GGinN/GG/OGG/HHK/CGK, WAGONS VAN DEZELFDE TREIN NAAR ROME
GGinN/GG/OGG/HHK/CGK, WAGONS VAN DEZELFDE TREIN NAAR ROME  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje

IN DE LEER VAN CHRISTUS BLIJVEN KAN ALLEEN ONDER HET KRUIS (5)

"Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon", 2 Johannes 1:9.

1. DEGENEN DIE DE POSITIEF OVER DE PAUS SPREKEN, MINACHTEN CHRISTUS EN ZIJN GEROEPEN GETUIGEN, zoals de hoofdredacteur van het RD, dhr. Kranendonk, het gros afgescheiden dominees en antichristelijke godgeleerden dat doen.

2. DE BIJBELSE BESTRAFFING VAN DS. J. KOSTER (NHK) JEGENS DS. DU MARCHIE VAN VOORTHUISEN (OGG), IN HET LICHT VAN DE BESTRAFFING VAN PAULUS JEGENS DE VEINZENDE PETRUS (Gal. 2).

3. VAN DE GGinN / GG / OGG OVERSTAPPEN NAAR DE CHRISTELIJK GEREFORMEERDE (BETHEL)-KERK (IN MONARCH) IS EEN OVERSTAP VAN DE ENE WAGON NAAR DE ANDERE WAGON VAN DEZELFDE TREIN RICHTING ROME !

4. HET BOEK VAN DS. A. KORT IS TEKORT, TEN EERSTE, OMDAT HIJ WIJLEN DS. H.J. HEGGER IN STELLING BRENGT TEGEN DE EMBRYO-DWAALLEER, TERWIJL HEGGER ALS EEN HOND TOT ZIJN ROOMSE UITBRAAKSEL IS TERUGGEKEERD. TEN TWEEDE, BEROEPT DS. KORT T.A.V. DE LEER VAN DE RECHTVAARDIGING VAN DE GODDELOZE ZICH VOORNAMELIJK OP EEN VERKEERDE BRON, NAMELIJK OP AUGUSTINUS, DIE DE LEER WAARMEE DE KERK STAAT OF VALT TEKORT DOET, DOOR DE LIEFDE IN HET KADER VAN DE RECHTVAARDIGING CENTRAAL TE STELLEN, HETGEEN EEN ERNSTIGE DWALING IS VAN DE BIJBELSE LEER VAN DE RECHTVAARDIGING VAN DE GODDELOZE. TEN DERDE, OMDAT DS. KORT HET BIJBELSE VAN HETGEEN HIJ IN ZIJN BOEK LEERT NIET TOEPAST IN DE VORM VAN DE TUCHT JEGENS ZIJN DWALENDE OGG-EMBRYO-LERENDE COLLEGA-PREDIKANTEN. OOK VAN DS. KORT GELDT HETGEEN CHRISTUS ZEGT: "ZE ZEGGEN HET EN DOEN HET NIET!"

KLIK OP DE KLIK HIER LINK OM DE MORGENPREEK TE BELUISTEREN OVER HET BLIJVEN IN DE LEER VAN CHRISTUS EN GENOEMDE PUNTEN.


- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

DE LEER VAN CHRISTUS IS ZWAAR VERBASTERD IN DE HUIDIGE REFO-KERKEN (6) - GPPB. (14-07-2013)  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Klik hier
DE LEER VAN CHRISTUS IS ZWAAR VERBASTERD IN DE HUIDIGE REFO-KERKEN (6)

"Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon", 2 Johannes 1:9.

1. DEGENEN DIE DE POSITIEF OVER DE PAUS SPREKEN, MINACHTEN CHRISTUS EN ZIJN GEROEPEN GETUIGEN, zoals de hoofdredacteur van het RD, dhr. Kranendonk, het gros afgescheiden dominees en antichristelijke godgeleerden dat doen.

2. DE BIJBELSE BESTRAFFING VAN DS. J. KOSTER (NHK) JEGENS DS. DU MARCHIE VAN VOORTHUISEN (OGG), IN HET LICHT VAN DE BESTRAFFING VAN PAULUS JEGENS DE VEINZENDE PETRUS (Gal. 2).

3. VAN DE GGinN / GG / OGG OVERSTAPPEN NAAR DE CHRISTELIJK GEREFORMEERDE (BETHEL)-KERK (IN MONARCH) IS EEN OVERSTAP VAN DE ENE WAGON NAAR DE ANDERE WAGON VAN DEZELFDE TREIN RICHTING ROME !

4. HET BOEK VAN DS. A. KORT IS TEKORT, TEN EERSTE, OMDAT HIJ WIJLEN DS. H.J. HEGGER IN STELLING BRENGT TEGEN DE EMBRYO-DWAALLEER, TERWIJL HEGGER ALS EEN HOND TOT ZIJN ROOMSE UITBRAAKSEL IS TERUGGEKEERD. TEN TWEEDE, BEROEPT DS. KORT T.A.V. DE LEER VAN DE RECHTVAARDIGING VAN DE GODDELOZE ZICH VOORNAMELIJK OP EEN VERKEERDE BRON, NAMELIJK OP AUGUSTINUS, DIE DE LEER WAARMEE DE KERK STAAT OF VALT TEKORT DOET, DOOR DE LIEFDE IN HET KADER VAN DE RECHTVAARDIGING CENTRAAL TE STELLEN, HETGEEN EEN ERNSTIGE DWALING IS VAN DE BIJBELSE LEER VAN DE RECHTVAARDIGING VAN DE GODDELOZE. TEN DERDE, OMDAT DS. KORT HET BIJBELSE VAN HETGEEN HIJ IN ZIJN BOEK LEERT NIET TOEPAST IN DE VORM VAN DE TUCHT JEGENS ZIJN DWALENDE OGG-EMBRYO-LERENDE COLLEGA-PREDIKANTEN. OOK VAN DS. KORT GELDT HETGEEN CHRISTUS ZEGT: "ZE ZEGGEN HET EN DOEN HET NIET!"

KLIK OP DE KLIK HIER LINK OM DE AVONDPREEK TE BELUISTEREN OVER HET BLIJVEN IN DE LEER VAN CHRISTUS EN GENOEMDE PUNTEN.



- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

'THE INFUSION OF A HABIT OF SANCTIFICATION' - GEREFORMEERD OF BIJBELS?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Van een inzender:
In uw boeken 'Mijn genade is u genoeg'; 'Het water des levens' en 'Opdat ik Gode leven zou', valt me de persoonlijke, expressieve wijze van schrijven op. Het is duidelijk dat u schrijft over zaken die u nauw aan het hart liggen. Daarbij is het ook evident, dat u niet slechts dogmatische zaken wilt bespreken, maar voortdurend erop wijst dat dogmatische posities en overtuigingen, concreet zijn te traceren in kerkelijk Nederland, en soms verstrekkende gevolgen hebben voor prediking, pastoraat en geestelijk leven. Uw grote bezorgdheid en bewogenheid is duidelijk te proeven in uw geschriften, en dwingt respect af, en meer: instemming. Toch zou ik van u een nadere verklaring willen vernemen t.a.v. het volgende:
In de gereformeerde theologie wordt de instorting van een 'habit of sanctification' eenstemmig verdedigt, en de stelling dat het geloven in orde aan de rechtvaardigmaking voorafgaat is de cummunis opinio van praktisch alle gereformeerde theologen van de 17e eeuw.
Mijn punt is, dat de bovenstaande visie door u voortdurend als volstrekt ongereformeerd wordt afgewezen. Kunt u zich nader verklaren?

vr. gr. NN.


Geachte inzender,
Tussen 'de gereformeerde theologie' en 'de bijbelse theologie' staat voor mij lang niet altijd een is-gelijk-teken. Zeker niet wat men vandaag de dag allemaal onder de noemer 'gereformeerde theologie' ten toon spreidt. De cummunis opinio t.a.v. de 'habit of sactification' van de 17e eeuwse vaderen is allang achterhaald, met name door dr. H.F. Kohlbrugge. Het boek 'gereformeerde theologie' heb ik -zoals gezegd- al enige tijd uit, tenminste wat de neonomiaanse interpretatie betreft, waarmee de huidige theologie vergeven is. Ik heb er ooit een artikel aan gewijd: "Gereformeerd of bijbels?" Gods Woord is het einde van alle tegenspraak en niet de zogenaamde 'gereformeerde theologie', want dan blokkeert men juist een doorgaande Reformatie. T.a.v. de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze is het in de Na-Reformatie al verkeerd gegaan en feitelijk al sinds Augustinus. De geschiedenis herhaalt zich. Het conflict tussen Kohlbrugge en Da Costa vindt haar oorsprong al in Antiochië en dat conflict herhaalt zich ook in onze dagen. Toen dr. W.J. op 't Hof (HHK) een jaar of wat geleden in het RD dr. H.F. Kohlbrugge als 'ongereformeerd' bestempelde, is er bij mij iets geknapt van binnen. Ik vind dat een grove lastering en ik heb er dan ook een artikel aan gewijd. Kohlbrugge was geen dogmaticus, maar een bijbels theoloog van formaat, een laatgeboren Reformator, de zuiverste theoloog die Nederland ooit heeft voortgebracht. Kohlbrugge is niet gepromoveerd op een 'stomme' oudvader, maar op het levende Woord. Op een paar hiaten na is zijn theologie voluit bijbels, ontbloot van voetiaanse scholastiek en heidense filosofie. Goed, nu weer ter zake.
De rechtvaardigmaking is een daad Gods, namelijk een rechtvaardigverklaring van de goddeloze op grond van de toegerekende gerechtigheid van Christus, dus niet van de gelovige. Ik heb dat uitgebreid aan de orde gesteld in mijn boek "Het water des Levens", hoofdstuk 5, getiteld: "Waarmee de Kerk staat of valt", met als ondertitel: "De Toetssteen van de ware en valse rechtvaardigmaking." Ook haal ik Ursinus en Olevianus in hetzelfde hoofdstuk aan, die ook leren dat de rechtvaardigmaking IN ORDE (niet in tijd) aan het geloof voorafgaat. De vrije wils volgorde: 'Eerst geloof en dan rechtvaardigmaking' is een uitvinding van Arminius, een uitvinding die zelfs vastgelegd is in de Remonstrantse Confessie, hoofdstuk 11, waar tot weerlegging van de gereformeerde(!) geloofsbeschrijving staat geschreven: "Daarom wordt ook zulk een toestemming een vertrouwen genoemd; niet een vertrouwen op de bijzondere barmhartigheid Gods, waarmee wij ieder persoonlijk geloven, dat ons onze zonden vergeven zijn. Want zo'n vertrouwen behoort niet tot het wezen des geloofs, noch maakt het het wezen des geloofs zelf uit. Dus is het een zaak, die direct op het geloof volgt, aangezien het geloof een conditie (= voorwaarde) is, die vereist wordt om vergeving der zonden (te ontvangen); en daarna een verzekerd vertrouwen ván zulk een vergeving te verkrijgen; en (omdat) dat geloof dus noodzakelijk vooraf moet gaan."
De 'gereformeerde theologie' stemt dus op dit punt merkwaardig genoeg overeen met de Remonstrantse Confessie. Ik ga er echter niet in mee.

Ten aanzien van de 'wedergeboortegenegenheden' leert Gods Woord dat al de wedergeborenen de goddelijke natuur deelachtig zijn (2 Pet. 1:4) en dat onderschijf ik in al mijn geschriften, maar dat is iets heel anders dan 'ingestorte heiligheid en/of kwaliteit'. De goddelijke natuur die Gods volk heeft bestaat niet uit een ingestorte heiligheid, maar is de inwoning van de Heilige Geest. Wel is de liefde van Christus in het wedergeboren hart uitgestort, let wel: door de Heilige Geest die ons gegeven is (Rom. 5:5). Geen hebbelijke en zelfstandige kwaliteit dus. 'Ingestorte heiligheid' komt bij Rome vandaan.

Nog even wat de onbijbelse orde 'geloof/rechtvaardigmaking' betreft, hadden de 17e eeuwse theologen (ook ds. Van der Groe en ds. Paauwe) zich aan Gods Woord moeten houden, want Gods Woord leert OVERduidelijk niét de rechtvaardiging van de gelovige, maar van de goddeloze! Als het geloof aan de schenking (de toerekening van de gerechtigheid van Christus) voorafgaat, is het geloof niet meer een instrument van deelachtmaking, maar een voorwaarde om zalig te worden. Het geloof werkt zuiver instrumenteel, als middel van deelachtmaking. De rechtvaardigmaking is geen vrucht van het geloof, want als dat zo zou zijn, is het geloof niet meer zuiver instrumenteel, maar materieel. De rechtvaardigmaking door het geloof is trouwens een vrucht van de opstanding van Christus. Christus is voor de goddelozen gestorven, die (nog) niet in Hem geloven! (Rom. 5:6), hoewel zij daartoe wel uitverkoren zijn. En God rechtvaardigt op grond van de dood van Christus diezelfde goddelozen uit Rom. 5:6, dus die niet in Hem geloven, maar op Zijn vrijspraak in Hem geloven, namelijk God Die de goddelozen rechtvaardigt om niet. Zo leert Gods Woord het en zo heeft de Heere het mij ook geleerd in de toepassing. Ik wil de orde van rechtvaardigmaking/geloof met een bijbels voorbeeld illusteren. Wanneer komt de blindgeborene tot het geloof in Christus? Al voordat Christus Zich aan hem openbaarde? WAAR STAAT DAT? Nee, de blindgeborene, die door Christus ziende gemaakt is, ontmoet Christus voor de tweede maal en komt pas tot het geloof NADAT Christus Zich aan hem bekend maakt met de levendmakende en rechtvaardigmakende woorden: "Ik ben Het Die met u spreekt." Dat was juist de nood van de blindgeborene: "Wie is Hij heere, OPDAT ik in Hem moge geloven", Joh. 9:36. Met zijn vraag om te geloven was hij nog geen gelovige, want Christus spreekt alleen en uitsluitend doden zalig. "DODEN zullen horen..., enz. en geen gelovigen. Dat vinden we in heel de Schrift terug, ook in de bekering van alle bijbelheiligen. De levendmakende stem van de Zoon van God is de vrijspraak, is de toerekening, is de rechtvaardigmaking, is de schenking, waarop de aanneming door het geloof volgt (niet in tijd, maar wel in orde). Al die filosofische verklaringen over de rechtvaardigmaking, heet tegenwoordig de 'gereformeerde theologie', maar laten we bijbels blijven ook in de verwoording van zaken. De gelovigen rusten eenvoudig op het ja-woord van Christus. Hij spreekt, en het is er, en dan is er alles, ook het geloof. Als de Zonne der gerechtigheid in de ziel schijnt, daar verschijnt ook het geloof, maar als het Licht nog nooit in de ziel geschenen heeft, daar heerst de dood, de duisternis en het ongeloof. Het staat ook nergens in Gods Woord dat de rechtvaardigmaking een vrucht is van het geloof. De rechtvaardigmaking is een vrucht van Christus' lippen. Hij spreekt rechtvaardigverklarend en dan gelooft de zondaar in HEM. Ik geloof niet in iets, niet in mijn rechtvaardigmaking, niet in mijn geloof, maar in een Persoon, op Wiens toezegging (belofte) ik levendgemaakt en gerechtvaardigd ben.
Bovendien, als de genoemde (wan)orde en de 'habit of sactification'-stelling de grondslag van de gereformeerde theologie moet heten, dan is dat geen bijbelse, maar een filosofische grondslag. Mensen met weinig verstand (waarvan ik de voornaamste ben - Spr. 30:2), zouden dan eerst 'de gereformeerde theologie' moeten bestuderen om erachter te komen dat Gods Woord met 'de rechtvaardiging van de goddeloze' 'de rechtvaardiging van de gelovige bedoelt'. Dat zou dan -eenvoudig gezegd- betekenen dat achter elke waarheid der Schrift een tegenovergestelde waarheid schuilgaat, waar we alleen door de filosofie achter kunnen komen. Zo komt de vrije genadeleer wel op de helling te staan. Op dit punt verwijs ik de 17e eeuwse 'cummunis opinio' op grond van de Schrift naar het rijk der fabelen (Kol. 2:8; 2 Tim. 4:4; 2 Pet. 1:16). In de bijbelse grond der zaak is er trouwens geen sprake van de rechtvaardigmaking, zolang de aanneming door het geloof achterwege blijft. Rechtvaardigmaking geschiedt door het geloof, maar niet op voorwaarde of als vrucht van het geloof. Laat ik het zo zeggen: Het geloof maakt geen deel uit van de rechtvaardigmaking, maar maakt die effectief. God in Christus spréékt de goddeloze zalig en dan volgt (in orde) het geloof. God schenkt en de zondaar neemt aan en niet andersom. Dat moet zelfs voor een kind duidelijk zijn. Om het vrije genadekarakter van de rechtvaardigmaking te onderstrepen, moet dus ook gezegd worden dat áls God in het uur der minne een verloren zondaar de gerechtigheid van Christus toerekent op Zijn spreken, dat het voor de zondaar onmogelijk is om Christus niet aan te nemen door het geloof, om de eenvoudige reden dat God met de schenking ook het geloof schenkt, en dat aanbiddelijke Godswonder heet: vrije, soevereine genade. Geen coöperatieverband dus.
De rechtvaardigmaking geschiedt dus in een punt des tijds en op grond van de verdienste van Christus, want Hij is opgewekt om onze rechtvaardigmaking, maar de opstanding van Christus is onze rechtvaardigmaking zelf niet. Er bestaat geen vijfderlei rechtvaardigmaking à la Comrie, maar 1, namelijk de rechtvaardigmaking door het geloof. Dat wil niet zeggen dat er aan de rechtvaardigmaking door het geloof niets vooraf gaat, integendeel, want dat kunnen we vinden wat geschreven staat in Johannes 16:8. Er is echter geen 'leven' voor de rechtvaardigmaking, nee, dus ook geen geloof, want buiten Christus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Op grond van de Schrift wijs ik de habitus-heiligheids-filosofie resoluut van de hand. Dat wil niet zeggen dat de borgheiligheid van Christus zich uitsluitend beperkt tot de toerekening daarvan. Nee, want met de toerekening van Christus' borggerechtigheid en borgheiligheid ontvangt de levende Kerk ook de Geest der heiligmaking. Overigens leer ik dat al vanaf het begin van mijn schrijven en van het begin bestrijd ik ook al die in omloop zijnde 'ingestorte kwaliteitentheorieën', die we in de Schrift niet tegenkomen.

Hopend u hiermee van dienst te zijn geweest, verblijf ik met een hartelijke groet,

GPPB.

DS. J.P. PAAUWE CONTRA DE REFORMATIE?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Geachte heer Burggraaf,

Onlangs las heb ik twee preken van de bekende ds. J.P. Paauwe (1872 - 1956) gelezen en daarin kwam ik o.a. de twee volgende citaten over het geloof en de rechtvaardigmaking van hem tegen:

1e citaat:
"De rechtvaardigmaking is een vrucht of een gevolg van het waarachtige geloof. Van nature is de mens begrepen in zijn eerste stamhoofd, in Adam. Zo staat de schuld die Adam gemaakt heeft, op zijn rekening. Ook is hij verdorven, want God heeft als een rechtvaardig God hem Zijn beeld onthouden. Hij is onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Alleen de Heere Jezus Christus heeft gerechtigheid."
(Uit: Preek over Romeinen 8:33, 21 april 1932 te Rotterdam. Bundel 1973-'75, blz. 194-195.)

2e citaat:
"De rechtvaardigmaking is de vrucht van het geloof. Het geloof is een ledige hand. God legt in iedere hand die ledig is, Christus. En hiervan is het gevolg, dat God deze mens rechtvaardigt. Hij vergeeft hem zijn zonden. Hij geeft hem een recht op het eeuwige leven. Dit is de rechtvaardigmaking: vergeving van zonden en recht op het eeuwige leven."
(Uit: Toespraak herdenking Kerkhervorming, 1 november 1938 te Delft. Bundel 1985-'87, blz. 112.)

Ds. Paauwe laat duidelijk het geloof aan de rechtvaardigmaking vooraf gaan. Aangezien Gods Woord de rechtvaardiging van de goddeloze leert, rees bij mij de volgende vraag op: leert ds. Paauwe hier niet de rechtvaardiging van de gelovige? Ik lees echter in Gods Woord dat de schenking aan de aanneming voorafgaat (Joh. 3:17). Zou u deze zaak eens willen ophelderen?

In afwachting van uw reactie verblijven wij met hoogachting en hartelijke groet,
W.B.

--------------------------------------------

Geachte heer W.B.,
Ik heb uw citaten van ds. Paauwe onderzocht en het is inderdaad zo dat ds. Paauwe dit zo leert, namelijk dat de rechtvaardigmaking een vrucht is van het geloof, ofwel dat de rechtvaardigmaking op het geloof volgt. Hoewel ik grote achting heb voor ds. Paauwe kan ik het hier niet mee eens zijn, aangezien Gods Woord inderdaad leert dat de schenking (vrijspraak) aan de aanneming (door het geloof) voorafgaat. Rechtvaardigmaking en geloof zijn zaken die tegelijkertijd plaatsgrijpen, hoewel de rechtvaardigmaking IN ORDE (niet in tijd) aan het geloof voorafgaat. Bovendien is de rechtvaardigmaking een vrucht van de opstanding van Christus en niet van het geloof. Ik heb deze zaak reeds uitvoerig in mijn boek: "Het water des Levens" behandeld, namelijk in hoofdstuk 5, getiteld: "Waarmee de Kerk staat of valt", met als ondertitel: "De toetssteen van de ware en valse rechtvaardigmaking". Ik wil twee fragmenten uit dit hoofdstuk aan u doorgeven:

1e citaat (pag. 95-96)
Wat de orde [rechtvaardigmaking/geloof] betreft: Indien men het geloof aan Gods toerekening vooraf laat gaan, bevindt men zich op pelagiaanse grond. Zo’n stelling is ook in strijd met de gereformeerde leer, zoals beschreven in de vragen en antwoorden 60 en 61 van de Heidelberger Catechismus.
Zacharius Ursinus, de voornaamste opsteller van de Catechismus, leert in een Latijnse versie van zijn ‘Uitlegging van de Catechismus’ (uitgegeven in Heidelberg in 1612, deel 1, pag. 233) inzake een verklaring van de vragen 60 en 61, het volgende: “Deus enim primum nobis imputat satisfactionem Christi; deinde in nobis efficit fidem, qua illam imputatiomen nobis applicemus, unde apparet quod applicatio divina applicationem nostram (quae est fidei) praecedat et sit ejus cause, licet non sit sine nostra. “Non vos me eligistis (inquit Christus), sed ego vos”, Joh. 15:16.
Dat betekent: “Want God rekent ons eerst de genoegdoening van Christus toe. Daarna werkt Hij in ons het geloof, waardoor wij ons die toerekening toe-eigenen; waaruit blijkt, dat de Goddelijke toe-eigening (toepassing) aan onze toe-eigening (welke die van het geloof is) voorafgaat en er een oorzaak van is, hoewel zij niet zónder de onze is. Christus zegt: “Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren”, Joh. 15:16.
Wat de onlosmakelijkheid betreft: In zijn ‘Schatboek’ schrijft Ursinus op pagina 246: “Zonder deze toe-eigening onzerzijds geschiedt de Goddelijke ook niet, maar het is noodzakelijk dat ze beiden samengaan.”
Op grond van Efeze 2:8 schrijft Ursinus verder: “Daarom geschiedt de één niet zonder de ander, de eerste niet zonder de tweede. Want God eigent ze ons zó toe, dat wij zelf ze ons ook toe-eigenen zullen door het geloof.”
Dus de toerekening en de aanneming geschieden tegelijkertijd, maar let wel op de orde van die beiden.
Ook Caspar Olevianus leerde hetzelfde in zijn boek: ‘Verklaring van de Apostolische Geloofsbelijdenis’. Op pagina 445 schrijft hij: “Want door het Evangelie is de Heilige Geest krachtig in ons werkzaam, Die ons Christus inlijft, door het geloof in ons te scheppen, waardoor wij de aangeboden Christus aannemen, met Zijn eeuwige gerechtigheid, die Hij ons toerekent.” (Dan. 9:24 - Fil. 3:9).
En op pagina 474 schrijft Olevianus: “Hijzelf is het ook, Die met de Heilige Geest doopt, door Wiens kracht wij de aangeboden genade der vrijspraak, of der rechtvaardigmaking omhelzen, en wedergeboren worden tot kinderen Gods.”
Op pagina 490 schrijft hij: “Doe erbij, dat wij wedergeboren worden. Zulks geschiedt om de voorafgaande verzoening, of (om) de toegerekende gerechtigheid, zoals God Zelf getuigt, Jer. 31:33v.”

2e citaat, pagina 107-108:
Nóch het één, nóch het ander volgt op elkaar in tijd, maar vallen samen, hoewel de schenking in orde aan de aanneming voorafgaat. De rechtvaardigmaking is voor honderd procent Gods werk en geschiedt niet op een soort fifty-fifty basis, dus dat de toegerekende gerechtigheid van Christus de helft en het geloof de andere helft uitmaakt van de rechtvaardigmaking. Zó moet het niet worden verstaan en zo wordt het zeker niet beleefd door degenen die gerechtvaardigd worden. Door het geloof vullen wij de volkomen gerechtigheid van Christus niet aan. Dat te leren is blasfemisch. Het geloof is slechts een onmisbaar instrument van deelachtmaking, namelijk van de volmaakte gerechtigheid van Christus.
De bijbelse orde van de rechtvaardigmaking is echter van fundamenteel belang voor het ware geloofsleven. Het is daarom puur remonstrants te leren dat de rechtvaardigmaking op het geloof volgt. In de Remonstrantse Confessie, hoofdstuk 11, staat namelijk tot weerlegging van de gereformeerde(!) geloofsbeschrijving geschreven: “Daarom wordt ook zulk een toestemming een vertrouwen genoemd; niet een vertrouwen op de bijzondere barmhartigheid Gods, waarmee wij ieder persoonlijk geloven, dat ons onze zonden vergeven zijn. Want zo’n vertrouwen behoort niet tot het wezen des geloofs, noch maakt het het wezen des geloofs zelf uit. Dus is het een zaak, die direct op het geloof volgt, aangezien het geloof een conditie (= voorwaarde) is, die vereist wordt om vergeving der zonden (te ontvangen); en daarna een verzekerd vertrouwen ván zulk een vergeving te verkrijgen; en (omdat) dat geloof dus noodzakelijk vooraf moet gaan.”
Of men nu het geloof aanmerkt als een vrucht van ‘s mensen vrije wil óf als een gave Gods, het is en blijft onbijbels en ongereformeerd als men het geloof laat voorafgaan aan de genadige rechtvaardigmaking, of andersom. Degenen die het ene óf het andere leren ontkomen er niet aan het geloof aan de verdiensten van menselijke werkzaamheden toe te schrijven. Het is de mens echter niet gegeven te besluiten om te geloven of niet te geloven, want dat besluit komt alleen God toe. Daarom heet het ook: vrije, soevereine genade! “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave”, Ef. 2:8.
De toerekening van de gerechtigheid van Christus en de aanneming ervan door het geloof, mogen daarom nooit ten kóste van elkaar worden uitgespeeld. Rechtvaardigmaking en geloof zijn zo nauw met elkaar verenigd, dat zij onmogelijk van elkaar gescheiden kunnen worden, zonder de bijbelse heilsleer geweld aan te doen. Alle scheidingen en tijdsbepalingen die er tussen de rechtvaardigmaking en het geloof gecreëerd worden, komen voort uit een gemis aan bevindelijke en geheiligde kennis van de rechtvaardigmaking door het geloof.

© 2004 Copyright bij Uitgeverij ‘De rokende Vlaswiek’ - Stolwijk
ISBN 90-76100-69-1
NUR 700


Geachte heer WB, ik zou niet graag beweren dat ds. Paauwe contra de Reformatie geleerd heeft. Bovendien wist Paauwe zichzelf als een goddeloze met God verzoend. Zijn leer is zeker gereformeerd te noemen, hoewel ik niet alles wat Paauwe geleerd heeft voor mijn rekening neem. Dat heb ik u met genoemde fragmenten uit het boek "Het water des Levens" duidelijk willen maken.

Hopend u hiermee van dienst te zijn geweest, verblijf ik met een hartelijke groet,

GPPB.

DE ORDE VAN RECHTVAARDIGMAKING EN GELOOF        
Plaats in winkelmandjeMandje
NADERE HERVORMING 31-10-2006

DE RECHTVAARDIGMAKING DOOR HET GELOOF IS GEEN VERONDERSTELDE RECHTVAARDIGMAKING


Op verzoek van broeder HJC ontving ik van broeder PNL de volgende verklaring over de leer van ds. Paauwe. In leerstellig opzicht heb ik een verschil met ds. Paauwe, maar niet ten aanzien van de Schriftuurlijk bevindelijke heilstoepassing door het geloof. Ik reageer tussen de regels van PNL door.

GPPB.: Beste HJC. Van u begreep ik dat u broeder PNL niet gevraagd had om een verklaring te geven van hetgeen Paauwe bedoelt te zeggen, want wat Paauwe schrijft is voor geen tweeërlei uitleg vatbaar en ik dacht dat u ook wel in staat was om Paauwe te lezen zonder nadere toelichting van derden. In hetgeen broeder PNL u (en ook mij) verklarenderwijze toezond, lees ik helaas meer 'verwarring' dan 'opheldering' en dat geldt ook voor Van der Groe die door br. PNL soms verkeerd wordt geïnterpreteerd. De verklaring die PNL erbij gegeven heeft, vraagt dus om een nadere verklaring en die verklaring weer om verklaring, enz. Maar daar heb ik de tijd niet voor en het heeft ook weinig zin. Broeder PNL moet Paauwe laten staan zoals hij staat en in dit geval hadden een paar aanvullende citaten van Paauwe genoeg geweest. Ik reageer maar tussen de regels door, dat maakt het een stuk eenvoudiger. Het artikel: 'COMMUNIS OPINIO' waarin soortgelijke zaken aan de orde komen, heb ik merkwaardig genoeg recent geschreven als toelichting op een vraag van een andere inzender. Ik voeg dit artikel er maar bij dit schrijven, hopelijk werkt het tot verduidelijking en niet tot verwijdering. Gods Woord moet dus wel het einde van alle tegenspraak zijn en laten we ons stellen onder dat hoogste gezag.

PNL: Beste HJC, u vroeg ons om een reactie op het webartikel van de heer G.P.P. Burggraaf over de verhouding van geloof en rechtvaardigmaking bij ds. Paauwe. Onze reactie valt uiteen in twee delen:
1) In welke zin ds. Paauwe spreekt over de rechtvaardigmaking als "vrucht" van het geloof.
2) Over de orde geloof-rechtvaardigmaking of rechtvaardigmaking-geloof.
Ad 1) De uitdrukking "vrucht" van het geloof".
Wanneer ds. Paauwe spreekt over de rechtvaardigmaking als "vrucht" van het geloof, dan heeft hij het oog op het geloof als middel, als instrument van vereniging met Christus en Zijn gerechtigheid. Door de vereniging met Christus krijgt de mens deel aan alle zaligmakende weldaden, waaronder de rechtvaardigmaking. Zonder het geloof is er geen vereniging met Christus en geen rechtvaardigmaking.

GPPB.: Akkoord.

PNL: In dit verband is het van belang onderscheid te maken in de verschillende oorzaken van de rechtvaardigmaking, zoals men deed ten tijde van de Reformatie, en ook daarna (Calvijn, à Brakel en anderen). De belangrijkste oorzaken die men onderscheidde, zijn:
-De werkende oorzaak (ook wel bewegende oorzaak genoemd): de genade en barmhartigheid Gods.
-De verdienende oorzaak: de verworven gerechtigheid van Christus.
-De middeloorzaak of het middel of instrument: het geloof. (Zie bijvoorbeeld Calvijn in zijn commentaar op Romeinen 3:24 en de kanttekening bij de Statenvertaling op dezelfde tekst).
Dat ds. Paauwe het geloof niet zag als werkende of verdienende oorzaak blijkt duidelijk uit het volgende citaat:
"Wat toch is de oorzaak van de vergeving der zonden? Ik bedoel niet de bewegende oorzaak. De bewegende oorzaak is de genade, de vrije goedheid. Er staat in Romeinen 3:24: "Om niet". Het woord "om niet" is een prediking van Gods vrije goedheid, een prediking van Zijn genade. Maar ik denk aan de verdienende oorzaak. Wat is dan de verdienende oorzaak van de vergeving der zonden? De gerechtigheid van de Heere Jezus Christus! Deze wordt toegerekend en geschonken. Als de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus toegerekend en geschonken is, dan heeft de vergeving der zonden plaats. En omdat de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus een volmaakte gerechtigheid is, daarom heeft de apostel Paulus kunnen schrijven: "Gij zijt in Hem volmaakt".
(Uit: Preek over 1 Petrus 1:22a, 10 juli 1934 te Delft. Bundel 1997-'99, blz. 219.)

GPPB.: Tot zover helemaal mee eens!

PNL: Ook blijkt dit uit het volgende citaat dat ook in het webartikel van de heer Burggraaf voorkomt. Ds. Paauwe spreekt hierin over het geloof als "een ledige hand" waarin Christus ontvangen wordt:
"Het geloof is een ledige hand. God legt in iedere hand die ledig is, Christus. En hiervan is het gevolg, dat God deze mens rechtvaardigt. Hij vergeeft hem zijn zonden. Hij geeft hem een recht op het eeuwige leven. Dit is de rechtvaardigmaking: vergeving van zonden en recht op het eeuwige leven."
(Uit: Toespraak herdenking Kerkhervorming, 1 november 1938 te Delft. Bundel 1985-'87, blz. 112.)
N.B. let erop dat in dit citaat van ds. Paauwe niet staat dat God de mens rechtvaardigt als gevolg van het geloof, maar als gevolg van de schenking van Christus! Alleen de schenking van Christus is de fontein, de bron waaruit de rechtvaardigmaking voortvloeit, niet het geloof zelf.
Waarom noemt ds. Paauwe dan toch de rechtvaardigmaking meermalen de "vrucht" van het geloof? Hij spreekt zo vanwege het feit dat door het geloof de zondaar met Christus verenigd wordt, en zo ook deel krijgt aan de gerechtigheid van Christus. Zo is het geloof het middel of het instrument waarmee Christus en Zijn gerechtigheid wordt aangenomen. Zonder het geloof is er ook géén rechtvaardigmaking, zoals onder andere ook de kanttekening van de Statenvertaling leert op 1 Korinthe 13:13: "Want zonder geloof kunnen wij niet gerechtvaardigd worden".

GPPB.: De rechtvaardigmaking is geen vrucht van het geloof, want als dat zo zou zijn, is het geloof niet meer zuiver instrumenteel, maar materieel. De rechtvaardigmaking door het geloof is trouwens een vrucht van de opstanding van Christus. Christus is voor de goddelozen gestorven, die (nog) niet in Hem geloven! (Rom. 5:6), hoewel zij daartoe wel uitverkoren zijn. En God rechtvaardigt op grond van de dood (verdienste) van Christus diezélfde goddelozen uit Rom. 5:6 (die niet in Hem geloven), zodat zij Zijn genadige vrijspraak aannemen door het geloof. Zó geloven zij God Die de goddelozen rechtvaardigt om niet. Paauwe heeft teveel de 'communis opinio' van de 17e eeuwse theologen gevolgd, maar hij had zich bijbels moeten verwoorden op dit punt.

PNL: In dezelfde zin spreekt ook de Heidelbergse Catechismus, antwoord 60 en 61 en de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 22. Ook de verschillende Schriftplaatsen waarin gezegd wordt dat een mens "door het geloof" of "uit het geloof" gerechtvaardigd wordt, geven aan dat de rechtvaardigmaking een "vrucht van het geloof" genoemd mag worden, mits dit in de juiste zin verklaard wordt, en het geloof alleen als instrument of middel wordt opgevat en niet als de werkende of verdienende oorzaak.

GPPB.: "...genoemd mag worden, mits..." Dat is helaas 'gereformeerde filosofie', ofwel onbijbelse inlegkunde. Er staat dan ook nergens in Gods Woord dat de rechtvaardigmaking een vrucht is van het geloof. De rechtvaardigmaking is een vrucht van Christus' lippen. Hij spréékt rechtvaardigverklarend en dan gelooft de Kerk in HEM. Er is geen vereniging met Christus door het geloof zonder voorafgaande verzoening mogelijk. Bovendien, ik geloof niet in iets, niet in mijn rechtvaardigmaking, niet in mijn geloof, maar in een Persoon, namelijk in God Die de goddeloze rechtvaardigt.

PNL: Verder merken wij op dat niet alleen ds. Paauwe in deze betekenis spreekt over de rechtvaardigmaking als "vrucht" van het geloof, maar dat dit ook gebeurt door anderen, al gebruiken zij niet altijd dit woord "vrucht":
-Heidelbergse Catechismus, vraag 65: "Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt".
-Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 59: "Maar wat baat het u nu dat gij dit alles gelooft? Antwoord: Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben, en een erfgenaam des eeuwigen levens."
-Van der Groe, Toetssteen (2e deel, vraag 59; blz. 162): "De zalige rechtvaardigmaking is de allereerste heerlijke vrucht (!) die spruit uit de heilige grond des geloofs."

GPPB.: Ja, het geloof maakt ons deelachtig aan een door God geschonken Christus. De HC zegt hier echter niet dat het geloof aan de rechtvaardiging voorafgaat. Zij spreken duidelijk over het geloof als instrument van deelachtmaking. Van wat? Van de schenking van Christus en Zijn gerechtigheid, want dat blijkt duidelijk uit antwoord 60 van de HC. In vr. en antwoord 59 is de gelovige aan het woord en die spreekt vanuit zijn ervaring over de bate, dus over de voorrechten des geloofs. Een ziel die gerechtvaardigd is, kan ook spreken welke voordelen hij daarvan heeft, namelijk dat hij voor God rechtvaardig is, enz. Dat wordt hier gezegd. Van der Groe spreekt in het citaat over de grond van het geloof, en dat is Christus en Zijn gerechtigheid en hij spreekt dus niet van het geloof als zodanig. Bovendien schrijven de opstellers van de HC volgens de zuivere vertaling in antw. 60: "In zoverre, [dus ALS, INDIEN, zonder ons toedoen] ik zulke weldaad [die van de rechtvaardigmaking] met een gelovig hart aanneem." In de meeste NL-vertalingen staat: "Voorzover ik zulke weldaad...", enz. Dat betekent dat het kan vriezen en dooien, maar dat is een dwaling voortgekomen uit een verkeerde HC-vertaling. Het woord "voorzover" ligt helemaal ten grondslag aan de 'infusion of habit-communis opinio' van de 17e eeuw, met alle schadelijke gevolgen vandien.

PNL: Ad 2) De orde van geloof en rechtvaardigmaking.
Over de volgorde geloof - rechtvaardigmaking of rechtvaardigmaking - geloof laat ds. Paauwe in de citaten uit het webartikel van de heer Burggraaf zich niet expliciet uit. Burggraaf concludeert uit de uitdrukking "vrucht van het geloof" dat ds. Paauwe de rechtvaardigmaking ná het geloof stelde.
Ds. Paauwe heeft echter altijd sterk benadrukt dat geloof en rechtvaardigmaking (alsook heiligmaking) tegelijk worden geschonken. Een tijdsverschil is (juist bij hem!) zeker niet te vinden. Het verschil gaat dan alleen nog over de orde. En dan is het inderdaad waar, dat ds. Paauwe in zijn wijze van behandelen het geloof in orde vóór de rechtvaardigmaking stelde.

GPPB.: Ten aanzien van het tijdsverschil, verschil ik met Paauwe dan ook niet van mening, maar wel over de orde. Paauwe heeft zich teveel laten leiden door wat heet 'de gereformeerde theologie'. (Zie ingezonden stuk: 'COMMUNIS OPINIO').

PNL: In de achttiende eeuw is er over de verhouding van geloof en rechtvaardigmaking veel geschreven. Brahé, Holtius en Comrie stelden de rechtvaardigmaking vóór het geloof, Van der Groe wilde hier echter niet van weten.

GPPB.: Comrie dwaalde zeer, maar Van der Groe ook, hoewel in veel mindere mate.

PNL: Van der Groe leerde dat de toerekening aan Gods zijde weliswaar in orde gaat vóór het geloof, maar dat deze toerekening niet de gehele en volledige rechtvaardigmaking is waar de Schrift van spreekt. Zie het volgende citaat:
"De toerekening Gods blotelijk als zodanig aangemerkt, is de gehele en volledige rechtvaardigmaking niet, waar de Schrift van spreekt, maar is alleen hetgeen God hier doet van Zijn zijde, bij welke de gelovige aanneming die van 's mensen zijde geschiedt, noodzakelijk moet bijkomen, opdat het zij de gehele rechtvaardigmaking door het geloof zoals de Schrift ons leert. (…) Doch de lieden van wiens gevoelen wij hier handelen, spreken van de blote toerekening der gerechtigheid, als ware die Gods rechtvaardigmaking in de hemel, welke vóór het geloof zou gaan, en of die aldus reeds bestond op zichzelf, vóór de volgende rechtvaardigmaking, die daarna geschiedt in 's mensen conscientie door middel van het geloof. Dus niet anders dan of er metterdaad een tweederhande rechtvaardigmaking was, één die geschiedt vóór het geloof, en één die geschiedt op of door het geloof."
(Van der Groe, De rechtvaardiging door het geloof, Uitgave Urk 1978, blz. 32-33.)
Van der Groe leert dus dat de toerekening Gods "op zichzelf" of "blotelijk als zodanig" niet mag worden beschouwd als de (gehele) rechtvaardigmaking. De (gehele) rechtvaardigmaking is volgens hem nooit zonder het geloof en daarom ook niet (zelfs niet in orde) vóór het geloof.

GPPB.: Hier zit de knoop. Van der Groe leert in genoemd citaat wel degelijk een materieel geloof, die substantieel deel uitmaakt van de rechtvaardiging. Dat is puur rooms. Van der Groe ageert in het citaat echter niet tegen de orde rechtvaardiging/geloof, maar tegen Comrie met zijn rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Dat is opzich terecht, maar hij vervalt zelf in een dwaling door de rechtvaardigmaking op te splitsen in de toerekening van Christus' gerechtigheid en het geloof. Vanzelf is er van de rechtvaardigmaking nooit sprake zonder geloof, maar NOOIT in scholastieke (roomse) zin, zoals PNL hier ten beste geeft. Nogmaas: Het geloof maakt geen deel uit van de rechtvaardigmaking, maar maakt die effectief.

PNL: Ursinus leerde inderdaad dat de rechtvaardigmaking bestond in het samengaan van een tweeërlei toe-eigening, de toe-eigening of toerekening Gods en de toe-eigening of aanneming door het geloof. Echter zonder de aanneming door het geloof is er volgens Ursinus geen Goddelijke toerekening. Zo leert ook Ursinus geen (gehele) rechtvaardigmaking vóór het geloof.

GPPB.: Als de Schrift leert dat God de zondaar nooit rechtvaardigt zonder het geloof, en nooit de schenking toepast zonder de aanneming, is een suggestie in die richting geheel misplaatst. Ook in het artikel 'J.P. PAAUWE CONTRA...' spreek ik niet zoals er door PNL gesuggereerd wordt. Bovendien legt de verklaring van PNL Ursinus woorden in de mond die hij nooit gezegd heeft. Ursinus spreekt nergens van een gehele of halve rechtvaardigmaking en Gods Woord ook niet. Het geloof is geen deel van de gerechtigheid Christi, maar slechts een instrument van deelachtmaking. Als God rechtvaardigt is er ook het geloof, anders zou Hij ophouden God te zijn.

PNL: De door Burggraaf genoemde citaten van Olevianus (zie: J.P. Paauwe Contra...?') spreken niet over de orde van geloof en rechtvaardigmaking. De twee eerste citaten (Apostolische Geloofsbelijdenis, blz. 445 en 474; nieuwe druk, blz. 228 en 316) spreken wel over de inwendige roeping die aan het geloof voorafgaat, en ook over de aangeboden Christus en Zijn gerechtigheid, maar niet over een rechtvaardigmaking die aan het geloof voorafgaat.

GPPB.: Hier wordt opnieuw gesuggereerd alsof de inwendige roeping inhoudelijk iets anders zou zijn als de rechtvaardigverklaring. Omdat wij mensen alleen maar in tijdsbestekken kunnen denken, staat de roeping in orde voor de rechtvaardigmaking, omdat ze eenvoudigweg in de verwoording niet op elkaar te plaatsen zijn. Bovendien wordt het geloof in de keten van de bijbelse heilsorde (Rom. 8:30) niet genoemd, eenvoudig, omdat het instrumentale van de genade (het geloof) ophoudt bij de dood, want dan gaat geloof over in aanschouwen.

PNL: Wel vindt u in het tweede en derde citaat (Geloofsbelijdenis, blz. 490; nieuwe druk 327) dat volgens Olevianus de rechtvaardigmaking in orde aan de wedergeboorte (of vernieuwing, heiligmaking) voorafgaat. Over de orde van geloof en rechtvaardigmaking gaat het in deze citaten echter niet. De orde bij Olevianus is inwendige roeping, geloof, rechtvaardigmaking, vernieuwing of wedergeboorte. Op dezelfde wijze vinden we dit bij ds. Paauwe. Om te bewijzen dat in de tijd van de Reformatie (of kort daarna) de rechtvaardigmaking in orde gesteld werd vóór het geloof is dan ook heel wat meer nodig dan deze citaten van Ursinus en Olevianus.

GPPB.: Olevianus zegt wel degelijk op pag. 474 (Apost. Geloofsbel.) dat de aangeboden genade der vrijspraak, of der rechtvaardigmaking omhelsd wordt door het geloof en dan in orde noemt hij de wedergeboorte er achteraan. Dus eerst de geschonken gerechtigheid van Christus, dan de wedergeboorte en dan het geloof, let wel IN ORDE, er is geen sprake van een tijdsverschil. Het is echter niet waar omdat Olevianus het zo schrijft, maar omdat Gods Woord het zo leert. Ik kom er nog met bijbelse voorbeelden op terug. Hier alvast een voorproeve: Volgens bovenstaande PNL-redenering moet er op de openbaring van Christus en Zijn spreken, waarop de blindgeborene tot het geloof gekomen is, zoals in het voorbeeld vermeld, nog een rechtvaardigverklaring plaatsvinden. Dat houdt dus in dat hetgeen Christus tot de man gesproken heeft, niet genoeg is tot zaligheid. Dat zou dus ook inhouden dat degenen die Christus opwekt uit de doden door Zijn levendmakende en vrijsprekende stem, nog in de dood liggen, omdat zij nog niet gerechtvaardigd zijn. Rome zou deze scholastieke constructie niet kunnen verbeteren.

PNL: Wat belangrijker is, de Bijbel leert alleen de rechtvaardigmaking door het geloof of uit het geloof. Nooit wordt gesproken over een rechtvaardigmaking vóór het geloof. Wel noemt Romeinen 8:30 de rechtvaardigmaking ná de roeping.

GPPB.: Wat hierboven wordt gezegd is opnieuw een heilloze scholastieke redenatie, nog wel met een beroep op de Schrift. Vanzelf wordt er niet in de Schrift gesproken over de rechtvaardigmaking voor het geloof, om de eenvoudige reden dat de Schrift nergens op een scholastische wijze spreekt, maar als vanzelfsprekend spreekt voor het geloof! Omdat met de rechtvaardigmaking tegelijkertijd het geloof geschonken wordt, is bovenstaand citaat geheel misplaatst, alsof ik een tijdsbestek leer tussen rechtvaardigmaking en geloof. Dit citaat is alleen op de onbijbelse visie van Comrie van toepassing. Bovendien staat er in Rom. 8:30 niet dat de rechtvaardiging op de roeping volgt in tijd, maar dat God degenen die Hij geroepen heeft, tegelijkertijd ook heeft gerechtvaardigd en verheerlijkt, namelijk in Christus.

PNL: Wij menen dan ook dat Burggraaf ten onrechte stelt dat de rechtvaardigmaking in orde gaat vóór het geloof en een ander gevoelen Remonstrants en Pelagiaans noemt.

GPPB.: Een andere orde dan 'rechtvaardigmaking/geloof' leert de Schrift nergens. Arminius is wel degelijk de uitvinder van de onbijbelse orde: geloof/rechtvaardigmaking. Hij zegt in wezen precies hetzelfde als wat Paauwe zegt: "Het geloof is de uitgestoken hand van de bedelaar om de aalmoes in ontvangst te nemen." (Van Calvijn tot Barth - C. Graafland, pag. 252). En in de Remonstrantse Confessie (hoofdst. 11) wordt in navolging van Arminus hetzelfde geleerd, namelijk: "Aangezien het geloof een conditie is, die vereist wordt om vergeving der zonden [=rechtvaardigmaking] te ontvangen; en daarna een verzekerd vertrouwen van zulk een vergeving te verkrijgen; en dat geloof dus noodzakelijk vooraf moet gaan."
Het verschil tussen Paauwe en Arminius is dat Paauwe het geloof niet als een conditie leert, zoals Arminus dat wel leert, maar in de verwoording zegt hij hetzelfde als Arminius.

PNL: Tegenwerping (zie de vraagsteller W.B. in het webartikel van Burggraaf): Dat zou betekenen de rechtvaardigmaking van de gelovige in plaats van de rechtvaardigmaking van de goddeloze.
Antwoord: Dat is een onjuiste tegenstelling, omdat het geloof niets verdienstelijks heeft en dus ook de gelovige in zichzelf een goddeloze blijft. Zie ook Romeinen 4:5: "Doch dengene die niet werkt, maar gelooft in Hem Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid".
En de kanttekening bij het woord "goddeloze":
"Dat is, die in zichzelven nog onrein en met zonden besmet is, gelijk alle mensen, zelfs ook de wedergeborenen, voor God zijn".

GPPB.: Wat staat er in Rom. 4:5? Dat de rechtvaardigmaking door het geloof geschiedt, maar dat wordt ook nergens ontkend, tenminste niet door mij. Integendeel, zonder geloof wordt niemand gerechtvaardigd, maar het is niet mijn geloof dat rechtvaardigt, maar Gód rechtvaardigt en die rechtvaardigende God wordt gelooft door een geschonken geloof. Bovendien, de gelovigen in Christus worden nergens in de Schrift aangemerkt als 'goddelozen'. Wel als zij nog in een onverzoende betrekking tot God staan (ROMEINEN 5:6)! En die daadwerkelijke goddelozen en die ALLEEN worden in de tijd door God gerechtvaardigd en dezulken geloven God, Die de goddeloze rechtvaardigt. Gods volk wordt zalig omdat God het gezegd heeft en anders nergens om. In het kader van de rechtvaardigmaking betekent 'goddeloze' absoluut niet 'gelovige'. Er worden geen wedergeborenen gerechtvaardigd, geen gelovigen, geen vrome mensen, nee, GODDELOZEN. Als het zo zou zijn zoals br. PNL ons wil doen geloven, dan zou dat betekenen dat er achter elke waarheid van Gods Woord een tegenovergestelde waarheid schuilgaat. Maar dan zitten we midden in de Schriftkritiek. Weg ermee!

PNL: Wij sluiten af met het volgende citaat van Van der Groe, dat geheel overeenstemt met hetgeen ds. Paauwe leerde.
"Zo was er dan nooit een waar zaligmakend geloof van de Geest in het hart van iemand van de uitverkorenen, dat deze weldaad der genadige rechtvaardigmaking niet onmiddellijk met zich voerde als een onafscheidelijk vruchtgevolg, volgens Rom. 5:1, Gal. 2:16, Joh. 1:12 en bij herhaling in de Heilige Schrift). Daarom moeten wij dan ook nooit een waar geloof stellen zonder rechtvaardigmaking. En wederom geen andere rechtvaardigmaking dan die vloeit uit de ware geloofsvereniging met God in Christus door de Heilige Geest. Want het is zeker, dat wij door het geloof eerst een ware gemeenschap moeten hebben met de Drie-enige God Zelf of met alle drie de hoogwaardige Personen in de Godheid, voordat wij enige gemeenschap kunnen hebben aan Zijn genade en weldaden. Daarvan is alleen de voorkomende genade van de Geest uitgezonderd, die ons, als wij dood liggen in de zonde, eerst aangrijpt, voordat wij die kunnen aangrijpen om ons gelovig tot Christus te leiden en door Hem in de gemeenschap des Vaders."
(Van der Groe, Voorrede over de ware geestelijke kennis in het tweede deel van Hutchesons verklaring van het boek Job. Deze voorrede is tevens uitgegeven onder de titel De ware bevinding, 2005.)

GPPB.: Kijk, hier heb je het weer. Van der Groe spreekt in de laatste regel van "een voorkomende genade van de Geest", die hij als enige uitzondering aan het geloof vooraf laat gaan. Op deze wijze moet hij wel spreken om zijn visie sluitend te maken. Maar de inwendige roeping is geen voorkomende genade, geen gemene genade, maar bestaat uit de genadige rechtvaardigverklaring van de goddeloze, de geestelijke opstanding uit de doden, waarbij ook het zaligmakende geloof geschonken wordt.
Volgens de scholastieke verklaring van PKL moest de blindgeborene nog gerechtvaardigd worden, nadat hij tot het geloof in Christus gekomen was. Hetgeen Christus tegen hem zei: "Ik ben het Die met u spreekt", was dan niet genoeg tot zijn zaligheid. We zullen met Gods Woord aan de hand van een aantal voorbeelden besluiten:

De blindgeborene
"Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God?"
>GPPB.: Nee, want hij kende Hem (nog) niet!
"Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, OPDAT ik in Hem moge geloven?"
>GPPB.: Die man zat dus midden in zijn ellende en verlorenheid, uitgeworpen door de godsdienst en stelt Christus een vraag op leven en dood!
"En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het."
>GPPB.: Hier openbaart Christus Zich aan een goddeloze als Wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing (1 Kor. 1:30), en wel in de toepassing des harten. Hier hebt u de roeping, de rechtvaardigmaking, de heiligmaking en de wedergeboorte op hetzelfde ogenblik.
"En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem."
>GPPB.: Het geloof en de vrucht daarvan: aanbidding, eer en dankbare lofgezangen.
Dus gaat de rechtvaardigmaking in orde aan het geloof vooraf. Moest deze man nog gerechtvaardigd worden? Of moest hij maar aannemen dat hij gerechtvaardigd was? Had deze man en hebben alle heiligen een soort veronderstelde rechtvaardigmaking? Ofwel een Kuyperiaanse rechtvaardigmaking? ONZIN!

De Samaritaanse vrouw
"Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier. De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man. Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid gezegd."
>GPPB.: Fase van ontdekking, ontgronding en sterven aan de Wet.
" Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek."
>GPPB.: De rechtvaardigmaking.
"Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden: Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?"
>GPPB.: Het geloof en de vrucht daarvan: de verheerlijking van Gods deugden.

Zacheus, de tollenaar
1. Zit in zijn verdoemelijkheid in een vervloekte boom in het vervloekte Jericho.
2. Jezus komt door Jericho en roept Zacheus uit de boom En verklaart hem zalig, niet als een gelovige, maar als een goddeloze. "Zacheus, kom af, Ik moet heden in uw huis blijven."
3. Zacheus gelooft en komt direct in het stuk der dankbaarheid.

De moordenaar aan het kruis
1.Rechtvaardigt God en eigent de straf, smeekt om genade
2.Christus spreekt hem zalig in het oordeel
3.Gelooft en verheerlijkt God in zijn zwijgen

De stokbewaarder
1.Verkeert midden in zijn rampzaligheid en wil een einde aan zijn leven maken
2.Wordt stilgezet middels de mond van Paulus: "Doe uzelven geen kwaad."
3.Smeekt naar de weg der zaligheid.
4.Wordt als een goddeloze gerechtvaardigd door God middels het spreken van Paulus: "Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis."
5.Hij gelooft en toont in diezelfde ure zijn dankbaarheid door Gods knechten in zijn huis te verzorgen.

"En Abraham geloofde Gód"
Welke God? Die zaligmakend tot hem gesproken had: "Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot." enz.
Het geloof is niet rechtvaardigmakend, dat is God alleen. God rechtvaardigt echter nooit zonder het geloof erbij te schenken. Het geloof komt niet 1 minuut te vroeg en niet 1 minuut te laat. Het geloof gaat onmiddellijk gepaard met de rechtvaardigmaking, ofwel de vergeving der zonden. Daarin is Paauwe Schriftuurlijk, maar wat de orde betreft leert hij de rechtvaardiging van de wedergeborene, ofwel van de gelovige, en dat is een afschuwelijke leer, hoewel Paauwe dit zo nooit heeft bedoeld.

Burgessville,
31 oktober 2006
GPPB.

PS. Mij is gebleken dat 'de stichting tot uitgave van het werk van ds. J.P. Paauwe' Gods Woord niet accepteert als het einde van alle tegenspraak, maar Paauwe en de 17e eeuwse theologie erboven stelt. Bovenstaande samenspraak beschouwt de 'Paauwe stichting' namelijk als 'een grove beschuldiging aan het adres van Paauwe', terwijl het dat niet is. Het is een eenvoudige weerlegging op 1 leeruitspraak van de door mij geachte ds. Paauwe. Ik verafschuw echter al die tegenwoordige oudvaderverering en onfeilbaarheidsverklaringen van de belijdenis- en oudvadergeschriften. Daarentegen achtten onze Dordtse vaderen aanpassing en correctie van de belijdenisgeschriften op grond van Gods Woord als een doorgaande noodzakelijkheid.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl