|
|
DRIE VRAGEN OVER VERDRUKKING, VERSLAGENHEID EN DOOPFORMULIER
Klik hier
| |
|
|
Ingezonden stuk van GL
Drie zaken . . .
Graag uw reactie op:
1. Bidden om verdrukking 2. Christen en de verloren zoon 3. Doopformulier
GL. 1. Bidden om verdrukking Laatst hoorde ik een dominee van de kansel zeggen dat hij voor zichzelf niet bidt om voorspoed, maar juist bidt om verdrukking. Ik kan dit niet goed plaatsen, het komt bij mij over als hoogmoed. Alsof je de Heere vraagt om vernedering in afwachting van verhoging. Alsof verdrukking vanzelfsprekend tot verlichting zou moeten leiden. Verdrukking kan immers ook tot haat, opstand en vijandschap verwekken. Of kan het toch zijn dat een kind van God zo bang is voor de zonde dat hij alleen om verdrukking vraagt om minder zonde te doen?
GPPB.: Ik kan dat gebed van die dominee vanzelf niet controleren op waarheid, maar als het zo is als u zegt, is het gebed van die dominee een goddeloos gebed, aangezien Gods kinderen niet geroepen zijn om te bidden om zwarigheid, want dat is niets anders dan God verzoeken. Het is inderdaad zoals u zegt, aangezien verdrukking opzich Gods volk niet geestelijk(er) maakt. Derhalve brengt verdrukking opzich genomen Gods kinderen geen millimeter dichter bij God. Dat Gods volk door vele verdrukkingen moet ingaan, betekent niet dat we om verdrukking mogen bidden, want dat is, zoals gezegd, God verzoeken. Paulus bad de Heere niet driemaal om die slaande engel des satans te mogen behouden, maar om ervan verlost te mogen worden, maar de Heere stelde Zijn genade er tegenover en dat is alles. In de tweede plaats is er allerlei verdrukking en voor Gods volk moet alles medewerken ten goede, want Gods volk wordt geoefend in allerlei verdrukking waarin de Heere Zijn volk leidt, nl. door Zijn voorzienigheid, of door eigen schuld, of door de vijanden die de levende Kerk benauwen, vervolgen en verdrukken. Dat alles moet in het leven van Gods volk medewerken ten goede, hoewel verdrukking door eigen schuld een gevolg is van verdoemelijke zonde en geen insteek om God een handje te helpen om het te doen medewerken ten goede (Rom. 6:1). Ook legt de Heere de Zijnen het kruis op, en als de Heere het kruis oplegt is het kruis heiligend, en alles wat de mens zichzelf oplegt, zijn pauselijke zelfkastijdingen die nergens toe deugen, maar alleen de vloekende ketellapper in de mens activeren. Al Gods volk weet hier wel wat van, zodat zij gedurig uitroepen: "Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde", Rom. 7:14, maar juist dan geven de gegrepenen des Vaders Christus alleen de eer die Hij toekomt. "Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere...", Rom. 7:25. Uw laatste suggestie/vraag is geen bijbelse, aangezien geen enkele verdrukking de zonde beteugelt, want dat doet de genade in Christus alleen, hoewel de genade altijd gepaard gaat met een leven onder het heiligend kruis en dan werkt de verdrukking lijdzaamheid (Rom. 5:3). De genade in Christus en het kruis van Christus zijn dan ook onafscheidelijke metgezellen in het geestelijke leven. Alleen als de Heere de verdrukking oplegt, of toelaat zoals in het leven van Job, dan is het vruchtbaar, omdat het dan geschiedt in het kader van de loutering bij God vandaan, anders deugt het nergens toe. Zelf-opgelegde lasten zijn werken der wet en leiden de ziel tot onheilzame wanhoop en daar wenst Gods ware volk van verschoond te blijven, maar als de Heere het de Zijnen oplegt, is het zo oneindig goed om verdrukt te zijn geweest, opdat wij Zijn Goddelijk recht zouden leren en Hem alleen zouden eren.
GL. 2. Christen en de verloren zoon Is in geestelijk opzicht de toestand van Christen in de stad verderf, als hij zegt "Wat zal ik doen?" (Hand. 2:37) en de verloren zoon: "En tot zichzelven gekomen zijnde," (Lukas 15:17) hetzelfde of vergelijkbaar? Is de Heere in deze twee voorbeelden (in de tijd) een bijzonder genadewerk (als gevolg van Zijn eeuwig raadbesluit) begonnen? Of is sprake van verlagenheid van het hart die bij de een uitwerkt tot zaligheid en bij de ander tot rampzaligheid. Indien het laatste het geval is dan kan toch de verslagenheid niet dezelfde oorzaak of bron hebben? GPPB.: Als de Heilige Geest de mens van nature overtuigt van zonde, gerechtigheid en van oordeel, staat dat in het kader van het stuk der ellende. Ook Hand. 2:37 en Lukas 15:17 staan (nog) in dat kader. Dat de Heilige Geest Zijn overtuigend werk als gevolg van Gods eeuwig raadsbesluit in de zielen der uitverkorenen begint, is zonder twijfel de waarheid, maar de fase van overtuiging is nog geen bijzonder genadewerk, omdat de overtuiging van zonde geen bestanddeel is van de wedergeboorte, maar aan de wedergeboorte voorafgaat. Overtuiging van zonde in het kader van de ellendekennis maakt geen deel uit van de bijzondere genade in Christus, aangezien vele belijders nooit verder komen dan enige ellendekennis en daarmee verloren gaan. Verslagenheid des harten is dus geen instap tot de wedergeboorte, het gaat er aan vooraf. Is de ziel wedergeboren, is er van verslagenheid des harten geen sprake meer, want dan is de ziel in God verblijd en zingt Psalmen aan Hem gewijd. De verslagenheid des harten is een werk der wet die het hart van de oude mens doorsteekt ten dode, waardoor de ziel der wet sterft en Gode levendgemaakt wordt (Gal. 2:19) tot een nieuw schepsel in Christus. Verslagenheid des harten is dus een gevolg van de bediening der wet om te komen aan het einde der wet, want het einde der wet is Christus tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft (Rom. 10:4). De wet is niet uit het geloof (Gal. 3:12), want het geloof is een gave Gods en een gevolg van de bediening van het Evangelie, namelijk in de toepassing des harten. Verslagenheid (doorsteking) des harten werkt opzich niets uit, zeker geen zaligheid, maar het gaat noodzakelijkerwijs aan de wedergeboorte vooraf, omdat de oude mens onder de wet eerst moet sterven, niet als voorwaarde waaraan de mens moet voldoen, maar om als een nieuw mens in Christus op te staan. Zolang de oude mens onder de wet leeft in zijn doodstaat, kan er geen sprake zijn van de geestelijke opstanding van de nieuwe mens onder de genade. God is Het echter die beiden doet, namelijk doden en levendmaken, naar het getuigenis van Hanna: "De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen", 1 Sam. 2:6, en ook naar het getuigenis van de apostel in Galaten 2:19 "Ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou." Gods Geest wendt de bediening der wet aan om de oude mens met zijn slaafse dienstbare geest te doden en de Heilige Geest wendt de bediening van het Evangelie aan om de zondaar in kwestie in en door Christus levend te maken (Joh. 5:25) tot een levende hoop. Dat is de nieuwe mens, die geen oude mens meer heeft, hoewel het stoffelijke overschot van de oude mens -het lichaam der zonde- moet worden meegedragen, zolang de ziel zich bevindt aan deze zijde van het graf.
GL. 3. Doopformulier Ik zie in de kinderdoop geen enkele veronderstelling of belofte m.b.t. de wedergeboorte of de zaligheid. Voor de ouders is het in de praktijk meeste tijds een formaliteit, net zoals het afleggen van de belijdens. Wat is het meer dan een blote toestemming van de waarheid, als het dat al is. Maar als ik het doopsformulier lees en met name het dankgebed dan geeft dat wel voeding aan de veronderstelde wedergeboorte. Het is dan toch ook niet verwonderlijk dat dit misvertaan en misbruik wordt!
GPPB.: Inderdaad beoogt de kinderdoop geen veronderstelde wedergeboorte, maar met dat soort kuyperianisme is Gods vrijgemaakte volk niet bezet. Dat betekent niet dat het sacrament van de heilige doop een dode formaliteit is, want wat de mens veronderstelt, dat maakt het waarheidsgehalte van Gods Woord niet uit, ook niet ten aanzien van de doop. De Kuyperiaanse wedergeboorte-veronderstelling en de doperse visie op de kinderdoop lap ik derhalve genoegelijk aan mijn laars, omdat Gods Woord ons betere dingen verkondigt aangaande de heilige doop. De doop is opzich niet zaligmakend, maar aangezien de doop van God uitgaat, gaat de doop wis en waarachtig gepaard met een belofte, echter alleen voor degenen die gelooft! Als u de doopbelofte over het hoofd ziet, ziet u ook Gods Drie-enige Naam over het hoofd. Het ongeloof ziet niets in de doopbelofte, en ook niets in de betekenende zaak van de doop, maar dat betekent niet dat het ongeloof de doop ongeldig maakt. Dat zou betekenen dat het ongeloof God buiten spel kan zetten. Nee, zo is het niet, want God bevestigt Zijn verbond van kind tot kind, tot in het duizendste geslacht. Dat kan het geloof niet bewerken en het ongeloof kan daar niets aan veranderen. Dat het dopen van een kind voor de meeste doopouders een formaliteit is, betekent niet dat die ongeloofshouding normatief is jegens de doop. Het ja-woord van de ouders heeft bovendien niets uit te staan met de doop van het kind, want elk verbondskind behoort gedoopt te wezen, ongeacht of de ouders in Christus geloven of niet. De ouders zeggen alleen ‘ja' op de belofte ten aanzien van de godzalige opvoeding van het kind en daarop zijn ze te censureren, omdat dat ja-woord vanzelf geen ongeloofs-ja-woord mag zijn. Er bestaat namelijk niet zoiets van een recht om ongelovig te zijn; m.a.w. geen mens heeft het recht om onbekeerd te zijn. Dat vele ouders wel een vormelijk ja-woord geven bij de doop van hun kind(eren), doet aan de geldigheid van het sacrament van de Heilige Doop niets af, aangezien de doop van het kind niet staat of valt met het ja-woord van de ouders, maar met het bevel en de belofte Gods. De sacramenten zijn het zichtbare Evangelie en zijn tot versterking van het ware geloof en tot veroordeling van het ongeloof. Met uw redenatie isloleert u het sacrament van de Heilige Doop van het geloof, maar daar is het sacrament van de Doop niet voor gegeven. Nogmaals, het ongeloof ziet niets in de doop, ziet ook niets in Christus, maar daar is de doop dan ook niet voor gegeven, omdat de scramenten niet gegeven zijn tot werking des geloofs, maar tot versterking van het geloof. De doop kan dan ook alleen door het geloof verstaan worden en Gods kinderen mogen het verstaan en erdoor versterkt worden, terwijl de ongelovigen het niet verstaan en dezulken missen de betekenende zaak, maar dat is 100% eigen schuld. Het ongeloof van de ouders maakt de doop van het verbondskind echter niet ongeldig, nee, want het kind wordt niet in naam van het geloof (der ouders) gedoopt, maar in de Naam van de Drie-enige God. God eist alle verbondskinderen ten doop, zoals ook alle oudtestamentische Joodse verbondsjongetjes besneden moesten worden. Aangezien de doop onbloedig is, en het geloof een persoonlijke zaak is, moeten alle verbondskinderen gedoopt worden, en uit de schare verbondskinderen roept God een bepaald aantal verbondskinderen tot het geloof in Christus, zoals Petrus dat zegt op de Pinksterdag (Hand. 2:39b). En als verbondskinderen tot het geloof in Christus gekomen zijn, zijn dat de erfgenamen des verbonds. Wij weten niet van tevoren wie de erfgenamen zijn, en dat is maar goed ook, anders zou de mens beslissen wie er zalig worden en wie niet. Dopen gaat dus van God uit en niet van de kerk, niet van de ouders en niet van de dominee. Gods kinderen ondervinden krachtens het handelen Gods in de doop een geweldige troost en met die troost heeft Luther de duivel het hazenpad doen kiezen, en wierp die hellehond de inktpot in het gezicht, met de geloofsuitroep: "Ik ben gedoopt!" Waarvan akte!
GL. NB.: Mijn vragen zijn niet uit arglistigheid gesteld, maar juist in de overtuiging dat een mens van nature NOOIT zal vragen om bekering, als ALLEEN om de straf te ontlopen.
GPPB.: Hartelijk dank voor uw gestelde vragen, maar nu heb ik een vraag aan u: kunt u met de bijbelse wetenschap leven dat er geen mens van nature is die om bekering vraagt, als alleen om drogredenen? Het is volkomen waar dat er geen mens van nature te vinden is die naar God vraagt, maar is het u al eens nood geworden op leven of dood dat u met de doopbelofte geen raad weet, omdat de mens volstrekt onwillig en onmachtig is om die belofte een toepassing te geven... ? U zult zeggen: "Heeft de doop dan wel zin, omdat de mens te dood is voor de doop?" Antw.: De doop zou zinloos zijn als het een idee van de mens of van de kerk zou zijn, maar dat is het niet, want de (kinder)doop geschiedt op Gods bevel, maar God bepaalt hoeveel verbondskinderen Hij tot de zaligheid roepen zal als mede-erfgenamen van Christus. Dus handen af van de door God ingestelde (kinder)doop, en ook de doop niet achter de kar spannen van het ongeloof, want de doop gaat van God uit en Hij doet ermee wat Hem behaagt. Dat de waterdoop geen veronderstelde wedergeboorte beoogt, wordt tot op de dag van vandaag door Rome ontkent, aangezien Rome de doop een zaligmakende lading toekent. Dat soort van afgoderij houden we verre van ons, maar we gaan de doop ook niet onderschatten en onderwaarderen. De doop is een instelling Gods en een teken van Gods verbond dat alle in- en uitwendige verbondskinderen aan hun voorhoofd moeten dragen en voor alle verbondskinderen geldt de belofte: "Ik ben de HEERE uw GOD!" Ongeloof ziet echter niets in die belofte en maakt God tot een leugenaar, maar daar is geen enkel excuus voor. Toen dat insloeg bij die verloren zoon, kwam hij tot zichzelf, en ging tot zijn vader met de strop van zelfveroordeling om de hals, en toen viel genade vrij! "Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden! En zij begonnen vrolijk te zijn", Luk. 15:24. De doop is -net als het sacrament van het heilig Avondmaal- tot versterking van de gelovigen, maar degenen die in hun ongeloof volharden, roepen Gods verbondswraak in en als zij in hun ongeloof sterven, zullen zij met dubbele slagen geslagen worden. Doorstoken zielen en verloren zonen vallen door de Deur naar binnen, omdat God een God is die de goddeloze rechtvaardigt uit louter soevereine genade, omwille van de gerechtigheid van Christus.
PS. Voor een uitgebreidere verklaring van de kinderdoop kunt u via de Klik hier link aan de top van deze webpage inzage vinden. Lees ook de onderstaande blokken, of type in de zoekoptie van deze website het woord doop in, dan vindt u nog een aantal artikelen over de door God bevolen en ingestelde doop.
Hartelijke groet en zegen.
GPPB.
|
|
|
|
|
|