PROCESMATIGE AFSTERVINGSLEER DS. W.P. IS ROOMS
PROCESMATIGE AFSTERVINGSLEER VAN DS. W.P. IS ROOMS  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Ingezonden door ds. W. Pieters

Geloof en vruchten (2)

Stel dat ik werkelijk het toevluchtnemend geloof zou mogen hebben ontvangen, wat ik soms hoop of mag geloven – hoe vaak ook weer betwijfeld –, dan zou ik toch goede werken moeten doen (uit dankbaarheid, niet als verdienste), heiligmaking, zondedoding en een afsterven van de oude mens moeten kennen?

Zo luidde een vraag van een lezer.

Ten slotte noemt de vraagsteller ‘zondedoding en afsterving van de oude mens'. Dit duidt aan, dat het nieuwe leven met God een leven is, niet alleen van groei in heiligmaking, in gelijkvormig worden gemaakt aan het beeld van Christus, maar dat het ook inhoudt: al meer jezelf verloochenen, al meer zonden haten en laten, al meer je boezemzonden bestrijden.

Het is in het nieuwe leven een voortdurende strijd tussen goed en kwaad. "Want het goede dat ik wil, doe ik niet", klaagt Paulus in Romeinen 7 vers 19, "maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik." Dit is de strijd van elke wedergeboren ziel. Wie tevreden is over zichzelf, over zijn vorderingen in heiligmaking, zijn zondedoding en afsterving van zijn oude mens, die kent weinig van het genadeleven. Wandelt die wel op de smalle weg? Is die wel een kind van God? Wie opwast in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus, die verstaat het om ontevreden te zijn over zichzelf. Naar mate er meer ontdekking komt aan zichzelf, naar die mate komt er meer groei in het geestelijke leven; en andersom. Niet een groei in tevredenheid, maar een groei in ‘alles buiten onszelf zoeken in Christus Jezus'. Des te meer heilig-making er in de ziel wordt uitgewerkt door Gods Geest, des te meer die ziel de toevlucht leert nemen tot Christus.

Artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt over de ware christenen, dat zij "de zonde ontvluchten en de gerechtigheid najagen, de ware God en hun naaste liefhebben, niet afwijken ter rechter- of ter linkerhand en hun vlees met zijn werken kruisigen." Maar als iemand zou denken, dat dit toch wel wat hoog is en begint te klagen: zo ken ik het niet, ik mis zoveel hiervan…, dan gaat dit artikel verder en zegt: "Maar niet zó, alsof er niet nog grote zwakheid in hen is. Maar zij strijden daartegen door de Geest, al de dagen van hun leven." Het blijkt, dat er ook in de dagen van ds. Guido de Brčs strijd en twijfel bij Gods kinderen leefde, juist aangaande het gebrek van heiligmaking. En daarom gaat hij er zo teer en liefdevol op in en schrijft direct daarna in hetzelfde artikel hóe zij dan de strijd aanbinden tegen hun overblijvende zwakheid, namelijk: "Zij nemen onophoudelijk hun toevlucht tot het bloed, de dood, het lijden en de gehoorzaamheid van de Heere Jezus, in Wie zij vergeving van hun zonden hebben, door het geloof in Hem"

En dat is dus precies het begin van dit schrijven: een toevluchtnemend geloof. Een kenmerk van het geloof is dat het steeds weer de toevlucht neemt tot Christus. Een kenmerk van het leven in goede werken is, dat het steeds weer de toevlucht neemt tot Christus.

Daarom zeggen we tegen een aangevochten ziel, die steeds met vermeerdering van schuld heeft te tobben en ook moet klagen, dat ze niet kan doen, wat ze zo begeert te doen…, dat het een teken van gezonde liefde is, om ontevreden te zijn over jezelf en tevreden over die Ander. Geve God ons zo een leven vol zelfveroordeling, dagelijks toevlucht nemend tot Christus.

Toch kunnen we niet de handen in de schoot leggen en zeggen: het is toch hopeloos en daarom laat ik het er maar bij zitten. Nee, daadwerkelijk gaan we zonden bestrijden en gelegenheden tot zondigen ontwijken. Ik eindig daarom met vraag en antwoord 114 en 115 van de Heidelbergse Catechismus, waarin de behandeling van de wet des HEEREN wordt afgesloten. In vraag en antwoord 114 wordt beleden: "Kunnen degenen die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomen houden? Neen, maar ook de allerheiligsten, zolang zij in dit leven zijn, hebben maar een klein begin van deze gehoorzaamheid. Maar wel zó, dat zij met een ernstig besluit niet alleen in overeenstemming met sommige, maar al de geboden Gods beginnen te leven."

En vervolgens: "Waarom laat God ons dan zo scherp de Tien Geboden prediken, als toch niemand ze in dit leven houden kan? Eerst, met als doel dat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen en des te begeriger zijn om de vergeving van onze zonden en de gerechtigheid / wetsgehoorzaamheid in Christus te zoeken. Daarna, dat wij zonder ophouden ons inspannen, en zonder ophouden God bidden om de genade van de Heilige Geest, met als doel dat wij hoe langer hoe meer volgens Gods beeld vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid (in de wet), na dit leven geraken."

WP

--------------------------------------

Vriend Pieters,

Hoewel je ware dingen zegt, die ik zelfs van jou niet gewend ben (toch geen wildbraad?), blijf je helaas toch steken in een procesmatige heiligmakingstheorie die rooms en zielsmisleidend is, ten spijt van alle overgebleven 'ontevredenheid' van al die oude-mens-pogingen in de strijd omtrent "goed en kwaad!" Een huichelaar heeft goed en kwaad, maar Gods volk heeft geen verstand van goed en kwaad, omdat zij enkel kwaad heeft en enkel kwaad is. Om die reden liggen zij gedurig plat op de grond voor God, met de bede: "Gedenk niet meer aan 't kwaad dat wij bedreven",... Hoewel Gods volk in het licht van de geestelijkheid der wet enkel kwaad en vleselijk is (Rom. 7:14), IS zij der zonde gestorven (Rom. 6:2), IS zij de oude mens gestorven (Rom. 6:6 - Kol. 3:9), IS zij der wet gestorven (Gal. 2:19a). De strijd des geloofs tegen de wereld, de duivel, het vlees en de zonde, is een geloofsstrijd, niet om er bovenop te komen, niet om steeds heiliger te worden, nee, die rooms/vleselijke en Gode vijandige pogingen hakt Gods Woord de grond in (Rom. 7:14), aangezien de mens na ontvangen genade 100% vleselijk is en blijft, niet om de zonde te dienen, maar opdat Christus de eer hebbe en Zijn genade verheerlijkt worde. "Ik dank God door Jezus Christus...." (Rom. 7:25). De strijd des geloofs tegen de vier- tot zeven-koppige vijand staat in het kader van de overwinning, omdat Gods volk meer dan overwinnaar IS in Hem, Die Overwinnaar is over de duivel, de zonde, de dood, de hel en het graf.

"De afsterving van de oude mens", is een roomse uitdrukking, ook in de HC, en de opstellers van de HC hadden deze dwaling kunnen voorkomen door voor het woord 'afsterven' het woord 'besterven' te gebruiken, echter niet m.b.t. de oude mens, maar m.b.t. het lichaam der zonde. Heel dat afstervingsproces van de oude mens en al die driedubbel-oudgereformeerd-hersteld-misvormde uitdrukkingen, "hoe langer hoe meer" ofwel genoemd: "allenkskens de zonde afsterven", komen regelrecht uit het Vaticaan.

Volgens de refo-procesmatige afstervingsleer heeft Paulus gelogen in Rom. 7:14, namelijk dat de wet geestelijk is en hij vleselijk, want volgens de gereformatoriseerde afstervingsleer moet je aan het einde van je leven toch minstens een paar procent minder vleselijk zijn, dan Paulus leert in Rom. 7:14, en dezulken houden zich voor geestelijk en ze denken wat te bereiken, te vorderen, te groeien, ja, omdat ze Christus de eer niet gunnen, van vrije genade niet leven willen, en al die werkheilige dankbaar-zijn-pogingen houden voor genade, omdat ze menen dat ze door genade gedaan zijn. Maar dezulken bedriegen anderen en zichzelf, omdat ze de genade niet laten regeren, niet willen zijn die ze zijn, nl. vleselijk, verrot, ijdel, doortrapt en schijnzwanger ootmoedig.

Paulus en de ganse Kerk is en blijven tot haar laatste snik evenwel 100% vleselijk en tegelijk 100% volmaakt in de Volmaakte. Gods kinderen hebben geen vleselijk deel, die de zonde doet, nee, ZIJ doen het ZELF en ze ZIJN het, nl., enkel zonde. De Bruid is niet grijs, niet donkergrijs, maar volledig zwart, maar juist dan is ze lieflijk en zonder enig gebrek in de ogen van de Bruidegom, niet omdat ze een proces ondergaat waardoor ze van slecht best en van best beter wordt, nee, de Bruidegom getuigt van Zijn zwarte Bruid: "Geheel schoon zijt gij Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u!" Hoogl. 4:7, omdat zij bekleed is geworden met de mantel der gerechtigheid van Christus. Ziende op die mantel, ziet God geen zonde meer in Zijn Jakob en geen overtreding meer in Zijn Israel.

Vr.: Maar die zonde dan, en die woelingen van het vlees dan, en al dat vallen in de zonde dan, en die vleselijke opstand dan, NA ontvangen genade?
Antw.: Laat het aan Christus over, want Hij weet ermee te handelen; Hij heeft er heel wat meer verstand van om de genade te laten regeren dan wij. Zoek gedurig opnieuw vergeving in Zijn bloed, want DE GENADE DOET HET ALLEEN. Christus is mijn enige en volkomen Zondevernieler. En Gods volk wordt toegeroepen: "Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere", Rom. 6:10-11.

Vr.: Maakt het dan niet uit of we zondigen of niet?
Antw.: Die dat leren en beweren, kennen geen genade, maar behoren tot degenen die de wet teniet doen en zonde doen, opdat, zo menen zij, de genade te meerder worde. Dat geldt ook voor degenen die de wet erbij nemen "om die te doen met behulp van genade", ook dat zijn antinomianen die de wet teniet doen en geheel zonder de wet leven. Gods volk niet meer, nee, want zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? DAT ZIJ VERRE, zegt Paulus (Rom. 6:1-2), en het kan ook niet, omdat wij die in Christus geloven der zonde gestorven zijn door Zijn dood. Gods volk haat de zonde en jaagt naar de (hemelse) volmaaktheid, die zij echter in Christus hebben (1 Kor. 1:30) door het geloof. Maar het goede te doen dat vinden zij niet, ja, in Christus. Alle roem is uitgesloten!

Als we de oude mens zouden kunnen afsterven, is genade geen genade meer, en dan is Christus tevergeefs gestorven, dan is er van de overgang van de staat onder de wet naar de staat van het in Christus zijn onder de genade, geen sprake meer, aangezien de oude mens de oude Adam is onder de wet, die niet anders wil en kan dan zondigen, zoals elk mens van nature aangemerkt en gekenmerkt wordt in zijn onverzoende en gevallen staat. Gods volk is niet meer onder de wet, maar onder de genade, niet voor een deel, maar geheel. De oude mens komt NOOIT onder de genade, wordt NOOIT bekeerd, maar volgens de afstervingsleer van het reformatorische gemenebest komt de oude mens na ontvangen genade nog in aanmerking, want die moet nog afsterven, zegt men, maar dat is een regelrechte aanslag op de volkomen dood van Christus, door Wiens dood wij -die in Christus geloven- de oude mens gestorven zijn, de zonde gestorven zijn, dood zijn voor de wet der werken.

Geen afsterving dus, want er bestaan geen gradaties in het zondaar zijn. Elk kind van God zal ondervinden en belijden altijd en overal de grootste van alle zondaren te zijn. Ook Paulus heeft het alleen over de enig-bestaande hoogste graad van het zondaar-zijn. Hij zegt: "Dit is een getrouw Woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven", 1 Tim. 1:15-16. Hij zegt niet "ik was de voornaamste van alle zondaren", nee, "ik BEN het!" Hij zegt niet: "ik was vleselijk" , nee, " ik BEN het!" Dan alleen komt Christus aan Zijn eer en de ziel aan de zaligheid, ook in het leven der heiligmaking. Hetgeen de Heilige Geest leert bij monde van Paulus staat dus haaks op de roomse leer der afsterving, want de Schrift zegt: "gij ZIJT in Hem volmaakt!" Kol. 2:10.

Vr.: Kunt u dat altijd vasthouden?
Antw.: Daar loopt het niet over, het gaat hier over de Waarheid zoals die in Christus IS, niet over mijn vasthouden, want al mijn vasthouden is slechts loslaten, en dan zou het alsnog verloren zijn. Ik hoef het ook niet vast te kunnen houden, want daartoe ben ik van Christus gegrepen en Hij laat nooit varen degenen die Hij eenmaal gegrepen heeft tot Zijn eigendom.

Nieuwe schepselen in Christus zijn derhalve geen oude mens meer die zij de schuld van de zonde kunnen geven, nee, ze zijn ook geen twee-mens, zoals het halfverloste christendom leert. Die mensen moeten dankbaar zijn, die moeten vruchten voortbrengen, die moeten aan heiligmaking doen, maar ze weten niet dat ze Christus onteren en het vrome vlees vergoddelijken. Gods volk komt niet verder dan een groot beest, een goddeloze hoop voor God te zijn, maar juist dan wordt Christus en Zijn genade verheerlijkt, omdat God in Christus de Getrouwe is, Die het ganse werk der zaligheid alleen doet.

De oude mens met zijn dienstbare slaafse geest kan zich verschrikkelijk vroom voordoen, in een poging zijn vlees te vergoddelijken met zelfheiliging, natuurlijk niet alleen, maar "met behulp van genade", zo zeggen ze dan, maar de genade is geen voertuig met een hulpmotor, waarbij je zelf ook nog enkele trappen moet geven om de fiets van Mozes de berg Sion op te krijgen, nee, de genade doet het ALLEEN en GEHEEL. Houd je daarbij en houd je daaraan door het geloof alleen en je zult de last van het totaal vleselijk zijn vrolijk dragen, omdat Christus die voor de Zijnen heeft weggedragen in een zee van eeuwige vergetelheid.

Paulus zegt vanuit de praktijk der bevinding: "Ik, de totale Paulus, ben vleselijk", en dat was hem een last, zeker, maar tegelijk stond hij in de vrijheid, met welke Christus hem vrijgemaakt had, en hij was niet bevangen door het juk der dienstbaarheid, en toch verkocht onder de zonde. Ja, niet allen vatten dit, maar daar hoeven we ook ons best niet voor te doen, de leer van Christus is geen begripsleer, het moet gekend en ondervonden worden en dat doet de Heere (nog).

Het wordt echter bijna niet meer verstaan in onze dagen, men is teruggekeerd tot een rooms heiligmakingsproces, om den beelde des Zoons gelijkvormig te worden, terwijl Gods ware volk volmaakt in dat beeld Gods (Christus) hersteld IS. De oude mens is ontzield, leeft niet meer, "Ik leef, doch NIET MEER ik....", terwijl het lijk van de oude mens ‘het lichaam der zonde' genoemd wordt (Rom. 6:6). Een lijk leeft niet meer, maar in onze dagen leert men dat de oude mens langzamerhand afsterft (zonder ooit te sterven!), om toch maar een slachtoffer te koesteren die men de schuld kan geven van het inwonende bederf en bedreven zonde. Dezulken hebben een oude mens op wie zij de schuld der zonde schuiven om zelf vrijuit te gaan. Maar de Prediker zegt jegens dit soort vroom-snakerij: "De zot vouwt zijn handen samen en eet zijn eigen vlees", Pr. 4:5.

De mens na ontvangen genade is dus ook geen twee-mens, zoals velen leren, maar een totaal nieuw schepsel in Christus. "Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is ALLES nieuw geworden", 2 Kor. 5:17. Geen vergoddelijking van het vrome vlees, nee, want de begenadigde mens blijft tegelijk totaal vleselijk, verkocht onder de zonde, omdat de ziel aan deze zijde van het graf nog woont in het lichaam der zonde. Het lichaam der zonde is slechts het stoffelijke overschot van de oude mens en een lijk kan geen prosesmatig afstervingsproces ondergaan, omdat de oude mens niet alleen gestorven, maar ook met Christus begraven is (Rom. 6:5-8 - 2 Tim. 2:11), en die met Christus gestorven zijn, zullen ook met Hem leven. Dat alles geschiedt in een punt des tijds in het uur der wedergeboorte, waarin de ziel wordt vrijgesproken van schuld en straf en een kinderrecht krijgen op het eeuwige leven.

Dat alles is niet mijn, maar de leer van Christus, van de apostelen en profeten, en wie zich procesmatig op de ladder Jakobs omhoog wil werken, zogenaamd met behulp van de Geest, zal -net als de dwaze maagden- bedrogen uitkomen en vallen van de top van eer in eeuwige verwoesting neer. Afsterven wordt slechts 1 keer genoemd in Gods Woord, niet als een proces, maar als een FEIT. Paulus leert door de inspiratie des Geestes: "Indien gij dan met Christus de eerste beginselen der wereld ZIJT afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij in de wereld leefdet, met inzettingen belast?" Kol. 2:20. "Zijt afgestorven", betekent hier gewoon "gestorven zijn."

Gods kinderen leven niet meer in de zonde, kunnen dat ook niet meer, omdat de genade regeert, maar ze weten wel van en bewenen wel gedurig het vallen in de zonde, en ook dat wordt niet minder, maar meer, tenminste als we toenemen in de kennis van Christus en in de kennis der zonde. Van "minder zonde doen en groter zondaar worden", heb ik geen verstand, aangezien Christus mijn zonde is, en ik Zijn gerechtigheid. Uitwendig, ja, dan kun je dat witgepleisterde graf, dat het lichaam der zonde heet, wel een refo-verfje geven, maar als de Heere de zonden van gedachten woorden en werken eens op uw en mijn voorhoofd zou schrijven, wat dan? Blijft er dan nog een andere heiligmaking over dan DE heiligmaking van Christus? Gode zij dank, nee, want Hij is mijn Heiligmaking (1 Kor. 1:30) en zonder DE heiligmaking van Christus zal niemand de Heere zien (Hebr. 12:14).

De zonde die in Gods kinderen zijn overgebleven, hebben zij de oorlog verklaard, niet om ze in dit leven te boven te komen, want met het vlees wordt het niet beter, maar slechter, maar juist dan wordt Christus en Zijn genade des te heerlijker, Die tot mij gezegd heeft in het kader van de inleving van Rom. 7:14: "Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht", amen lieve Heere!

Zijt gij met het Lam tevreden? Zo ja, waarom wilt gij er dan nog wat bijstelen en bijhoesten? De Heere zegt: "Ben ik dan een Vader, waar is dan Mijn eer?" Het antwoord geeft de Heere Zelf: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem!" Matth. 17:5.

Zegen en groet,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl