"Gelijkerwijs nu Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, alzo staan ook deze de waarheid tegen; mensen, verdorven zijnde van verstand, verwerpelijk aangaande het geloof. Maar zij zullen niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden is", 2 Tim. 3:8-9.
---------------------------------------------
|
|
Geachte meneer Burggraaf,
U zult genoeg reactie krijgen op uw site neem ik aan, maar ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt als ik er ook nog wat over schrijf. Ik heb wat rondgekeken op uw site en verschillende artikelen gelezen. In uw artikelen komt naar voren dat u onvoorwaardelijk wilt vasthouden aan de Bijbelse waarheid en de leugens niet tolereert. Onze refo-wereld is vol verval. Maar dat zijn we zelf, ik en u persoonlijk ook, we zijn immers adamskinderen! En we zijn stekeblind, zelfs na ontvangen genade. Gods knechten kunnen dwalen, sterker nog, ieder kind van God dwaalt als een schaap in het rond. Daarom kunnen we onmogelijk anderen (ver)oordelen. En nou moet ik eerlijk zeggen dat ik dat zelf wel doe, te vaak. Het valt me op dat u zeer regelmatig scheldwoorden gebruikt. Mensen die een valse godsdienst aanhangen zijn ook niets meer waard. Maar zoals ik hierboven schreef liggen de dwalingen in ons eigen hart, in dat van u en mij. Stel dat u één van Gods knechten verkeerd beoordeelt, dan raakt u wel Gods oogappel aan! Scheldwoorden worden namelijk gebruikt om iets of iemand te beledigen. Ik zou me kunnen voorstellen dat bepaalde personen (bijv. Van der Staaij) zich enigszins beledigd zouden voelen als ze de artikelen op uw website zouden lezen. Dus u gebruikt woorden die hen beledigen: scheldwoorden. U kunt bovenstaande niet ontkennen, dus ik belaster u niet. U schrijft: "Als u er vast van overtuigt was met smeking en geween de grootste zondaar te zijn, dan zoudt u maar 1 ding betrachten, om de eer van God te verhogen en het vrome vlees op het diepst te vernederen." Het is een groot ding, een wonder om op dat plekje te zijn. God op het hoogst verheerlijkt, en de zondaar op het diepst vernederd. Dat was ook het leven van Jeremia, en dat wens ik u ook toe. Jeremia bevond zich onbekwaam, hij wist niet te spreken. Hij had een brandend vuur in zijn hart vanwege Gods toorn. De schuld van het volk Israël eigende hij zichzelf toe, en hij was een voorbidder voor het volk, hij pleitte op Gods Naam voor hen. Zulke Jeremia's zijn inderdaad nodig in deze tijd! Maar de Heere komt aan Zijn eer, hoe verdorven de wereld ook is!
Gods zegen toegewenst bij uw werk!
Met vriendelijke groet, H.V. uit R.
-----------------------------------------------------------------------
Beste H.V.,
Van dit soort brieven zoals u mij schrijft, heb ik een archief vol. Acteurs als Tim Keller en Paul Washer zouden het u niet kunnen verbeteren. Hetgeen u schrijft is echter oud nieuws en dikwijls aangedikt door de ongenuanceerde lasterpraat in de kerk-reformatorische maffiagangen, onder voorzitterschap van dr. A. Huijgen. Ik zeg niet dat u profaan lastert, aangezien u niet onvriendelijk schrijft, maar onvriendelijk was de vrouw van Job ook niet: "Zegen God en sterf!" Achter de vleesontroerenste mensvriendelijkheid gaat dikwijls de grootste gifadder schuil. De Heere weegt de harten en proeft de nieren.
Terzake: Het is duidelijk dat u fragmentarisch de website gelezen hebt, om 'voer' te verzamelen om daarmee een stok te hebben om de hond te slaan? Het is een voor mij overbekende tactiek, waarvan zelfs sommigen zich bedienen die zich broeders in Christus noemen. Ik zal u echter niet met dezelfde stok terugslaan, ("no railing for railing" - 1 Pet. 3:9), maar ik zal wel zo vriendelijk zijn om als een onnutte dienstknecht de dwalingen in uw schrijven te ontrafelen en de Schriftkritische inhoud van uw schrijven te weerleggen met het Woord onzes Gods. Het kan zijn dat u uit pure onkunde ageert, maar ook dat valt onder de noemer 'ongerechtigheid' en dat verdient een bijbelse correctie.
Als de waarheid van het Evangelie in het geding is, verbergt de ware liefde zich in de plooien van Gods recht, zoals dat o.a. openbaar komt in de bestraffing van Paulus jegens de veinzende Petrus in Antiochië (Gal. 2). Van dat Schriftuurlijke feit schijnt u vreemdeling te zijn -gezien uw reactionaire brief- en daarin bent u niet uniek, want dat heerst binnen het refodom. Om maar direct met de deur der Schrift bij u in huis te vallen: humanistische ijdelsprekers zoals u, moeten -naar ‘s Heeren bevel- de mond gestopt worden, aangezien zij met hun vroomsprekerij -bewust of onbewust- uit een farizeïstische bron opkomen, zoals de geveinsde Farizeeën Christus doorlopend en zelfs op profane wijze -tevergeefs- trachtten te vangen op Zijn woorden. Ook uw schrijven komt helaas voort uit een Schriftkritische en dienstbare geest. De toon van uw schrijven heeft daar niets mee uit te staan; uw spraak maakt u openbaar. Christus weerlegde Zijn beschuldigers evenwel met het Woord en derhalve zullen we ook in dit bestek in Zijn voetsporen gaan en één en ander aantonen vanuit de Schriften en in tegenwoordigheid Gods, zoals we al eerder hebben gedaan met gelijksoortige brieven. Wat de houding van Jeremia betreft, stelt u die puur vervalst voor en dat is geen wonder, want dat is de afgezaagde tactiek van degenen die zulke brieven schrijven om -zoals gezegd- een stok te hebben om de hond te slaan. Uw Schriftvervalsing jegens de houding van Jeremia is zeer ernstig en die zullen we dan ook in dit bestek weerleggen en de ware houding van Jeremia vanuit Gods Woord aantonen.
Stel dat het waar is wat u zegt (ten aanzien van het gebruik van scheldwoorden), dan maakt u zich opmerkelijk genoeg zelf schuldig aan hetgeen u mij verwijt. U beweert namelijk -zonder bijbels geldig bewijs- dat ik personen uitscheld (beledig) en mensen op de vuilstort werp. By the way: dat laatste heeft de mens zichzelf aangedaan en Gods heilige Wet trekt het eigengerechtige masker af van ieder natuurlijk mens, zoals we dat kunnen lezen in Rom. 3:9: "...opdat de ganse wereld voor God verdoemelijk zij".
U suggereert echter dat ik de strijd voer tegen vlees en bloed, gezien uw ongenuanceerde verwijt. Over schelden gesproken! Ik betuig voor God dat ik niet de strijd heb tegen vlees en bloed, maar tegen de antichristelijke (refo)geesten, machten en krachten in de lucht, in de huidige kerken en op alle gebied, politiek, kerkelijk en wat dies meer zij.
Omdat de huidige refo-dominees en ambtsdragers hun hele ambtelijke leven hun handen wassen in onschuld, is het bijbelse(!) oordelen in de loop der refo-jaren in een kwaad daglicht geraakt en als ‘schelden' geëtiketteerd en daar doet u dan ook duidelijk aan mee. Ondergetekende zonder enig geldig bewijs van ordinair schelden beschuldigen is het eigenlijke werk van Haman, waarvoor Mordechai echter niet boog en ondergetekende ook niet. Omwille van het Woord en om u als een onnutte dienstknecht te dienen, zullen we het één en ander vanuit het gezaghebbende Woord des Heeren aantonen en toelichten.
De Heere heeft mij niet alleen geroepen om het Evangelie te preken, laat staan een evangelie naar de mens, maar ik ben ook van Godswege geroepen om: - "Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israël zijn zonde" (Micha 3:8). - de valse leraars de mond te stoppen met het zwaard van het Woord (Titus 1:11). - de kwade buiken (refo-Kretenzen) scherpelijk te bestraffen, gelijk Titus werd bevolen (Titus 1:13). - de dwalingen te weerleggen met het Woord onzes Gods (1 Tim. 5:20 - Titus 2:15). - de geesten te beproeven of ze uit God zijn, zoals Gods Woord ons leert (1 Johannes 4:1). - uit te rukken, en af te breken, te verderven, en te verstoren; ook om te bouwen en te planten (Jer. 1:10).
Gods Woord leert uitdrukkelijk dat de profaan-hypocriete mens met name genoemd moet worden wie hij is. Dat heeft met VLESELIJK schelden niets uit te staan. In Gods Woord is er sprake van een vleselijk schelden en een geestelijk schelden. We zullen u dat met een paar voorbeelden vanuit de Schrift bewijzen.
Geestelijk schelden: - De Engel des Heeren zei tot de satan: "De HEERE schelde u gij satan..." (Zach. 3:2). - Jesaja noemt de priesters en regenten in zijn dagen: "Stomme honden die niet bassen kunnen", omdat zij het waren. (Jes. 56:10). De Kanttekenaren zeggen hierbij: "Zij zijn den stommen honden gelijk. Zij straffen de zonden van het volk niet en zij waarschuwen het niet voor den toorn Gods, vrezende ongunst bij hetzelve te behalen." - Christus Zelf noemt Herodus de viervorst "een vos" -hetgeen volledig waar was, alleen al omdat Christus het zei! (Luk. 13:32). - Stefanus -in heilige toorn ontstoken- haalde afsnijdend scherp uit naar het Godevijandige Sanhedrin en schold hen in de Naam des Heeren als volgt: "Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij", Hand. 7:51. - Paulus noemt de Kretenzen door de inspiratie des Heiligen Geestes! "...luie buiken..." -omdat het waar was! (Titus 1:12-13). - De apostel Petrus en ook Judas noemt de vleselijk-onkundige lasteraars: ‘onredelijke dieren', ‘waterloze wolken', ‘wilde baren der zee', ‘dwalende sterren', - omdat het een feit was! (2 Petrus 2:12 - Judas 1:10-13). - Als antwoord op Achab's vleselijke scheldwoorden jegens Elia ‘zijt gij die beroerder van Israël?', zegt Elia bij God vandaan: "Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis" -omdat het zo was! (1 Kon. 18:18). - Johannes de Doper scheldt de Farizeeën en Sadduceeën: "Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?" -omdat ze het waren! (Matth. 3:7). - Ook Christus scheldt de Farizeeërs: "Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?" (Matth. 23:23). - Christus noemt Judas "een duivel", omdat hij het was. (Joh. 6:70). - Christus noemt ook de Joden ‘een overspelig geslacht' (Matth. 12:39), omdat zij dikwijls van den waren God waren afgevallen en de afgoden der heidenen dienden. - Petrus noemt Simon de Tovenaar: "een samenknoping van ongerechtigheid", omdat hij dat was en de gave des Geestes voor geld wilde kopen. (Hand. 8:23). - Paulus noemt Elymas de tovenaar: "Een kind des duivels" (Hand. 13:8-10), omdat hij het was. - Petrus noemt de godsdienstige hypocrieten ‘kinderen der vervloeking', (2 Pet. 2:14). - Christus noemt de valse Joden in hun vrome gewaad en gepraat "een synagoge des satans" (Openb. 2:9 - 3:9).
De SGP-top en de RD-top bestaan uit profane beroepshuichelaars en Schriftverkrachters, omdat het zo is en met talloze feiten op deze website is bewezen. Zulke valse refo-hypocrieten moeten de mond gestopt worden (Titus 1:11), scherpelijk de wacht bij God vandaan aangezegd worden (Titus 1:13), en met name genoemd worden (2 Tim. 3:8 - 2 Tim. 2:16-18), publiek bestraft worden (1 Tim. 5:20), naar het door de Heilige Geest geïnspireerde apostolisch bevel!
Als u dit alles nu nog vleselijk schelden noemt, bedrijft u een doodzonde!
Vleselijk schelden: - De Farizeeën scholden de Heere Jezus uit voor een vraat en een wijnzuiper (Matth. 11:19 - Luk. 7:34). - De Farizeeën zeiden dat de Heere Jezus de duivel had en bedreven daarmee de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest. (Matth. 11:18 - Joh. 10:20). - Hetzelfde zeiden de Farizeeën ook van Johannes de Doper (Luk. 7:33). - En de doperse kleenianen zeggen dat ook van ondergetekende (Type de letters kleen in de zoekoptie van deze website en vervolgens de actieve kleen-linken). - Paulus werd vanwege zijn geïnspireerde leer der Wet door het toenmalige refodom uitgescholden voor een antinomiaan (Rom. 3:8), maar zij bedreven daarmee pure godslastering jegens de leer van Christus. - Eliza werd door 42 kinderen uitgescholden voor een kaalkop, en zij allen werden op Gods bevel door twee beren verscheurd (2 Kon. 2:23-24). - Paulus werd door een zekere Tertullus uitgescholden voor een pest (Hand. 24:5). - Sommige Epikureïsche en Stoïsche wijsgeren maakten Paulus uit voor een klapper (Hand. 17:18).
Al deze vleselijke en godslasterlijke scheldingen heeft Christus voor Zijn volk gedragen: "Die, als Hij gescholden werd, niet wederschold, en als Hij leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Dien, Die rechtvaardiglijk oordeelt; Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout; opdat wij, der zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt", 1 Pet. 2:23-24.
MAAR als de heilige Wet Gods gerelativeerd en de Waarheid van het Evangelie profaan vervalst wordt, moeten degenen die dat doen met het geestelijke schelden des Woords de mond gestopt worden (Ps. 63:11 - Matth. 24:32 - Rom. 3:19 - Titus 1:11). Als de Schrift uit onkunde vervalst wordt, moeten de tegensprekers eerst met de geest der zachtmoedigheid terechtgezet worden (Matth. 18:15 - Gal. 6:1). Als dezulken zich niet aan het gezag van de Schrift willen onderwerpen, dan geldt: "Verwerp een kettersen mens na de eerste en tweede vermaning; wetende, dat de zodanige verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zichzelf veroordeeld", Titus 3:10-11.
Hetzelfde geldt in het kader van de bijbelse tucht: "Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar", Matth. 18:15-17.
In geval van een publieke zonde en/of dwaling heeft al Gods volk zich aan het gezag van het Woord en de bijbelse tucht te onderwerpen, zoals de veinzende Petrus zich aan het gezag van het Woord onderwierp op de bestraffing van Paulus (Gal. 2).
Wat uw Schriftvervalsende houding van Jeremia betreft, het volgende. Voor de duidelijkheid citeer ik hetgeen u van Jeremia schrijft, inclusief uw ongenuanceerde sluitrede: "Jeremia bevond zich onbekwaam, hij wist niet te spreken. Hij had een brandend vuur in zijn hart vanwege Gods toorn. De schuld van het volk Israël eigende hij zichzelf toe, en hij was een voorbidder voor het volk, hij pleitte op Gods Naam voor hen. Zulke Jeremia's zijn inderdaad nodig in deze tijd! Maar de Heere komt aan Zijn eer, hoe verdorven de wereld ook is!"
Antw.: Volgens uw bewering was Jeremia onbekwaam en wist hij niet te spreken. Wat wilt u hiermee zeggen, hiermee bewijzen? Het is loze kretologie, aangezien hetzelfde voor Jeremia gold als voor Paulus en voor al Gods ware getuigen: "Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God", 2 Kor. 3:5. U suggereert dat Jeremia vanwege zijn ingeleefde onbekwaamheid zijn mond gehouden heeft, maar dat is een doorzichtige drogreden. Jeremia was door de Heere geroepen "over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken, en af te breken, en te verderven, en te verstoren; ook om te bouwen en te planten", Jer. 1:10, en die roeping heeft de Heere in het leven van Jeremia heerlijk vervuld.
Verder zegt u over Jeremia: "Hij had een brandend vuur in zijn hart vanwege Gods toorn."
Antw.: Dat brandende vuur in het hart van Jeremia had met de toorn van God niets te maken. Het was een vuur des Heiligen Geestes om het Woord in Zijn Naam te spreken, hetgeen duidelijk ziet op de reden waarom Jeremia uitroept om niet meer in Zijn Naam te spreken (Jeremia 20:8-9a), waarop de Heilige Geest dat vuur des Geestes opnieuw in zijn hart ontsteekt om zijn roeping getrouw te vervullen in het spreken in Gods Naam.
Vervolgens schrijft u: "De schuld van het volk Israël eigende hij zichzelf toe, en hij was een voorbidder voor het volk, hij pleitte op Gods Naam voor hen."
Antw.: Als u de bevindelijke kennis zou hebben aan het eigenen van de schuld van land en volk, zou u geen valse Jeremia tekenen, maar met hetzelfde brandende Geestes-vuur in uw binnenste niet als een tegenstander, maar als een medestrijder des geloofs het getuigenis op deze website bijvallen, om net als Jeremia publiek te getuigen tegenover zijn wederpartijders: "Maar de HEERE is met mij als een verschrikkelijk Held; daarom zullen mijn vervolgers struikelen, en niets vermogen; zij zijn zeer beschaamd geworden, omdat zij niet verstandiglijk gehandeld hebben; het zal een eeuwige schande zijn, zij zal niet vergeten worden. Gij dan, o HEERE der heirscharen, Die den rechtvaardige proeft, Die de nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want ik heb U mijn twistzaak ontdekt", Jer. 20:11-12.
Aan welke kant staat u? Aan de zijde Gods of aan de zijde van het sentimentele vroom-schijnheilige refo-vlees? Als het laatste het geval is met u, dan moet u nog wel een 'almachtig' leger meenemen om de koperen muur te kunnen doorbreken, waartoe de Heere Jeremia gesteld had : "Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen vasten muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u, om u te behouden en om u uit te rukken, spreekt de HEERE", Jer. 15:20. (ZIE KLIK HIER LINK boven aan deze webpage).
Tenslotte zegt u in uw slotrede: "Zulke Jeremia's zijn inderdaad nodig in deze tijd! Maar de Heere komt aan Zijn eer, hoe verdorven de wereld ook is!"
Antw.: Nee, niet een pseudo-Jeremia die u tekent, want dat is een zelfgemaakte en papieren Jeremia van het reformatorische gemenebest, ofwel een valse Hananja, maar wel de Jeremia uit de Schrift, als zijnde Gods ware geroepen knecht, niet alleen als de wenende profeet, niet alleen in de gestaltenis van het Lam Gods, maar ook in de gestaltenis van de Leeuw uit Juda's stam, die in de bressen staat van land en volk, ten strijde trekt en uitroept: "Het zwaard van den HEERE, en van Gideon!" (Richt. 7:20b), en dat alles zonder aanziens des persoons en voor de ere Gods.
Bij monde van de profeet Jeremia, spreekt den HEERE: "En zij -de valse Hananja's- genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede", Jer. 6:14 - 8:11. Jeremia was dus duidelijk niet van het sentimentele porseleinen soort zoals u die tekent.
"De Heere komt altijd aan Zijn eer", jazeker, aangezien Hij de Volzalige is in Zichzelf, Die niet van node heeft om door mensenhanden gediend te worden als een behoevende. En ten aanzien van de zondeval en het verbroken werkverbond, heeft Christus de eer des Vaders volkomen verhoogd, zowel als zijnde het Lam Gods als zijnde de Leeuw uit Juda's stam. Maar u suggereert een stilzwijgende priesterschaar waarbij u ook Jeremia schaart, alsof Gods ware geroepen knechten ten aanzien van de ere Gods stomme honden zijn die niet bassen kunnen! NEE, NEE, en nog eens NEE! Dat is de theologie van de duivel! Gods ware knechten hebben een publieke stem bij God vandaan, om in de bressen te staan, het volk te waarschuwen voor vals ingeslopen Schriftverkrachtigers en dezulken te schande te zetten met het zwaard des Woords, gelijk Petrus deed met Simon de Tovenaar. En van die tovenaars zijn de refokerken VERGEVEN!
Gods ware knechten staan publiek in de bressen omwille van de ere Gods. De HEERE zegt immers: "Die Mij eren zal Ik eren, maar die Mij versmaden, (als stomme honden), zullen licht geacht worden", 1 Sam. 2:30b.
Maleachi 1:6: "Een zoon zal den vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot u, o priesters, verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten wij Uw Naam?"
En de Heilige Geest leert bij monde van Paulus in 1 Korinthe 10:31: "Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods." Hopenlijk vallen de schellen van uw ogen en ik spreek de wens uit dat u zich van uw Schriftvervalsende ongenuanceerdheid bekeren zult, maar zo niet, ik ben vrij van uw bloed,
Met heilbede,
GPPB.
PS. LEES OOK GERELATEERDE ARTIKELEN IN DE VOLGENDE BLOKKEN.
|
|