PUBLIEKE ROEPING GELDT AL GODS KINDEREN/KNECHTEN
VALSE LERAARS PLEISTEREN MET LOZE KALK        
Plaats in winkelmandjeMandje
Ingezonden vraag:

U hamert er dikwijls op "dat er geen dominee meer in de bressen staat", maar dominees zijn geroepen om de schapen der gemeente te weiden en te leiden. Ik geloof niet dat Gods knechten publiek tegen de overheid moeten strijden, maar ze moeten de overheid als Gods dienares juist gehoorzamen. Dat leert Gods Woord toch zelf? Waar leert Gods Woord zoals u het leert?

-----------------------------------

Beste inzender, het antwoord op uw laatste vraag geeft Gods Woord zelf, nl. vanaf Mozes t/m de profeten en van Christus t/m de apostelen, want deze Schriften zijn het die van Hem getuigen en dat Goddelijke Woord is geen ideaal, maar Goddelijk geldend voor al den volken, overheden en onderdanen. "Want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God belijden", Rom. 4:11.

We zijn als Christenen geroepen om ons te onderwerpen aan al de wettige machten die over ons gesteld zijn, maar we zijn bovenal geroepen om Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen (Hand. 5:29). Met name de Kerk is ambtshalve geroepen om tegen goddeloze overheidswetten te getuigen en overheden die hun onderdanen terroriseren, openbaar of undercover, moeten met alle geoorloofde middelen bestreden worden en onwettige overheden moeten gerechtelijk worden berecht en afgezet.

Dat de afvallige SGP hierin een landverraderlijke rol speelt, is vanaf de oprichting zo geweest. Het oordeel ligt zichtbaar en hoorbaar op de kerken, met name omdat zij hun publieke stem aan de afvallige gristelijke politiek gegeven hebben. Van de verraderlijke kerkpolitieke afval is op deze website genoeg te lezen. Een Godsgezant als Samuel Rutherford zou hetzelfde pastoraat de huidige predikanten bezorgen, die hij op het derde blok hieronder geeft aan een nalatige broeder!

Het bijbelse getuigenis moet dus niet alleen in de kerken verkondigd worden, maar ook publiek richting de overheid. Niet via de politiek, maar ambtelijk door de Kerk. Als de Kerk daarin getrouw is, heeft zij God aan haar zijde, want in Jesaja 54:17 zegt de Heere tot Zijn geroepen getuigen: "Alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong, die in het gericht tegen u opstaat, zult gij verdoemen; dit is de erve der knechten des HEEREN, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE."

Dat het bijbelse getuigenis -wars van alle politiek- publiek moet klinken, ook richting de overheid, blijkt duidelijk uit de volgende Schriftgedeelten:

De Psalmist van de 119e Psalm getuigt in vers 46: "Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen."

Nehemia twistte met de nalatige overheden: "En ik twistte met de overheden, en zeide: Waarom is het huis Gods verlaten? Doch ik vergaderde hen, en herstelde ze in hun stand", Neh. 13:11.

In Jeremia 1:10 kunt u de publieke roeping van Jeremia lezen, waarvan de inhoud van de hand van elke dominee zal worden afgeëist: "Zie, Ik stel u te dezen dage over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken, en af te breken , en te verderven, en te verstoren; ook om te bouwen en te planten."

En in Jeremia 1:17-19, vervolgt de HEERE tot Jeremia: "Gij dan, gord uw lendenen, en maakt u op, en spreek tot hen alles, wat Ik u gebieden zal; wees niet verslagen voor hun aangezicht, opdat Ik u voor hun aangezicht niet versla. Want zie, Ik stel u heden tot een vaste stad, en tot een ijzeren pilaar, en tot koperen muren tegen het ganse land; tegen de koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen haar priesteren, en tegen het volk van het land. En zij zullen tegen u strijden, maar tegen u niet vermogen; want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u uit te helpen." Amen lieve Heere! - GPPB.

In Richteren 5:3, getuigt Debora: "Hoort, gij koningen, neemt ter oren, gij vorsten! Ik, den HEERE zal ik zingen, ik zal den HEERE, den God Israëls, psalmzingen."

In Jesaja 1:10 predikt Jesaja: "Hoort des HEEREN Woord, gij oversten van Sodom! neemt ter ore de wet onzes Gods, gij volk van Gomorra...!"

In Jeremia 22:29 getuigt de profeet Jeremia: "O land, land, land! hoor des HEEREN Woord!"

In Ezechiël 13 luidt het Woord des Heeren tegen de valse profeten: "En des HEEREN Woord geschiedde tot mij, zeggende: Mensenkind, profeteer tegen de profeten Israëls, die profeteren, en zeg tot degenen, die uit hun hart profeteren: Hoort des HEEREN Woord. Zo zegt de Heere HEERE: Wee over die dwaze profeten, die hun geest nawandelen, en hetgeen zij niet gezien hebben! Uw profeten, o Israël, zijn als vossen in de woeste plaatsen. Gij zijt in de bressen niet opgetreden, noch hebt den muur toegemuurd voor het huis Israëls, om in den strijd te staan, ten dage des HEEREN. Zij zien ijdelheid en leugenachtige voorzegging, die daar zeggen: De HEERE heeft gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden heeft; en zij geven hope van het woord te zullen bevestigen. Ziet gij niet een ijdel gezicht, en spreekt een leugenachtige voorzegging, als gij zegt: De HEERE spreekt, daar Ik niet gesproken heb? Daarom zo zegt de Heere HEERE: omdat gijlieden ijdelheid spreekt, en leugen ziet; daarom, ziet, Ik wil aan u, spreekt de Heere HEERE. En Mijn hand zal zijn tegen de profeten, die ijdelheid zien, en leugen voorzeggen; zij zullen in de vergadering Mijns volks niet zijn, en in het schrift van het huis Israëls niet geschreven worden, en in het land Israëls niet komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk verleiden, zeggende: Vrede, daar geen vrede is; en dat de een lemen wand bouwt, en ziet, de anderen denzelven pleisteren met loze kalk. Zeg tot degenen, die met loze kalk pleisteren, dat hij omvallen zal; er zal een overstelpende plasregen zijn; en gij, o grote hagelstenen, zult vallen, en een grote stormwind zal hem splijten. Ziet, als die wand zal gevallen zijn, zal dan niet tot u gezegd worden: Waar is de pleistering, waarmede gij gepleisterd hebt? Daarom alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal hem door een groten stormwind in Mijn grimmigheid splijten, en er zal een overstelpende plasregen zijn in Mijn toorn, en grote hagelstenen in Mijn grimmigheid, om dien te verdoen. Zo zal Ik den wand afbreken, dien gijlieden met loze kalk gepleisterd hebt, en zal hem ter aarde nederwerpen, dat zijn grond zal ontdekt worden; alzo zal de stad vallen, en gij zult in het midden van haar omkomen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. Zo zal Ik Mijn grimmigheid tegen den wand voortbrengen, en tegen degenen, die hem pleisteren met loze kalk; en Ik zal tot ulieden zeggen: Die wand is er niet meer, en die hem pleisterden, zijn er niet; te weten de profeten Israëls, die van Jeruzalem profeteren, en voor haar een gezicht des vredes zien, waar geen vrede is, spreekt de Heere HEERE. En gij, mensenkind, zet uw aangezicht tegen de dochteren uws volks, dewelke profeteren uit haar hart, en profeteer tegen haar; en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Wee die vrouwen, die kussens naaien voor alle okselen der armen, en maken hoofddeksels voor het hoofd van alle statuur, om de zielen te jagen! Zult gij de zielen Mijns volks jagen, en zult gij u de zielen in het leven behouden? En zult gij Mij ontheiligen bij Mijn volk, voor handvollen van gerst, en voor stukken broods, om zielen te doden, die niet zouden sterven, en om zielen in het leven te behouden, die niet zouden leven, door uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen hoort? Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan uw kussens, waarmede gij aldaar de zielen jaagt naar de bloemhoven, en Ik zal ze uit uw armen wegscheuren; en Ik zal die zielen losmaken, de zielen, die gij jaagt naar de bloemhoven. Daartoe zal Ik uw hoofddeksels scheuren, en Mijn volk uit uw hand redden, zodat zij niet meer in uw hand zullen zijn tot een jacht; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. Omdat gijlieden het hart des rechtvaardigen door valsheid hebt bedroefd gemaakt, daar Ik hem geen smart aangedaan heb; en omdat gij de handen des goddelozen gesterkt hebt, opdat hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; daarom zult gij niet meer ijdelheid zien, noch waarzegging gebruiken; maar Ik zal Mijn volk uit uw hand redden, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben."

In Micha 6:2 predikt de profeet Micha: "Hoort, gij bergen! den twist des HEEREN, mitsgaders gij sterke fondamenten der aarde! want de HEERE heeft een twist met Zijn volk, en Hij zal Zich met Israël in recht begeven."

En in Micha 3:8 getuigt Micha: "Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des HEEREN; en vol van gericht en dapperheid, om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israël zijn zonde."

In Markus 13:9b, getuigt Christus Zelf tot al Zijn getuigen: "Voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden, om Mijnentwil, hun tot een getuigenis."

Paulus streed tegen de corrupte en onwettige overheden: "Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht", Ef. 6:12.

Lees hierbij ook het getuigenis van Spurgeon en Rutherford op de volgende twee blokken.

Gods getuigen zijn niet alleen geroepen om uit te rukken, af te breken, te verderven en te verstoren, maar ook om te bouwen en te planten, krachtens het zendingsbevel in Mattheus 28:18-19: "Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen." Amen - GPPB.

DE GETROUWEN IN DEN LANDE ZIJN WEINIGEN  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Klik hier "Mijn ogen zullen zijn op de getrouwen in den lande, dat zij bij Mij zitten; die in de oprechte weg wandelt, die zal Mij dienen", Ps. 101:6.

Als David zo sprak, kunnen wij er zeker van zijn, dat de Zoon van David van dezelfde gedachte zal zijn. Jezus ziet uit naar getrouwe mensen, en Hij vestigt Zijn ogen op hen, om hen gade te slaan, hen verder te brengen, hen te bemoedigen, en hen te belonen. Laat geen oprecht man denken, dat hij over het hoofd wordt gezien; de Koning Zelf heeft het oog op hem. Er zijn twee vruchten van deze koninklijke opmerkzaamheid. Eerst lezen wij: "...dat zij bij Mij zitten." Jezus brengt de getrouwen in Zijn huis, Hij geeft hun een plaats in Zijn Paleis, Hij maakt hen tot Zijn metgezellen, Hij schept vermaak in hun gezelschap. Wij moeten trouw zijn aan onze Heere, en dan zal Hij Zichzelf aan ons openbaren. Wanneer onze getrouwheid ons het meest kost, zal zij het best beloond worden. Hoe woedender de mensen ons afwijzen, met des te meer vreugde zal onze Heere ons aannemen. Daarna zegt Hij van de oprechte: "...hij zal Mij dienen." Jezus zal hen, die de listen van sluw overleg verachten, en trouw zijn aan Hem, Zijn Woord en Zijn Kruis, gebruiken tot Zijn eigen verheerlijking. Deze zullen behoren tot Zijn Koninklijk gevolg, de geeerde dienaren van Zijn Majesteit. Gemeenschap en nuttigheid zijn het loon van de getrouwheid. Heere maak mij getrouw, opdat ik bij U mag wonen en U dienen.

Ds. C.H. Spurgeon
Uit: Chequeboek van de bank des geloofs (9 juli).

--------------------------------------------------

Iemand kan soms de schijn hebben zichzelf op de voorgrond te stellen, terwijl hij zich in werkelijkheid zozeer in God verloren heeft, dat hij zich er niet in het minst om bekommerd wat mensen van hem denken, of zij hem al of niet houden voor een mens die met zichzelf is ingenomen en alleen maar van zichzelf spreekt. Sommige mensen schijnen nederig en ingetogen, omdat zij hoogmoedig zijn, terwijl anderen hoogmoedig schijnen, omdat zij zichzelf wegcijferen en slechts met vrijmoedigheid spreken, omdat zij hun woorden gesteund weten door het gezag van hun Meester.

C.H.S. in een verklaring van 1 Kon. 17:1. (Uit: "Het leven van Spurgeon" pag. 175).

-----------------------------------------------

Twist is voor een kind van God geen gelukkig element. Veel liever wil hij gemeenschap oefenen met Zijn Heere, dan zich bemoeien met het geloof te verdedigen of dwaling te bestrijden. Maar de krijgsknecht van Christus weet van geen "liever" waar het de bevelen van zijn Meester geldt. Hij kan wel gevoelen dat het beter voor hem is om op een rustbed neder te liggen, dan in het gedrang te staan, bedekt met het zweet en het stof van de krijg, maar als krijgsknecht heeft hij geleerd te gehoorzamen en de regel van zijn gehoorzaamheid zijn niet zijn persoonlijk gemak en genoegen, maar de volstrekte bevelen van zijn Meester. De dienstknecht Gods moet trachten de ganse waarheid hoog te houden die zijn Meester hem heeft geopenbaard, omdat dit een deel uitmaakt van zijn plicht als christen-krijgsknecht. Maar terwijl hij dit doet, gunt hij anderen de vrijheid die hijzelf geniet.

C.H.S. in een toespraak in de 'Tabernacle' in 1861. (Uit: "Het leven van Spurgeon" pag. 174).

------------------------------------------------------------

Een christen-leraar moet verwachten zijn goede naam onder de mensen te verliezen; hij moet gewillig zijn om Christus' wil elke smaad te dragen, maar dan kan hij zich er ook van verzekerd houden, dat hij nooit werkelijk zijn eer zal verliezen als die in de waagschaal gesteld wordt om de wil der waarheid en overgegeven in de hand van de Verlosser. De dag zal verklaren de uitnemendheid der oprechten, want Hij zal openbaren wat verborgen was en hetgeen in de duisternis ligt aan het licht brengen. Er zal een wederopstanding van karakters als van personen zijn. Iedere reputatie die verduisterd was door de wolken der versmaadheid om Christus' wil, zal heerlijk gemaakt worden als de rechtvaardigen "zullen blinken gelijk de zon in het Koninkrijk huns Vaders."

C.H.S. (Uit: "Het leven van Spurgeon" pag. 174).

--------------------------------------------------------

Gelijk een Romeinse schildwacht in Pompeji op zijn post bleef staan, zelfs toen de stad verwoest werd, zo sta ik voor de waarheid der verzoening, al wordt de kerk ook bedolven onder de hete modderregen van de hedendaagse ketterij.

C.H.S. in een leeerrede in de Tabernacle in 1887. (Uit: "Het leven van Spurgeon" pag. 175).

HET LAATSTE PASTORAAT AAN EEN STERVENDE        
Plaats in winkelmandjeMandje
Samuël Rutherford, wie kent hem niet, de kleine figuur met zijn krullende haren? Een machtige, vreselijke, en heerlijke knecht des Allerhoogsten, die nimmer vlees spaarde als het ging om de ere Gods. Wandelend in duisternis en nochtans moedig voortgaande, betrouwende op zijn Meester.
Wat zal hij in de dag der dagen met Christus vele predikers veroordelen, omdat zij de eer van mensen liever hebben gehad dan de eer van God. Van hem zal gelden: "Gij zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls."
In het kleine kerkje te Anwoth, dat een zekere Lord Gordon heeft laten bouwen, heeft hij op ontzaggelijke wijze het Woord des Heeren bediend. Zijn roem in Christus ging door het ganse Schotland.
Ook de oude John Semple preekte in die dagen. Op een keer werd hij uitgenodigd door één van zijn ambtsbroeders, om in zijn plaats te prediken. En John Semple, een verschrikkelijke getrouwe knecht des Heeren, preekte eens het Woord des Heeren in een zekere gemeente en riep uit: "Lieve Heere, verlos deze gemeente van deze dode luie leraar, want zij zullen nooit enig goed van hem genieten."
Wat is het tastbaar dat wij nu in een tijd leven, dat de meeste predikers elkaar liever naar de ogen kijken en elkaar de handen opleggen, dan elkaar vanwege de ere Gods en het belang van de gemeente eerlijk te behandelen, zoals de oude John Semple mocht doen, en zoals Samuël Rutherford mocht doen, en zovele anderen.

In dit artikel vragen wij uw aandacht voor: "Het laatste pastoraat door Samuël Rutherford bij de stervende Lord Gordon".
Gordon lag op sterven. En hij was in een ontzettende benauwdheid. Hij moest sterven, maar hij kon niet sterven. Sterven, God ontmoeten, te moeten staan voor de Rechter van hemel en aarde. Eeuwigheid!
Eens ontmoette de oude John Semple, Lord Gordon. Hij hield hem staande en sprak tot hem: "Gij zijt een grote schavuit, de Heere zal u uitschudden boven de hel, en toch zal de Allerhoogste u uw ziel als een buit geven."
En zo is het geschied, naar het woord van John Semple, het was een profetie.
Een jaar voor zijn sterven komt Lord Gordon uit Edinburgh. In die stad moest het parlement stemmen over de aanneming van een nieuwe wet, een wet die de Kerk in haar vrijheid zal beknotten. Lord Gordon wenst daar niet aan mee te werken. Maar hij mist de vrijmoedigheid om tegen te stemmen.
Onlangs schreven wij enige regels over het stemmen tussen twee kwaden, nu, dat kan in het leven der genade nooit bestaan, al wordt het door onze politieke en kerkelijke leidslieden geproclameerd als bijbels! Maar in deze stemming gaat het tussen GOED EN KWAAD, en Lord Gordon liet verstek gaan, want hij had de eer van zichzelf liever dan de eer van God. Onder het voorwendsel van ziekte verlaat hij Edinburgh. Hij trekt zich terug op zijn kasteel. Een jaar later wordt hij ziek, zeer ernstig ziek, zo zelfs dat zijn einde nadert. Samuël Rutherford en nog een paar andere vrienden gaan hem bezoeken.
Dan klaagt Lord Gordon zijn vreselijke nood: "Ik ben zwaar gedrukt door twee dingen. Ten eerste door de vrees voor de dood en ten tweede door de vreselijke pijnen die ik onderga. Maar het tweede stelt niets voor vergeleken bij het eerste." Dan kermt hij het uit: "Mijn zonden, mijn zonden, ik moet sterven en ik kan niet sterven."
Zo overviel hem die ontzettende dood. Daar had hij niet op gerekend. Daar had hij geen rekening mee gehouden. En toen kwam de dood, als in een ogenblik.
"Ik kan niet sterven", schreeuwt hij uit. Alsof hij zeggen wil: "Eén grote ontzetting. Eén ontzaggelijke nacht. De doorgang naar het eeuwige leven geblokkeerd, door Gods eisend wraakzwaard. Alleen de ondergang."
Hij had verzuimd zijn aandeel in Christus vast te maken. Hij had verzuimd om zich te gronden op de enige Rotsgrond der eeuwen: Jezus Christus en Dien gekruisigd. Hij had zich veroorloofd om zijn tijd te verbeuzelen in de dingen van de tijd. Hij had geen haast gehad voor zijn eeuwige belangen. Nu overviel hem de dood als een schuldeiser.
Lord Gordon siddert. Hij heeft in zijn leven iets aanschouwd van de schrik des Heeren, van die aller ontzettendste verschrikking. Die afgrond van de helse godverlatenheid in die eeuwige vlam. Toen zal hij geschreeuwd hebben. De afgrond roept tot de afgrond, maar geen antwoord. De verschrikking was niet meer te verdrijven. Toen moest hij vergaan in dikke duisternis, in een volslagen nacht. Daar was geen Helper, daar was niemand. Alleen eeuwige ontzetting. Nooit meer enig licht, nooit meer enige verademing. Altijd schreeuwen en nooit verhoring. De ontzaggelijke toorn des Lams. Dat Lam had hij gehaat. Dat Lam had hij niet nodig gehad. Hij had Hem klein geacht, onwaardig geacht, versmaad, vervolgd.
Hij had altijd Gods Woord bepraat, maar miste de toepassing, dat vond hij niet nodig, hij had genoeg aan zijn godsdienst. In die angst van: Bergen valt op ons. Heuvelen bedekt ons, schreeuwt hij het uit: "Bidt voor mij."
Ze staan om zijn bed en ze bidden. Marion Mac Knaught, Samuël Rutherford en anderen. Er is niets dan ontzetting. Hij zal zijn reis alleen moeten gaan. Er is geen hulp in deze uiterste benauwdheid. De dood nadert. De verschrikking des doods kent geen genade, geen ontferming, geen troost. Het is niet te dragen.
Dan, een ogenblik verademing. Hij roept het uit: "Toon mij de kenmerken van een kind van God, gij moet mij helpen in deze strijd." Dan zegt zijn vrouw tot hem: "Jezus Christus zij uw Helper." "Amen", zucht zijn ziel.
Dan neemt Samuël Rutherford het woord, en zegt: "De dood en u zijn vreemdelingen, hij zal u moeten worden als een liefelijke boodschapper, om u te brengen naar het Vaderhuis." Dan smeekt Lord Gordon: "Heere trek mij, zo zal ik U nalopen." Wat een verademing.
Rutherford vraagt hem te bidden, maar hij zegt: "Ik durf niet te kloppen, ik blijf voor de poort liggen, totdat Hij mij binnen haalt." Dan vraagt Rutherford: "Wat zullen wij de Heere zeggen?" "Dat ik krank ben van liefde", antwoordt Lord Gordon. Dan roept hij het uit: "Ziet Hij komt, springende over de bergen, huppelende over de heuvelen. Och, dat ik een tong had, om de wereld te zeggen, wat Jezus Christus voor mijn ziel is."
Maar Lord Gordon knapt weer wat op en dan vergeet hij ook God zijn Maker, Die Psalmen geeft in de nacht. Hij keert zich opnieuw tot de wereld, tot dit tijdelijke leven. En toch moet hij sterven, er is geen levensverwachting meer voor hem. Rutherford ziet het, en raadpleegt de dokter, die hem te verstaan geeft dat Lord Gordon nog slechts enkele uren te leven heeft.
Dan begeven zij zich allen weer naar zijn ziekbed, en Rutherford zegt hem: "My lord, u denkt tot dit leven terug te keren, maar ik zeg u, spoedig zult gij staan voor de Rechter van de levenden en doden om uw vonnis te ontvangen overeenkomstig uw werken. Deze boodschap heb ik te brengen, en daarom My lord, heb toch medelijden met uw arme ziel, bedrieg u toch niet voor de eeuwigheid."
Lord Gordon bedankt zijn leraar. Dan wordt het stil in het ziekenvertrek. Iedereen moet nu de kamer verlaten, behalve Samuël Rutherford.
Dan zoekt die dienstknecht des Allerhoogsten het aangezicht van zijn Meester. En als hij opstaat van zijn knieën, zegt hij: "Lord Gordon, ik bemerk, dat wij beiden bedrogen zijn geworden, want ik vrees, dat uw vreugde niet wel gefundeerd was, noch dat uw verootmoediging zo diep was als noodzakelijk. Wij moeten weer dieper graven en een lagere fundering zoeken te vinden. Het werk bij u is niet zeker, er is een pin los."
Dan gaat Lord Gordon zijn zonden belijden. Hij vertelt van zijn verlaten van het Parlement. Dan stamelt hij: "De Heere weet hoe ik het deed met verschrikkelijke bestrijding van mijn geweten. Toen was ik bang voor het verlies van mijn eer, maar nu!"
Toen stond daar een leraar, geslagen met ontzetting en verwondering over zulk een ontzettende zonde. En dan gebeuren er zeer wonderlijke dingen.
Dan staat er geen troostende Samuël Rutherford, die hulp biedt aan een stervende. Dan staat daar voor het bed van Lord Gordon een dienstknecht des Allerhoogsten, die des Heeren Woord verkondigt. Dan neemt hij Gods Woord ter hand en hij leest voor de oren van de stervende Gordon dat ontzettende Woord uit Hebreeën 6: "Want het is onmogelijk degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gaven gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuwen afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken."
Dan roept Lord Gordon het uit, dat hij het gedaan heeft uit grote vrees. Weer neemt Rutherford het Woord des Allerhoogsten, en hij leest verder, Openbaring 21: "Maar de vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovernaars, en afgodendienaars en al de leugenaars, is hun deel in de poel, die brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood."
Dan keert Lord Gordon zich naar de wand. Maar Rutherford houdt niet op. "My lord", zegt hij, "ik heb geen enkel woord van genade van mijn God tot u te zeggen. God heeft mijn lippen verzegeld, zodat ik niets tot u durf zeggen dan alleen dit: De wraak, de toorn van God Almachtig."
Toen schreeuwde Lord Gordon het zozeer uit, dat het in de kamer ernaast te horen was. Hij schreeuwde van ontzetting van de angsten der hel. De omstanders in de andere kamer zeiden: "Die leraar heeft geen takt om met stervende zielen om te gaan."
Maar Rutherford staat er en hij mag er staan. Hij heeft geen lust tot doden, maar hij verblijdt zich in zijn Meester, en verheugt zich in zijn God. De dienstknecht van Christus troost niet. Hier is geen troost. Hier kan geen mens troosten. Hier is slechts Eén Die redden kan. En Die is er niet! Toen riep Gordon het uit: "Gods toorn over mij. Ik moet sterven. Ik kan niet sterven. Ik kan niet leven. Wat een last! De hand van een vertoornd God. Wat moet ik doen? Wat moet ik doen? Is er dan geen hoop op genade?" Zo verkeert hij in een ontzettende strijd.
En zijn leraar troost niet en hij antwoordt niet. Hij wenst hem toe de genade van een totale ondergang. Hij voegt hem toe: "My lord, gij wordt ontzettend gepijnigd. Beide naar ziel en lichaam, ik weet het." En wat gaat Rutherford dan zeggen? Dit: "Wat dunkt u van de poel van vuur en sulfer, van eeuwig branden, van uiterste duisternis, van eeuwige verdoemenis, van eeuwig zijn met de duivelen en zijn trawanten?"
Toen riep Lord Gordon het uit: "Wee mijner, ik ben buiten mijn zinnen, maar ik bid u, wat moet mijn ziel doen?"
Toen antwoordde Rutherford: "My lord, ik ben, waar ik was. God weet dat ik niet veins. Ik heb geen enkel woord van genade tot u te richten. Dit weet ik. Slechts nog heeft Christus het vonnis aan u niet voltrokken. Nog is het vonnis uitgesteld, daarom rouwklaag en ween over de smaad de Heere aangedaan."
Zo handelt de liefelijke Samuël Rutherford met een ziel aan de poorten van de eeuwigheid. Verschrikkelijk, als het niet heerlijk was. Zo móet hij handelen, zo mag hij handelen. Wat zal hij zich verheugd hebben met een zeer grote vreugde in zijn Meester.
Alexander Peden zegt: "De Heere gaat altijd zo ver, totdat Hij is op de bodem van de ziel." Nu mag Zijn knecht ook zo ver gaan. Wat zal hij uitgeroepen hebben: "Christus, Wie dan Christus?" Zo staat hij daar voor Lord Gordon, niemand ziende dan Jezus alleen. Zich om niemand bekommeren, dan alleen om zijn Meester. Hij staat daar in dienst van zijn Meester. Als dan iedereen van ontferming spreekt, dan gaat Samuël Rutherford dieper. Als men hem tegenkomt, gaat hij door. Hij zal gezucht hebben: "O Heere, trekt door, O Heere doorwondt, O Heere ontbloot."
Met vreugde mag hij het werk zijns Meesters doen. Geen duimbreed hoeft hij te wijken. Geen troost hoeft hij hier te geven, noch kan hij die aanbieden. Alles moet hij blootleggen wat niet kan blijven bestaan, om te zoeken naar de Parel van grote waarde. Daarom moet hij alles wat van de mens is omploegen tot de fundamenten toe. Wat een dienst, wat een vreugde, om te doen de wil Desgenen, Die hem gezonden heeft.
Door de liefde van Christus gedreven ontblootte Samuël Rutherford Lord Gordon om Christus' wil. Hij versloeg hem, hij doorwondde hem, om Christus' wil, totdat Christus naar voren trad in die uiterste benauwenis en duisternis. Christus trad naar voren, van achter het vlekkeloze heilige recht van Gods onkreukbare deugden, met Zijn doorboorde handen en voeten. Als een Lam, staande als geslacht. Het Lam trad tussenbeide, tussen de Rechter van hemel en aarde en een vijand van vrije genade: Lord Gordon.
Daar zal het geklonken hebben: "Vader, Ik wil niet, dat deze goddeloze afvallige Lord Gordon, in het verderf nederdale, want Ik ben gegaan in Zijn plaats."
Toen klonk het uit de mond des Vaders: "Mijn Zoon, verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, want Ik heb verzoening voor hem gevonden in Uw Bloed."
Toen kwam de Zone Gods, in het getuigenis van de Heilige Geest tot Lord Gordon, de verloren zondaar, om hem te wassen, en te reinigen in Zijn alles reinigende Bloed.
Dan roept Lord Gordon het wenend uit: "Wondere Zaligheid, aanbiddelijke Verborgenheid, Eeuwige Koning."
Eerst brulde hij van uiterste ontzetting, nu steunend op zijn Liefste.
Rutherford behoefde niet te wijken, hij behoefde niet te troosten, niet te bemoedigen. Hij zal alleen maar gezegd hebben: "Christus." Hij zal alleen maar "Christus" gestameld, geademd, gejuicht, beleden en gezongen hebben.
Geen duimbreed geweken voor de duivel, de wereld en het verdoemelijke vlees. Overwinning, overwinning, het Lam, het Lam, de Overwinnaar overwon. Triomf, triomf voor Jezus, Jezus alleen. Want eeuwig bloeit de gloriekroon op het Hoofd van Davids grote Zoon. Ontzaggelijke heerlijkheid. Onuitputtelijk Majesteit.
En Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslachten talen natiën en tongen.
Dan weer richt Rutherford zich tot Lord Gordon, en zegt: "Wat My lord, als Christus een vonnis van verdoemenis tegen u uitgesproken had, en aan uw bed kwam en het u zou zeggen, zoudt gij Hem dan nog lief hebben en in Hem vertrouwen en op Hem bouwen?"
Toen antwoordde Lord Gordon: "God weet, dat ik Hem niet zou durven tegen komen. Ja, hoewel Hij mij niet lief zou hebben, toch zou ik Hem liefhebben, ja ofschoon Hij mij zou doden, zo zal ik nochtans op Hem hopen. Ik zal mij nederleggen aan Zijn voeten; laat Hij op mij trappen. Ik wil sterven, als ik sterf aan de voeten Christi."
Dan begint hij te roepen: "O, Zoon van God, waar zijt Gij, wanneer zult Gij tot mij komen. O, één blik Uwer liefde."
Toen zei Rutherford tot hem: "Is het mogelijk My lord, dat gij Christus lief kunt hebben en naar Hem kunt verlangen, zonder dat Hij u liefheeft, en naar u verlangt? Kunnen liefde en vriendelijkheid alleen aan uw kant staan? Is uw arme, onwaardige kleine liefde, groter dan Zijn oneindige liefde? Jesaja zegt: "Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten. Nochtans Ik u niet. Ziet, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd."
Dan juicht Gordon het uit: "In Zijn handpalmen gegraveerd."
Dan slaapt hij in. Nu gaat hij rusten. Nog in zijn slapen stamelt hij: "Mijn Liefste is Mijn en ik ben Zijn. O, diepte Uwer liefde."
"Wakker worden", zegt Rutherford tot hem: "Hoe duur is de zaligheid gekocht voor u door uw Verlosser?"
"Onbetaalbaar, duur, de hoogste Prijs, want Gij hebt ons Gode gekocht, door Uwen bloede."
Dan worden de huisgenoten van Lord Gordon geroepen en hij vermaant hen ernstig en zeer getrouw. Dan knielen ze neer en Rutherford zoekt het Aangezicht van zijn Meester. En als hij het 'amen' uitspreekt reist de ziel van Lord Gordon liefelijk tot haar Verlosser. Zo ontslaapt Lord Gordon uitroepend: "Kom, Heere Jezus, kom."
Zo reist Lord Gordon af, naar Immanuels land, om Hem te zien, van Aangezicht tot aangezicht. De afvallige gevallen in de eeuwige liefdesarmen van Christus, gereinigd en gewassen van al zijn zonden. Gerechtvaardigd door de gerechtigheid van Christus. Geheiligd door de heiligmaking van Christus. Verheerlijkt door de heerlijkheid van Christus. Gezegend door de zegeningen van Christus. Gekend door de Vader van Christus. Bekendgemaakt aan God de Vader, als zijn Vader door Christus. Door Welke wij ook de toegang hebben door het geloof tot deze genade, in dewelke wij staan. Christus drukt de Zijnen aan Zijn eeuwige Middelaarshart, Die brandt van eindeloze liefde tot verloren zondaren.
Samuël Rutherford hanteerde het mes der Waarheid, en sneed het recht. Hij sneed het vlees van Gordon tot in zijn botten toe weg, opdat hij zijn ziel als een buit kon uitdragen, volgens de profetie van de oude John Semple.
Wat een wonderlijke figuren, die Schotse geloofshelden. Kunt u nu een weinig verstaan, lezers, dat Gods ware volk een heilige afkeer heeft van al die goedkope EO/SRA/REO-godsdienst in onze dagen? Zelfs de meeste H.A.-gangers in de meest rechtse kringen kunnen niets vertellen van het recht Gods en de opzoekende zondaarsliefde van Christus vanuit de geloofspraktijk der bevinding.
Weet u hoe dat komt? Omdat de Rutherfords gemist worden. Er staan geen 'Samuël Rutherfords' meer op de kansels van Nederland. De Heere heeft nog Zijn geroepen knechten, maar de geest van Rutherford wordt allerwegen gemist. Er staat veel op het spel, er staat alles op het spel, wanneer men zielen onder de hoede gekregen heeft. Mochten wij van dat gewicht doortrokken worden, en onze slaapgezichten eens wenden naar dat gezegende Lam, Die nooit sluimert en nooit slaapt. Hij wacht om genadig te zijn. Zondaars, gij zijt welkom aan Zijn voeten, onvoorwaardelijk, op genade of ongenade. Rutherford gaf Lord Gordon geen rust, totdat hij lag als een verloren goddeloze modderhoop aan de gezegende voeten van Christus, op genade of ongenade. En dat is eeuwig meegevallen, vanwege Zijn eeuwig welbehagen, in de toepassing van de Zaligheid, waarvan de Schotse geloofshelden reeds zingen voor de troon van het Lam: "Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de eer, de lof, de dank en de aanbidding, van nu aan tot in der eeuwen eeuwigheid."
Rutherford staat vooraan in de hemel te jubelen: "Vader, zie ik en de kinderen die Gij mij in en door Christus gegeven hebt, zij zijn de Uwe."
Geve de Heere zulke 'Rutherfords' ook in ons land.

GPPB.

Ontleend aan:
"De zanger van Aberdeen"
'Het leven van Samuel Rutherford'
B. Florijn.


http://www.derokendevlaswiek.nl