|
Van een inzender:
In onze kerk (GG) wordt geleerd dat de hebbelijkheid des geloofs onderscheiden is van de dadelijke geloofsoefeningen, zoals dr. Comrie dat leert. U kent het hele verhaal, en u hebt er zelf ook een heleboel artikelen aan gewijd, om aan te tonen dat de embryogeboorte van Comrie geheel onbijbels is. Maar wat moeten we ons voorstellen bij de habitusfase? Hebben Comrie en zijn geestelijke nazaten (ds. Kersten, ds. Moerkerken, enz.) geleerd dat een ziel in deze habitusfase iets gewaar wordt, of leren zij dat de ziel helemaal niets gewaar wordt? Ik begrijp niets van deze wiskunde. Kunt u in het kort nog eens uit de doeken doen wanneer er (in de optie van Comrie) van de habitus sprake is en wanneer de actus des geloofs erbij komt?
----------------------------------------------------
Geachte inzender,
U zegt het goed: wiskunde, maar dan wel de filosofische variant ervan. U moet zich daarmee echter niet bezig houden, want het zijn ophouders op de weg. Het achterhaalde Comrie-verhaal waar in het verleden en ook nu zoveel over te doen is, begint de kenmerken van een kerkelijke poppenkast te vertonen, want voor Gods ware volk is uw vraag geen vraag, omdat zij Christus kennen als het Begin van de wedergeboorte, als de Voortgang van het genadeleven en als de Omega van het eeuwige leven in Hem. Voor degenen die zich suf prakizeren hoe de habitus-vork in de actus-steel zit, hebben we de onderstaande toelichting geschreven, opdat een kind zou kunnen aanvoelen dat heel die discussie over de embryo-filosofie van Comrie niets te maken heeft met het ware geestelijke leven in Christus.
Voor degenen die van filosoferen en van dromen houden, het volgende. Op het college van dr. Habitus, waarvan dr. Comrie grondlegger is; Aristoteles de uitvinder en de duivel de architect, gaat het er als volgt aan toe:
Volgens de leer der Afscheiding begint het geestelijke leven in de donkere kamer van dr. Habitus waarbij Christus de grote onbekende is. De ziel schijnt in die kamer van dr. Habitus met een blinddoek op een stoel te zijn vastgebonden. Als de ziel de donkere kamer van dr. Habitus wordt binnengedragen, schijnt de inlijving al wel plaatsgevonden te hebben, maar de wedergeboorte mag men alvast kuyperiaans veronderstellen, omdat volgens de barometer van de Moerkerker Boezemsingel 'de schuld nog open staat'. De rector van het seminarie -ds. Moerkerken- haast zich te zeggen dat het in die toestand niet zo blijven mag, maar in de moer-kerker van dr. Habitus behoort 'geloven' vooralsnog niet tot de mogelijkheden. In die kerker is de ziel gedoemd voor een onbepaalde tijd in het duister te tasten en zelfs het tasten wordt hem onmogelijk gemaakt omdat dr. Habitus alleen patiënten behandeld die op een stoel zijn vastgebonden, met een grote prop in de mond, een blinddoek voor en van alle licht verstoken. Geen blij vooruitzicht dus.
Om 'te kunnen' geloven mag je na een aantal dienstjaren in de kerker van dr. Habitus te hebben verkeerd een aanvraag indienen bij het revalidatie-centrum van dr. Actus, maar de wachtlijst van dr. Actus is dermate lang en gearchiveerd, dat je na weken zoeken nog geen inzicht hebt waar je je naam moet invullen, zodat je je voor een tijd tevreden moet stellen met een beloofde bril waardoor je niet kijken kunt.
Na verloop van tijd plaatst de overigens 'hebbelijke' dr. Habitus je voor een soort geblindeerde spiegel, waarin je voor het eerst enige vlekken ziet, waarover 'de bezwaren en geschillen commissie' dan het hoofd moet buigen om het 'ach en wee' geroep der ziel te verifiëren en het keurmerk van echtheid erop te plakken, zodat er bij de aanvraag 'om te mogen geloven' aan dr. Actus een aanbevelingsbrief kan worden toegevoegd, om het slepende proces te bespoedigen. In de tussentijd mogen de patiënten van dr. Habitus bij hoge uitzondering weleens even vanachter de gordijnen een blik naar buiten werpen, op voorwaarde dat zij hun ogen dichthouden, en alleen als de zon al is ondergegaan, zodat je daar niet echt van opknapt. Het instrumentarium van dr. Habitus stelt niet zo heel veel voor, want behalve die geblindeerde spiegel heeft hij slechts 1 rolstoel ter beschikking, waarvan bij hoge uitzondering gebruik gemaakt mag worden als het zedelijke gedrag van de patiënt zodanig uitblinkt, zoals de rijke jongeling dat ten toon spreidt.
Als dan eindelijk 'de tiende ure' is aangebroken mag steeds één der nauwgezetste patiënten onder zware bewaking en begeleiding van de pastoor even naar buiten, om in het zonnetje te worden rondgereden in de genoemde rolstoel. Echter, na één rondje geeft de dienstdoende pastoor een soort alledaags refrein ten beste waarin bezongen wordt dat je nog geen gelukkige bezitter bent van het heil, omdat er nog steeds geen borgsom betaald is die nodig is om uit de kerker van dr. Habitus te worden ontslagen. Met het zien van de zon wordt de patiënt dus alleen maar een soort lokaas voorgehouden, wat ze in binnenkamerse kringen ‘een openbaring van het heil' noemen, maar daarmee moet je -volgens de raad der ouden- weer de dood in, omdat 'zien nog geen hebben is'. Maar de ongelukkige patient mag zich toch verheugen in een veronderstelde wedergeboorte, want anders kunnen de embryo-dominees wel ontslag nemen bij gebrek aan geestelijke vrucht. Men wil koste wat het kost vrucht op de plank. Welnu, planken heeft men genoeg en daarom wordt er zwarte (preek)handel gedreven in plastic appeltjes om toch de schappen vol te krijgen. Dat hierbij de dood voor het leven gehouden wordt en het leven voor de dood, schijnt onder de embryologen een factor te zijn die te verwaarlozen is.
Om in het bezit te komen van de dadelijkheid der dingen, moet er dus eerst een kort geding door de aanklager worden ingediend. Maar aangezien de aanklager in bijna alle gevallen of overleden, of met vakantie is, worden de betreffende habitus-zielen een slaapmiddel toegediend, om verdere vragen te voorkomen en de valse vrede te garanderen. De aanklacht laat in de regel zo lang op zich wachten, dat als de dagvaarding onderweg is, zowel de aanklager als de beklaagde allang uit de tijd zijn, waardoor de dagvaarding ongeopend in het archief van het kerkelijke museum kan worden opgeslagen. Het wachten is dus op het vonnis, maar die geblindeerde spiegel mag niet ineens de werkelijkheid van de staat der dienstbaarheid onthullen, omdat 'de bezwaren en geschillen commissie' er beducht voor is dat de patiënt in coma raakt vanwege de onhoudbare nood der ziel. En men wil nu eenmaal geen deining in het bekommerde kamp der embryo-gecommuniceerden, aangezien dr. habitus de enige gediplomeerde gynacoloog is die uitsluitsel kan geven in de benarde toestand van de gedupeerden.
Eén keer in de zoveel jaar honoreert dr. Actus een aantal aanvragen van habitus-patiënten, waarbij alleen 'oudgedienden' gekwalificeerd worden voor het revalidatiecentrum om daar nog een jaar of wat met krukken te leren lopen, om in die tijd geoefend en geactiveerd te worden de berg Sion te kunnen beklimmen, hetwelk na het ontslag uit het revalidatiecentrum van dr. Actus op de agenda staat. Op de weg naar de berg Sion worden ook weer allerlei standen beleefd en allerlei ups en downs doen zich voor, terwijl men met het monotone pelgrimslied: "geloof jij het van mij, dan geloof ik het van jouw", elkaar op de been houdt op de glibberige berghelling.
In de fase van dr. Habitus is men geleerd dat de weg naar de berg Sion al tot de smalle weg behoort, maar vanwege de vele gaten en de valkuilen in die weg, kan men nooit zeker zijn van een goede afloop. Vandaar dat men het traject van de toeleidende weg met krukken en rolstoelen probeert af te leggen, om door een goed zedelijk gedrag en een bepaalde scheefkijkende houding te promoveren op de wet van Mozes om zo toegelaten te worden tot de beklimming van de berg Sion. Aan de ernstige raadgeving van een zekere dominee Kohlbrugge: "Werp uw heiligheidskrukken verre van u, want gij komt er de berg Sion niet mee op", stoort men zich in het geheel niet, want hen is verteld dat die Kohlbrugge een bittere vijand is van de Afscheiding en daarom nooit geloofd mag worden en om die reden moet worden doodgezwegen.
Aangezien de toeleidende weg langs de berg Sinaï leidt, nemen er velen de verkeerde afslag en houden de berg Sinaï voor de berg Sion. Aan de voet van de zedelijke berg aangekomen treurt men hevig om de reeds gevallen veteranen die tijdens hun beklimming van de berg Sinaï bij hopen door de bliksem getroffen zijn en een vroegtijdige dood zijn gestorven, maar toch het voordeel van de twijfel krijgen, omdat algemeen aangenomen wordt dat zij toch op 'de toeleidende weg' waren en noodzakelijkerwijs met een schrik in de hemel gevallen zijn. Na zo'n drie jaar in het revalidatie-centrum van dr. Actus verkeerd te hebben, kun je alleen uit dat centrum ontslagen worden bij wijze van loten. Bij elke duizend patiënten wordt er jaarlijks 1 lot uitgereikt, en de rest is tot het huis van bewaring overgeleverd en moeten hun leven slijten in het onderaardse gangenstelsel van het kasteel van reus wanhoop. Aangezien zulke patiënten in die wegen en gangen geen hand voor ogen zien, kunnen zij geen aanspraak maken op de belofte-sleutel van de kasteelpoort en zijn zij gedwongen om hun verdere leven in het onderaardse gangenstelsel te zuchten, zonder hoop op verlossing.
Degene die het lot te beurt gevallen is, mag na veel wikken en wegen het revalidatie-centrum van dr. Actus verlaten, met de belofte elke week op spreekuur terug te komen, om nog wat spieroefeningen op te doen en om ten lange leste barrevoets de tocht naar het armenhuis te ondernemen. Bij hoge uitzondering kan het gebeuren dat sommige pelgrims de vrijstad aan de horizon ontwaren, maar als men spreekt van een geopenbaarde Middelaar, schijnt de ziel toch weer achter het net te vissen, want dan moet het allemaal nog toegepast worden en dat is alleen voor de zeldzame enkeling weggelegd.
Als een geopenbaarde Middelaar nog niets is, dan schijnt dat ook Paulus in Galaten 1:15-16 zich vergist heeft, omdat de openbaring van de Middelaar -volgens ingewijden- de zaak zelf nog niet is. Volgens deze theorie moet Paulus een valse leraar zijn geweest, omdat hij, nadat Christus in hem geopenbaard was, terstond de heidenen het Evangelie heeft gepredikt, terwijl volgens genoemde theorie Paulus nog met een open schuld over de wereld ging. Dat Paulus het sterven aan de Wet (Gal. 2:19) noodzakelijk stelt om het Einde der Wet, Christus, te leren kennen tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft, wordt op de Boezemsingel voor het gemak overgeslagen, omdat men daarmee totaal geen raad weet en er ook geen kennis aan heeft. Laat staan dat men raad weet met het feit dat Gods ware volk kennis heeft aan hetgeen Paulus schrijft in 2 Korinthe 4:11: "Want wij, die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus' wil; opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden."
Bovenstaande bevinding van Paulus en al Gods ware volk gaat dus wel een aantal mijlen dieper dan hetgeen generaal voorgewend wordt, namelijk "dat men met een geopenbaarde Middelaar nog de dood in moet", hetgeen puur op veronderstelling gebaseerd is dan dat het iets te maken heeft met de geestelijke realiteit van de Schriftuurlijke bevinding. Met dit soort gewichtige 'open schuld' uitspraken weet men dikwijls zelf niets af van het feit om als een uitbraaksel der hel gerechtvaardigd te worden om vervolgens naar de diepte af te steken, om dan als een gevangene van Christus altijd in de dood te worden overgegeven op het kolenvuur van heiligmaking.
Zo zijn er vele bekommerde en verzekerde belijders die Christus wel volgen om der broden wil, maar Hem verlaten als het op de ware bevinding aankomt, namelijk om de wetsdood met Christus te sterven en op te staan in en met Hem als een totaal nieuw schepsel, volkomen rechtvaardig en volmaakt heilig in Hem, evenwel totaal vleselijk, verkocht onder de zonde, altijd de doding des Heeren Jezus in zich omdragende. Och, het is altijd wel een klein kuddeke geweest dat mag delen in het welbehagen des Vaders, maar zoals u ziet, wel in een totaal andere zin dan men op de Boezemsingel krijgt ingepompt. Het heeft volstrekt geen zin om degenen die niet der wet gestorven zijn dit soort dingen te verklaren, aangezien de natuurlijke mens niet verstaat de dingen die des Geestes Gods zijn en daarom hebben we voor dezulken een allegorische variant geschreven, want om de leer en de bevinding des geloofs ter discussie te stellen en een vleselijke woordenstrijd aan te gaan, zijn we niet geroepen, maar wel om de dwaas naar zijn dwaasheid te antwoorden. Waarvan akte.
vr. gr. GPPB.
|
|