PAUSELIJKE ZALIGVERKLARING DS. A. SIMONS
DE PAUSELIJKE PKN-PREKEN VAN DS. A. SIMONS  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Inzending van een zwerver
28-12-2011

Ik ben al een paar jaar zonder kerkgenootschap en ik zwerf rond in Ref. Ned. En inderdaad al luisterend naar preken via internet kom je nogal eens vreemde uitspraken tegen, o.a. in een preek die ds. A. Simons hield een paar weken terug in Sirjansland, daar zei hij letterlijk: "Ik leg Christus in jullie hart."

Ik heb daarop een brief naar hem geschreven, dat ik, wat hij gezegd heeft, een onschriftuurlijke uitspraak vind. Hij reageerde en gaf als voorbeeld: "Nabij u is het Woord in uw mond en in uw hart." (Rom. 10:8).
Ik wijs deze manier van preken echter resoluut af als onbijbels, want wat ds. S. beweert is volkomen in tegenspraak met GODS soevereiniteit. God zegt in Zijn onfeilbaar Woord dat het Woord zal doen wat Hem behaagt en waartoe Hij het zenden zal, nl. als een reuke des doods ten dode of als een reuke des levens ten leven.

Enfin ik zal u verdere details besparen, maar u begrijpt dat ik naar dit soort preken niet meer wil luisteren; trouwens er zijn zelfs dominees die een "goede naam" hebben binnen de ref. traditie, waarvan ik er eentje heb horen zeggen: "Ik sprak een man die zei: "dominee, ik kwam in de rechtzaal maar de Rechter was er niet."
Dit begrijp ik niet. Stel je voor een rechtzaal zonder Rechter! Wat is uw mening in deze dingen?

Hartelijke groeten en u Gods zegen toewensend,

Arie, een zwerver in ref. ned.

-----------------------------------------

Geachte zwerver,

Excuses voor mijn overtijdse reactie, maar ik was niet in staat om eerder te reageren. Bovendien, mijn mening doet er niet toe, wat zegt de Schrift? Op grond van de Schrift kunnen we duidelijk zijn: Ds. A. Simons houdt er pauselijke pretenties op na, door Romeinen 10:8 in een pauselijke zaligverklaring te vervalsen. Het zijn valse leraars die dit doen.

1. Hierbij een nadere wederlegging op grond van de Heilige Schrift van hetgeen ds. Simons pretendeert. We geven eerst vier teksten weer waarin het "woord" genoemd wordt.

Deut. 30:14: "Want dit woord (Hebreeuws: daabaar = gebod) is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen."

Joh. 1:1: "In den beginne was het Woord (Grieks: ho Logos = uitdrukking - het Woord), en het Woord was bij God, en het Woord was God."

Rom. 10:8: "Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord (Grieks: rhema = belofte), in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken."

2 Pet. 1:19: "En wij hebben het profetische Woord (Grieks: ho Logos = uitdrukking - het Woord), dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten."

Mozes spreekt in Deut. 30:14 van de Wet en van het gebod, van het ‘doe dat' der Wet. Johannes spreekt van het Woord, als zijnde de uitdrukking van God, het beeld Gods, welke is Christus, het Begin der schepping Gods. Paulus daarentegen spreekt in Romeinen 10:8 van het woord, hetgeen duidt op de belofte des geloofs. Petrus rept van het profetische Woord, ofwel de Logos, het Woord van God; God geopenbaard in de Schriften, want deze zijn het die van Christus getuigen.

De uitdrukking "het woord" in deze teksten heeft dus verschillende betekenis. In Rom. 10:8 betekent het woord "rhema = belofte".

We kunnen vers 8 ook als volgt vertalen: "Nabij u is de belofte, in uw mond en in uw hart. Dit is de belofte des geloofs, hetwelk wij u prediken."
En dat gaat Paulus in vers 9 zeggen wat die belofte inhoudt: "Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden."

Paulus wil in Rom. 10 vers 8 absoluut niet zeggen dat hij de belofte in het hart van zijn hoorders legt, in de vorm van de toepassing, want dat is alleen het werk des Heiligen Geestes.
De belofte zoals Paulus die uiteenzet in Rom. 10:9 maakt bovendien niet zalig als het met het geloof niet gemengd is. Rom. 10:9 betreft echter niet een belofte-woord van Christus, waarmee Hij de doden levend en zalig spreekt (Joh. 5:25), maar een algemene evangeliebelofte, in de vorm van een verklaring dat ons zegt hoe we zalig kunnen worden. Romeinen 10:9 behoort tot de geloofsleer. De geloofsleer zet uiteen wat nodig is tot zaligheid, maar het is niet het Woord, waardoor hemel en aarde geschapen zijn (Joh. 1:3), en waardoor wij herschapen moeten worden, of reeds zijn. De Logos is het Woord, en het Woord drukt uit wie God in Christus is. Het Woord is de uitdrukking, het beeld, van de onzichtbare God. Christus is het Woord en het Woord is God en het Woord is vlees geworden. Niemand dan God in Christus alleen maakt zondaren vrij van de banden der hel en niemand anders dan Christus spreekt de doden levend door Woord en Geest. Ds. Simons spreekt pauselijke valsheid en zijn verwijzing naar Rom. 10:8 rechtvaardigt zijn pauselijke zaligverklaring op geen enkele wijze. PKN-Vinkeveen is trouwens geen kerkelijke gemeente, maar een godslasterlijke sportvereniging (Zie Klik hier link).

2. Als mensen beweren dat zij in de rechtszaal de Rechter niet "gezien" hebben, die maken zich blij met dromerijen en oudwijfse fabelen. Hoewel God niet visueel te zien is, is een rechtszaal zonder Rechter geen rechtszaal, maar een museum, een wachtkamer, of een gevangenis. Als mensen zich blij maken met een museum, een wachtkamer of een gevangenis, dan maken zij zich blij met niks. Onder andere in Jesaja 6 lezen wij het "zien van God" als Rechter: "In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel. De serafs stonden boven Hem; een iegelijk had zes vleugelen; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. En de een riep tot den ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol! Zodat de posten der dorpels zich bewogen van de stem des roependen; en het huis werd vervuld met rook. Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien. Maar een van de serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had. En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad van u geweken, en uw zonde is verzoend", Jes. 6:1-7.

Je begrijpt dat dit "zien van God" niet visueel geschiedt, maar bevindelijk door Gods Geest gewerkt. Vrijspraak en vergeving der zonden vindt plaats in het kader van een geestelijke rechtzitting. In de rechtszaal (vierschaar) van het geweten wordt de doodschuldige zondaar door de Heilige Geest voor de Rechter van hemel en aarde gedaagd en in het kader van de wedergeboorte wordt hij vrijgesproken van schuld en straf, op grond van het volkomen borgwerk en het Hogepriesterlijke pleidooi van de hemelse Advocaat. Nu heeft God de Vader alle macht in handen van Zijn Zoon gelegd. God heeft geen afstand gedaan van Zijn almacht, maar Hij openbaart Zich in Christus door het Woord. Christus is het Woord en het Woord is God. Als Christus de ziel vrijspreekt dan heeft God die ziel vrijgesproken.
De vrijspraak des Vaders is de vrijspraak des Zoons en andersom. De vrijspraak door de Vader is van dezelfde Goddelijke geldigheid als de vrijspraak door de Zoon. God zal als Rechter zwijgen in Zijn liefde (Zef. 3:17), op grond van de voorbidding van de Goddelijke Advocaat. Het vonnis over de zonde staat op Schrift (Gen. 2:17), en als de Rechter zwijgt op grond van de voorbidding van Christus, dan spreekt Christus op grond van Zijn Eigen gerechtigheid de zondaar vrij van schuld en straf.

De apostel Petrus getuigt door de inspiratie des Heiligen Geestes dat Christus Degene is, Die van God verordend is tot een Rechter van levenden en doden (Hand. 10:42-43). Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk, die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam."
Dus Christus is Rechter van levenden en doden. Dat ziet niet alleen op de oordeelsdag, maar ook op de vrijspraak des zondaars voor God. "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:210.
Dat betekent niet dat God van Zijn recht afstand heeft gedaan en opgehouden is Rechter te zijn, nee, maar het betekent dat Hij al het oordeel in de handen van Zijn Zoon gelegd heeft. Er is 1 God, dus dat betekent niet dat als God alle macht in handen van Zijn Zoon gelegd heeft, dat Hij Zichzelf buiten spel zet, met eerbied gesproken. Christus zit aan de rechterhand des Vaders en de Vader is de eerste Persoon in het Goddelijke Wezen, tegen Wie wij gezondigd hebben en met Wie wij verzoend moeten worden, maar alleen in en door Christus. De Vader spreekt vrij, maar ook de Zoon spreekt vrij en als wij door de Zoon zijn vrijgesproken van schuld en straf, is dat even Goddelijk geldig als de Vader ons in Christus vrijspreekt door Woord en Geest.

Christus openbaart ons de Vader. Want niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard (Joh. 1:18). "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn", Joh. 8:36.
In het stuk der ellende krijgt de zondaar echter eerst met God te doen, tegen Wie hij gezondigd heeft, en met Zijn recht en met het eeuwig oordeel. Met die God moeten wij verzoend worden en als er mensen zijn die menen God als Rechter voorbij te kunnen lopen, dan zullen zij de toorn van het Lam niet kunnen ontlopen, want God is en blijft in Zijn bevoegdheid als Goddelijke Rechter Die ‘t beslist, Die als aller Oppervoogd, deez' vernedert, dien verhoogt.

God wijst op en verwijst ons echter naar de Zoon, in Welke Hij al Zijn welbehagen heeft, en door de Zoon worden verloren zondaars met God verzoend. Die zielen hebben vrede met God, de Schepper van hemel en aarde, en dat in en door Christus, want Hij is onze Vrede. Gods kinderen zien God door de Zoon en dat door de ogen des geloofs. Christus zegt tot Filippus: "Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien", Joh. 14:9b.

Hartelijke groet,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl