wil toch ook niet zeggen, dat u erbij zweert? Maar het kan m.i. wel zo zijn, dat er geestelijke banden liggen. En ik ben het met u eens dat het oppervlakkig christendom (die niets bij bevinding weten van het "innige Christendom") met leraars dweept.

vr. gr. NN.


Beste meneer NN,

Hartelijk dank voor uw email.
Het is bekend dat bijv. de Ger. Gem. "zweert" bij Comrie en dat wordt met name door ds. Moerkerken e.a. zelfs niet ontkend. De embryofilosofie van Comrie staat bij de Ger. Gem. en ook bij de Ger. Gem. in Ned. hoog in het vaandel, nog wel met een beroep op de Reformatie. Kijk, dat is aristoteliaans bedrog en men handhaaft deze dwaalleer met opgeheven hand. Men stelt de filosofische theologie van Comrie hoger dan de heilsleer van Gods Woord. Bovendien laat Moerkerken en vele anderen zich niet op grond van Gods Woord gezeggen. Tijdens zijn 25-jarig jubileum als rector van de "theologische" school, proclameert hij met zijn 40 studenten "liefde tot de waarheid te hebben" (Zie: LIEFDE TOT DE WAARHEID?), maar ondertussen houden zij de leugen in stand. Gods Woord leert namelijk wel heel wat anders dan hetgeen Comrie geleerd heeft t.a.v. de wedergeboorte. (Zie: 'EMBRYOFILOSOFIE VAN COMRIE'). Ook zweert de Ger. Gem. bij ds. G.H. Kersten, die een blauwdruk van Comrie is en nota bene de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking uiteengerukt heeft! (zie: 'KERST(EN OF VER)BOOM' + 'KORT BEGRIP' ONT)KERSTEN(D). Zodra men bepaalde oudvaders als een paus gaat verheffen, dan "zweert" men bij een nietig mens en dat is afgoderij. Natuurlijk mogen we bijbelse leringen van oudvaders met instemming (terzijde) citeren, en ook mogen we de oudvaders eren en hoogachten voorzover hun leer en bevinding bijbels is, maar als we de dwalingen van bepaalde oudvaders met de heilsleer vereenzelvigen (zoals de Ger. Gem. met Comrie doet) (en dan is er nog veel meer te noemen) en als we oudvaders hoger gaan achten dan de Schrift, dan doen we aan afgoderij en Schriftkritiek. Dat geldt niet alleen voor het oppervlakkige christendom 'a la arminios' dat niets van bijbelse bevinding moet hebben, maar vooral ook voor het hedendaagse "bevindelijke christendom", want dat moet ook niets van bijbelse bevinding hebben, op een enkele uitzondering na. Heel het huidige christendom is verarminianiseerd en/of gefataliseerd, ook de zogenaamde bevindelijke kringen. Er is ontstellend veel valse bevinding in omloop, veel valse en gemene werkingen des Geestes, wordt voor 'waarzaligmakend' gehouden, juist in de zogenaamde 'bevindelijke' kringen, geen kerkdenominatie uitgezonderd. Velen, zo niet alle predikanten, preken de Wet als een waarschuwende vinger en niet meer als de bediening des doods, uitzonderingen daargelaten. Het Evangelie is een nieuwe wet geworden. Velen zetten de deur zogenaamd wijd open, maar in werkelijkheid klimt men over de muur. Anderen zetten de deur op een kier, omdat ze de vrijheid in Christus HATEN, want de vrijheid in Christus is er alleen voor degenen die door recht verlost zijn. Het geestelijke leven in Christus begint met de vergeving der zonden en dat wordt niet meer geloofd. Vele dominees die de leer van de afsnijding haten en er zelf ook geen kennis aan hebben, 'zweren' bij bepaalde oudvaders, omdat ze bij dezulken een 'derde weg' gevonden hebben buiten het recht om. Velen proberen met talloze uiteengerukte oudvadercitaten zielen buiten het recht om zalig te spreken. O, o, o, de eeuwigheid zal wat openbaren! God heeft Zijn volk, jazeker, maar in de kerken heerst een kracht der dwaling t.a.v. de leer en de bevinding van de leer der Reformatie: de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat is de leer waarmee de kerk staat of valt. Het is een leer die een wedergeboren kind kan verstaan, want het is zo'n kinderlijk eenvoudige leer. Maar het leven in Christus ligt niet voor, maar achter de dood (Gal. 2:19). Velen van Gods volk zijn echter betoverd, omdat zij meeveinzen met de dode rechtzinnigheid en niet meer in de bressen willen staan. Die 'betovering' en die 'bezwering' moeten met Gods Woord met kracht bestreden worden en dat gebeurt niet van de huidige kansels, op een paar zeldzame uitzonderingen na. Neem me niet kwalijk, meneer, voor mijn uitweiding. God gaat echter door, met of zonder de kerken! Zijn Koninkrijk zal uitgebreid worden tot de voleinding der wereld, waar ook ter wereld. Het welbehagen des Vaders zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan! Halleluja!

Gode bevolen en vriendelijke groet,

GPPB.

VERVOLG BRIEFWISSELING - VRAGEN BIJ DS. G.H. KERSTEN        
Plaats in winkelmandjeMandje
Deze webpage is een vervolg op de vorige webpage: "VELEN ZWEREN BIJ..."

Geachte heer Burggraaf,

Hartelijk dank voor uw uitgebreide uitleg op mijn beknopte vraag. (Ik neem uw uitweiding dan ook beslist niet kwalijk). In een heleboel zaken kan ik u volgen en ben ik het met u eens. Ik blijf echter toch met een paar vragen zitten, die ik niet met elkaar kan rijmen. En om dit uit te leggen moet ik eerst iets persoonlijks meedelen. Ik ben zelf opgegroeid onder de prediking van ds. Verhoeks, later zijn we verhuisd naar Barneveld en heb ik nog jaren de prediking van ds. Van Straalen mogen horen. Echter in mijn verkeringstijd ben ik overgegaan tot de Ger. Gem. Zo'n vier jaar geleden kon ik me hierin niet meer thuis voelen, dit mede na veel lezen in oude schrijvers, zoals ds.vd. Groe: "De Toetssteen...", ds. Boston: "De viervoudige staat" e.a. Wat ik daarin las moest ik onder de prediking in de Ger. Gem missen.
Uiteindelijk zijn we als gezin overgegaan naar de Ger. Gem. in Ned. En als u waarschuwt tegen het oppervlakkig christendom, dat buiten het recht om wil zalig worden. En als u waarschuwt voor het feit dat het Evangelie een nieuwe wet is geworden, dan kan ik hier zeker mee instemmen. Maar wat ik nu niet kan plaatsen, dat u dit ook vind van ds. Comrie en van ds. Kersten. (Ik weet wel het gaat ook niet om die ds-en zelf, maar wel om hetgeen zij brachten). Ook zij hebben hier zo tegen gewaarschuwd. En dat vind ik toch nog in de Ger. Gem. in Ned. (alhoewel daar net zoals in andere kerkdenominaties een grote mate van zelfgenoegzaamheid heerst). Ik moest bij het lezen van een van uw boekjes over de doodstaat van de mens denken aan hetgeen ik onder de prediking van ds. Van Straalen zo vaak hoorde (en waar ik me toen weleens aan ergerde): "De mens is zo dood voor de dood als de dood", maar ook de bijbelse uitdrukking: "Sion zal door recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid". Ik heb hier ook nog eens de dogmatiek van ds. Kersten op nageslagen. Hij leert hierin m.i. toch echt duidelijk, de rechtvaardiging van de goddeloze, en niet van de vrome mens. Of moet ik dit anders zien?

Met vriendelijke groet, NN


Beste heer NN,
Ja, het is niet eenvoudig om door de veelheid van oudvaderbomen het bijbelse bos nog te ontwaren. Om de dingen die des Geestes Gods zijn te verstaan, dienen we van de Heere Zelf geleerd te zijn om het snode van het kostelijke te kunnen onderscheiden. Om hierin bijbels licht te hebben, dienen we in de eerste plaats onszelf hebben leren kennen als de allersnoodste van alle zondaren en zaligmakende kennis te hebben ontvangen van 'het kostelijke' in Christus. Echter, ook na ontvangen genade is altijd doorlopend Geesteslicht nodig om het snode van het kostelijke te kunnen onderscheiden, want ook na ontvangen genade blijven we in onszelf enkel duisternis. Zonder Christus kunnen we niets, maar dan ook niets doen.
Wat u onder ds. Van Stralen aan bijbelse uitdrukkingen hebt gehoord en wat u in de dogmatiek van ds. Kersten heb gelezen overeenkomstig de waarheid, is toe te juichen, maar deze predikanten (en ook vele anderen) hebben deze uitdrukkingen in een verkeerd kader geplaatst. Genoemde predikanten hebben de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking door het geloof in de vierschaar van het geweten namelijk vaneen gescheiden. Kersten (ook Van Stralen) leerde namelijk niet dat de rechtvaardigmaking van de goddeloze aan het begin staat van de wedergeboorte, maar (voor de gelukkigen) pas later geleerd wordt, en heeft daarmee de Afscheiding op het verkeerde been naar Rome gezet. Kersten leerde zelfs -in navolging van Comrie- vijfderlei rechtvaardigmaking (zie: 'KORT BEGRIP' ONT)KERSTEN(D), terwijl in Gods Woord 'slechts' sprake is van één rechtvaardigmaking, namelijk de rechtvaardigmaking door het geloof in de vierschaar van het geweten. Ds. Kersten heeft Abraham Kuyper -die een onbewuste wedergeboorte leerde- wel bestreden, maar Kersten verviel zelf in een nog grotere dwaling, namelijk in de dwaling van een onbewuste rechtvaardigmaking door het geloof, die volgens Kersten in de levendmaking zou plaatshebben. Kersten leerde wel geen onbewuste wedergeboorte, maar wel een onbijbelse wedergeboorte, wat bij Kersten geresulteerd heeft in een onbewuste rechtvaardigmaking. Kersten leerde dus een onbewuste rechtvaardigmaking door het geloof in de staatsverwisseling der levendmaking (aan Gods zijde), maar ook een bewuste rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten (zie Kerstens 'Korte lessen over Kort Begrip', pag. 115). Die twee 'rechtvaardigmakingen' heeft Kersten niet alleen onderscheiden, maar ook ver vaneen gescheiden. Het begint u misschien een beetje te duizelen en daarom zal ik u met een citaat bewijzen hoe ds. Kersten een onbijbelse wedergeboorte de wereld in geholpen heeft, met alle schadelijke gevolgen vandien.

Over het begin van de wedergeboorte schrijft Kersten het volgende:
"Die wedergeborene, die Christus ingelijfde, kent zich zoo gansch ellendig; het zielsproces hier doorleefd is zoo anders dan wat de historieel geloovige beredeneert. De levendgemaakte klaagt over zijn zonden; weent over zijn ongeluk; gelooft, hoopt en vreest; ziet zich zonder God en Christus in de wereld en vreest niet anders dan een eeuwig verloren gaan. Hij roept om genade en werkt tegelijk om zalig te worden buiten Christus om. Hij geraakt van de zaligheid steeds verder af, naarmate hij zijn ellende klaarder ziet; en hij weet niet van de Zaligmaker, al geniet hij Diens weldaden." Uit: "De Heidelbergse Catechismus in 52 predikaties" pag. 326. Ds. G.H. Kersten.

Hetgeen Kersten hierboven schrijft, vindt wel plaats in het kader van het stuk der ellende, echter niet ná, maar vóór de wedergeboorte! (Zie o.a.: Joh. 16:8). Ds. G.H. Kersten leert dus (in navolging van dr. Comrie) dat een pas wedergeboren ziel Christus nog niet kent en dat is een goddeloze leer (lees ook: 'EMBRYOFILOSOFIE VAN COMRIE' op deze site). Volgens Kersten wordt Christus pas in een later stadium in het leven der genade in een wedergeboren ziel geopenbaard tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en volkomen verlossing. Dat is rooms! Kersten leert dus wel degelijk de rechtvaardiging van 'de vrome'. Als Kersten het over de rechtvaardiging van de goddeloze heeft, dan bedoelt hij de door hem geleerde "tweede" rechtvaardigmaking, namelijk de bewuste rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten. Gods Woord leert dat de rechtvaardigmaking door het geloof en de rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten één en hetzelfde is (Zie: 'KORT BEGRIP ONT)KERSTEN(D'). De bijbelse rechtvaardigmaking valt samen met de wedergeboorte -ofwel de levendmaking- en geschieden gelijktijdig, zowel aan Gods zijde als in het hart van de zondaar. De vergeving der zonden geschiedt dus in het prilste begin van het geestelijke leven, met medeweten van de gerechtvaardigde zondaar, namelijk door het geloof (Zie o.a.: Rom. 5:1; Kolossensen 2:13-14).
Bovendien schrijft Kersten de vergeving der zonden alleen aan God de Vader toe en ontkent, dat ook Christus de zonden kan vergeven (zie: 'KORT BEGRIP' ONT)KERSTEN(D). Dit is een ontstellende dwaalleer, die zelfs Arminius nooit geleerd heeft. Mijn vurige wens en bede is dat vele ogen zouden mogen geopend worden voor de bijbelse leer van de rechtvaardiging van de goddeloze en wel in de toepassing des harten.

Hopend u hiermede van dienst te zijn geweest, verblijven wij met hoogachting en vriendelijk groet,

GPPB.

OP DE BRES VOOR DE GER. GEM. EN VOOR DE DOGMATIEK VAN KERSTEN        
Plaats in winkelmandjeMandje
Een anonieme inzender schrijft:

Beste heer Burggraaf,
Graag zou ik u een aantal belangrijke zaken willen meedelen en onder de aandacht brengen. Ik denk nml. dat u toch enkele denkfouten heeft ten aanzien van de prediking en leer van de Ger. Gem. Ik heb al vele dominees gehoord en dan hoor je toch bij velen, volgens Schrift en Belijdenis en het door de (Nadere-)Reformatie opnieuw ontdekte en beleden centrale thema, "de rechtvaardiging van de goddeloze". Dit krijgt gestalte in de prediking en wel:
Alle mensen zijn voor God verdoemelijk. "Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben en schuldig geworden zijn tot de vloek en de eeuwige dood…" (DL, Hoofdstuk 1 paragraaf 1). God is Soeverein, Hij heeft diegenen uitgekozen die Zijn kinderen zullen zijn. "En die Hij tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen; en die Hij heeft geroepen, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft hij ook verheerlijkt" (Romeinen 8:30). Het eenzijdige genadewerk van God. "Uit genade zijt gij zalig geworden". (Efeze 2:5). Dat is één kant, maar er is volgens de Bijbel (eveneens verwoordt in de belijdenisgeschriften) ook een andere kant, de in uw ogen door ons gepredikte Roomse (ook: Arminiaanse) leer, nl:
De verantwoordelijkheid van de mens en de nodiging tot het heil. God heeft toch recht op ons leven, God eist toch dat we hem zoeken? God eist toch bekering en het geloof in het Evangelie?! Eerst bekering om te ondervinden de macht van de zonde, hoe levensgroot onze schuld is om zo het geloof te mogen ontvangen. Waarmee is Christus zijn prediking begonnen? "Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen". (Mattheüs 4:17) Dus duidelijk de oproep tot bekering. De belofte van het Evangelie is toch immers dat ieder die in de gekruiste Christus gelooft, niet zal verderven maar het eeuwige leven zal hebben?! "Deze belofte moet iedereen verkondigd en voorgesteld worden. Niet vrijblijvend, maar met bevel van bekering en geloof". (DL, Hoofdstuk 2, paragraaf 5). God eist van de mens wel actie! Als er geen aanbod van genade gepredikt wordt hebben de hoorders in wezen geen eigen verantwoordelijkheid en leggen we dus, hoe erg, de schuld bij God omdat wij niet gehoord hebben dat we ons moeten bekeren en dat er genade is voor de grootste van de zondaren omdat we alleen gehoord hebben dat het een eenzijdig Gods werk is. Maar God eist Zijn Beeld terug. Die verantwoordelijkheid van elk mens wortelt in de schepping. Ook vele oudvaders roepen op tot bekering en geloof, het bevel is er. Enkele oudvaders hierover:
Willem Teellinck:
'Bedenk eens, dat God u immers Zijn beloften in de predikatie des Evangelies laat voorstellen, en aan u in het bijzonder laat aanbieden; gij leeft immers onder de bediening van het Evangelie, God zendt ons immers tot u met die blijde boodschap, en wij zijn Zijn dienaren, die u de vrede verkondigen, en in welken God het woord der verzoening gelegd heeft (Romeinen 10:15 en 2 Korinthe 5:19). Dewijl God dan door Zijn knechten en Zijn beloften laat verkondigen, en u immers geenszins van dezelve uitsluit, waarom zoudt gij dan zo dwaas zijn, dat gij u zelf door ongeloof zoudt willen uitsluiten van de beloften, waarvan God Zelf u niet uitsluit'. (J. Teellinck, De levendmakende kracht van Gods beloften, blz. 69).
Wilhelmus à Brakel:
'Houdt u aan de geopenbaarde wil van God. God biedt het Evangelie Zijn Zoons Jezus Christus aan, Hij nodigt allen, die maar willen, dat zij zullen komen; Hij belooft dat allen, die in de Zoon geloven het eeuwige leven zullen hebben. Hij belooft dat Hij niemand, die tot Hem komt zal uitwerpen'. (W. à Brakel, Redelijke Godsdienst, deel I, blz. 199)
En ten slotte Theodorus van der Groe:
Gaat en wendt u dan, als zulke blinden en verstokte zondaars tot de Heer Jezus; zet en legt u neer voor Zijn voeten, bidt Hem gelovig, ernstig, aanhoudend om Zijn licht en Geest, roept tot Hem, dat Hij u van uw blindheid en verstoktheid geneze, laat Hem geen rust, voordat hij gehoord en geholpen heeft, neemt in Zijn mogendheid voor en besluit ernstig, om aan Zijn deur te blijven liggen en wachten totdat Hij u genadig is. Jezus wacht nog om alle ellendige zondaren, die tot Hem komen te helpen en genadig te zijn'. (Th. van der Groe, De waarachtige bekering, blz. 104)
Dus het blijvende spanningsveld tussen het moeten enerzijds en toch niet te kunnen (Johannes 6:44) en willen (Johannes 5:40) anderzijds. Als hier maar een Bijbels evenwicht in is. En het hierboven geschrevene is ook altijd, hetzij in andere woorden, geleerd door de (Nadere-)Reformatie naar Schrift en Belijdenis. Daarnaast wordt er in de prediking zeer zeker de nadruk opgelegd dat er geen verdoemenis is voor degenen die Christus Jezus zijn. (Romeinen 8:1) Dáár gaat het toch om! Het weten dat Jezus niet alleen onze Middelaar maar ook onze Borg, onze Zaligmaker is. En dat is puur schriftuurlijk, en niets anders dan wat u op uw site zegt en vermeldt. Dan zijn er ware broeders en zusters in Christus in verschillende kerkgenootschappen.
Samenvattend: Als Christus aan ons toegepast is als onze Zaligmaker en dus ons deel is, dan is het van ondergeschikt belang wanneer die rechtvaardigmaking geschiedt; of dat nu tegelijk is met de wedergeboorte (zoals volgens u de Bijbel het leert) of dat er eerst een wedergeboorte is en dan rechtvaardigmaking (zoals de reformatorische kerken het over het algemeen leren volgens de Schrift). Bij ware gelovigen zijn er na de wedergeboorte al vruchten van bekering: ware droefheid over de zonde, droefheid en gemis van God e.d. Bij schijngelovigen vinden we deze vruchten niet. En aan de vruchten kent men toch de boom? (Mattheüs 7:16-20) Is dat dan geen zuivere prediking? Deze separerende prediking (verschil tussen schijn en zijn) vond je nadrukkelijk bij Van Der Groe maar wordt ook zeer zeker binnen de Ger. Gem. geleerd en gepredikt. Als, volgens u, wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking gelijkvallen wat moet u dan met deze tekst van Paulus, 2 Korinthe 7:10: 'Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid'? Dit kenmerk hebben schijngelovigen toch echt niet, dit kan dan ook niet vallen onder de gemene werkingen van Gods Geest! Want wie leert dat de droefheid over de zonde, het heimwee naar God, dus de droefheid naar God nog behoren bij de doodstaat van de mens, geeft 'de natuur teveel eer'. Natuurlijk moeten we waken voor een sluimerende wedergeboorte, omdat Christus een verborgen Persoon is (of: zou zijn), we moeten in Christus zijn, want het moet geen zalig worden zijn zonder de kennis van Christus, want 'buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielsverderf'.
Dat wij de rechtvaardiging van de vrome leren en prediken is pertinent onwaar. 'Deze rechtvaardigmaking nu is niet de rechtvaardigmaking van een gelovige, doch van een doemwaardig zondaar…' (Ds. G.H. Kersten, Dogmatiek, blz. 192 e.v.) Nee Christus komt als het aan de kant van de zondaar niet meer kan, een uitgewerkte zondaar, als de zondaar beleeft dat God geen onrecht doet als Hij de zondaar voor eeuwig zou verstoten, een verloren zaak aan de kant van de mens maar dan, juist dan is er werk voor Christus, dan wordt genade pas beleeft, dat het van Gods kant nog kan, want Jezus roept niet rechtvaardigen maar zondaars tot bekering. (Mattheüs 9:13) In de beleving van de wedergeborene is hij dan geen wedergeborene maar een goddeloze, doemwaardige zondaar, zo komt er plaats voor Christus als Borg en Middelaar. In de wedergeboorte is de ziel rechtvaardig voor God alleen moet dit toegepast worden door de Heilige Geest door de zondaar hiervan te verzekeren.
Lees het bijgevoegde artikel over 'Geestelijk leven zonder Christus' (uit de Saambinder) eens rustig door, zonder gelijk dit artikel te bekritiseren en te bestempelen als 'leugen'. Denk er eens over na; waarom leert de Ger. Gem. (en andere kerkgenootschappen) dit; leert de Schrift dit ook echt, klopt dit volgens de Belijdenis etc.; probeer het biddend te lezen opdat u misschien toch zaken leest waar u wat mee kunt en/of die voor u van waarde (kunnen) zijn. Wat betreft de rechtvaardigmaking leert ds. Kersten inderdaad een vijftal rechtvaardigmakingen, maar zoals u kunt lezen in zijn Dogmatiek leert hij dit niet zonder zich te beroepen op de Heilige Schrift, Belijdenis en oudvaders. (lees daarover de totale verhandeling van de rechtvaardigmaking in de Dogmatiek van Kersten)
Met dit alles zeg ik niet dat u in sommige punten geen gelijk heb of dat ik de Ger. Gem. tot de ware kerk verhef, maar hiermee probeer ik u aan het denken te zetten of u wel het juiste en helder beeld ziet van onze prediking? Of u het misschien niet te zwart en negatief ziet…
Bovenstaande is natuurlijk maar een kleine, onvoltooide schets van de prediking binnen de Ger. Gem., zomaar enkele kenmerken van de prediking van Gods Woord. U bent zeer scherp en kritisch naar de leer van de huidige reformatorische kerken, maar is dat wel zo volkomen terecht? Misschien zou u eens zich een tijdje moeten begeven onder prediking binnen deze kerken om waarlijk aan de Bijbel en belijdenis te toetsen of ze de waarheid preken of niet…Het is, mijns inziens, belangrijk om te kijken naar wat anderen leren en op grond waarvan ze zaken leren en beargumenteren en tegelijkertijd ook kritisch te kijken naar je eigen opvattingen en (subjectieve) veronderstellingen. Dit zal ik ook zeer zeker proberen te doen. Het kan zijn dat er uiteindelijk enkele misvattingen zijn binnen onze kerken of dat ik enkele denkfouten heb op grond van de Schrift, zeg het en wees eerlijk; maar zo niet: geef dan eerlijk toe dat u ook (denk)fouten kan maken (lees: maakt) en toon karakter door uw misvattingen/denkfouten eerlijk toe te geven. Dat is kracht hoewel/omdat het kracht kost! Veel kracht van Boven toegewenst!

In afwachting van uw antwoord,

Een vriendelijke groet, GB


Beste GB.,
Als u in uw ogen een belangrijke brief schrijft, moet u dat nooit anoniem doen, want dat betaamt een christen niet. "Ik schaam mij het Evangelie van Christus niet", zegt Paulus en daarin vallen al Gods ware kinderen hem bij. En Christus schaamt Zich ook niet om Zijn discipelen Zijn broeders te noemen. Anonimiteit is dus in strijd met de waarheid van het Evangelie. Bovendien is uw brief tamelijk verward en zeker niet ter zake doende, aangezien u niet duidelijk geciteerd aangeeft waarin ik volgens uw mening zou dwalen. Ik sta open voor kritiek, maar u maakt mij veel te algemene en te oppervlakkige opmerkingen, waarmee ik niet goed uit de voeten kan. Ik heb dit soort verhalen al zoveel aangehoord. Het is voor mijn ziel de dood in de pot. Bovendien citeert uw oudvaders om uw betoog kracht bij te zetten, maar dat is mij te goedkoop en het is ook ploegen met andermans kalf. Wat ik weet van God en goddelijke zaken heb ik niet uit de boeken, maar van de Heere Zelf geleerd en als iemand zich niet vinden kan in de inhoud van mijn schrijven, verbiedt niemand hem om mijn schrijven te weerleggen, maar dan wel graag in het kader van Galaten 2:19-20 en op grond van de heilige Schriftuur.
In uw brief maakt u duidelijk een pleidooi voor de valse leer van de Ger. Gem. en aanverwante bedrijven. Het is helaas tijdverspilling, want als God de gevestigde kerken een kracht der dwaling gezonden heeft, dwalingen die men voor de waarheid verslijt, is het "waste of time" om de dwaling met de dwaling glad te strijken, al of niet met oudvaders van naam en/of waarheid op waarheid stapelende. Met de laatste zinsnede proberen vele belijders in onze dagen de leugen te bedekken, maar God steekt er dwars doorheen met het zwaard van Zijn Woord. Dat God de Afscheiding (alle kerken zijn nu afgescheiden) een kracht der dwaling gezonden heeft, is voor mij een bewezen feit en de Heere heeft mij duidelijk op grond van Zijn Eigen Woord en vanuit de beleving der zaken dat feit doen inzien, hetgeen ik ook op Gods bevel heb opgetekend in mijn boeken en artikelen. Geen schepsel of duivel zal Gods Getuigenis aangaande deze dingen kunnen uitwissen of teniet maken, ook niet in mijn ziel, want hetgeen Hij ooit gesproken heeft, blijft vast en onverbroken. Het feit dat Gods kinderen verspreid zitten in allerlei kerken, doet echter in deze zaak niets ter zake. Als het gaat over de leer van Christus, moet alles wijken (bekeerd en onbekeerd), "al zouden hemel en aarde erdoor uit hun voegen raken", zegt Luther. Let wel: ik ploeg hier niet met Luther, want wat Luther hier zegt is geen leer, maar een feit. Gods Woord houdt immers stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken.

In uw brief beweert u dat de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze ook in de Ger. Gem. geleerd wordt. Wat u beweert is op zijn best gesproken maar een flauwe grap, want op grond van bestaande feiten heb ik ondertussen al zo'n 14 jaar lang het tegendeel met Gods Woord bewezen. Ik kom er nog op terug in het verloop van deze brief. Ook had u in mijn boeken en artikelen kunnen lezen hoe ik de verantwoordelijkheid van de gevallen mens en de roeping van het Evangelie volledig onderschrijf, die u zo nadrukkelijk aan de orde stelt. Noem mij 1 citaat van mijn hand dat ik de verantwoordelijkheid van de gevallen mens en het bijbelse aanbod van vrije genade in diskrediet stel en/of bestrijd. Let wel: ik heb me in verschillende boeken en webartikelen op grond van Gods Woord vrij uitvoerig uitgesproken tégen een eenzijdige aanbod-van-genade prediking, die ontbloot is van de bediening der Wet, de bediening des doods. Genoemde prediking baart namelijk kerken vol rijke jongelingen, die, als zij beproefd zullen worden, bedroefd zullen heengaan, omdat zij zich met het "doe dat" en "laat dit" rijk rekenen, echter buiten Christus.
Ook de verantwoordelijkheid van de gevallen mens blijft recht overeind staan en dat wordt in al mijn schrijven duidelijk bevestigd. Dat geldt ook voor de (in- en uitwendige) roeping van het Evangelie. Waarom maakt u over de verantwoordelijkheid van de (gevallen) mens, de nodiging tot het heil en het bevel van bekering en geloof zo'n omhaal van woorden? U had die zaken in mijn schrijven in bevestigende zin kunnen lezen. Wel wil ik u op mijn beurt wijzen op het feit dat de leer van Christus niet alleen bestaat uit woorden, want velen (ook ds. Kersten) gebruiken wel bijbelse uitdrukkingen en gelijknamige woorden, maar het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in kracht. Met een rij oudvadercitaten en boekenplanken vol ware woorden, weet men dikwijls niet eens wat men leert, noch wat men bevestigt. Uw brief staat helaas ook in dit kader.
Het feit dat geen mens recht heeft om onbekeerd te zijn, hetgeen u in mijn schrijven meermalen bevestigd kunt vinden, en het feit dat de mens reeds verloren is als hij zich niet bekeert en niet in Christus gelooft, dienen niet als handvat voor de mens om te kunnen geloven. Geen mens kan met het bevel Gods werken en onder het aanbod van vrije genade moet hij verloren gaan, tenzij de Heere het bevel van bekering en geloof met de toepassing vergezeld doet gaan, hetgeen we ook o.a. op de Pinksterdag en bij de stokbewaarder in vervulling zien gaan, maar (t.a.v. de toepassing) wel in de weg van het recht, dus in een afsnijdende weg, verwoord in Galaten 2:19. Om dit punt draait het altijd, namelijk om "het gestorven zijn aan de Wet" en Galaten 2:19 is dan ook een fundamentele toetssteen t.a.v. het ware geloof.
Al met al had u uw relaas over de verantwoordelijkheid van de gevallen mens, het aanbod van genade, het bevel van bekering en geloof, achterwegen kunnen laten, want ten aanzien van deze dingen bevestigt u alleen maar hetgeen we op grond van Gods Woord leren, zowel in de boeken als in de perkamenten op de website.
Met uw 'samenvatting' gaat u echter goed de verkeerde kant op. U probeert namelijk de dwaling met de dwaling glad te strijken, hetgeen ik u met bijbelse feiten zal bewijzen. -GPPB.

Vervolg: zie volgende blok.

EEN DOZIJN AANHALINGEN EN WEERLEGGINGEN        
Plaats in winkelmandjeMandje
Aanhaling 1
"Als Christus aan ons toegepast is als onze Zaligmaker en dus ons Deel is, dan is het van ondergeschikt belang wanneer die rechtvaardigmaking geschiedt; of dat nu tegelijk is met de wedergeboorte (zoals volgens u de Bijbel het leert) of dat er eerst een wedergeboorte is en dan rechtvaardigmaking (zoals de reformatorische kerken het over het algemeen leren volgens de Schrift)."

Weerlegging 1
Als het van ondergeschikt belang zou zijn wanneer de rechtvaardigmaking geschiedt, is het volgens uw redenering ook van ondergeschikt belang wanneer we, of zelfs óf we vergeving van zonden ontvangen. Meneer, schrik niet, of juist wel, want dit zijn ketterijen uit de hel die door Rome voluit geleerd worden. U verwoordt één ding echter heel goed, namelijk de valse leer van de Ger. Gem. En u slaat de spijker ook op de kop door de bewering: "of dat er eerst een wedergeboorte is en dan rechtvaardigmaking (zoals door de 'reformatorische' kerken het over het algemeen leren volgens de Schrift)." Want genoemde leringen worden inderdaad in de refokerken geleerd, maar het zijn wel dwalingen van het ergste soort. Meneer, ik denk ook dat de paus bij het lezen van uw laatste bewering: (...volgens de Schrift) in een daverende schaterlach zou uitbarsten, zijn beiden handen nodig zou hebben om zijn roomse bierbuik in bedwang te houden en het Vaticaan op zijn grondvesten zou doen schudden, gezien Rome precies hetzelfde leert. Echter, in de tijd van de Reformatie moest Rome bloedige vervolgingen ontketenen en de brandstapels doen roken, omdat het gros martelaren het tegendeel beleden van hetgeen u beweert en daarin tot de dood volhardden. Vanwege het feit dat de huidige "reformatorische" kerken genoemde dwaalleer vereenzelvigen met de leer der Reformatie, zelfs met een beroep op de Schrift, kan de paus tevreden in zijn handen wrijven, want wat Rome in de tijd der Reformatie met brandstapels niet kon bereiken, heeft Rome nu bereikt door het feit dat de reformatorische kerken tot dezelfde ketterijen als Rome vervallen zijn en die ketterijen voor de goddelijke waarheid houden. Ik denk dat de duivel en de paus samen elke week een rondedans doen, omdat zij de westerse kerken al sinds de Na(dere) Reformatie met het roomse paard van Troije ingepalmd en betoverd hebben. Wat de leer en de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze aangaat, spreek ik 'slechts' tot degenen die de Wet verstaan en ik spreek over zaken die zelfs een kind in de genade met een persoonlijke toe-eigening glashelder kan zien liggen, want ook de kleinen in de genade zijn van God Zelf geleerd, kennen Christus door het geloof in de vergeving hunner zonden. "Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus", Rom. 5:1. De geloofsbevinding van de vergeving der zonden en de vrede met God staat aan het begin van de wedergeboorte en geldt zowel de kleinen als de groten in Christus. Er is niet 1 kind van God die niet gerechtvaardigd is in de vierschaar van het geweten door het geloof, bovendien kunnen ze er allemaal wat van vertellen vanuit de toepassing des harten.

Aanhaling 2
"Bij ware gelovigen zijn er na de wedergeboorte al vruchten van bekering: ware droefheid over de zonde, droefheid en gemis van God e.d. Bij schijngelovigen vind je deze vruchten niet. En aan de vruchten kent men toch de boom? (Mattheüs 7:16-20) Is dat dan geen zuivere prediking? Deze separerende prediking (verschil tussen schijn en zijn) vond je nadrukkelijk bij Van Der Groe maar wordt ook zeer zeker binnen de Ger. Gem. geleerd en gepredikt."

Weerlegging 2
De vruchten die u opsomt gaan gepaard met het daadwerkelijke geloof in Christus en de vergeving der zonden en staan dus niet op zichzelf, zoals u suggereert. Ware droefheid over de zonden zonder geloofsbevindelijke Christuskennis bestaat niet. Schijngelovigen MENEN dat zij ware droefheid over de zonden hebben en een gemis naar God, want dat wordt duidelijk bewezen in de gelijkenis van de 10 maagden. De 5 dwaze maagden hadden alle uiterlijke kentekenen die de wijze maagden hadden, want zij waren allen maagden. Ook de dwaze maagden hadden brandende lampen, maar ze misten de inwoning van de Heilige Geest en die de Geest van Christus niet heeft, komt Hem niet toe, ook al meent men een scheepslading droefheid over de zonden te hebben. U schrijft over de boom en zijn vruchten. Weet u aan welke vruchten de boom gekend wordt? Aan Christus' vruchten, want het zijn niet mijn, maar ZIJN vruchten, zoals de Bruid het vanuit de toepassing des harten belijdt: "Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet", Hoogl. 2:3b. En ook zoals Christus het van Zichzelf getuigt bij monde van de profeet Hosea: "Uw vrucht is in Mij gevonden." En weet u wat de vruchten zijn van het 'in Christus zijn', meneer? Aanbidding, eer en dankbare lofgezangen: "'k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht..." Dat volk kent de kussingen Zijns monds: "Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk."
De Ger. Gem. is tot een dorre kenmerkenprediking vervallen, die ten koste gaat van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Vertel me niets, want ik heb die kerk doorwandeld van noord tot zuid en van oost tot west, maar dit is de slotsom: "En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede", Jer. 8:11 - 6:14. Met al die zogenaamde kenmerken, te weten: droefheid over de zonden, gemis naar God, hier een traantje en daar een hoopje, jaagt men massa's onverzoende zielen in de bloemhoven van de duivel. Al die zogenaamde kenmerken zijn zonder Christus en de vergeving der zonden slechts blinkende vijandschap jegens God en Zijn Gezalfde! Nee meneer, helaas, dat is geen zuivere prediking. Het is er zelfs ver vandaan. Het verschil tussen 'schijn en zijn' ligt vele malen dichter bij elkaar als u suggereert. De Ger. Gem. zou er goed aan doen om het magistrale boek van ds. Van der Groe: "De toetssteen van de ware en valse genade", vanaf al de preekstoelen te lezen, te herlezen, te kauwen en te herkauwen, echter zonder de toepassing van Galaten 2:19-20, komt men niet verder dan inbeelding en verbeelding en dan meent men ook nog dat men Van der Groe verstaat. De Ger. Gem. moet van ds. Van der Groe niets hebben, want zij heeft dr. A. Comrie met zijn zielsmisleidende embryoleer tot paus verheven. U verstaat ds. Van der Groe in ieder geval niet en u hebt ook niet het artikel op mijn website gelezen over de zielsmisleidende embryoleer van dr. A. Comrie, waarvan de Ger. Gem. -zoals gezegd- hoogst zwanger is. In het genoemde artikel komt ds. Van der Groe ook aan het woord middels zeven bijbelse stellingen, die HAAKS staan op de leer van de Ger. Gem. Gods ware volk heeft ds. Van der Groe echter niet nodig om te weten dat de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking samenvallen. Christus is een VOLKOMEN Zaligmaker, Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking (Rom. 4:25). Christus IS opgestaan en Gods ware volk gelooft in een opgestane Christus en zij worden gelijkvormig aan Zijn lijden naar de mate die God goeddunkt. Meneer, het ongeloof (een geliefd en gekoesterd kenmerk bij de Ger. Gem.) heeft NIETS te maken met de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze en het leven des geloofs. Gods Woord omschrijft het ongeloof als een verdoemelijke en afschuwelijke zonde en zo wordt het ook ervaren door de levende Kerk, maar zo wordt het niet geleerd door de Ger. Gem. Vandaar dat de dwaling met de dwaling vermenigvuldigd wordt, het volk misleidt en de dood in de pot voor leven gehouden wordt.

Aanhaling 3
"Als, volgens u, wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking gelijk vallen wat moet u dan met deze tekst van Paulus, 2 Korinthe 7:10: 'Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid'? Dit kenmerk hebben schijngelovigen toch echt niet, dit kan dan ook niet vallen onder de gemene werkingen van Gods Geest! Want wie leert dat de droefheid over de zonde, het heimwee naar God, dus de droefheid naar God, nog behoren bij de doodstaat van de mens, geeft 'de natuur teveel eer'."

Weerlegging 3
Het antwoord op uw suggesties had u al op mijn site kunnen vernemen, maar het nog en keer te schrijven is mij niet verdrietig. 2 Korinthe 7:10 wordt door uw kerkverband geïsoleerd van de totale heilsleer gepreekt en geleerd, dus uit zijn verband en betekenis gerukt. De ware, evangelische droefheid naar God staat niet op zichzelf, maar is een geloofsdroefheid die voortvloeit uit de gemeenschap met Christus. De Ger. Gem. leren dat de droefheid naar God bestaan kan zonder daadwerkelijke geloofsvereniging met Christus en de vergeving der zonden in de toepassing des harten, terwijl zij de droefheid naar God ondertussen wel in het kader van de wedergeboorte plaatsen. Dat is een leer uit de hel, een vervloekte en zielsmisleidende leer dus. Nee, inderdaad, dit kenmerk (de ware droefheid) hebben de schijngelovigen niet, want die missen de gemeenschap met Christus ten enen male, omdat zij Hem niet kennen, door Hem niet gekend zijn, en dus ook niet wedergeboren/gerechtvaardigd zijn. Er bestaat echter wel degelijk een wettische droefheid naar God -zoals de rijke jongeling die had- die zelfs met vele tranen gepaard kan gaan en die velen voor de ware droefheid houden. Zonder Christus en de vergeving der zonden is een droefheid naar God op zich genomen slechts nabijkomend werk en niet zaligmakend. De rijke jongeling viel met al zijn droefheid van God af, want hij was rijk en verrijkt hebbende geens dings gebrek. Dat geldt ook voor allen die arm doen, doch geen kennis hebben aan een rijke Christus. De gemene werkingen van Gods Geest gaan evenwel nog veel verder dan de door u gesuggereerde doch onbijbelse droefheid naar God. Men kan de hemelse gaven smaken, het goede Woord Gods geloven, de Heilige Geest in zeker opzicht deelachtig zijn, op weg zijn naar de hemelse bruiloftszaal, en toch voor eeuwig buitengesloten worden. In onze dagen wemelt het van de rijke jongelingen, die zelfs vorderingen denken te maken op de smalle weg des levens, Gods ellendige en arme volk in woorden, bevinding en ontdekking overtreffen, maar evenwel niet der Wet gedood zijn en derhalve over de muur geklommen zijn. Meneer, ik zou het genoemde leger rijke jongelingsbekeerlingen in onze dagen, die zich uitgeven voor Gods arme volk, niet graag de kost geven. Ik zal het eens in plat hollands zeggen, hopelijk schrikt u wakker: In de Ger. Gem. (en ook ver daarbuiten) bulkt het van de rijke jongelingen, op en onder de kansel, en er is bijna geen sterveling die het opmerkt. Ik zeg het wenende, dat vele ambtsdragers, vele avondmaalgangers, vijanden zijn van het kruis van Christus.

Aanhaling 4
"Natuurlijk moeten we waken voor een sluimerende wedergeboorte, omdat Christus een verborgen Persoon is (of: zou zijn), we moeten in Christus zijn, want het moet geen zalig worden zijn zonder de kennis van Christus, want 'buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielsverderf'."

Weerlegging 4
Hoe kan men voor een sluimerende wedergeboorte waken als zelfs de wijzen slapen met de dwazen? Zelfs de discipelen vielen in slaap toen Christus in de hoogste aanvechting verkeerde. Nee, meneer, Gods volk MOET zalig worden en daar komt geen waken van onze zijde aan te pas. Hij heeft de pers alleen getreden en niemand van de volkeren was met Hem. Christus is een verborgen Persoon voor onwedergeboren zielen en ook voor aanvankelijk ontdekte zielen die nog niet aan de Wet gestorven zijn, want het EINDE der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft. Maar al Gods ware volk kan het Paulus nazeggen: "Het heeft Gode behaagd, Zijn Zoon in mij te openbaren", namelijk tot vergeving der zonden. Christus is het Begin van de wedergeboorte en Hij is ook de Voortzetting en het Einde zonder einde. Hij is de Alpha en de Omega, het Begin der (her)schepping Gods, hetgeen we opgetekend vinden in Openbaring 3:14-17: "En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt."
Deze goddelijke waarschuwing geldt ook voor de Ger. Gem. "Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt."
Nogmaals: de kennis der ellende gaat eerst aan de wedergeboorte vooraf, want door de Wet is de kennis der zonde (Rom. 3:20). De verlossing geschiedt op het spreken van de Zoon: "Doden zullen horen, de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord (geloofd) hebben, zullen leven", Joh. 5:25. En de dankbaarheid staat op Naam van Christus en in Zijn Naam op rekening van Zijn volk. Wij hebben niet alleen een biddende, maar ook een dankende Hogepriester. "Ik dank U, Vader! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard." Buiten DEZE volkomen Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Er zijn echter vele valse christussen opgestaan in onze dagen, die Wet en Evangelie mengen, het volk betoveren met een zielsverpestende pelagiaanse leer, maar de Christus der Schriften zegt: "Gelooft ze niet!" Dat is geen opdracht, maar GENADE, want Gods volk wordt in de kracht Gods bewaard voor deze verderfelijke ketterijen. En mochten ze vallen, dan worden zij door God weer opgericht, want Christus staat Borg dat hun geloof niet ophoude, want Hij is Hoofdverantwoordelijk voor de Zijnen. Ja, die Christus bemint mijn ziel, omdat Hij mij eerst heeft liefgehad.

Aanhaling 5
Dat wij de rechtvaardiging van de vrome leren en prediken is pertinent onwaar.

Weerlegging 5
Meneer, in mijn hele leven heb ik zo'n gloedvolle leugen nog niet gehoord. Je kunt een varken met lippenstift versieren, maar het blijft een varken. Zo is het ook met de leer van de Ger. Gem.: het blijft een valse leer, ten spijt van alle pleidooien, beroepen op de (Nadere) Reformatie, de oudvaders en verwijzingen naar de Schrift. De Ger. Gem. leert wel degelijk de rechtvaardiging van de vrome, ofwel van de wedergeborene. U weet echt niet wat u zegt. Moet ik u nog serieus nemen? De Ger. Gem. leert dat een pas wedergeboren ziel nog niet is gerechtvaardigd, Christus nog niet kent, en dat zijn zonden nog niet zijn vergeven. Bij God vandaan zou het wel in orde zijn, maar aan de kant van de wedergeboren zondaar niet. Dat is in korte trekken de leer van de Ger. Gem. en die valse leer komt regelrecht uit het Vaticaan.

Aanhaling 6
'Deze rechtvaardigmaking nu is niet de rechtvaardigmaking van een gelovige, doch van een doemwaardig zondaar…' (Ds. G.H. Kersten, Dogmatiek, blz. 192 e.v.).

Weerlegging 6
Ziet u nu niet in dat u de valse leer van ds. Kersten vereenzelvigt met de leer van Gods Woord, door louter met woorden te spelen? Hetgeen Kersten hier zegt is kwa bewoording wel waar, maar inhoudelijk geeft hij er een totaal andere inhoud aan als Gods Woord ons leert. Kersten spreekt hier niet over een onverzoende ziel die in het gericht Gods is betrokken en het vonnis des drievoudigen doods in zijn ziel voelt branden, nee, Kersten bedoelt in het genoemde citaat met een 'doemwaardige zondaar', wel degelijk een wedergeborene die echter -volgens de vervloekte leer der Ger. Gem.- nog niet in Christus gelooft en zijn doemwaardigheid krijgt in te leven. Kersten leert nota bene een veronderstelde rechtvaardigmaking door het geloof en leert dat de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie als een bewuste rechtvaardigmaking die pas veel later in het genadeleven zou plaatsvinden, terwijl de rechtvaardiging door het geloof en de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten één en hetzelfde is. Kersten heeft Kuyper wel bestreden omtrent zijn veronderstelde wedergeboorte, maar is zelf in nog grotere dwalingen vervallen door de wedergeboorte van de enige bijbelse rechtvaardigmaking vaneen te scheiden. Ik heb daarover al een boek vol geschreven: "Het water des Levens", dus beperk ik me nu tot het noemen van de feiten. Gods Woord leert niet hetgeen Kersten leert en de bevinding der heiligen ook niet. Abraham is bewust door het geloof gerechtvaardigd en daarna nooit meer. Christus bevestigt wel de vergeving der zonden in het leven der genade, hetgeen we ook zien in het leven van al de bijbelheiligen, o.a. in het leven van de zondares (een kind Gods) in het huis van Simon de farizeeër, maar dat is heel wat anders dan een tweede of meerdere rechtvaardigmaking(en) te leren. Dat is een vervloekte leer en een schandelijke smading van het Offer van Christus. Gods uitverkorenen worden niet als wedergeborenen, maar als onverzoende, helwaardige zondaren in een punt des tijds met God verzoend. God in Christus SPREEKT Zijn volk levend en tegelijk zalig en daarmee zijn ze gerechtvaardigd op grond van Christus' volbrachte Middelaarswerk. Bovendien weerspreekt Kersten zichzelf vele malen, hetgeen ik met bewijzen kan staven. Lees: o.a. het webartikel: 'KORT BEGRIP ONT)KERSTEN(D.' Meneer, u spreekt wartaal, u ontleent uw standpunt aan hetgeen anderen zeggen, maar die steunt op 's mans benen (inclusief op die van Kersten), zal God geen hulp en heil verlenen. De Samaritaanse vrouw predikte de gerechtigheid van Christus voor dode en verloren zondaren, want zij had het zelf uit Zijne mond gehoord. Christus spreekt geen wedergeborenen levend, geen half levenden, geen half doden, maar DODEN EN GODDELOZEN. "Doden zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben, zullen leven", Joh. 5:25. Christus spreekt levendmakend en rechtvaardigmakend tot dode zondaren, en Zijn levendmakende stem (=vrijspraak) wordt gehoord (=geloofd) door de zondaar die op Zijn spreken van dood levend gemaakt wordt en in de hel van zijn bestaan voor God gerechtvaardigd wordt door de toegerekende gerechtigheid van Christus. Christus heeft maar 1 Woord zaligmakend tot een verloren ziel te spreken en dan gaat zo'n ziel gerechtvaardigd naar het Vaderhuis, gelijk de tollenaar achterin de tempel. Predikers die stations aanbrengen tussen de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking staan in dit kader op gelijke voet met stripverhaalschrijvers, want het is een goddeloze, godonterende ketterij.

Aanhaling 7
Christus komt als het aan de kant van de zondaar niet meer kan, is een uitgewerkte zondaar, als de zondaar beleeft dat God geen onrecht doet als Hij de zondaar voor eeuwig zou verstoten. Een verloren zaak aan de kant van de mens, maar dan, juist dan is er werk voor Christus, dan wordt genade pas beleeft, dat het van Gods kant nog kan, want Jezus roept niet rechtvaardigen maar zondaars tot bekering. (Mattheüs 9:13)

Weerlegging 7
Uw bovenstaande verwoording van zaken is tamelijk wel, maar hebt u er zelf wel kennis aan? Ik zal u bewijzen dat de inhoud die u aan uw woorden geeft, een verschrikkelijke ketterij is. Bovendien leert u en uw kerkverband dat je met de mogelijkheid van zalig worden al wedergeboren bent. En zo stapelt men de ene ketterij op de andere. Ik heb dit ketterse boek allang uit, maar omwille van uw onsterfelijke ziel en die van anderen, voel ik me wel geroepen om u ernstig te waarschuwen voor deze ingekankerde dwalingen. En ja, meneer GB, zachte heelmeesters maken stinkende wonden, maar daartoe heeft de Heere mij niet geroepen.

Aanhaling 8
In de beleving van de wedergeborene is hij dan geen wedergeborene maar een goddeloze, doemwaardige zondaar, zo komt er plaats voor Christus als Borg en Middelaar.

Weerlegging 8
"In de beleving"? Wat heb ik met al die valse wedergeboortebelevingen te maken als God ons totaal andere dingen verkondigt? Immers niks! Ziet u nu dat u zelf ook de rechtvaardiging van de vrome, ofwel van de wedergeborene leert! Genoemde beleving gaat aan de wedergeboorte vooraf, want de Heilige Geest overtuigt zulke zielen van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8), waarom? Omdat ze NIET in Hem geloven! Dat leert Gods Woord en die niet in Christus geloven, zijn niet wedergeboren, maar alrede veroordeeld. Het plaatsmakende werk der Wet is nog geen wedergeboorte. Hoe komt u aan deze onzin? Van horen zeggen? Wat heb ik daarmee te maken? Gods Woord is mijn onfeilbaar Kompas en de Heilige Geest mijn Uitlegger, want Hij leidt Zijn volk in al de Waarheid, hoewel wij aan deze zijde van het graf ten dele kennen. Al die Kersteriaanse buiksprekerij is maar schade en drek. Gods volk is wedergeboren tot een levende hoop en is een nieuw schepsel in Christus door het geloof, gerechtvaardigd in de vierschaar van het geweten door de toegerekende gerechtigheid van Christus. (Genoemde teksten mag u zelf opzoeken). Ik spreek bijbeltaal en u spreekt wartaal en voor mijn ziel is uw verhaal een kwelling om u aan te horen, want het is een afgezaagd verhaal dat ik al talloze keren heb moeten aanhoren, maar men weigert in uw kringen de waarheid in liefde aan te nemen. God zal echter lachen in hunlieder verderf als hun vreze komt! Wees dus ernstig gewaarschuwd, meneer GB, want die niet in Christus gelooft IS alrede veroordeeld, onverzoend, onwedergeboren, onder de toorn Gods, onder de Wet en met de ganse wereld voor God verdoemelijk! En noemt u dat wedergeboorte? Dat te beweren en te leren is een verzinsel uit de hel, want Gods volk is niet onder de Wet, maar onder de genade en hebben vrede bij God in de vergeving hunner zonden, hoewel dikwijls aangevochten en bestreden.

Aanhaling 9
In de wedergeboorte is de ziel rechtvaardig voor God alleen moet dit toegepast worden door de Heilige Geest door de zondaar hiervan te verzekeren.
Lees het bijgevoegde artikel over 'Geestelijk leven zonder Christus' (uit de Saambinder) eens rustig door, zonder gelijk dit artikel te bekritiseren en te bestempelen als 'leugen'. Denk er eens over na; waarom leert de Ger. Gem (en andere kerkgenootschappen) dit; leert de Schrift dit ook echt, klopt dit volgens de Belijdenis etc.; probeer het biddend te lezen opdat u misschien toch zaken leest waar u wat mee kunt en/of die voor u van waarde (kunnen) zijn.

Weerlegging 9
In de wedergeboorte WORDT de gerechtigheid van Christus toegepast door de Heilige Geest, tenminste, in de bijbelse wedergeboorte. De rechtvaardigmaking is geen blote bekendmaking van het besluit Gods, maar een gerichtshandeling tussen God en een onverzoende, verloren zondaar, die krachtens het verdoemende vonnis der Wet naar recht verloren moet gaan, maar op grond van het verzoenende vonnis in Christus gerechtvaardigd en vrijgesproken wordt van schuld en straf. Waarom? "De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem! En door Zijn striemen is ons genezing geworden." Ja, dat wordt geleerd al in het prilste begin van de wedergeboorte. Christus zegt immers dat de kleinen in de genade, dus de pas wedergeborenen, in Hem geloven. En WEE, WEE, WEE, degenen die de kleinen die in Christus geloven ergeren met een leer uit de hel en durven beweren en leren dat zij Christus nog niet kennen en hun schuld nog openstaat. "Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee", Matth. 18:6.
Het zijn handlangers van de duivel die met genoemde ketterij de kleinen in Christus ergeren, terwijl dezulken wel de schijnbekeerden met een doos vol kenmerken de handen opleggen. Hoort u het? Het zijn handlangers van de duivel, al schrijven zij Saambinders vol met al die vervloekte onzin. Zij verkrachten het Goddelijke Getuigenis dat Christus over de zuigelingen in de genade geeft en zij verkrachten het werk des Geestes in Christus. Wees dus ernstig gewaarschuwd, meneer GB, want ook u staat onder dit vreselijke, doch rechtvaardige oordeel, als u zich NU niet laat overtuigen door de waarheid van Gods Woord en het getuigenis van Christus. Op grond van Gods Woord heb ik geen enkele hoop voor mensen die -na ettelijke waarschuwingen- volharden in de ketterij door de kleinen in Christus van de bevindelijke geloofskennis in Christus en de vergeving der zonden te ontbloten in de geloofsbeleving der zaken. De Heere heeft mij wel totaal anders geleerd en dat op grond van Zijn heilig en onfeilbaar Getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert.

Aanhaling 10
Wat betreft de rechtvaardigmaking leert ds. Kersten inderdaad een vijftal rechtvaardigmakingen, maar zoals u kunt lezen in zijn Dogmatiek leert hij dit niet zonder zich te beroepen op de Heilige Schrift, Belijdenis en oudvaders. (lees daarover de totale verhandeling van de rechtvaardigmaking in de Dogmatiek van Kersten).

Weerlegging 10
Meneeer, u bent onbewust doch niet onschuldig een doorgewinterde leugenaar en het slachtoffer van een dogmatiek die van God niet is. Ik zeg dit beslist niet uit verbittering, maar het is helaas de bittere waarheid. Kersten is een papegaai van dr. Comrie en een buikspreker van Voetius. Die zogenaamde 'vijfderlei rechtvaardigmaking' is namelijk afkomstig van Comrie. Wat heb ik trouwens met de dogmatiek van Kersten te maken? Kersten was geen theoloog, maar een naprater. Zo kan iedereen wel een dogmatiek en allerlei bijbeldikke citatenboeken schrijven a la Van der Zwaag. Dat kan een kind nog wel als hij alles van de oudvaders bij elkaar steelt. Voor zulke prutsboekenschrijvers heb ik geen enkel respect, laat staan dat ik er behoefte aan zou hebben om er grondig kennis van te nemen. Ik ben er al teveel mee geconfronteerd met die verziekte leer. Het is 'waste of time'!

Aanhaling 11
Met dit alles zeg ik niet dat u in sommige punten geen gelijk heb of dat ik de Ger. Gem tot de ware kerk verhef, maar hiermee probeer ik u aan het denken te zetten of u wel het juiste en helder beeld ziet van onze prediking? Of u het misschien niet te zwart en negatief ziet…

Weerlegging 11
In sommige punten? Dus in andere niet? Ik hoor graag van u op welke punten ik dwaal, maar dan wel op grond van en MET de Schrift, aanwijsbaar, middels aanhalingen en weerleggingen, zoals ik ook met uw brief doe. U kunt mij niet aan het denken zetten, want ik ken de prediking van de Ger. Gem. van haver tot gort, maar mij is wel duidelijk geworden dat u wel de Ger. Gem. klok hebt horen luiden, maar zelf niet weet waar de klepel hangt. Bovendien is het allemaal nog veel erger dan ik het in woorden kan uitdrukken. Helaas..., ik had het gaarne anders gezien.

Aanhaling 12
Bovenstaande aanhalingen zijn natuurlijk maar een kleine, onvoltooide schets van de prediking binnen de Ger. Gem, zomaar enkele kenmerken van de prediking van Gods Woord. U bent zeer scherp en kritisch naar de leer van de huidige reformatorische kerken, maar is dat wel zo volkomen terecht? Misschien zou u zich eens een tijdje moeten begeven onder prediking binnen deze kerken om waarlijk aan de Bijbel en belijdenis te toetsen of ze de waarheid preken of niet… Het is, mijns inziens, belangrijk om te kijken naar wat anderen leren en op grond waarvan ze zaken leren en beargumenteren en tegelijkertijd ook kritisch te kijken naar je eigen opvattingen en (subjectieve) veronderstellingen. Dit zal ik ook zeer zeker proberen te doen. Het kan zijn dat er uiteindelijk enkele misvattingen zijn binnen onze kerken of dat ik enkele denkfouten heb op grond van de Schrift, zeg het en wees eerlijk; maar zo niet: geef dan eerlijk toe dat u ook (denk)fouten kan maken (lees: maakt) en toon karakter door uw misvattingen/denkfouten eerlijk toe te geven. Dat is kracht hoewel/omdat het kracht kost! Veel kracht van Boven toegewenst! In afwachting van uw antwoord, een vriendelijke groet, GB.

Weerlegging 12
Meneer GB, ik heb (nood)zakelijk geschreven en naar de scherpte van het Woord, hoewel mijn schrijven vergeleken bij het Goddelijke Woord zo bot is als een tang, dus nog lang niet scherp genoeg. Het Woord Gods is namelijk scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het gaat door tot de verdeling der ziel, enz. Ik ben echter maar een leek, meneer, een krijtje in Gods hand, en die pen is maar geleend. Uw persoon en uw goede bedoelingen heb ik buiten beschouwing gelaten in dit schrijven, want ik heb niet de strijd tegen vlees en bloed. God is mijn Getuige. Hoewel u niet hatelijk bent, houdt u wel vast aan een hatelijke leer en mijn ziel wordt er zeer vermoeid van om deze dingen voor de zoveelste keer aan te horen en te weerleggen. Om Christus wil' en om het heil van onze onsterfelijke zielen en die van anderen heb ik u met het Woord te woord gestaan. Nooit zal iemand mij op andere gedachten kunnen brengen, want de Heere Zelf heeft mij, doemwaardige nietsnut, deze dingen op grond van Zijn Woord geleerd. Iedereen mag mijn schrijven aan het Woord toetsen, maar nog nooit heeft iemand mij van een fundamentele dwaling kunnen overtuigen, hoewel ik tot vallen ieder ogenblik gereed ben. Ik ben de waarheid niet, maar Christus heeft mij wel geroepen om de Wet tot verdoemenis voor het vrome vlees te preken, Christus als de enige Waarheid Gods te verkondigen, Hem als een gewillige en volkomen Zaligmaker uit te stallen voor erfwachters van de hel en de dwalingen met Gods Woord te weerleggen. Ik moet er nog mee beginnen, meneer, want wij zijn van gisteren en weten niet. Ik wil het ook niet meer, want Christus is Het voor mij, namelijk mijn Wijsheid van God, mijn Rechtvaardigheid, mijn Heiligmaking, mijn Losser, mijn Heere en mijn God. Is Hij dat ook voor u? Ik hoop en bid dat u in deze middellijke weg ingewonnen mag worden voor de onfeilbare heilsleer van Christus, ofwel voor de waarheid van het Evangelie des kruises, want vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God.

Hartelijke groet, GPPB.

AFGODERIJ OMTENT DS. G.H. KERSTEN        
Plaats in winkelmandjeMandje
Geachte broeder Burggraaf,

In het september-nummer 8 van de GezinsGids is een artikel gewijd aan ds. G.H. Kersten, omdat hij 60 jaar geleden is overleden. De titel van het artikel luidt: "Gedachtenis tot zegening." Bent u met mij eens dat ds. Kersten een veel helderder getuigenis in de 2e kamer gegeven heeft dan de huidige SGP kamerfractie?

met broedergroet,

A.J. vd. P.

----------------------------------------------------

Geachte vriend, Van der P.,

Die vraag die u mij stelt moet u in de eerste plaats aan het SGP-bestuur en de kamerleden van de SGP stellen. Anderzijds geloof ik niet dat een dominee een politieke roeping heeft. Om die reden mocht ds. Kersten in de Ger. Gem. te Rijssen, waarin de bekende Arend Baan ouderling was, niet voorgaan. Ds. G.H. Kersten en ds. Zandt hadden niets in de politiek te zoeken, hoewel de SGP als getuigenispartij is opgericht. Daarvoor is veel te zeggen, maar als getuigenispartij is de huidige SGP volstrekt onherkenbaar geworden. Ik weet wel heel zeker dat ds. Kersten heilig verontwaardigd zou zijn over de afvallige koers van de SGP. Van der Vlies en Van der Staaij zijn wat dat betreft nog geen blauwdruk van ds. Kersten en ds. Zandt. Papegaaide zij de oprichters van de SGP nog maar getrouwelijk na, maar zelfs dat is niet het geval. Goed, daar heb ik reeds het nodige over geschreven.
Het artikel over ds. Kersten in de door u genoemde GezinsGids, had ik al eerder gelezen, maar vele dominees in de Ger.Gem. maken zich doorlopend schuldig aan afgoderij omtrent ds. Kersten. God gunt Zijn eer niet aan gesneden beelden. Ds. C. Hegeman refereerde destijds in "De Saambinder" ook over het overlijden van ds. Kersten en schreef er nadrukkelijk bij dat het niet zijn bedoeling was om Kersten te verafgoden, maar het bewuste Terdege-artikel is één en al afgoderij. Men verheft Kersten i.p.v. Christus altijd en overal. Men noemt ds. Kersten wel vromelijk 'ook een man met gebreken', maar dat kan van geen mens gezegd worden. Immers, zelfs na ontvangen genade is en blijft de mens 1 brok gebrek, geheel vleselijk en verkocht onder de zonde en heeft niets geheels aan zijn vlees. Mensen met gebreken bestaan niet, tenminste niet volgens de bijbelse optiek. Farizeeërs noemen zich mensen met gebreken en hebben goed en kwaad, meer goed dan kwaad. Gods volk IS enkel kwaad in eigen oog voor God. Gods volk is evenwel volmaakt door het geloof van Christus, doch degenen die niet in Christus zijn, zijn gans verdoemelijk en kunnen God op geen enkele manier behagen. Gods Woord onderscheidt evenwel twee soorten werken: de werken der Wet en de werken des geloofs. Van nature heeft de mens alleen maar werken der Wet en na ontvangen genade beiden. Het huidige beleid van de SGP valt echter GEHEEL onder de werken der Wet. De SGP is wellicht in de Geest begonnen (hoewel ik dat ook betwijfel), maar als dat zo is, dan is het hoorbaar en tastbaar dat de SGP in pilatusvlees is ge-eindigd. Het refodom is een bolwerk en een toonbeeld van de werken der Wet en in dat vaarwater bevindt zich ook de SGP. De vruchten blijven dan ook niet uit. Van der Vlies en Van der Staaij gedragen zich als uiterst zedige jongens, maar de taal die zij in de 2e kamer bezigen, is geen geloofstaal, maar louter geknoei in de marge en niet meer dan oudwijfse vispraat. Men wil koste wat het kost geen gezichtsverlies en daarbij moeten allerlei afgodische boeken en lovende artikelen over ds. G.H. Kersten de lading dekken, terwijl de huidige SGP de theocratische principes van ds. Kersten allang overboord gegooid heeft. Ds. Kersten zelf heeft de kerke Gods echter ook afbreuk gedaan, zowel met zijn dolerende en afgescheiden kerkvisie, als met zijn fundamentele dwaalleer. Hoewel wij zijn geestelijke staat onaangeroerd laten, was ds. Kersten t.a.v. de leer deels een blauwdruk van Alexander Comrie en t.a.v. de wedergeboorteleer zelfs een volgeling van Abraham Kuyper, die hij zo fel bestreed. Kersten is dan ook in geen enkel opzicht een theoloog te noemen. De Afscheiding heeft dan ook nooit een theoloog voortgebracht in de bijbelse zin van het woord. Ds. Kersten moge dan een voorvechter genoemd worden van de "nije leer", maar zijn kerkverband, de Ger. Gem., weigeren zijn fundamentele dwalingen onder ogen te zien, met alle geestelijke verdeeldheid en repeterende kerkbreuken van dien. God gunt de Afscheiding de eer niet om de bijbelse theologie zuiver te vertolken, want de leer van de Afscheiding is de lere Christi niet. En als we dan bedenken dat alles wat in NL de naam van 'kerk' heeft afgescheiden is, en er een pilatusgeest heerst die verrot vlees verheft boven de waarheid en de ere Gods, een geest die haaks staat op de vurige geest van onze godzalige vaderen, dan hoor ik in de Geest die godzalige vrouw van de goddeloze Pinehas over de huidige toestand van kerk en staat in haar uiterste roepen: "IKABOD!" De eer is weggevoerd. Het refodom is slechts gekerstend heidendom. De SGP heeft wat dat betreft een trouwe achterban, verkiezende liever met het naamchristendom de genieting der gemaakte vroomheid te hebben, dan met Gods volk kwalijk behandeld te worden om Jezus' wil.
Vriend Van der P., ik ben verblijd in den Heere dat uw ogen enigszins opengegaan zijn voor de huidige politieke staatkundig gereformeerde partijdige onwerkelijkheid, en ik hoop dat u dat ook zult uitdragen, ja, vanaf de daken zal verkondigen, want aan stomme honden die niet bassen kunnen, zoals Gods Woord ons leert, hebben we in onze dagen geen gebrek.

met vriendelijke groet,

GPPB.

WEERLEGGING VAN EEN ONBIJBELSE WEDERGEBOORTELEER        
Plaats in winkelmandjeMandje
Gezien de talrijke Schriftuurlijke bewijzen waarmee we reeds de vele afwijkingen van de Ger. Gem. leer hebben aangetoond, is het feitelijk niet meer noodzakelijk om daar nogmaals op in te gaan, maar aangezien de schrijvers van het boek "Verbond, prediking en geestelijk leven", JJ. Grandia, J. van Mourik, B. van Ojen en J. Pas, niet alleen de geijkte dwalingen van de Ger. Gem. leer onderschrijven, maar ook valsheid in geschriften plegen, wil ik er nogmaals kort op ingaan.

Op pag. 149 van het genoemde boek wordt aandacht gevraagd voor het beginnend geestelijk leven, met een beroep op de Dordtse Leerregels, de Nadere Reformatie en de puriteinen, echter zonder dat de schrijvers concreet vermelden wat genoemde bronnen hierover leren. Trouwens, op geen enkele wijze leren de Drie Formulieren van Enigheid 'leven voor de (bewuste!) rechtvaardigmaking'! Dat leren de Ger. Gem. en genoemde schrijvers echter wel. Al snel komt de scholastieke en filosofische aap uit de mouw, want om de 'zuiverheid' van hun beroep op de Nadere Reformatie te onderstrepen, laten zij Voetsius en achtereenvolgens Comrie buikspreken om de z.g. 'bekommerden' met enige ontdekking en een verondersteld geloof (wat zij een toevluchtnemend geloof noemen -pag. 150) al enig geestelijk leven in handen te stoppen, terwijl dezulken Christus nog niet kennen. Dit is een afschuwlijke en verwerpelijke leer! De kleinste in het ware geloof, gelooft daadwerkelijk in Christus (Matth. 18:6). De Ger. Gem. predikers (en velen met hen), ook de genoemde schrijvers, halen het oordeel van Matth. 18:6/Mark. 9:42 over zich heen, omdat zij de kleinen die in Christus geloven ergeren, door hun verdoemelijke en valse stelling dat de kleinen nog niet in Christus geloven, terwijl Christus het tegendeel leert in Matth. 18:6.

De valsheid in geschriften die de schrijvers plegen komt pas goed openbaar op pag. 151, waar verwezen wordt naar de brochure van ds. Th. van der Groe, "Het schadelijk misbruik van de algemene overtuiging tot een valse grond van de rust voor de ziel", verwijzen. Daar wordt nota bene de term "zaligmakende overtuigingen" die Van der Groe bezigt in zijn brochure vereenzelvigd met het beginnend geestelijk leven, terwijl Van der Groe nooit geleerd heeft dat buiten de vereniging met Christus door een waar zaligmakend geloof al van geestelijk leven sprake kan zijn. Bovendien staat het gezag van Gods Woord nog tienduizenden keren hoger dan alle oudvaderstellingen bij elkaar. Nergens uit de Schrift is zonder inlegkunde te bewijzen dat het geestelijk leven begint zonder het daadwerkelijke geloof in Christus en de vergeving der zonden.
Het valt steeds weer op dat de Ger. Gem. altijd met allerlei dubbelzinnige oudvadertermen hun valse wedergeboorteleer proberen te legitimeren. Door de Reformatoren, ja, door de Heilige Geest Zelf -bij monde van Paulus in Kol. 2:8- wordt de scholastiek en de filosofie in het kader van de heilsleer krachtig van de hand gewezen, maar deze 'ijdele verleiding' wordt door de Ger. Gem. en de genoemde schrijvers door een achterdeur, ja, zelfs door de synodale voordeur, weer naar binnen gehaald om een valse leer, zelfs met een beroep op de Reformatie te legitimeren. Volgens Gods Woord begint het genadeleven met de vergeving der zonden (o.a. Kol. 2:13) en aan de wedergeboorte gaat de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel vooraf (Joh. 16:8). De filosofische wedergeboorte leer van de Afscheiding staat in wezen op één lijn met de veronderstelde wedergeboorteleer van Abraham Kuyper en mist elke bijbelse grond. Het is een godonterende en zielsmisleidende leer, waartegen de Heilige Geest uitdrukkelijk waarschuwt in o.a. Ezech. 13:20. De vastgestelde Ger. Gem. leer wekt de schijn dat de z.g. 'bekommerden' geen rust gegeven mag worden totdat zij Christus kennen, maar het is niet meer dan een schijnbeweging, want men doet niets anders dan die z.g. 'bekommerden' handmatig inlijven in Christus, zonder dat er op dat allesomvattende en beslissende moment sprake is van de vergeving der zonden.

Dan volgt op pag. 151 e.v. een onbijbels relaas over de z.g. 'standen' in het geestelijke leven, waarbij de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking in navolging van ds. G.H. Kersten uiteen getrokken worden en met oudvaderbuiksprekerij wordt gestaafd. Hoewel er in het genadeleven in Christus welzeker van een geloofsontwikkeling sprake is, houdt de Ger. Gem. er een 'geloofsafwikkeling' opna, waarbij het ene hekje na het andere opengaat, maar steeds staat men nog ergens 'voor'. Eerst dit en dan dat, eerst wedergeboorte, dan zondekennis, dan een geopenbaarde Middelaar, dan een toegepaste Middelaar, dan (voor de meer gelukkigen) de rechtvaardigmaking, enz. enz., terwijl er bij een bijbelse geloofsontwikkeling alleen sprake is van een geloofsverdieping van hetgeen de gelovigen reeds in Christus hebben. Bij een geloofsafwikkeling, ligt 'de pijl altijd verder', terwijl Gods Woord leert dat God alleen pijlen afschiet in het hart van 's Konings vijanden. De pijlen uit de goddelijke pijlkoker treffen dus altijd doel, terwijl de pijlen uit de filosofische kast van Aristoteles altijd hun doel voorbij vliegen en dus altijd verder dan het doel gezocht moeten worden. Ja, dan grijp je altijd mis, maar die gegrepen zijn, kunnen nooit meer uit de hand des Vaders gerukt worden.
De standenleer van de Afscheiding staat dus haaks op de bijbelse geestelijke opwas in Christus en de bevinding der heiligen. Een zuigeling in de genade bezit dezelfde geestelijke zaken als een vader in de genade. Gods meer geoefende kinderen hebben alleen een scherpere blik op de valkuilen van de satan, hebben een diepere inleving van hun bedorven vlees, weten 'schijn en zijn' beter te onderscheiden, worden in staat gesteld de geesten te beproeven of zij uit God zijn, hebben een diepere blik in de verbonden der beloften, zien meer schoonheid en beminnelijkheid in Christus, zijn het vlees meer afgestorven, enz. Hoewel de zuigelingen in de genade niet de mate van de geestelijke gave des onderscheids hebben waarmee geoefende kinderen van God doorgaans bedeeld zijn, ze zijn evenwel niet halfverlost, maar compleet nieuwgeboren kinderen in Christus. Zuigelingen worden gevoed door de onvervalste melk van het Evangelie in Christus, terwijl de meer geoefenden in de genade gevoed worden met vaste spijzen in Christus. Vaders in de genade hebben doorgaans een zakelijke kennis in Christus, terwijl kinderen in de genade meer een gevoelige kennis hebben in Christus. Vaders in de genade zijn doorgaans onbewegelijker in het geloof, terwijl de zuigelingen in de genade nog weleens als een riet heen en weder bewogen worden, vanwege kleingeloof. Zowel de zuigelingen in de genade als de Vaders in de genade leven uit dezelfde bron, namelijk God in Christus door de Heilige Geest. Deze leer is door de Afscheiding 'ver-gezelschapt' waarbij men allerlei gradaties en standen in het genadeleven heeft ingebouwd, die haaks staan op de bijbelse geloofsleer en de bevinding der heiligen. (Zie ook: 'GEZELSCHAPSLEER IS GEEN HEILSLEER' en 'EMBRYO-FILOSOFIE VAN COMRIE').

Ds. A. Moerkerken gaat zelfs zover dat hij 'een levendgemaakte baby van een week oud' het geloofzicht op het bloed van Christus ontzegt (pag. 164), alsof het geloof in Christus en de vergeving der zonden zouden afhangen van de verstandelijke vermogens van een wedergeboren mens! Dit is remonstrants! Johannes de Doper was al gerechtvaardigd in Christus voordat hij geboren was. Hij hoorde de stem van de moeder des Heeren DOOR DE HEILIGE GEEST en sprong vervolgens op van vreugde in de buik van zijn moeder Elizabeth. Is hier sprake van geloofsoefening of niet? Zonder geloof is het immers onmogelijk Gode te behagen, terwijl de ongeboren, wedergeboren en gerechtvaardigde Johannes de Doper niet anders deed dan God behagen. Hier zien we dat zelfs een ongeboren wedergeboren baby dezelfde zaken bezit als een Vader in de genade en zelfs door de Heilige Geest meer van het geestelijke leven kan ervaren dan de verst gevorderde in de genade. Ds. Moerkerken doet (onbewust) aan geestelijke abortus, want een baby (in de genade) kan helemaal niet geloven, zo beweert hij. Nee, niet met zijn verstand, maar wel door de Heilige Geest! In het kader van het geestelijke leven is het verstand een slap gevalletje, dat bewijs levert het hier besproken drs.-boek wel in het kwadraat.

Op pag. 183/184 beweren de schrijvers dat het zijn in Christus beslissend is voor het geestelijke leven. Dat is zeker waar, maar als we lezen wat de schrijvers onder het zijn in Christus verstaan, dan zitten zij duidelijk verzakt in het filosofische drijfzand van Aristoteles. In navolging van ds. A. Moerkerken isoleren de schrijvers de inlijving in Christus van de dadelijke rechtvaardigmaking door het geloof. Dat komt vooral tot uitdrukking op pag. 214, waar zij een beroep doen op de habitus/actus filosofie van Comrie. Een pas wedergeboren ziel heeft eerst alleen een geloof(svermogen) maar kan nog niet dadelijk geloven. Nogmaals, dat is een ergernis voor de kleinen in Christus die volgens Gods Woord wel in Christus geloven.

Op pag. 187 proberen de schrijvers met voorbeelden uit de Bijbel te illustreren hoe er plaats gemaakt wordt voor de genade. Hun pogingen hiertoe mislukken totaal doordat zij de Wet met het Evangelie vermengen. Ze menen bijv. dat de verslagenheid des harten van de Pinksterlingen op één lijn staat met berouw over de zonde. Vervolgens knopen zij de droefheid naar God aan die 'verslagenheid' om voor de zoveelste keer een wedergeboorte te creëren die in heel de Bijbel niet te vinden is, behalve in de synodale leeruitspraken van de Ger. Gem.! De inlegkundige exegese van de schrijvers is dus een grove vermenging van Wet en Evangelie. Berouw over de zonde is namelijk een vrucht van de vergeving der zonden! De Pinksterlingen waren op de vlijmscherpe prediking van Petrus verslagen in het hart. In de grondtaal betekent het woord 'verslagen': 'doorstoken' of 'doorgezaagd'. Hun harten waren dus doorstoken/doorgezaagd. De Wet (de bediening des doods) had hun harten dodelijk doorstoken. Dat is echter nog geen wedergeboorte, terwijl de schrijvers, in navolging van de leeruitspraken van de Ger. Gem., de overtuiging van zonden bij de Pinksterlingen wel wedergeboorte noemen. Note: Hoe komt men aan zulk een waanzinnige zielsmisleidende leer?

Op pag. 189 erkennen de schrijvers wel dat de kennis van de ellende aan de verlossing voorafgaat, maar ondertussen kaderen zij de ellendekennis in bij de wedergeboorte (pag. 191). Ook leren zij dat de Wet een tuchtmeester is tot Christus (pag. 189), maar Paulus leert heel iets anders, namelijk dat de wet (de ceremoniële wet in inzettingen bestaande) een tuchtmeester is GEWEEST tot Christus (Gal. 3:24). De tuchtmeester ziet dus niet op de Wet der Tien Geboden, want de Wet der Tien Geboden is geen tuchtmeester, maar een bloedwreker. De Wet der Tien Geboden heeft geen enkele evangelische eigenschap en verwijst de zondaar niet naar het Lam Gods, maar naar de hel! Welzeker maakt de Wet plaats voor het Evangelie (pag. 189), maar dat is op geen enkele wijze een eigenschap van de Wet zelf.

De bewering van de schrijvers van het genoemde boek op pag. 191, namelijk dat "het geestelijke leven aanvangt met de ontdekking aan zonde en schuld", is -zoals reeds gezegd- voluit rooms. De ontdekking van zonde en schuld gaat aan het geestelijke leven vooraf, want God is een God Die de goddelozen rechtvaardigt. De ontdekking van zonde gaat wel door na ontvangen genade, maar is dan evangelisch van aard en gaat gepaard met een hartelijke droefheid over de zonde, OMDAT DE ZONDEN VERGEVEN ZIJN! (Zie ook: HC. Zondag 7 en 23). Bij de Ger. Gem. moeten de zonden altijd nog vergeven worden, maar die leer komt regelrecht uit het Vaticaan. Gods volk HEEFT vergeving der zonden met bewuste kennisneming door het geloof (Luk. 1:77), niet één uitgezonderd, hoe klein het geloof ook moge zijn en hoe bestreden het geloof ook moge worden.

Ook loochenen de schrijvers van het boek de zekerheid des geloofs voor pas wedergeboren zielen. Allerlei aangewende bekeringsverhalen moeten hun mening stijven, maar ze zijn constant bezig om het nabijkomend Geesteswerk voor zaligmakend werk door te laten gaan, ook d.m.v. bepaalde bekeringsverhalen van Gods ware kinderen. Daarmee geven zij blijk geen onderscheid te kennen tussen waar en nabijkomend werk des Geestes. Het feit dat de Heere degenen kent die de Zijnen zijn, betekent niet dat de schrijvers het recht hebben om diegenen zalig te verklaren die Gods Woord er statelijk buiten zet. Elk kind van God heeft -hoe fel ook bestreden- enige zekerheid van zijn zaligheid, anders is er geen sprake van een oprecht geloof in Christus. Al dat 'hopen' en 'uitzien' dat de schrijvers inkaderen in de wedergeboorte kan een onwedergeboren mens ook hebben en daarmee voor eeuwig verloren gaan.

Omdat de schrijvers van het genoemde boek diverse voorvallen van bekeringen uit het verleden vermelden, met het constante oogmerk om de kennis der ellende aan de wedergeboorte toe te schrijven, waardoor de z.g. 'open-schuld-leer' ontstaan is, vermeld ik hieronder ter afsluiting een levensfragment van een (overleden) tante, een waar kind des Heeren, die gebakerd was onder de 'open-schuld-leer' van de Ger. Gem.

Fragment uit het boek: "Het water des Levens".
"Ik had een tante (M). Zij juicht reeds voor de troon. Zij was in haar jeugd tot bekering gekomen. Ze was lid van de Ger. Gem. en is onder een 'open-schuld-leer' gebakerd. Ongeveer drie jaar voor haar sterven is ze in de schuld gekomen, vanwege het feit dat zij steeds beweerde nog een open schuld te hebben, terwijl ze kennis had aan de vergeving der zonden. Toch zei ze vaak dat haar schuld nog open stond... 't Was haar altijd zo geleerd, maar toen ze de ongerijmdheid van die leer had leren kennen, weet u wat ze toen beleed? "Ik heb God altijd voor verdacht gehouden door mijn ongeloof!" Denk niet, lezers, dat ik onzin verkoop, want ik ben er zelf getuige van geweest en ik wist ook hoe ze gebakerd was. Wat van doorslaggevende waarde is dat God er Zelf Getuige van is geweest. De eeuwigheid zal het openbaren! Tijdens de rouwdienst werd echter vanaf de preekstoel gezegd dat tante M. drie jaar voor haar sterven de Vader had leren kennen. Het feit dat ze de Vader al vele jaren eerder had leren kennen werd wijselijk verzwegen, laat staan dat de dienstdoende predikant durfde te zeggen dat tante M. omtrent haar 'open schuld' in de schuld gekomen was vanwege haar ongeloof. Dat feit kon ook niet openbaar gemaakt worden, want dan zou de 'open-schuld-leer' in diskrediet gekomen zijn... " (Einde fragment).

Ja, en dan zou de Ger. Gem. haar gezicht verliezen. Dat wil men KOSTE WAT HET KOST voorkomen. 't Helpt niet mensen, nee, want het moet er toch een keer van komen. God verschaft alleen aan BLINDEN het gezicht en de hoogmoedige rest zendt Hij ledig henen. Het doet mij wel leed dat de Ger. Gem. haar trotse nek zo verhard, nog wel met hoogmoedige nederigheid en vrome woorden. Ik ken nogal wat kinderen Gods uit de Afscheiding, die zuchten onder een beklemmende prediking waarin de open-schuld-leer verheerlijkt wordt, want door die leer komen Gods kinderen opnieuw onder het juk der dienstbaarheid. Ik heb meermalen met kinderen Gods uit de Ger. Gem. verkeerd die daaronder lijden, en hunkeren naar een bevrijdende Wet en Evangelie-prediking, waarin alles buiten Christus en Dien gekruisigd afgesneden wordt, -ook al die gemoedelijke (Godevijandige!) bevinding buiten Christus- en waarin Christus gepredikt wordt als Eén die de pers alleen getreden heeft, voor wie?
Voor criminelen, voor misdadigers, voor hoeren en tollenaars, maar ja.... dan moeten eerst al die toeleidende weg-predikers naar het schavot om als een daadwerkelijk verloren zondaar, ja, als een vijand van God gerechtvaardigd te worden om niet. "Loutere vrije soevereine genade" wil wel heel wat meer zeggen dan de schrijvers van het genoemde boek eronder verstaan en dat geldt ook voor de meeste predikers uit de rechtzinnige kerkverbanden. We hebben gebrek aan verloren zondaren en een nog groter gebrek aan predikers die afgesneden zijn van de eerste Adam en gerechtvaardigd zijn in de tweede Adam door de weg van het recht. De Heere geve nog dienstknechten in Zijn wijngaard uit te stoten die door recht verlost zijn en een knak in hun leven gekregen hebben, gelijk Jakob hinkende was aan zijn heup. Ja, dat wens ik ook ds. Moerkerken en de zijnen toe, want als dat zou gebeuren, zou hij zich niet meer druk maken met al die rangen en standen, habitus-toeters en actus-bellen, maar dan zou hij de Wet preken tot verdoemenis(!) en Christus en Zijn gerechtigheid preken voor totaal verloren zondaren, Gode tot eer en tot der zielen zalige vrijheid in Christus.

GPPB.

PS. “Is het met de gemeente zóver gekomen, dat zij Gods Woord prijsgeeft en zich voor de afgoden neerbuigt, dan moge zij de straf verwachten, dat zij door de Heere verkocht wordt onder de macht van mensen ook komt zij niet weer vrij, tenzij dan dat zij zich tot het Woord bekeert en het eeuwig Evangelie aangrijpt. ... Waar mensen zich niet onder het Woord willen buigen, maar zelf willen regeren, daar drukt hun eigen orde hen dood; daar is enkel en alleen gewetensverkrachting, twist, ruzie en tweedracht, en terwijl men aan de bovenkant aan het bouwen is, zinkt het aan de onderkant weg, en is en blijft het een torenbouw van Babel".

Dr. H.F. Kohlbrugge


http://www.derokendevlaswiek.nl