KETTERSE.POLEMIEK DS. J.M.D. de HEER vs DS. A. KORT
AARTSKETTERSE POLEMIEK VAN COMRIE-PAPEGAAI J.M.D. DE HEER vs DS. A. KORT  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
DE SCHADELIJKE GEVOLGEN VAN DE EMBRYO-FILOSOFIE VAN ALEXANDER COMRIE (2004) Klik hier link

--------------------------------------------------------------

Inzender:

Citaat uit ingezonden brief:
Hebt u het boek van ds. A. Kort al gelezen?
"Wedergeboorte of misgeboorte?"
Hebt u ook de reactie van ds. J.M.D. de Heer op het boek van ds. A. Kort gelezen?

--------------------------------------------------

Geachte inzender,

Nee, ik heb dat boek van ds. Kort niet en dus ook niet gelezen, hoewel sommige vrienden mij deels de inhoud ervan hebben verhaald. De titel van het boek spreekt mij wel aan, maar het boek van ds. Kort loopt helaas achter de feiten aan, want omtrent de dwaalleer van de Afscheiding is het is al jaar en dag meer dan eens geschreven en gezegd dat het een zielsmisleidende valse leer is. Al meer dan 20 jaar hebben we de comriaans/kuyperse dwaalleer der Afscheiding weerlegd met boeken en website-perkamenten. Dus dat boek van ds. Kort is niet iets nieuws, maar een welkome herhaling van hetgeen reeds meermalen geschreven en gezegd is. (Zie o.a. artikel tegen de embryoleer van Comrie via de Klik hier link en volgende blokken).

Het zal nog moeten blijken of het boek van ds. Kort zodanig geschreven is, dat zijn uitwerping uit de OGG onvermijdelijk is, of dat het kerkpolitiek gekleurd geschreven is omwille van eigen positie. Tot op heden kan ik noch het ene, noch het andere bevestigen. Ik heb al wel wat uitdraaien uit de Saambinder toegestuurd gekregen waarin de afgescheide pastoor-papegaai, J.M.D. de Heer, de Moerkerken-pen opneemt om de reeds eeuwenlange achterhaalde doctorale middenpositie van Comrie en de daaruit voortgekomen embryonale misgeboorteleer van Comrie te moeten verdedigen als tegenhanger van het boek van ds. Kort. Ik ga er niet opnieuw over uitwijden, aangezien de ketterijen van J.M.D. de Heer dermate op deze website weerlegd zijn (zie volgende blokken), dat de man allang openbaar gekomen is als een eerste klas papegaai, die de Schrift-exegese en de Dordtse Leerregels omtrent de bijbelse wedergeboorteleer verkracht en zelf absoluut niet weet waar de klepel van de toepassing van het heil hangt. Kerkelijk Nederland is ene grote verdeelde kooi van oudvader-papegaaien, die niets dan zoete-suikerbollen-gif-praat ten beste geven, op een hoge uitzondering na.

In heel dat kerkelijke refo-knikkerspel kan ik weinig anders bespeuren dan een ondermaanse kinderachtige kerkcompetitie, aangezien geen enkele dominee zich interreseert in het heil van land en volk, laat staan om zelf uit te gaan in de heggen en stegen der wereld. Het heeft alles te maken met het feit dat de huidige leraars de ergernis van het kruis teniet hebben gedaan, om zelf niet vervolgd te worden.

In de jaren negentig werd ik als straatevangelist door ds. C. Stelwagen gemaand NIET in de Friese en Groningse NHK-parochies te evangeliseren, wat dan zou ik -volgens zeggen- onder de duiven schieten van zijn kerkelijke collega's. Maar nu loopt pkn-ds. Stelwagen -volgens zijn eigen Terdege-interview- nota bene zelf met zijn plastic EO-tasje in diezelfde pkn-parochies te folderen en het protest wat hij daartegen krijgt deert hem weinig. Maar ik mocht het destijds niet doen, om "onnodige ergernis" te voorkomen......! Daarbij komt dat Chris Stelwagen in het hoge noorden ook voorgaat in PKN-gemeenten met vrouwelijke ambtsdragers, maar dat hij nu bij elke preek een knieval voor de duivel moet maken, is -volgens zijn eigen zeggen- gelegen in het feit dat hij "overal doorheen gezakt is". Stelwagen veroorlooft zich dus om niet in de leer van Christus te blijven omdat hij "overal doorheen gezakt is", dus ook door de eniggezaghebbende leer en de gelijknamige kerkorde van Christus gezakt is..., zoals staat beschreven in 2 Johannes 1:9. Ik hoop dat dit te denken geeft!

Volgens Gods Woord hebben we te zaaien aan alle wateren, echter niet op voorwaarden van de duivel, maar overeenkomstig de leer van Christus. Dat zaaien aan alle wateren viel echter ook mijn Harskamper pastor, Klaas Veldman, destijds in het verkeerde keelgat, toen ik in Kootwijkerbroek eens aan het evangeliseren was, aangezien dat als geestelijke concurrentie werd beschouwd, wat hij mij op hoge poten kwam vertellen. Daarentegen had hij er geen bezwaar tegen dat ik zijn Limousin 3000XLS turbo repareerde, ook niet toen hij door Gods voorzienigheid met zijn limo vlak voor mijn deur kapot kwam te staan, ja, toen was ik goed genoeg om voor ANWB te spelen, hetgeen ik evenwel broederlijk deed. Ik kan er wel een boek van schrijven wat ik met die Klaas beleefd heb, en soms was de Heere erin, zoals o.a. met die kapotte auto. Maar zolang dit soort dominees met de kerk en met de emerituskas getrouwd zijn, zal het van hun zijde klinken: "Gaat heen en wordt warm", als het op de ergernis van het kruis en het leven buiten de legerplaats aankomt. Het wachten is dus op een geestelijke watervloed à la 1953, zodat de dominees die dan nog van God geroepen zijn uit hun pastorieën gespoeld zullen worden en eindelijk eens hun herderschap zullen besteden ten bate van de Wezenkerk van Christus, ja, tot aan de verste grenzen.

De kerkelijke competitie is echter nog springlevend in onze dagen en ze zoeken allen het hunne, maar niet hetgeen van Christus is. Valse leraars, zoals J.M.D. de Heer, moeten PUBLIEK als ketters verworpen worden, geheel naar het Woord des Heeren (Tit. 3:10). In de jaren negentig hebben we verscheidene brieven geschreven aan kerken en dominees omtrent de algehele afval van de leer waarmee de Kerk staat of valt, de leer en bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze, maar de Heere heeft mij getoond dat Hij kerkelijk Nederland en haar buitenlandse denominaties onder het oordeel van een algehele kracht der dwaling besloten heeft en dat Hij de doctorale wijsheid zal doen vergaan. Wat dat betreft moet het Recht eerst zijn loop hebben, alvorens de Heere Juda's steden herbouwen zal uit het stof.

mvg. GPPB.

(Zie ook volgende blokken - een kleine greep uit de reeks weerleggingen omtrent de ketterijen van J.M.D. de Heer en de dwaalleer der Afscheiding in het algemeen)

HOE KAN DE BLINDE DE BLINDE LEIDEN?  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Ds. J. M. D. de Heer (GG) schreef een boek "De Evangelische beweging", waarin hij stelt "geschrokken te zijn" vanwege het geseculariseerde gehalte van de evangelische beweging en de evangelische invloed in reformatorische kringen die veel groter is dan hij had gedacht.

Klik op de Klik hier link ter inzage ND-artikel

Commentaar
Met zijn zwaar melaatse hand wijst ds. J.M.D. de Heer, naar de evangelische beweging, terwijl hij zelf zielsbedrieglijke ketterijen leert, die van dien aard zijn dat ds. J.M.D. de Heer zichzelf als een valse leraar heeft geopenbaard, ja, als één die de exegese van de Schrift verdraait tot zijn eigen verderf en tot zielsverderf van vele anderen. De Heer is absoluut niet van de Heere geleerd; aangezien zijn ketterijen rechtstreeks van de duivel ingegeven zijn. Gods Woord waarschuwt uitdrukkelijk tegen dit soort wolven in schaapsklederen. De Heere waarschuwt uitdrukkelijk tegen de valse De Heer: "Wacht u voor de valse profeten....!"

Hoe zal de blinde de blinde leiden, zullen zij niet beiden in de gracht vallen?

DE VALSE LEER VAN DS. J.M.D. DE HEER (1-2-3-4-5-6):

Klik op de 'Klik hier' linken op volgende blokken.

VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (1)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (1)

Klik op de klik hier link ter inzage valse leer ds. J.M.D. de Heer.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (2)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (2)

Klik op de klik hier link ter inzage valse exegese van ds. J.M.D. de Heer.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (3)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (3)

Klik op de klik hier link ter inzage van het valse evangelie van ds. J.M.D. de Heer.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (4)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (4)

Klik op de Klik hier link ter inzage artikel hoe ds. J.M.D. de Heer de jongeren bedriegt voor de eeuwigheid op een JBGG-conferentie

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (5)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (5)

Klik op de klik hier link ter inzage van het valse evangelie van ds. J.M.D. de Heer.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (6)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
VALSE LEER DS. J.M.D. DE HEER (6)

Klik op de klik hier link ter inzage van de valse leer ds. J.M.D. de Heer.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

KERSTENS 'KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP' VORMEN EEN ELLENLANGE DWALING        
Plaats in winkelmandjeMandje
Deze webpage is een vervolg op: "KERST(EN OF VER)BOOM?" zie: 'PERSBERICHTEN'.

Het boekje dat we hier in het kort wensen te bespreken is getiteld: "KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP" en is geschreven door ds. G.H. Kersten. Hoewel ds. Kersten ware dingen schrijft, doet zijn onbijbelse visie over de rechtvaardigmaking en de heiligmaking zodanig afbreuk aan de waarheid van Gods Woord, dat zijn boekje als verwerpelijk moet worden beschouwd. Immers, met het leerstuk van de rechtvaardigmaking staat of valt de kerk. En de kerk is in brokstukken uiteengevallen, omdat men de Waarheid niet in liefde wil aannemen tot op de huidige dag. Het gevolg daarvan is een kracht der dwaling, wat ook in het boekje van Kersten duidelijk openbaar komt.

Aangezien ds. Heemskerk zich middels een ingezonden stuk in het RD heel positief uitlaat over de verklaring van ds. Kerstens boekje over het 'Kort Begrip' (zie: KERST(EN OF VER)BOOM?), en 'de lessen' van Kersten 'heel evenwichtig' noemt, bewijst dat de HHK-synodevoorzitter ook met een kracht der dwaling bezet is. Nadat we het stuk van Heemskerk en de Kerstens verklaring over 'Kort Begrip' gelezen hadden, rezen de volgende vragen bij ons op: 'Zijn dit onze 'leraars Israëls' en weten zij deze dingen niet?' (Joh. 3:10). 'Welke predikanten zijn er eigenlijk nog theologisch betrouwbaar in onze dagen?'

'Korte lessen over Kort Begrip'
Pag. 30. Het gaat al snel fout in Kerstens boekje, want op pag. 30 beweert hij dat sommige neo-kohlbruggianen leren dat de mens in het beeld Gods geschapen is, maar dat heeft dr. Kohlbrugge zelf ook geleerd op grond van de Schrift.
Kersten: "Dit beeld was maar niet iets bijkomstigs. De mens is dan ook niet in dat beeld geschapen, geklijk sommige neo-kohlbruggianen leren, maar naar het beeld Gods." (pag. 30).
Kersten dwaalt zeer, want als de mens alleen maar naar het beeld Gods geschapen is, is de mens geen beelddrager Gods, maar een blauwdruk, een copy, een namaaksel. Nee, de mens is in het beeld Gods geschapen en is juist daarom een beelddrager Gods. De King James Vertaling sluit het nauwste aan bij de Hebreeuwse grondtekst, want in de KJV staat in Genesis 1:26: "And God said, let us make man IN our image, after our likeness..." En in vers 27 staat: "So God created man IN His own image, IN the image of God created He him; male and female created He them."
In de Staten Vertaling is Genesis 1:26 vrijer vertaald: "En God zeide: Laat ons mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis..." En in vers 27 staat: "En God schiep den mens naar Zijn beeld, naar het beeld Gods schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen."
De Kanttekenaren verwijzen bij het woordje 'naar' -in vers 26- echter terecht naar de Hebreeuwse grondtaal, waar oorspronkelijk staat geschreven: 'in ons beeld'.
Kohlbrugge heeft de Schrift dus aan zijn kant als hij leert dat de mens IN het beeld Gods geschapen is. Kersten zit er dus vierkant naast en leert een niet geringe dwaling. De mens is niet louter naar het beeld Gods geschapen, maar IN het beeld Gods, namelijk in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. De mens voor de val was niet een namaaksel van het beeld Gods dat van het echte niet te onderscheiden was, maar is in het beeld Gods geschapen om in de gemeenschap Gods te leven tot Zijn eer en heerlijkheid. God schiep de mens in Zijn beeld en zag Zijn eigen beeld in de mens. Geschapen 'in het beeld Gods' gaat dus het geschapen zijn 'naar het beeld Gods' verre te boven. Dat beeld Gods hebben we echter verloren door de zondeval, maar God eist dat beeld van een ieder van ons terug, op straffe des drievoudigen doods. God zorgt echter voor Zijn eigen eer. "Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen", Rom. 8:29.

Pag. 56. Afdeling 4 van het 'Kort Begrip' handelt over het wezen des geloofs. Als antwoord op de vraag: "Wat is een oprecht geloof", schrijft de opsteller van het 'Kort Begrip', Herman Faukelius, het volgende: "Het is een zekere kennis van God en Zijn beloften, ons in het Evangelie geopenbaard, en een hartelijk vertrouwen, dat mij al mijn zonden om Christus' wil vergeven zijn."
Deze Schriftuurlijke beschrijving van Faukelius over het wezen des geloofs, wordt door ds. Kersten echter weer afgezwakt en gerelativeerd. Kersten maakt namelijk een comriaanse (onder)scheiding tussen het wezen des geloofs en de oefening des geloofs en beweert dat niet al Gods kinderen van de beloften Gods en de vergeving der zonden verzekerd zijn. Dat leert Rome ook, met dien verstande dat Rome de zekerheid des geloofs zelfs vervloekt heeft op het concilie te Trente. In navolging van Brakel heeft Kersten de zekerheid des geloofs tot het welwezen des geloofs gedegradeerd, terwijl Gods Woord de zekerheid des geloofs tot het wezen des geloofs rekent. (Luk. 1:1-2; Mark. 9:42; Joh. 10:14; Rom. 4:16-25; Rom. 8:38; Hebr. 11; 2. Tim. 1:12; 2 Pet. 1:16; 1 Joh. 3:14; 1 Joh. 5:19-20), enz. enz. Brakel heeft echter pastoraal willen zijn, echter ten koste van de zekerheid des geloofs, dus ten koste van de leer der Schrift. Er is wel trap en mate in de zekerheid des geloofs, maar er is geen waar gelovige zonder enige zekerheid van zijn zaligheid. Ds. Th. van der Groe schrijft dan ook terecht in een van zijn werken: "Een waar gelovige zonder enige verzekerdheid van zijn zaligheid, is bij mij niet anders dan een gedrochtelijk hersenschim, ofwel een gelovige zonder geloof."

Pag. 108 t/m 115. In navolging van dr. Comrie leerde ds. Kersten een vijftal rechtvaardigmakingen, namelijk:
A. Voor het geloof, te weten:
1. Van eeuwigheid.
2. In de opstanding van Christus.
B. Door het geloof, namelijk:
3. In de staatsverwisseling der levendmaking.
4. In de vierschaar der consciëntie
C. (5) Op de wolken des hemels.

Ten aanzien van de rechtvaardigmaking leert de comriaan, ds Kersten, grove dwalingen, want
1. Een rechtvaardigmaking van eeuwigheid bestaat niet en wordt nergens in Gods Woord geleerd.
2. De opstanding van Christus is niet onze rechtvaardigmaking, maar Hij is opgestaan om (ten behoeve van) onze rechtvaardigmaking (Rom. 4:25).
3/4. Met de staatsverwisseling der levendmaking wordt Gods volk gerechtvaardigd door het geloof in de vierschaar der consciëntie. Punt 3 en 4 van Kersten vallen samen en geschieden op hetzelfde moment, zowel aan Gods zijde als in het hart van de zondaar.
5. Op de wolken des hemels wordt Gods volk niet opnieuw gerechtvaardigd, maar voor ieders oog en oor rechtvaardig verklaard, omdat ze gerechtvaardigd zijn!

Op pag. 108 laat Kersten op een linke manier Voetius buikspreken om een zogenaamde rechtvaardiging van eeuwigheid te rechtvaardigen, maar Kersten bewijst dat niet uit Gods Woord. Zijn beroep op Romeinen 4:25 snijdt geen hout, want in Rom. 4:25 staat niet dat Christus' opstanding onze rechtvaardigmaking is, maar dat Hij opgestaan is óm onze rechtvaardigmaking. Dat betekent eenvoudig dat als Christus niet was opgestaan, wij nooit door het geloof gerechtvaardigd konden worden. Ook het beroep van Kersten op 1 Tim. 3:16, waar staat dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest, heeft niets te maken met een rechtvaardigmaking die voor het geloof zou hebben plaatsgevonden. Dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest wil zeggen dat Hij rechtvaardig was krachtens Zijn Goddelijke natuur. (Zie ook Kantt. bij 1 Tim. 3:16). Als God heeft de rechtvaardigmaking op Christus geen enkele toepassing en als Mens had Hij geen rechtvaardigmaking nodig, want ook als Mens was Hij zonder zonde. Borgtochtelijk is Hij tot zonde gemaakt, maar dat wil niet zeggen dat Hij gerechtvaardigd moest worden om de vergeving der zonden te verwerven, want die heeft Hij verworven door Zijn Eigen gerechtigheid.
Vervolgens beroept Kersten zich op 2 Tim. 1:9, waar staat: "Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen." Met de woorden 'voor de tijden der eeuwen' wil Kersten opnieuw een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, ofwel een rechtvaardigmaking vóór het geloof bewijzen, maar zijn bewijs is zo lek als een zeef. De Kanttekenaren zeggen namelijk bij deze tekst in voetnoot 33 het volgende: "Dat is, die God in Zijn raad voorgenomen en besloten heeft ons te geven. Zie dergelijke Joh. 17:24; want deze genade is ons metterdaad niet van eeuwigheid, maar in der tijd gegeven, wanneer wij geroepen worden; maar wordt zo gezegd, omdat deze werkelijke schenking geschiedt, naar dat eeuwig voornemen Gods, hetwelk zo vast is alsof het reeds volbracht ware."
Er is dus geen sprake van een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, alleen van een voornemen Gods. Gods besluit van eeuwigheid bestaat niet uit een heimelijke rechtvaardigmaking, maar uit een voornemen om Zijn uitverkoren volk te rechtvaardigen in de tijd, krachtens Zijn eeuwige uitverkiezing, op grond van Christus' verdienste.
Dat Kerstens redenering over de rechtvaardigmaking zo krom is als het maar kan, komt ook duidelijk tot uitdrukking als hij schrijft dat de rechtvaardigmaking van eeuwigheid in de tijd wordt toegepast (pag. 108). Dit is een dwaze manier van spreken, want de rechtvaardigmaking is een rechtshandeling en die kan nooit toegepast worden, die kan alleen plaatsvinden. In de rechtvaardigmaking door het geloof in de vierschaar der consciëntie wordt dus niet de rechtvaardigmaking, maar Christus en Zijn gerechtigheid toegepast. Kersten vereenzelvigt de rechtvaardigmaking met Christus en Zijn gerechtigheid, maar de vrijspraak is niet hetzelfde als de Persoon Die vrijspreekt en de Grond waarop wordt vrijgesproken, dat kan een kind nog wel verstaan.

Op pagina 110 beweert Kersten dat er trappen zijn in de aanneming van Christus door het geloof. Volgens Kersten komt niet al Gods volk tot de zekerheid van hun rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie. Dit is een voluit roomse stelling, want er is niet één kind van God die niet gelooft dat zijn zonden om de verdienste van Christus' wil vergeven zijn, ondanks de helse bestrijdingen die er zeker zullen zijn. Door de bestrijdingen komen de roeping en de verkiezing juist des te vaster te liggen in het hart van Gods volk. Ten spijt van de gekerstende(!) dwalingen begint het ware genadeleven met de vergeving der zonden, want de levendmaking valt samen met de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, gelijk de Heilige Geest bij monde van Paulus duidelijk leert in Kolossensen 2:13-14: "En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende. Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende."

Op pagina 111 bewijst ds. G.H. Kersten duidelijk dat hij een valse leraar is!
Ten aanzien van de rechtvaardigmaking beweert Kersten namelijk dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar vrijspreekt; dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar rechtvaardigt en een recht schenkt ten eeuwige leven.
Dit is een valse leer en een grove aantasting van de Godheid van Christus. Niet alleen de Vader, maar ook Christus heeft macht de zonden te vergeven. Dat leert Gods Woord duidelijk in Mattheus 9:6: "Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis."
Hoewel elk mens van nature in de schuld staat bij de eerste Persoon van het Goddelijke Wezen, is de Godheid van Christus niet ondergeschikt aan de Godheid van de Vader. Hoe komt Kersten bij deze godslasterlijke ketterij? Gods Woord leert duidelijk dat ook Christus de zonden vergeeft. "Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is", Joh. 5:26-27. God de Vader heeft al het oordeel aan Zijn Zoon gegeven (Joh. 5:22). Niet alleen de Vader, maar ook Christus maakt doden levend en spreekt zondaren vrij van schuld en straf: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:21.
Aangezien ds. G.H. Kersten de zogenaamde 'open-schuld-leer' in de wereld geholpen heeft, is hij ook gekomen tot de ontzettende godslastering dat alleen de Vader en niet Christus de zonden vergeeft. Hetgeen Kersten hier leert, leerden de Joden ook en zeiden: "Wie is Deze, Die godslastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven, dan God alleen?" Luk. 5:21. Het feit dat Christus de zonden vergeeft, werd door de Joden ontkent en als godslastering verworpen. Kersten doet precies hetzelfde! De leer van Kersten is dus niet de leer van Christus en dat heeft voor de Afscheiding verstrekkende gevolgen teweeg gebracht: "Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon", 2 Joh. 1:9. T.a.v. de vergeving der zonden eert ds. Kersten Gods Zoon niet, maar dat heeft verschrikkelijke gevolgen, want: "Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft", Joh. 5:23. De leer van ds. G.H. Kersten omtrent de vergeving der zonden en de Goddelijke Persoon van Christus is dus een valse leer en neigt zelfs naar de islam en het judaïsme.

Op de pagina's 112-113 vermenigvuldigen de dwalingen, want in deze perikoop beweert Kersten wel dat de rechtvaardigmaking volkomen geschiedt, maar dat in dit leven de heiligmaking ten dele geschiedt. Alweer een grove dwaling en in strijd met 1 Korinthe 1:30: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing." De heiligmaking is evenals de rechtvaardigmaking volkomen in Christus, alleen wordt de heiligmaking die Gods kinderen volkomen in Christus hebben in dit leven slechts in beginsel beoefend. Dat is dus heel wat anders dan de roomse stelling die Kersten leert. Gods volk ontvangt geen halve, maar een volkomen heiligmaking, namelijk in Christus. En zonder de heiligmaking van Christus zal niemand de Heere zien.
Ook maakt Kersten een rekenkundige scheiding tussen de rechtvaardigmaking en de heiligmaking en leert dat de rechtvaardigmaking de mens inwendig niet verandert, maar dat de inwendige verandering geschiedt in de heiligmaking. Hiermee creëert Kersten een tweevoudige genade wat resulteert in twee halve (valse) christussen. In de rechtvaardigmaking wordt niet alleen de schuld weggenomen, maar tevens wordt de zondaar in Christus geplant en is daarmee een nieuw schepsel (2 Kor. 5:17). Kersten doet net alsof de zondaar door praktische heiligmaking pas tot vernieuwing komt, maar dat is rooms. Gods volk is vernieuwd door de toegerekende borggerechtigheid en borgheiligheid van Christus. Daar doet praktische heiligmaking niet in mee. In navolging van Da Costa is er volgens Kersten alleen sprake van de borggerechtigheid van Christus, maar van de borgheiligheid van Christus wil hij niet weten en maakt om die reden van de wet een 'aan-de-slag' regel. Gods volk wordt niet geheiligd door praktische heiligmaking. De heiligmaking in Christus staat namelijk in zijn volkomenheid reeds op rekening van Gods gerechtvaardigde volk (1 Kor. 1:30). Gods volk komt niet in de hemel door gedrag en vlijt, maar alleen door het volmaakte en volbrachte gedrag van Christus in de toepassing. Ook Zijn wandel is borgtochtelijk voor de Kerk en Zijn wandel is ook vruchtbaarmakend door de Heilige Geest in het leven der genade.
Ds. Kersten en zijn volgelingen zijn geheel afgeweken van de leer van de Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze en verzand in de leer van de rechtvaardiging van de vrome en in de religie van het halfverloste christendom. "Wel levendgemaakt, maar nog niet gerechtvaardigd. Wel geloof, maar nog een open schuld. Wel wedergeboren, maar nog geen vergeving van zonden." DIT IS EEN GODDELOZE LEER! Deze leer kan nog niet eens in de schaduw staan van het nabijkomende werk des Geestes, waarmee de dwaze maagden waren bezet en toch voor eeuwig verloren gingen. Hoe zullen degenen de helse verdoemenis dan ontvlieden die zich zalig wanen met de zielsbedriegelijke halfbakkenleer van ds. Kersten? De rechtvaardigmaking en de heiligmaking zijn niet twee afzonderlijke en op elkaar volgende genadegaven. Gods uitverkorenen nemen geen twee op elkaar volgende genadestukken in ontvangst, maar de Persoon van Christus. In Hem zijn Gods kinderen volkomen rechtvaardig en volmaakt heilig tegelijk (1 Kor. 1:30), namelijk op het moment dat ze gerechtvaardigd worden. Kersten leert dat in de rechtvaardigmaking de zondaar niet gewassen wordt van de zwartheid zijner zonde (pag. 113), maar dat alleen zijn schuld wordt weggenomen. Gods Woord leert echter dat in de rechtvaardigmaking de afwassing der zonden geschiedt door het bloed van Christus (Kol. 1:14; 1 Joh. 1:17 enz.) en dat God de gerechtvaardigde zondaar in Christus aanziet als een volmaakt blanke Bruid zonder enig gebrek (Hoogl. 4:7). Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn twee kanten van een zaak en nooit te scheiden, nog voor geen tiende seconde. Christus is niet te delen in opeenvolgende heilsfeiten en roomse bevindingen. In Christus is Gods kind een totaal nieuw schepsel, gerechtvaardigd en geheiligd tegelijk (2 Kor. 5:17). Er is wel een dogmatisch onderscheid tussen rechtvaardigmaking en de heiligmaking en het is wel noodzakelijk te leren dat de heiligmaking nooit aan de rechtvaardigmaking vooraf gaat, maar Kersten maakt een rooms onderscheid tussen die beiden en noemt de eerste volmaakt en de tweede ten dele. Absurde dwaling, want de Christus Gods is niet ten dele, maar volkomen en volmaakt en zo de Herder zo Zijn volk! Er bestaat geen halve heiligmaking, noch een heiligmaking die ten dele is, zoals Rome (en ook Kersten) leert. Paulus getuigt namelijk van het tegendeel in 1 Korinthe 6:11: "En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods."

Pag. 144 t/m 151. In deze eindperikoop behandelt Kersten het stuk der dankbaarheid. Opnieuw leert hij een aantal dwalingen en dat kan ook niet anders want wie in het stuk van de rechtvaardigmaking dwaalt, dwaalt in alles. Als Kersten leert dat de Wet de regel des levens is voor de gelovigen, houdt dat onvermijdelijk in dat er twee voorwerpen des geloofs moeten bestaan. In dat geval heeft Christus het voor het toekijken. Bespottelijk! Velen erkennen Christus wel als Middelaar, als Verlosser, maar in het stuk der dankbaarheid zet men Christus werkeloos aan de dijk, want dan is ineens de Wet het voorwerp des geloofs. HET IS EEN LEER UIT DE HEL! Niet de Wet, maar Christus is het Voorwerp des waren geloofs, ook in het stuk der dankbaarheid. Christus is niet alleen onze Verlosser en Pleitbezorger bij de Vader, Hij is ook onze dankende Hogepriester! De Heilige Geest neemt het uit Christus om Gods volk te leiden en te onderwijzen, ook in het stuk der dankbaarheid. Kersten hanteert en leert de Wet voor Gods volk als een 'aan-de-slag regel', maar dat is Rome ten voeten uit. Paulus vermaant Gods volk dat zij zich niet bij de Wet, maar bij de genade Gods moeten blijven (Hand. 13:43). Gods volk is niet tegen de Wet, integendeel, maar ze leven er niet uit, want de Wet is niet uit het geloof. Christus is haar Leven en in Hem leven en bewegen zij (Hand. 17:28).

Goede werken vloeien niet voort uit de wortel des geloofs, zoals Kersten leert (pag. 149), maar uit de Wortel Davids, dus uit Christus door Zijn Geest (Hosea 14:9). Bovendien, goede werken zijn voor ieder kind van God voorbestemd (Ef. 2:10). Gods volk wandelt in het pad van Gods geboden in de voetstappen van Christus door het geloof. Op dit pad was de rijke jongeling zeer ver gevorderd, maar op dit pad bevindt Gods ware volk zichzelf met Paulus geheel vleselijk en verkocht onder de zonden, want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods niet en het kan ook niet. Hoewel de Wet heilig en goed is en door het geloof bevestigd wordt, is de Wet als Wet niet uit het geloof (Gal. 3:12). Gods ware volk is aan de Wet gestorven (Gal. 2:17). Alle roem is daarom uitgesloten. Wie roemt roeme in de Heere! In tegenstelling met Romeinen 7 leert Kersten in deze perikoop dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs. Alweer compleet rooms. Gods Woord leert dat de goede werken Gods kinderen zullen volgen, want zelf zien ze die niet en ook herinneren ze zich die niet (Lees Matth. 25). Hoe kunnen ze dan tot verzekering des geloofs dienen? Volgens Kersten is dat wel zo en hij beroept zich op 2 Pet. 1:10, maar 2 Pet. 1:10 slaat niet op goede werken, maar op de inwendige roeping Gods in Christus, want uit de roeping wordt Gods volk van haar verkiezing verzekerd. Als het over de vruchten des geloofs gaat, zegt Christus dat de boom aan haar vruchten gekend wordt, maar Christus leert nergens dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs, want dat is nog altijd en alleen het werk van de Heilige Geest. Gods volk weet bij tijden geen raad met al die onrijpe druiven en rotte peren. De beste werken zijn immers met zonden bevlekt en geven dus geen enkele verzekering des geloofs. "Uit de vruchten verzekerd worden", slaat niet op goede werken, maar op de (vernieuwde) genade in Christus. De verzekering des geloofs ligt niet verankerd in de gelovige, maar in God, in Christus, in Zijn Woord, in de toepassing van de beloften Gods die in Christus ja en amen zijn. Gods volk is niet volmaakt door goede werken, maar is volmaakt heilig in Christus en wordt door lijden geheiligd en niet door doen, noch door goede werken. Kersten is veel roomser dan hij Rome verwijt. Zowel ten aanzien van de rechtvaardigmaking als ten aanzien van de heiligmaking zitten Kersten en zijn moerkerkiaanse en heemskerkiaanse supporters op de stoel van Mozes en ze weten niet wat ze leren, noch wat ze bevestigen. Rechtvaardigmaking en heiligmaking is bij Kersten een verroomste, dogmatische en pytagorische rekensom, namelijk: rechtvaardigmaking x 1/2 heiligmaking = zaligheid. Op deze manier wordt de heler erger dan de steler. Het is de dwaalleer van het halfverloste christendom. Gods Woord leert het tegenovergestelde, o.a. in Kol. 2:9-10: "Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; en gij zijt in Hem volmaakt." En Paulus getuigt wederom, niet van een halve, maar van een volkomen Zaligmaker in Hebreeën 7:24-25: "Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Amen, lieve Heere Jezus!
Daarvan getuigen Gods geheiligden voor Zijn troon, maar ook reeds hier beneden, zeggende: "Die Gód is onze Zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen?"

GPPB.

PS.1. Dr. H.F. Kohlbrugge, die de bediening van Wet en Evangelie als geen ander wist te onderscheiden, schrijft over de heiligmaking het volgende:
"De mens die deze dingen doet, zal in dezelve leven", is een eeuwige waarheid. Het komt er op aan, of men dat doet. Als men de wet wil betrachten naar vlees, dan doet men die dingen niet. Als men door het geloof wandelt, dan doet men dezelve wat men gelooft en al het doen gaat in het geloof op, wordt daarin vervuld. Dat gaat vanzelf, al weet men het ook niet, men is er in bezig en leeft er in. Er is daar weinig, ja geen bewustheid van doen. Alle bewustheid bepaalt zich tot de genade Christi, tot de barmhartigheid Gods. Paulus, om aan te dringen tot het geloof, argumenteert daaruit, dat het doen er wezen moet, maar dat het doen er niet is als men niet gelooft. Om nu niet zich weder twee dingen te denken, schreef ik hierbij: 'geloof, dan doet gij die dingen, denk aan geloven en niet aan doen. Als gij aan doen denkt dan is het wet, dan is het niet uit gelove, dan is er ook geen doen - geloof is leven, is doen, maar heeft niet het doen tot voorwerp van aandacht, maar Christus. Denk niet 'als ik geloof dan doe ik wat', maar 'als ik geloof dan geloof ik.' Uit: 'Brieven van dr. H.F. Kohlbrugge' pag. 284 - Veenendaal.

PS.2. Een uitgebreide weerlegging van de leer der 'kerstenianen' is beschreven in het boek: "Het water des Levens".

WEERLEGGING VAN EEN ONBIJBELSE WEDERGEBOORTELEER        
Plaats in winkelmandjeMandje
Gezien de talrijke Schriftuurlijke bewijzen waarmee we reeds de vele afwijkingen van de Ger. Gem. leer hebben aangetoond, is het feitelijk niet meer noodzakelijk om daar nogmaals op in te gaan, maar aangezien de schrijvers van het boek "Verbond, prediking en geestelijk leven", JJ. Grandia, J. van Mourik, B. van Ojen en J. Pas, niet alleen de geijkte dwalingen van de Ger. Gem. leer onderschrijven, maar ook valsheid in geschriften plegen, wil ik er nogmaals kort op ingaan.

Op pag. 149 van het genoemde boek wordt aandacht gevraagd voor het beginnend geestelijk leven, met een beroep op de Dordtse Leerregels, de Nadere Reformatie en de puriteinen, echter zonder dat de schrijvers concreet vermelden wat genoemde bronnen hierover leren. Trouwens, op geen enkele wijze leren de Drie Formulieren van Enigheid 'leven voor de (bewuste!) rechtvaardigmaking'! Dat leren de Ger. Gem. en genoemde schrijvers echter wel. Al snel komt de scholastieke en filosofische aap uit de mouw, want om de 'zuiverheid' van hun beroep op de Nadere Reformatie te onderstrepen, laten zij Voetsius en achtereenvolgens Comrie buikspreken om de z.g. 'bekommerden' met enige ontdekking en een verondersteld geloof (wat zij een toevluchtnemend geloof noemen -pag. 150) al enig geestelijk leven in handen te stoppen, terwijl dezulken Christus nog niet kennen. Dit is een afschuwlijke en verwerpelijke leer! De kleinste in het ware geloof, gelooft daadwerkelijk in Christus (Matth. 18:6). De Ger. Gem. predikers (en velen met hen), ook de genoemde schrijvers, halen het oordeel van Matth. 18:6/Mark. 9:42 over zich heen, omdat zij de kleinen die in Christus geloven ergeren, door hun verdoemelijke en valse stelling dat de kleinen nog niet in Christus geloven, terwijl Christus het tegendeel leert in Matth. 18:6.

De valsheid in geschriften die de schrijvers plegen komt pas goed openbaar op pag. 151, waar verwezen wordt naar de brochure van ds. Th. van der Groe, "Het schadelijk misbruik van de algemene overtuiging tot een valse grond van de rust voor de ziel", verwijzen. Daar wordt nota bene de term "zaligmakende overtuigingen" die Van der Groe bezigt in zijn brochure vereenzelvigd met het beginnend geestelijk leven, terwijl Van der Groe nooit geleerd heeft dat buiten de vereniging met Christus door een waar zaligmakend geloof al van geestelijk leven sprake kan zijn. Bovendien staat het gezag van Gods Woord nog tienduizenden keren hoger dan alle oudvaderstellingen bij elkaar. Nergens uit de Schrift is zonder inlegkunde te bewijzen dat het geestelijk leven begint zonder het daadwerkelijke geloof in Christus en de vergeving der zonden.
Het valt steeds weer op dat de Ger. Gem. altijd met allerlei dubbelzinnige oudvadertermen hun valse wedergeboorteleer proberen te legitimeren. Door de Reformatoren, ja, door de Heilige Geest Zelf -bij monde van Paulus in Kol. 2:8- wordt de scholastiek en de filosofie in het kader van de heilsleer krachtig van de hand gewezen, maar deze 'ijdele verleiding' wordt door de Ger. Gem. en de genoemde schrijvers door een achterdeur, ja, zelfs door de synodale voordeur, weer naar binnen gehaald om een valse leer, zelfs met een beroep op de Reformatie te legitimeren. Volgens Gods Woord begint het genadeleven met de vergeving der zonden (o.a. Kol. 2:13) en aan de wedergeboorte gaat de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel vooraf (Joh. 16:8). De filosofische wedergeboorte leer van de Afscheiding staat in wezen op één lijn met de veronderstelde wedergeboorteleer van Abraham Kuyper en mist elke bijbelse grond. Het is een godonterende en zielsmisleidende leer, waartegen de Heilige Geest uitdrukkelijk waarschuwt in o.a. Ezech. 13:20. De vastgestelde Ger. Gem. leer wekt de schijn dat de z.g. 'bekommerden' geen rust gegeven mag worden totdat zij Christus kennen, maar het is niet meer dan een schijnbeweging, want men doet niets anders dan die z.g. 'bekommerden' handmatig inlijven in Christus, zonder dat er op dat allesomvattende en beslissende moment sprake is van de vergeving der zonden.

Dan volgt op pag. 151 e.v. een onbijbels relaas over de z.g. 'standen' in het geestelijke leven, waarbij de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking in navolging van ds. G.H. Kersten uiteen getrokken worden en met oudvaderbuiksprekerij wordt gestaafd. Hoewel er in het genadeleven in Christus welzeker van een geloofsontwikkeling sprake is, houdt de Ger. Gem. er een 'geloofsafwikkeling' opna, waarbij het ene hekje na het andere opengaat, maar steeds staat men nog ergens 'voor'. Eerst dit en dan dat, eerst wedergeboorte, dan zondekennis, dan een geopenbaarde Middelaar, dan een toegepaste Middelaar, dan (voor de meer gelukkigen) de rechtvaardigmaking, enz. enz., terwijl er bij een bijbelse geloofsontwikkeling alleen sprake is van een geloofsverdieping van hetgeen de gelovigen reeds in Christus hebben. Bij een geloofsafwikkeling, ligt 'de pijl altijd verder', terwijl Gods Woord leert dat God alleen pijlen afschiet in het hart van 's Konings vijanden. De pijlen uit de goddelijke pijlkoker treffen dus altijd doel, terwijl de pijlen uit de filosofische kast van Aristoteles altijd hun doel voorbij vliegen en dus altijd verder dan het doel gezocht moeten worden. Ja, dan grijp je altijd mis, maar die gegrepen zijn, kunnen nooit meer uit de hand des Vaders gerukt worden.
De standenleer van de Afscheiding staat dus haaks op de bijbelse geestelijke opwas in Christus en de bevinding der heiligen. Een zuigeling in de genade bezit dezelfde geestelijke zaken als een vader in de genade. Gods meer geoefende kinderen hebben alleen een scherpere blik op de valkuilen van de satan, hebben een diepere inleving van hun bedorven vlees, weten 'schijn en zijn' beter te onderscheiden, worden in staat gesteld de geesten te beproeven of zij uit God zijn, hebben een diepere blik in de verbonden der beloften, zien meer schoonheid en beminnelijkheid in Christus, zijn het vlees meer afgestorven, enz. Hoewel de zuigelingen in de genade niet de mate van de geestelijke gave des onderscheids hebben waarmee geoefende kinderen van God doorgaans bedeeld zijn, ze zijn evenwel niet halfverlost, maar compleet nieuwgeboren kinderen in Christus. Zuigelingen worden gevoed door de onvervalste melk van het Evangelie in Christus, terwijl de meer geoefenden in de genade gevoed worden met vaste spijzen in Christus. Vaders in de genade hebben doorgaans een zakelijke kennis in Christus, terwijl kinderen in de genade meer een gevoelige kennis hebben in Christus. Vaders in de genade zijn doorgaans onbewegelijker in het geloof, terwijl de zuigelingen in de genade nog weleens als een riet heen en weder bewogen worden, vanwege kleingeloof. Zowel de zuigelingen in de genade als de Vaders in de genade leven uit dezelfde bron, namelijk God in Christus door de Heilige Geest. Deze leer is door de Afscheiding 'ver-gezelschapt' waarbij men allerlei gradaties en standen in het genadeleven heeft ingebouwd, die haaks staan op de bijbelse geloofsleer en de bevinding der heiligen. (Zie ook: 'GEZELSCHAPSLEER IS GEEN HEILSLEER' en 'EMBRYO-FILOSOFIE VAN COMRIE').

Ds. A. Moerkerken gaat zelfs zover dat hij 'een levendgemaakte baby van een week oud' het geloofzicht op het bloed van Christus ontzegt (pag. 164), alsof het geloof in Christus en de vergeving der zonden zouden afhangen van de verstandelijke vermogens van een wedergeboren mens! Dit is remonstrants! Johannes de Doper was al gerechtvaardigd in Christus voordat hij geboren was. Hij hoorde de stem van de moeder des Heeren DOOR DE HEILIGE GEEST en sprong vervolgens op van vreugde in de buik van zijn moeder Elizabeth. Is hier sprake van geloofsoefening of niet? Zonder geloof is het immers onmogelijk Gode te behagen, terwijl de ongeboren, wedergeboren en gerechtvaardigde Johannes de Doper niet anders deed dan God behagen. Hier zien we dat zelfs een ongeboren wedergeboren baby dezelfde zaken bezit als een Vader in de genade en zelfs door de Heilige Geest meer van het geestelijke leven kan ervaren dan de verst gevorderde in de genade. Ds. Moerkerken doet (onbewust) aan geestelijke abortus, want een baby (in de genade) kan helemaal niet geloven, zo beweert hij. Nee, niet met zijn verstand, maar wel door de Heilige Geest! In het kader van het geestelijke leven is het verstand een slap gevalletje, dat bewijs levert het hier besproken drs.-boek wel in het kwadraat.

Op pag. 183/184 beweren de schrijvers dat het zijn in Christus beslissend is voor het geestelijke leven. Dat is zeker waar, maar als we lezen wat de schrijvers onder het zijn in Christus verstaan, dan zitten zij duidelijk verzakt in het filosofische drijfzand van Aristoteles. In navolging van ds. A. Moerkerken isoleren de schrijvers de inlijving in Christus van de dadelijke rechtvaardigmaking door het geloof. Dat komt vooral tot uitdrukking op pag. 214, waar zij een beroep doen op de habitus/actus filosofie van Comrie. Een pas wedergeboren ziel heeft eerst alleen een geloof(svermogen) maar kan nog niet dadelijk geloven. Nogmaals, dat is een ergernis voor de kleinen in Christus die volgens Gods Woord wel in Christus geloven.

Op pag. 187 proberen de schrijvers met voorbeelden uit de Bijbel te illustreren hoe er plaats gemaakt wordt voor de genade. Hun pogingen hiertoe mislukken totaal doordat zij de Wet met het Evangelie vermengen. Ze menen bijv. dat de verslagenheid des harten van de Pinksterlingen op één lijn staat met berouw over de zonde. Vervolgens knopen zij de droefheid naar God aan die 'verslagenheid' om voor de zoveelste keer een wedergeboorte te creëren die in heel de Bijbel niet te vinden is, behalve in de synodale leeruitspraken van de Ger. Gem.! De inlegkundige exegese van de schrijvers is dus een grove vermenging van Wet en Evangelie. Berouw over de zonde is namelijk een vrucht van de vergeving der zonden! De Pinksterlingen waren op de vlijmscherpe prediking van Petrus verslagen in het hart. In de grondtaal betekent het woord 'verslagen': 'doorstoken' of 'doorgezaagd'. Hun harten waren dus doorstoken/doorgezaagd. De Wet (de bediening des doods) had hun harten dodelijk doorstoken. Dat is echter nog geen wedergeboorte, terwijl de schrijvers, in navolging van de leeruitspraken van de Ger. Gem., de overtuiging van zonden bij de Pinksterlingen wel wedergeboorte noemen. Note: Hoe komt men aan zulk een waanzinnige zielsmisleidende leer?

Op pag. 189 erkennen de schrijvers wel dat de kennis van de ellende aan de verlossing voorafgaat, maar ondertussen kaderen zij de ellendekennis in bij de wedergeboorte (pag. 191). Ook leren zij dat de Wet een tuchtmeester is tot Christus (pag. 189), maar Paulus leert heel iets anders, namelijk dat de wet (de ceremoniële wet in inzettingen bestaande) een tuchtmeester is GEWEEST tot Christus (Gal. 3:24). De tuchtmeester ziet dus niet op de Wet der Tien Geboden, want de Wet der Tien Geboden is geen tuchtmeester, maar een bloedwreker. De Wet der Tien Geboden heeft geen enkele evangelische eigenschap en verwijst de zondaar niet naar het Lam Gods, maar naar de hel! Welzeker maakt de Wet plaats voor het Evangelie (pag. 189), maar dat is op geen enkele wijze een eigenschap van de Wet zelf.

De bewering van de schrijvers van het genoemde boek op pag. 191, namelijk dat "het geestelijke leven aanvangt met de ontdekking aan zonde en schuld", is -zoals reeds gezegd- voluit rooms. De ontdekking van zonde en schuld gaat aan het geestelijke leven vooraf, want God is een God Die de goddelozen rechtvaardigt. De ontdekking van zonde gaat wel door na ontvangen genade, maar is dan evangelisch van aard en gaat gepaard met een hartelijke droefheid over de zonde, OMDAT DE ZONDEN VERGEVEN ZIJN! (Zie ook: HC. Zondag 7 en 23). Bij de Ger. Gem. moeten de zonden altijd nog vergeven worden, maar die leer komt regelrecht uit het Vaticaan. Gods volk HEEFT vergeving der zonden met bewuste kennisneming door het geloof (Luk. 1:77), niet één uitgezonderd, hoe klein het geloof ook moge zijn en hoe bestreden het geloof ook moge worden.

Ook loochenen de schrijvers van het boek de zekerheid des geloofs voor pas wedergeboren zielen. Allerlei aangewende bekeringsverhalen moeten hun mening stijven, maar ze zijn constant bezig om het nabijkomend Geesteswerk voor zaligmakend werk door te laten gaan, ook d.m.v. bepaalde bekeringsverhalen van Gods ware kinderen. Daarmee geven zij blijk geen onderscheid te kennen tussen waar en nabijkomend werk des Geestes. Het feit dat de Heere degenen kent die de Zijnen zijn, betekent niet dat de schrijvers het recht hebben om diegenen zalig te verklaren die Gods Woord er statelijk buiten zet. Elk kind van God heeft -hoe fel ook bestreden- enige zekerheid van zijn zaligheid, anders is er geen sprake van een oprecht geloof in Christus. Al dat 'hopen' en 'uitzien' dat de schrijvers inkaderen in de wedergeboorte kan een onwedergeboren mens ook hebben en daarmee voor eeuwig verloren gaan.

Omdat de schrijvers van het genoemde boek diverse voorvallen van bekeringen uit het verleden vermelden, met het constante oogmerk om de kennis der ellende aan de wedergeboorte toe te schrijven, waardoor de z.g. 'open-schuld-leer' ontstaan is, vermeld ik hieronder ter afsluiting een levensfragment van een (overleden) tante, een waar kind des Heeren, die gebakerd was onder de 'open-schuld-leer' van de Ger. Gem.

Fragment uit het boek: "Het water des Levens".
"Ik had een tante (M). Zij juicht reeds voor de troon. Zij was in haar jeugd tot bekering gekomen. Ze was lid van de Ger. Gem. en is onder een 'open-schuld-leer' gebakerd. Ongeveer drie jaar voor haar sterven is ze in de schuld gekomen, vanwege het feit dat zij steeds beweerde nog een open schuld te hebben, terwijl ze kennis had aan de vergeving der zonden. Toch zei ze vaak dat haar schuld nog open stond... 't Was haar altijd zo geleerd, maar toen ze de ongerijmdheid van die leer had leren kennen, weet u wat ze toen beleed? "Ik heb God altijd voor verdacht gehouden door mijn ongeloof!" Denk niet, lezers, dat ik onzin verkoop, want ik ben er zelf getuige van geweest en ik wist ook hoe ze gebakerd was. Wat van doorslaggevende waarde is dat God er Zelf Getuige van is geweest. De eeuwigheid zal het openbaren! Tijdens de rouwdienst werd echter vanaf de preekstoel gezegd dat tante M. drie jaar voor haar sterven de Vader had leren kennen. Het feit dat ze de Vader al vele jaren eerder had leren kennen werd wijselijk verzwegen, laat staan dat de dienstdoende predikant durfde te zeggen dat tante M. omtrent haar 'open schuld' in de schuld gekomen was vanwege haar ongeloof. Dat feit kon ook niet openbaar gemaakt worden, want dan zou de 'open-schuld-leer' in diskrediet gekomen zijn... " (Einde fragment).

Ja, en dan zou de Ger. Gem. haar gezicht verliezen. Dat wil men KOSTE WAT HET KOST voorkomen. 't Helpt niet mensen, nee, want het moet er toch een keer van komen. God verschaft alleen aan BLINDEN het gezicht en de hoogmoedige rest zendt Hij ledig henen. Het doet mij wel leed dat de Ger. Gem. haar trotse nek zo verhard, nog wel met hoogmoedige nederigheid en vrome woorden. Ik ken nogal wat kinderen Gods uit de Afscheiding, die zuchten onder een beklemmende prediking waarin de open-schuld-leer verheerlijkt wordt, want door die leer komen Gods kinderen opnieuw onder het juk der dienstbaarheid. Ik heb meermalen met kinderen Gods uit de Ger. Gem. verkeerd die daaronder lijden, en hunkeren naar een bevrijdende Wet en Evangelie-prediking, waarin alles buiten Christus en Dien gekruisigd afgesneden wordt, -ook al die gemoedelijke (Godevijandige!) bevinding buiten Christus- en waarin Christus gepredikt wordt als Eén die de pers alleen getreden heeft, voor wie?
Voor criminelen, voor misdadigers, voor hoeren en tollenaars, maar ja.... dan moeten eerst al die toeleidende weg-predikers naar het schavot om als een daadwerkelijk verloren zondaar, ja, als een vijand van God gerechtvaardigd te worden om niet. "Loutere vrije soevereine genade" wil wel heel wat meer zeggen dan de schrijvers van het genoemde boek eronder verstaan en dat geldt ook voor de meeste predikers uit de rechtzinnige kerkverbanden. We hebben gebrek aan verloren zondaren en een nog groter gebrek aan predikers die afgesneden zijn van de eerste Adam en gerechtvaardigd zijn in de tweede Adam door de weg van het recht. De Heere geve nog dienstknechten in Zijn wijngaard uit te stoten die door recht verlost zijn en een knak in hun leven gekregen hebben, gelijk Jakob hinkende was aan zijn heup. Ja, dat wens ik ook ds. Moerkerken en de zijnen toe, want als dat zou gebeuren, zou hij zich niet meer druk maken met al die rangen en standen, habitus-toeters en actus-bellen, maar dan zou hij de Wet preken tot verdoemenis(!) en Christus en Zijn gerechtigheid preken voor totaal verloren zondaren, Gode tot eer en tot der zielen zalige vrijheid in Christus.

GPPB.

PS. “Is het met de gemeente zóver gekomen, dat zij Gods Woord prijsgeeft en zich voor de afgoden neerbuigt, dan moge zij de straf verwachten, dat zij door de Heere verkocht wordt onder de macht van mensen ook komt zij niet weer vrij, tenzij dan dat zij zich tot het Woord bekeert en het eeuwig Evangelie aangrijpt. ... Waar mensen zich niet onder het Woord willen buigen, maar zelf willen regeren, daar drukt hun eigen orde hen dood; daar is enkel en alleen gewetensverkrachting, twist, ruzie en tweedracht, en terwijl men aan de bovenkant aan het bouwen is, zinkt het aan de onderkant weg, en is en blijft het een torenbouw van Babel".

Dr. H.F. Kohlbrugge

IN NAVOLGING VAN DS. G.H. KERSTEN VERVALST DE AFSCHEIDING DE CATECHISMUS   Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Over het begin van de wedergeboorte schrijft ds. G.H. Kersten de volgende ketterij, die in de Afscheidng tot leerstuk is verheven, dat echter volledig in strijd is met wat Gods Woord ons leert:

"Die wedergeborene, die Christus ingelijfde, kent zich zoo gansch ellendig; het zielsproces hier doorleefd is zoo anders dan wat de historieel geloovige beredeneert. De levendgemaakte klaagt over zijn zonden; weent over zijn ongeluk; gelooft, hoopt en vreest; ziet zich zonder God en Christus in de wereld en vreest niet anders dan een eeuwig verloren gaan. Hij roept om genade en werkt tegelijk om zalig te worden buiten Christus om. Hij geraakt van de zaligheid steeds verder af, naarmate hij zijn ellende klaarder ziet; en hij weet niet van de Zaligmaker, al geniet hij Diens weldaden."
Uit: "De Heidelbergse Catechismus in 52 predikaties" pag. 326. Ds. G.H. Kersten.

-------------------------------------------------------------------------------


Fragment uit brief van een inzender:

Hartelijk dank voor het toezenden van het boekje van de heer Groeneveld. We kenden het niet. De redenen waarom we zo op zoek zijn naar deze zaken hebben vooral te maken met de ontwikkelingen binnen ons kerkverband en de gelezen preken. Ook bij ons wordt verkondigd dat in de wedergeboorte Christus de meest verborgen Persoon is. Ook dat geloofszekerheid voor Gods volk eigenlijk een zeldzaamheid is al moet je er wel naar streven. En voorts, de bij u wellicht bekende Bethel-Pniël verhandeling, waarbij Bethel voor Zondag 7 en Pniël voor Zondag 23 staat. Er moet na het ontvangen geloof nog een apart bewijs van rechtvaardiging volgen en tussen die twee zaken kan wel 21 jaar liggen. Terwijl naar onze overtuiging Zondag 8 t/m 23 niet anders is dan een nadere uitwerking van hetgeen in Zondag 7 staat.

--------------------------------------------------

Waarde lezer,

De laatste tijd nog al wat inzendingen/vragen ontvangen omtrent de valse wedergeboorteleer van ds. G.H. Kersten, (wedergeboren zonder Christus te kennen - zie Klik hier link), een dwaalleer waarmee de Afscheiding geheel doorzuurd is. Aan de hand van het bovenstaande fragment, afkomstig uit een briefwisseling, komt voor de zoveelste keer openbaar hoe ingekankerd de fundamentele dwalingen binnen de kringen van de Afscheiding voortwoekeren.

Het gaat over het bekende, doch reeds lang achterhaalde boemeltrein-traject van de Afscheiding, dat als volgt luidt: Wedergeboorte, nog geen Christus-kennis, ontdekking, 't lampje gaat aan: bedekte schuld, 't lampje gaat weer uit: want bedekte schuld is nog geen vergeven schuld, en voor de gelukkigen volgt dan uiteindelijk als eindstation vergeven schuld, maar zelfs dan ligt de pijl nog verder, want zeker weten doe je het nooit, volgens de neo-gereformeerde achterneven van de paus.

De Catechismus is in de loop der Afscheidingsjaren doorlopend verkracht, en middels vele valse Catechismusverklaringen boven de Bijbel verheven. Het verkeerd en biblicistische verstaan van de Drie Formulieren van Enigheid hebben juist de kerkelijke verdeeldheid in de hand gewerkt. Genoemde kerkelijke Belijdenissen zijn een eigen en theoretisch leven gaan leiden, geen kerk uitgezonderd.

Waar hebben Christus, de profeten en de apostelen het echter over Zondag 7 en Zondag 23? Volgens vele Belijdenis-aanbidders kunnen we de leer van Christus niet verstaan zonder de Belijdenisgeschriften; een pauselijke afgoderij die zijn duizenden verslaat. De Belijdenisgeschriften zijn niet bedoeld om als een soort beknopte uitlegbijbel boven de Bijbel te fungeren, een afgoderij die echter op grote schaal wordt bedreven. Gods ware volk heeft genoeg aan Gods onfeilbaar Woord (Ps. 119:105). De Drie Formulieren van Enigheid spelen namelijk geen rol in de toepassing van het heil, want dat geschiedt uitsluitend door Woord en Geest.

We waarderen de Belijdenisgeschriften, omdat zij op Gods Woord gegrond zijn, maar het zijn en blijven menselijke geschriften en zijn zeker niet onfeilbaar, hoewel er ook kerken (o.a. PKN) en dominees (o.a. H. v.d. Belt) zijn, die de Geloofsbelijdenissen afdoen als zijnde onhaalbaar en zwaar verouderd. Dat soort ketters schromen niet om ook Gods Woord, met name de schepping, te vervalsen. Maar het gaat in dit bestek meer over de valse interpretatie van de Belijdenisgeschriften, waardoor men de leer van Christus en de bijbelse bevinding ervan vervalst. Met name in de Afscheiding zijn de Belijdenisgeschriften een eigen leven gaan leiden, waarbij de bijbelse hermeneutiek grof geweld wordt aangedaan, door allerhande valse Catechismusverklaringen en valse interpretaties over de leer van Christus en de toe-eigening van het heil.

Wat de Heidelberger Catechismus betreft, Zondag 7 handelt over wat het ware geloof precies inhoudt en voor wie het is. In Zondag 23 gaat het over de bate van het geloof. Zondag 7 en Zondag 23 zijn geen opeenvolgende stations in het leven des geloofs, maar een steeds nadere uitwerking van de leer des geloofs, waarbij op verschillende aspecten van de heilsleer wordt ingegaan.
Kerken en dominees die Zondag 7 en zondag 23 leren als 'opeenvolgende stations der bevinding' en daar een eigenhandige invulling aan geven, weten niet wat zij leren, noch wat zij bevestigen. Het zijn de blinden die de blinden leiden en beide in de gracht vallen, en reeds gevallen zijn (Luk. 6:39).

Het geestelijke leven in Christus begint met de rechtvaardigmaking/rechtvaardigverklaring, ofwel met de daadwerkelijke vergeving der zonden, ook in de beleving der zaken, want God is een God Die de goddelozen rechtvaardigt. Gerechtvaardigde zielen weten ook dat zij geloven in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, hoe zwak het geloof ook is, en hoe bestreden de gelovigen ook kunnen zijn.

In navolging van ds. G.H. Kersten (zie Klik hier link) leert de Afscheiding evenwel ‘de rechtvaardiging van de wedergeborene', inclusief de HHK, op een hoge uitzondering na.
Gods Woord leert gans anders en de bevinding der heiligen bevestigen hetgeen Gods Woord leert en ook de Heilige Geest getuigt met de geest van AL Gods ware kinderen dat zij kinderen Gods zijn (Rom. 8:16).
God rechtvaardigt de goddeloze en in het kader van de rechtvaardigmaking wordt de ziel, die zich geheel verloren acht, vrijgesproken van schuld en straf en ontvangt vergeving der zonden en het kindschap Gods. Dat alles en uitsluitend door de toegerekende gerechtigheid van Christus. En als God de goddeloze rechtvaardigt in en door Christus, volgt in orde het geloof, ofwel de aanneming des geloofs.

Een onbewust geloof bestaat niet; laat staan een wedergeboorte waarin Christus niet gekend wordt. De ziel is erbij en erin betrokken, niet als deelnemer, maar als een voorwerp van Gods soevereine genade in Christus. Zo'n gerechtvaardigde ziel komt van de dood in het leven op de stem van de Zoon van God (Joh. 5:25). Zo'n ziel is der Wet gestorven; de oude mens is gedood (Gal. 2:19a) en die ziel is in en door Christus levendgemaakt (Gal. 2:19b). Geen visionaire gebeurtenis, maar dat alles geschiedt door Woord en Geest tot levendmaking, tot rechtvaardigmaking en tot aanneming tot kinderen.

Welgelukzalig is dat volk, wien het mag gebeuren, dat God naar recht hen niet wil schuldig keuren, op grond van de toegerekende gerechtigheid van Christus (1 Kor. 1:30). Christus is Plaatsbekleder van Zijn Kerk en als Hij het nu is in mijn plaats, wat moet ik dan nog aan mijn zaligheid toedoen? Dan blijft er alleen maar aanbidding over voor een totaal vleselijke (Rom. 7:14), doch volmaakt heilige in Christus, omdat Hij het heeft gedaan.

GPPB.

VIERSCHAAR KARIKATUUR VAN DS. C. HARINCK  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
"Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt", Gal. 1:8-9.

Onbijbelse stelling van ds. C. Harinck:
"De rechtvaardiging door het geloof is iets heel anders dan de rechtvaardiging in de vierschaar der consciëntie."

Inleiding
Op de website van de SRA is een lezing van ds. C. Harinck gepubliceerd over de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, die gehouden is op de Haamstede Conferentie (Sept. 1999). In onze dagen is men massaal op zoek naar een prediking waarin het geloof wordt voorgesteld als een soort springplank voor de oude mens om de zaligheid aan te grijpen, zodat men met behoud van lijf en leden de reis ten hemel denkt te kunen maken. De genoemde lezing van ds. C. Harinck staat helaas ook in dit kader. Ds. Harinck leert namelijk de rechtvaardigmaking door het geloof buiten Galaten 2:19 om. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit soort lezingen als zoete broodjes over de kerkelijke toonbank gaan, want de oude mens blijft er volledig mee in 't leven en dat gaat er dan ook als koek in. Gods Woord leert echter dat de oude mens sterft, alvorens met Christus uit het graf op te staan in een nieuw leven door het geloof. (Voor volledige inzage van de lezing van ds. Harinck, klik met uw muis bovenaan dit artikel op: Klik hier).

Commentaar
Ds. Harinck heeft met zijn lezing duidelijkheid willen scheppen over de verwarring die er heerst over het leerstuk van de rechtvaardigmaking, maar aangezien zijn lezing doorspekt is met habitus-ingrediënten uit de Ger. Gem.-leer (om niet uit de Ger. Gem. boot te vallen?), maakt hij het middel erger dan de kwaal.
Even terzijde: Over de leer en de bevinding van de rechtvaardigmaking bestaat er alleen verwarring onder het leger belijders dat buiten het recht om zalig wil worden en bevindelijk vreemd is aan de rechtvaardiging van de goddeloze, maar voor degenen die als een goddeloze met God verzoend zijn, is deze leer in het kader van het geloof helder en klaar. Ds. Harinck wil dus iets duidelijk maken wat voor het ware geloof geen vraag is, maar voor hemzelf blijkbaar wel, want hij scheidt constant de geloofsbevinding van de rechtvaardigmaking van het geloof in Christus, alsof de geloofsbevinding van de rechtvaardiging iets anders zou zijn dan het geloof in Christus. Bovendien maakt ds. Harinck een karikatuur van de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie door er een soort visionaire lading aan te geven en er een labadistische smet op te werpen. Een 'visionaire vierschaarbeleving', een beeld dat op het afgescheiden(!) gezelschapsleven is ontstaan, is duidelijk een karikatuur van de bijbelse rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, want het laatste geschiedt door het geloof. Ook de labadistische smet die Harinck werpt op de geloofsbeleving van de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten, is er een bewijs van dat zijn oogmerken onzuiver zijn. Enerzijds is in de Ger. Gem. een strijd gaande om een soort wedergeboortebegin veilig te stellen zonder Christus te kennen (o.a. door ds. A. Moerkerken), en anderzijds is men bezig om in navolging van ds. G.H. Kersten het geloof in Christus te isoleren van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, ofwel de rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten. Harinck zegt namelijk dat de rechtvaardiging door het geloof iets anders is dan de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie en dat doet hij juist met de bedoeling om niet in conflict te komen met zijn eigen kerkverband en de leer van ds. Kersten, maar zijn stelling is zo onbijbels als het maar wezen kan. Harinck wil van geen crisis voor het vlees weten, maar aan het geloof in Christus en aan de wedergeboorte, gaat altijd het geloof in de Wet vooraf, in de aanvaarding van het vonnis des doods. Al Gods volk weet derhalve uit welke nood en dood zij verlost zijn geworden.
Hetgeen ds. Harinck in zijn lezing (en ook in zijn boeken) leert, is gewoon een gekerstende vorm van de Ger. Gem. leer. Doorgestoken kaart dus......
Harinck schrijft wel in navolging van Luther dat de leer van de rechtvaardiging de leer is waarmee de kerk staat of valt, maar door zijn gemaakte karikaturen over de rechtvaardiging in de vierschaar der consciëntie, heeft hij zelf de bijbelse leer van de rechtvaadiging in discrediet gebracht.
Aangezien ik het heerlijk vind en het genadevoorrecht gekregen heb om de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze in Christus te verkondigen, zullen we de lezing van ds. Harinck van commentaar voorzien en met de hulpe des Heeren het bedrieglijke ervan aantonen op grond van Gods Woord.

Wat al direct opvalt in de lezing van ds. C. Harinck, is, dat hij de ijkmeter des geloofs, welke wij opgetekend vinden in Galaten 2:19, nergens noemt. "Ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou", Gal. 2:19. Aan 'het gestorven zijn door de Wet aan de Wet' gaat ds. Harinck ten enenmale geheel voorbij, maar daarmee staat of valt juist het ware geloof in Christus. Als we niet door de Wet aan de Wet gestorven zijn, kan er van de rechtvaardigmaking geen sprake zijn, want het Einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft (Rom. 10:4). Dat is het ijkpunt waar het altijd om gaat, maar waar het ook altijd mis gaat, ook in de lezing van ds. Harinck.
De lezing van ds. Harinck is het zoveelste bewijs van het feit dat men onder de dekmantel van het geloof in Christus een zelfuitgedachte bevinding die buiten het recht Gods om gaat, veilig wil stellen, omdat met geen raad weet met Galaten 2:19, ook bevindelijk niet. Harinck doet dat op een misleidende manier, namelijk door karikaturen te maken van, en een labadistische smet te werpen op de bijbelse rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, terwijl de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie één en hetzelfde is als de rechtvaardiging door het geloof. Het oogmerk van Harinck is evenwel zo doorzichtig als het maar wezen kan, want iemand die de zekerheid des geloofs als een nadere weldaad leert in het leven der genade, moet ook leren dat de gelovige die gerechtvaardigd is door het geloof nog in onzekerheid verkeert omtrent zijn staat voor God en de vergeving der zonden. Dit is echter de verkapte roomse Ger. Gem. leer en ook die van ds. C. Harinck. Al met al is "de rechtvaardigingsleer van ds. C. Harinck" op een roomse leest geschoeid, zij het in gekerstende vorm. Maar dat is nu juist het bedrieglijke van de zaak. Degenen die beweren Christus te verkondigen en tegelijk een smet werpen op de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, zijn valse leraars, al was het ook een engel uit de hemel. Ik geloof niet dat ds. Harinck onschuldig is in deze, want anders had hij zich niet van karikaturen bediend en ook geen oudvaders laten buikspreken, maar dan had hij zich alleen op grond van Gods Woord en overeenkomstig de bevinding der heiligen uitgedrukt.
Harinck begint zijn lezing door smadelijk te spreken over een "vierschaarervaring", als zijnde het kenmerk van het christen-zijn in bevindelijke kringen. Harinck neemt de ontsporing omtrent de geloofsbeleving van de rechtvaardigmaking, die inderdaad op het afgescheiden gezelschapsleven is ontstaan, nota bene als stokpaardje voor zijn hele betoog en werpt zo een smet op de bijbelse leer en de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze. Ik heb zelden een lezing onder ogen gehad die zo politiek doorspekt was met onzuivere oogmerken als de lezing van Harinck.

Het feit dat de bijbelse bevinding omtrent de rechtvaardiging van de goddeloze ontspoord is in bepaalde kerkelijke en gezelschapskringen, geeft dat niemand het recht om de bijbelse rechtvaardigingsleer in discrediet te stellen. Het punt waar het feitelijk om gaat, is, om een bijbels bewijs te leveren dat de rechtvaardiging door het geloof één en hetzelfde is als de rechtvaardingmaking in de vierschaar der consciëntie, hetgeen door heel de Afscheiding, inclusief ds. Harinck wordt ontkend. Harinck leert (in navolging van ds. G.H. Kersten) dat de rechtvaardiging door het geloof iets heel anders is dan de rechtvaarding in de vierschaar der consciëntie. Dat is nonsens. Bovendien spreekt Harinck niet uit ervaring, maar wat anderen erover geleerd en geschreven hebben. Harinck is een meester gebleken in het ploegen met andermans kalf, ook in zijn boeken, waarin hij bijna niets anders doet dan de oudvaders te laten buikspreken in het habitusstraatje van de Ger. Gem. Maar hoe kan de blinde de blinde leiden? Hoe kan iemand de leer van de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie beoordelen als hij zelf vreemdeling is van de bevinding ervan? Hoe kan iemand anderen wezenlijk over China vertellen, als hij er zelf nog nooit geweest is? Hoe kan iemand anderen zwemmen leren als hij zelf niet eens zwemmen kan? Vanaf het strand? De beste stuurlui staan altijd aan wal, maar zij weten zelf niets af van de draaikolken, de stormwinden, de golven en de baren, laat staan dat dezulken ooit als een Jona overboord gegaan zijn, om als een helwaardige goddeloze in Christus gerechtvaardigd te worden door het geloof. Ik noem het beeld van Jona, want het overboord gaan van Jona was niet Jona's rechtvaardiging, maar een beeld ervan.
Ds. Harinck leert dus niets nieuws, want G.H. Kersten is hem hierin al voorgegaan, hoewel Kersten, in navolging van Comrie, zelfs een vijfderlei rechtvaardigmaking leerde. Omtrent de (on)zekerheid des geloofs, beroept Harinck zich op de Westminster Confessie en dat verklaart dan ook het anti-reformatorische karakter van zijn betoog over de rechtvaardigingsleer. In het minste ware geloof is zekerheid, anders is geloof geen geloof.

We zullen eens nader bezien wat ds. C. Harinck letterlijk gezegd heeft in zijn lezing. Er zit namelijk ook veel waarheid in en dat maakt het juist zo gevaarlijk. Hij zegt o.a. het volgende: "In bevindelijke kring wordt door sommigen gesteld, dat men Christus door een waar geloof omhelsd kan hebben en toch nog niet gerechtvaardigd kan zijn."
Dat is inderdaad het geval en een ernstige dwaling. Hierin heeft ds. Harinck volkomen gelijk. Er is niet één kind van God die niet gerechtvaardigd is door het geloof. Al Gods kinderen zijn daadwerkelijk gerechtvaardigd door het geloof. Maar -en nu komt het- Harinck suggereert dat de bekendmaking gerechtvaardigd te zijn, pas later geschiedt dan het moment wanneer een zondaar door het geloof gerechtvaardigd wordt. Hoewel Gods werk in Christus wel steeds bevestigd wordt in het leven der genade, betekent dit niet dat degenen die in Christus geloven niet weten of zij wel gerechtvaardigd zijn of niet. Dat te suggereren is de reinste roomse onzin! Harinck zegt namelijk het volgende over degenen die in Christus geloven: "Daarom moeten wij ook in de hof van ons geweten gerechtvaardigd worden. Dat is geen tweede rechtvaardigmaking en ook geen aparte vierschaarervaring, maar een bekendmaking van de rechtvaardigmaking door het geloof aan ons hart en geweten door het getuigenis van de Heilige Geest."
Wat Harinck hier zegt, geschiedt niet na, maar altijd OP HET MOMENT dat een ziel gerechtvaardigd wordt. God SPREEKT de Zijnen in Christus zalig in de vergeving hunner zonden. En als God je als een goddeloze rechtvaardigt, is het onmoglijk om dat niet te geloven, want God doet geen half werk. Ik spreek niet alleen uit de ervaring des geloofs, maar Gods Woord leert dat God Zijn volk zalig SPREEKT: "Doden zullen horen, de stem van de Zoon van God en die ze gehoord [geloofd] hebben, zullen leven", Joh. 5:25.
En aan Johannes 5:25 gaat de bediening des doods, die van de Wet, in de overtuiging van zonden, gerechtigheid en oordeel, vooraf, en wel zodanig dat de zondaar in kwestie door de Wet aan de Wet sterft (Gal. 2:19) en op de stem van de Zone Gods levend gemaakt en in Christus gerechtvaardigd wordt. Degene die van deze Goddelijke orde afwijkt, is opgeblazen, en weet niets (1 Tim. 6:4).
Het feit dat de verzegeling des Geestes (de bevestiging van het werk Gods) in het leven der genade dikwijls intenser en dieper beleefd wordt dan de rechtvaardigmaking zelf, en in het afwijkende gezelschapleven tot de eigenlijke rechtvaardigmaking is verheven, doet dat aan het begin van het leven in Christus, namelijk de bijbelse rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten, niets af. Elke gerechtvaardigde ziel kan direct met de Samaritaanse vrouw door het geloof van de Goddelijke vrijspraak getuigen: "Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord!"
Harinck scheidt de toepassing van de rechtvaardigmaking van het geloof in Christus, maar dat doet Rome ook. Maar die in het stuk van de rechtvaardiging dwaalt, dwaalt in alles. Vandaar dat Harinck ook -nog wel met een beroep op de Westminster- de onzekerheid des geloofs leert en vereenzelvigd met de rechtvaardiging door het geloof. De zekerheid des geloofs is geen nadere weldaan in het leven der genade en behoort niet tot het welwezen, maar voluit tot het wezen des geloofs. Dat leert Gods Woord en dat hebben ook de Reformatoren geleerd. Geloof zonder (enige) geestelijke zekerheid omtrent de zaligheid is geen geloof, maar berust louter op het gevoel en het verstand. Dan zit het allemaal nog een voet te hoog.
Bovendien is de rechtvaardigmaking in de toepasing geen loutere bekendmaking dat onze zonden vergeven zijn, zoals Harinck suggereert, maar een gerichtshandeling krachtens het vonnis der Wet tussen een rechtvaardig God en een verdoemelijke zondaar, waarbij Christus tussenbeide treedt en de betreffende zondaar vrijspreekt van schuld en straf op grond van Zijn Eigen gerechtigheid. Dit kennen ook de zwakgelovigen, wel niet in het zakelijke, maar wel in het richterlijke, namelijk in de toepassing des harten door het geloof, hoewel aangevochten en bestreden.
Als God een goddeloze om niet rechtvaadigt, bestaat de geloofskennis van de betreffende ziel omtrent zijn rechtvaardiging niet uit een theologisch begrip, maar wel in de kennis van de vergeving der zonden, met als onmiddellijke vrucht: de vrede met God (Rom. 5:1). Vanwege het feit dat de rechtvaardigmaking des zondaars voor God een gerichtshandeling des geloofs is, gaat elk kind van God door de crisis van de dood van Christus, om heerlijk met Hem op te staan in het nieuwe leven. Dat wordt ten stelligste door Harinck ontkend. De Heilige Geest echter, stelt bij monde van Paulus het sterven met Christus zelfs als het kriterium voor de rechtvaardigmaking door het geloof, namelijk in Romeinen 6:8: "Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven."
Hetzelfde vinden wij in 2 Timotheus 2:11: "Dit is een getrouw woord; want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven."
Met andere woorden: Als wij niet met Christus gestorven zijn, zullen we ook niet met Hem leven. Romeinen 6:8 en 2 Timotheus 2:11 staan dus duidelijk in het kader van Galaten 2:19-20.
In Galaten 2:19 spreekt Paulus overduidelijk over een crisis voor het vlees. "Ik ben door de Wet der Wet gestorven..." Paulus is niet aan iets gestorven, niet alleen aan de werken der Wet, nee, hij is zelf gestorven, namelijk de oude mens. Dat leert Paulus ook in Romeinen 6:6: "Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen." In de rechtvaardigmaking wordt de oude mens gedood en de nieuwe staat op in Christus. De oude mens moet echter niet verward worden met het bedorven vlees, het lichaam der zonde, want vleselijk blijft Gods volk tot aan haar laatste snik, ja, verkocht onder de zonde. Maar in Christus is zij volkomen rechtvaardig en heilig tegelijk en is er geen gebrek aan haar.
Als deze leer gepredikt wordt, heeft de Heilige Geest ALLE (gelovige en ongelovige) gewetens mee, ook die van ds. Harinck, want het is de leer van Gods Woord en die van de Heilige Geest. Een ieder die nog een sprekend geweten heeft en deze leer hoort verkondigen en/of uiteenzetten, weet dat dit de zuivere leer is. Vijandschap tegen deze afsnijdende en bevrijdende leer ontstaat altijd als de Heilige Geest door de algemene overtuiging de (onverzoende) gewetens overtuigt van de waarheid ervan. Hieruit volgt dat degenen die van deze bijbelse leer overtuigt zijn door de (al)gemene werkingen van de Heilige Geest en het toch anders leren, bewust doen aan Schriftkritiek en gaan dus niet vrijuit, want dezulken wederstaan de Heilige Geest. Gods volk is van deze leer door de bijzondere, zaligmakende werking van Gods Geest overtuigt en in Christus deelgenoot ervan in de toepassing des harten door het geloof. God leert Zijn volk namelijk geen misschientjes, nee, Gods kinderen zijn allemaal van God geleerd (Hebr. 8:10-12), naar de mate der kennis van Christus.
Dus alle bevinding die aan de rechtvaardigmaking des geloofs, ofwel de rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten door het geloof, vooraf gaat, behoort tot de (al)gemene werkingen van Gods Geest en is op zich niet zaligmakend. De bediening des doods (Gal. 2:19a) gaat wel altijd aan de rechtvaardiging vooraf, maar Paulus bleef niet steken in de dood, nee, want het gestorven zijn aan de Wet heeft in het leven der uitverkorenen altijd een onwederstandelijk levend- en rechtvaardigmakend gevolg, namelijk "...opdat ik Gode leven zou." Ds. Harinck spreekt alleen over het (af)sterven aan de Wet, maar degenen die de Wet afsterven, zijn eerst der Wet gestorven. Je kunt stervende zijn, maar iemand die stervende is, leeft nog. Het vlees afsterven is dus een gevolg van het gestorven zijn aan de Wet. Gods volk is met Christus gestorven door de bediening des doods, en leven Gode door het geloof des Zoons van God, door de Heilige Geest. In Gods Woord wordt Abrahams geloof en rechtvaardiging tot een voorbeeld gesteld voor allen: "En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend", Jak. 2:23.
Op grond waarvan heeft Abraham God geloofd? Op grond van de vergeving der zonden, dus op grond van hetgeen God in zijn ziel gesproken had door het getuigenis van de Heilige Geest! De HEERE had namelijk tot Abraham gezegd: "Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot", Gen. 15:1. Op grond van het spreken Gods in Christus geloofde Abraham in God tot zijn rechtvaardigmaking.
Harinck beweert verder: "Wij kunnen op grond van de Schrift zeggen: Er is onderscheid tussen de rechtvaardiging door het geloof en de zekerheid, de troost en de genieting daarvan."
Hetgeen Harinck hier leert is een volstrekte leugen en een duivelse verdraaiing van de heilige Schriftuur!
Want wat zegt de Schrift? "En hij [Abraham] heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer; en ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen. Daarom is het hem ook tot rechtvaardigheid gerekend", Rom. 4:20-22. Dat is wel heel wat anders dat een harinckiaans misschientje...!
Gaat het zo bij alle gelovigen, zoals bij Abraham? Ja, want Paulus vervolgt in Romeinen 4:23-25: "Nu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is; maar ook om onzentwil, welken het zal toegerekend worden, namelijk dengenen, die geloven in Hem, Die Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft; Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking."

"Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus", Rom. 5:1.

En wat is nu precies het Schriftbewijs dat de rechtvaardiging door het geloof één en hetzelfde is als de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie? Heel de Schrift getuigt ervan, in het bijzonder in Galaten 2:19! en de bevinding der heiligen bevestigt dat feit. We zullen met de gerechtvaardigde Psalmdichter van de 116e Psalm omtrent deze zaak meezingen:

Gij hebt, o HEER', in 't dood'lijkst tijdsgewricht
Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen,
Mijn voet geschraagd; die zal ik voor Gods ogen,
Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.


En wat ging hieraan vooraf? Een crisis voor het vlees!

Ik lag gekneld in banden van de dood,
Daar d' angst der hel mij alle troost deed missen;
Ik was benauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den HEER' dus aan in al mijn nood:

Och HEER', och wierd mijn ziel door U gered, enz.


De vrede met God wordt ALTIJD met een kus van het recht begroet. Dat gaat gelijk op. Sion wordt door recht verlost, in de vergeving der zonden door het geloof. Dat wordt o.a. ook in Zondag 7 van de Heidelberger geleerd en bevestigd. Zondag 7 is niet alleen een bevestiging van de rechtvaardigmaking door het geloof; het ziet op de zaak zelf, namelijk van vergeving der zonden in de toepassing des harten.
De Westminster Confessie waar ds. Harinck zich op beroept, is wat de zekerheid des geloofs betreft een degradatie van de leer der Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze. Gods Woord leert de zekerheid des geloofs al voor de zwaks gelovige in Christus en wee degenen die de zwakgelovigen de zekerheid des geloofs betwisten. Christus leert als Machthebbende: "En zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem beter, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en dat hij in de zee geworpen ware", Mark. 9:42.
Wee ds. Harinck, wee, want gij ergert de kleinen in Christus door hun de geloofszekerheid en de troost daarvan te betwisten. Ook de zwakgelovigen zijn verzekerd van de enige Troost beide in leven en sterven, namelijk door het inwendige getuigenis van de Heilige Geest. Romeinen 8:16 is geen extra, maar behoort tot het wezen des geloofs: "Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn."

Harinck zegt: "Sommigen van Gods kinderen hebben in die weg een diepe ervaring meegemaakt van afsnijding van alle eigen werk en gerechtigheid. Zij zijn door een weg van diepe strijd tot de omhelzing van hun vrijspraak gekomen. Ik vrees, dat dit dikwijls verward wordt met de rechtvaardiging door het geloof in Jezus Christus."
Goddelozer kan het niet gezegd worden. De paus zou zoiets niet durven zeggen en de duivel ook niet, want die siddert nog. Harinck suggereert namelijk dat de rechtvaardiging door het geloof niet door een crisis gaat voor het vlees en loochent daarmee Galaten 2:19. Harinck leert duidelijk een soort onbewuste rechtvaardigmaking door het geloof en staat daarmee op gelijke voet met Abraham Kuyper die een veronderstelde wedergeboorte leerde, met dit verschil, dat Harinck nog wel een aantal kenmerken opsomt die hij gepaard laat gaan met zijn visie over de rechtvaardiging door het geloof, maar de geloofsbewuste vrijspraak van de vergeving der zonden, zonder welke de rechtvaardigmaking des geloofs niet kan bestaan, schuift hij als een soort 'extra' op de lange baan. Harinck is dus volbloed rooms en bevestigt slechts één ding met zijn lezing: de dwaalleer van de Ger. Gem.

GPPB.

PS. Nadat we Gods Woord hebben laten spreken, geven we ook het getuigenis van ds. Th. van der Groe t.a.v van de zekerheid des geloofs nog maar eens door. Van der Groe verwerpt alle leraars die afwijken van de leer der Reformatie waarin de zekerheid des geloofs op grond van Gods Woord tot het wezen des geloofs wordt gerekend en geleerd.

1. Een waar gelovige zonder enige zekerheid van zijn zaligheid, is bij mij niet anders als een gedrochtelijk hersenschim, ofwel een gelovige zonder geloof.

2. Ik scheid de zekerheid geenszins van het geloof, net zomin ik het licht kan scheiden van de zon en de warmte van het vuur.

3. Mijn waar gevoelen is, dat er in onze geesteloze tijd mogelijk duizenden in het christendom worden gevonden, die zichzelf vals en zonder grond inbeelden dat zij zwakgelovigen, sukkelende, twijfelmoedige christenen zijn, terwijl zij nochtans niets hebben van het ware ziel-zaligende geloof in hun harten.

4. Velen stellen het beginsel des geloofs en der ware genade in de gemene werkingen van overtuigingen, bekommernissen, ongelovig zuchten, begeren, hongeren en dorsten, met hetwelk de mens kan hebben en nochtans voor eeuwig verloren gaat.

5. Ik betuig dat het met mij waarlijk gelegen is, dat ik geenszins een waar zwakgelovige, sukkelend, duister christen wil bedroeven of tot twijfelmoedigheid wil brengen. Ik mag in waarheid zeggen, gelooft zij de Heere! dat Hij mij een teer hart en innerlijke barmhartigheid heeft geschonken, voor het geringste schaapje Zijns Zoons en voor het zwakste lammetje, zodat ik dezulken geen kwaad zou willen doen, maar het liever alle dagen in mijn schoot zachtjes zou willen strelen totdat het sterk en gezond werd.

6. De allerzwakste gelovige heeft nochtans inwendig in de grond van zijn hart altijd enige vaste verzekerdheid zijner zaligheid en Gods genade blijft hij behouden, die hij in der eeuwigheid niet verliezen kan, nademaal de Geest Gods, Die het geloof werkt en versterkt, hem nooit geheel verlaat.

7. Ik bestrijd degenen die stellen dat in de 7e Zondag van de Catechismus niet het eigenlijke wezen, maar het welwezen des geloofs beschreven wordt, of anders gezegd, dat tot het wezen des ware geloofs niet zou behoren de particuliere toepassing en inwendige verzekering van de vergeving der zonden in Christus.

8. Voor alle duidelijkheid laat ik de opsteller van de Catechismus, Caspar Olevianus, maar eens spreken. Die man zal ons zijn gevoelen over het eigenlijke wezen des geloofs klaar genoeg zelf willen uitleggen in zijn verklaring van de apostolische geloofsbelijdenis, pagina 205. Daar schrijft hij: "Zodanig een kennis Gods wordt er in Jeremis 31:34 beloofd, waardoor wij beide van de genadige vergeving der zonden verzekerd zijn en waardoor het beeld Gods in ons hersteld wordt."

9. Het Avondmaal des Heeren verzekert een christen niet dat hij een christen is en het geloof heeft, maar hij moet daarvan, eer hij aan het Avondmaal gaat, verzekerd zijn! Alle soorten geloof, welke de verzekerdheid niet hebben tot wezenlijke eigenschap, veroordelen wij als vals en ongoddelijk.
(Uit: Oprecht zielszaligende geloof)


(9 keer Amen! - GPPB).

GERECHTVAARDIGD TE BETHEL OF TE PNIEL?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Waarde ds. W. Roos, geliefde vriend,
Zondag 25 april j.l. 2009 preekte u in uw oudgemeente NN. De ochtend-preek handelde over Jakob te Pniël en de avondpreek betrof de uitleiding van Abraham uit het diensthuis der zonde, het Ur der Chaldeen. In beide preken stond "Pasen" centraal, of liever gezegd, de bevinding van Pasen, ofwel de vergeving der zonden. U stelde dat ‘Pasen' heilsnoodzakelijk was en daarom niet gemist kan worden, wil het wel zijn voor de eeuwigheid. Daar kan ik het van harte mee eens zijn en niet alleen omdat we dat in de Schrift lezen, maar ik meen er zelf geen vreemdeling van te zijn. Immers, buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Buiten de schuldvergeving staan we nog aan onze eigen (onverzoende) kant en verkeren we onder de Wet en onder de toorn Gods. De vraag waar het om gaat, handelt dus over de schuldvergeving, namelijk of die te Bethel of te Pniël geschiedt? U leert: te Pniël. Hierover wil ik met u van gedachten wisselen. Zoals u het leert word je als een levendgemaakte christen gerechtvaardigd. Gods Woord leert het tegendeel, namelijk dat goddelozen met God verzoend worden. Niet levendgemaakten, maar: "Doden zullen horen, de stem des Zoons van God, en die ze gehoord hebben zullen leven." "Want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft."
Alle soorten van bevinding moeten getoetst kunnen worden aan het Woord. Als ik u goed begrijp stelt u ‘Pniël' gelijk met de rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten, wat in bijna alle afgescheiden kerken wordt geleerd, met dit verschil dat u de rechtvaardigmaking, dus de vergeving der zonden, wel heilsnoodzakelijk stelt, wat in afgescheiden kringen niet het geval is, altans, zeker niet in onze dagen. Uw prediking staat daarom gelukkig niet op gelijke voet met de prediking van bijv. ds. Moerkerken, want u stelt de geloofsbeleving van Pasen als heilsnoodzakelijk, terwijl in de kringen van Moerkerken deze weldaad niet perse als noodzakelijk hoeft te worden beleefd. Dat kunnen we duidelijk lezen in zijn boekje: "Bethel en Pniël." Ik heb dat boekje gelezen, maar dat boekje kan de toets van Gods Woord niet doorstaan, want het is een aaneenrijging van allegorie en dwaling. Ik heb in het boekje: "Trap en mate in de kennis van Christus", daartegen geageerd. Niet om het beter te weten, maar omdat Gods Woord het leert. Hoe men dat beoordeeld, laat ik graag in Gods handen. U weet dat ik hoofdzakelijk gebakerd ben onder de prediking van ds. AA, ds. BB en uw persoon. Daar ben ik de Heere nog dankbaar voor. Vooral de prediking van onze geliefde broeder ds. AA heeft de Heere voor mij veel gebruikt om te leren wat het is, namelijk Christus alléén, Christus geheel en Christus Alles. De bevindelijke mens gaat hierbij óók overboord, met alles wat beleefd is, ook met de bevinding van de rechtvaardigmaking, hoe heilsnoodzakelijk die ook is. Ik kan tenslotte niet van een 'zaak' leven, maar alleen van de Persoon, Christus. Dat laatste mis ik eigenlijk een beetje in uw prediking. Niet Christus, maar de bevindelijke mens staat min of meer bij u centraal. Ik zeg niet dat u het zo bedoelt, maar ik word er wel beroerd van als de bekeerde mens in het middelpunt staat. Christus alleen en anders geen! Bovendien bestaat er geen geestelijk leven voor de rechtvaardigmaking, netzomin er van geestelijk leven sprake is buiten de zaligmakende kennis in Christus. Ik moet de eerste mens nog tegenkomen die me uit de Schrift kan bewijzen dat er van geestelijk leven in Christus voor de rechtvaardiging door het geloof in de vierschaar van het geweten sprake is. Een liefelijke nodiging tot, of een zoete betrekking op Christus is nog geen wedergeboorte. Op zijn best gesproken wordt ‘Bethel' dikwijls met de wedergeboorte vereenzelvigd en Pniel met de rechtvaardigmaking, terwijl de Schrift leert dat de wedergeboorte plaatsvindt op het moment dat je gerechtvaardigd wordt door de toegerekende gerechtigheid van Christus, in de vergeving van je zonden. De wedergeboorte is geen sluimerstuk dat in ons onderbewustzijn plaatsvindt, nee, dat is een schijnwedergeboorte van de duivel. Jakob heeft geen halucinatie ondergaan in Bethel, nee, het was ware geloofsbevinding, waaruit blijkt dat God Zijn volk levend en zalig SPREEKT, namelijk in Christus. De bediening des doods gaat aan het Evangelie vooraf. God rechtvaardigt geen bevindelijke en levendgemaakte mensen, maar enkel goddelozen in de aanvaarding van de welverdiende straf. Het leven der genade begint dus met het geloof in een vólle (niet een halve) Zaligmaker, Die Zich openbaart aan een helwaardige zondaar. Dat geldt ook voor de zwakgelovigen, ook die kennen Christus door het geloof. Christus is derhalve het Begin, de Voortzetting en de Omega van het geestelijk leven en ook het Einde van alle tegenspraak. Alles wat aan de openbaring van Christus vooraf gaat is de (wets)bediening des doods, die Ezau, Kaïn en Judas ook kenden, maar aan het Einde der Wet, Christus, vreemdelingen bleven en daarom door eigen schuld verloren zijn gegaan. Gods volk sterft door de Wet aan de Wet en op het moment van sterven zijn ze in het lichaam van Christus (want ze sterven met Hem), Die zich dan heerlijk aan hen openbaart in de kracht van Zijn opstanding. Het ware geloof is immers met de Persoon van Christus verbonden, niet met een zaak. Nadat de zondaar als een goddeloze met en door God gerechtvaardigd is, wordt hij pas het lijden van Christus deelachtig, niet ervoor. Ik wil er eigenlijk niet over dogmatiseren, want dat is niet vruchtbaar. Ik acht degenen, die op grond van Gods Woord en vanuit de praktijk der bevinding de vergeving der zonden leren als heilsnoodzakelkijk, als mijn broeders in Christus, waarvan ik de allerminste ben. Maar we hebben wel de plicht om elkaar als leerjongens te wijzen op de eniggeldende leer van Christus en de leer van Christus geeft geen enkele grond, zelfs geen aanleiding, dat er geestelijk leven zou zijn voor de vergeving der zonden in de toepassing. Bethel is wat dat betreft een zuiver beeld van de rechtvaardigmaking, want daar was Jakob geheel lijdelijk. En terwijl de zon was ondergegaan en hem alle hoop gans kwam te ontvallen en niemand meer zorgde voor zijn ziel, ging de hemel open, waarbij de Heere van vrede in zijn ziel sprak (Gen. 28:13-15). En dan breekt Jakob uit in een lofzang: "Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten! En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!" Dit getuigenis geschiedde door de Heilige Geest en is een zuivere vrucht van de rechtvaardigmaking en de vergeving der zonden.
Jakobs ervaring te Pniel daarentegen is een zuiver bewijs van de nadere oefening des geloofs en een krachtige bevestiging van het werk Gods dat reeds in Jakobs ziel gewrocht was. Pniel staat dus in het kader van het leven der heiligmaking en in het leven der heiligmaking krijgt de Kerk een knak in haar leven, zoals Jakob hinkende werd aan zijn heup. Nogmaals, de weg die Jakob gegaan is, is geen exemplarische weg voor de ware bekering, hoewel er wel zuivere kenmerken, beelden en typen uitgehaald kunnen worden. Het gaat om 'het gestorven zijn' aan de Wet en het geloof in Christus en het geloof in Christus is geen traject, dat is er of het is er niet en als het er mag zijn, is Christus Alles en in allen, zoals Paulus dat kort samenvat in Galaten 2:19-20. Amen.
Waarde broeder, ik wens u niet de les te lezen, maar in eenvoudigheid des harten u te wijzen op de onveranderlijke leer van Christus en de Schriftuurlijke geloofsbevinding daarvan. Och, mochten we gedurig onderwezen worden door die ene Leraar der gerechtigheid, want zonder Hem kunnen wij niets doen. De hartelijke groeten en aan uw vrouw en tot horens, zo de Heere wil en wij leven. Dat de broederlijke liefde blijve!

Gode bevolen,

GPPB.

DE LEUGENLEER VAN PROF. DR. W.J. OUWENEEL EN DE VALSE LEER VAN DS. J.M.D. DE HEER  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Ds. J.M.D. de Heer leert zelf ook een valse leer:

http://www.derokendevlaswiek.nl/ARTIKELEN_EN_LEZINGENDE_ARMEN_VAN_GEEST.html

http://www.derokendevlaswiek.nl/ARCHIEF_2004zn2007ARTIKELEN_EN_LEZINGEN_zi2zjVALSE_EXEGESE_JzoMzoDzo_DE_HEER.html

Ds. J.M.D. de Heer waarschuwt in zijn recensie over prof. Ouweneels recente boek "Ontwerp van een Christologie" met de woorden: "Hoe velen in onze dagen stellen strikt persoonlijk vast hoe zij de Bijbel lezen en dat puur op grond van hun gevoel? Op deze manier wordt een Schriftleer tamelijk willekeurig." Zie: http://www.refdag.nl/artikel/1358761/Ontwerp+van+een+christologie.html

Commentaar
Als er een persoon zich schuldig gemaakt heeft aan hetgeen ds. De Heer hierboven stelt, dan is hij het zelf! Men voere de twee bovenste linken in de browser-regel om zich te overtuigen van de valse leer van ds. J.M.D. de Heer, een leer die over de hele breedte van de Ger.Gem. onderschreven en gepreekt wordt, waarmee duizenden zielen worden bedrogen voor de eeuwigheid.

De wens die ds. De Heer aan het einde van zijn resencie uitspreekt, KAN DS. J.M.D. DE HEER DAN OOK VOLLEDIG OP ZICHZELF TOEPASSEN, als hij zegt: "We hopen dat het borgtochtelijke lijden en sterven, het zoenoffer van Christus, de prijs van Zijn bloed en de rechtvaardigmaking als een vrijspraak op grond van Christus' volkomen offer [als het Begin van het geestelijke leven - GPPB] in de toekomst een wezenlijk bestanddeel zullen gaan vormen in Ouweneels dogmatische reeks."

GPPB.

Prof. dr. Ouweneel, voorman van de vergadering der gelovigen, ontkent in zijn nieuwe reeks boeken de erfschuld van de mens.

J. de Heer: In "De schepping van God" legt prof. Ouweneel nog heel wat andere zaken op tafel. Zo wordt er in zijn optiek vaak ten onrechte onderscheid gemaakt tussen lichaam, ziel en geest. "De mens is één." Ook met het begrip "erfschuld" heeft hij moeite. Ouweneel: "Ik pleit ervoor alleen het woord erfsmet te gebruiken, wat uitdrukt dat Adams nakomelingen diens zondige natúúr erven, niet zijn schuld. Daarover vind ik niets in de Bijbel."

Commentaar
Prof. dr. W.J. Ouweneel, van wie de valse leraar, ds. J.M.D. de Heer, beweert dat hij heel de Bijbel uit zijn hoofd schijnt te kennen, kent dus de Bijbel helemaal niet en Ouweneel kent dus ook zichzelf niet. Ouweneel beweert namelijk dat Adams nakomelingen niet zijn schuld erven. De aartsketter Pelagius beweerde hetzelfde. Gods Woord leert ons in Romeinen 5 wel totaal iets anders:

"Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. Want tot de Wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend, als er geen Wet is. Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen, die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen, Die komen zou. Doch niet, gelijk de misdaad, alzo is ook de genadegift, want indien, door de misdaad van één, velen gestorven zijn, zo is veel meer de genade Gods, en de gave door de genade, die daar is van één Mens Jezus Christus, overvloedig geweest over velen. En niet, gelijk de schuld was door den één, die gezondigd heeft, alzo is de gift; want de schuld is wel uit een misdaad tot verdoemenis, maar de genadegift is uit vele misdaden tot rechtvaardigmaking. Want indien door de misdaad van één de dood geheerst heeft door dien enen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus. Zo dan, gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis; alzo ook door één rechtvaardigheid komt de genade over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens. Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Maar de Wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest; opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere", Rom. 5:12-21.

Prof. Ouweneel heeft nog een probleem: "Mijn probleem is dat hiermee [namelijk dat de mens geschapen is IN het beeld Gods - GPPB] verondersteld wordt dat de Adam van voor de zondeval heilig en rechtvaardig is geweest. Maar gerechtigheid en heiligheid veronderstellen de kennis van goed en kwaad, en die kreeg Adam juist pas door het eten van de verboden boom. De Schrift kent het beeld Gods in engere zin niet. De mens is nog steeds het beeld van God, al is het dan een geschonden beeld. Lees Psalm 8! De mens is magnifiek en miserabel tegelijk. Bij het nadenken hierover heeft het onderscheid dat de reformatorische wijsbegeerte maakt tussen structuur en richting me enorm geholpen. Qua structuur is de mens nog steeds beelddrager Gods, heeft hij ook een vrije wil.", aldus Ouweneel.

Commentaar 2
Ouweneel veronderstelt dus dat Adam voor de val niet rechtvaardig is geweest omdat hij het onderscheid tussen goed en kwaad niet kende. Hij draait de zaak om, namelijk dat Adam juist door de val rechtvaardig en heilig is geworden, kennende het goed en het kwaad. Over een diabolus-theologie gesproken. Door de val is Adam -en wij met hem- uit het beeld Gods gevallen en uit Gods gerechtigheid gevallen. Voor de val had de mens geen substantiële heiligheid, hij was heilig in het beeld Gods. Ook door de wedergeboorte krijgt de mens geen substantiële heiligheid, zoals Rome leert, maar is heilig in Christus. Door de wedergeboorte wordt niet het (geschonden) beeld Gods hersteld in de mens, want het beeld Gods is niet geschonden door de val; de mens als beelddrager Gods is geschonden. De mens wordt door de wedergeboorte hersteld in het beeld Gods, namelijk in Christus. Christus is het Beeld Gods, het Afschijnsel Zijner heerlijkheid en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid (Hebr. 1:3). Met de bewering van Ouweneel dat de mens een vrije wil heeft, belijdt hij een remonstrant te zijn en dus een valse leraar.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl