WETENSCHAPPELIJKE STUDIE HOUWELING (ON)ECHTE BEKERING
VRAAG OVER STUDIE MEVROUW HOUWELING OVER (ON)ECHTE BEKERINGEN        
Plaats in winkelmandjeMandje
Inzender vraagt:

Het gaat over het artikel in het Ref. Dagblad digitaal van 7-3-2013: "Onderzoek naar verschillen in bekeringsgeschiedenissen bevindelijk gereformeerden".

U schreef onlangs een artikel getitteld: "Lerend ouderling mevrouw A. van H...." en daarin schreef u dat een vrouw op grond van Gods Woord niet publiek theologie mag leren. Dat kan ik in de Bijbel terugvinden. Maar hoe zit het met het wetenschappelijke onderzoek van mevrouw Martha Houweling uit Gouda naar oude en huidige bekeringen? Mag een vrouw dat wel doen op grond van de Bijbel? Hoe denkt u over de diagnose van mevrouw Houweling op grond van haar onderzoek?


Artikel-link:
http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/onderzoek_naar_verschillen_in_bekeringsgeschiedenissen_bevindelijk_gereformeerden_1_721110

-----------------------------------------------------------

Beste vraagsteller,

Hartelijk dank voor uw inzending. Uw vraag is een doordachte vraag, want er bestaat een duidelijk verschil tussen "leren" en "onderzoek plegen." Het behoort niet tot de roeping van een vrouw om theologie te leren, en van een publiek ambt is zij uitgesloten, maar een vrouw mag vanzelf wel geestelijk en/of wetenschappelijk onderzoek plegen binnen de kaders van haar bijbelse roeping. Onderzoek plegen is 'constateren op grond van de feiten', let wel: zonder aan de uitkomst van dat onderzoek een geestelijk waardeoordeel te geven. Ik denk dat het onderzoek van mevrouw Houweling in dat kader staat, hoewel zij met haar onderzoek niet in de publiciteit had moeten treden, aangezien dat in strijd is met de plaats en de roeping van de vrouw (1 Tim. 2:11-12).

Bij publicatie van zo'n onderzoek leert de praktijk bovendien dat er dikwijls grenzen worden overschreden, omdat bij de bespreking van dit soort studie's inhoudelijk ge-interpreteerd gaat worden en dat is in het geval van de studie van mevrouw Houweling een grens te ver en die grens is zomaar overschreden. Alleen al om dat laatste feit dienen we ons van dit soort vrouwelijke publicaties te distantiëren. Wat zij aankaart is ook oud nieuws, hoewel zeer weinigen het onderkennen.

Het behoort echter wel tot de roeping van iedere Christen om de Schriften te onderzoeken (Joh. 5:39) en ook om alle dingen te beproeven en het goede te behouden (1 Thess. 5:21). Van Schrift-onderzoek plegen zijn vrouwen vanzelf niet uitgesloten. Gelovige vrouwen mogen ook publiek getuigen van de hoop die in hen is, maar het is de vrouw niet geoorloofd om publiek te leren, noch een ambt te bekleden. In dat kader vallen ook publicaties op geestelijk gebied door vrouwen, met name als aan de uitslagen van die onderzoeken een geestelijke interpretatie wordt gegeven, want dan krijgt het onderzoek een lerend karakter en dat is de vrouw niet toegestaan, zoals we dat vanuit de Schrift hebben aangetoond in het artikel van mevrouw Van Hartingsveldt-Moree.

Als ik het goed begrepen heb, houdt mevrouw Houweling zich aan een objectief feitenonderzoek. Naar ik begrepen heb, velt zij geen inhoudelijk geestelijk oordeel welke bekeringen op grond van haar studie bijbels zijn en welke niet. Opzich is tegen zo'n objectieve studie niet veel bezwaar in te brengen, alleen bestaat het gevaar dat zij in de bespreking van haar studie met anderen zich wel op het leerterrein begeeft, zoals we reeds hebben aangegeven, en dat is de vrouw niet toegestaan.

Hetgeen mevrouw Houweling door haar onderzoek aan diversiteit van bekeringen aan het licht brengt, is echter volstrekt geen nieuws, tenminste niet voor Gods kinderen en knechten die enigermate geoefend zijn in de wegen des Heeren. Daar hebben zij ook geen wetenschappelijke studie voor nodig, omdat zij van God Zelf geleerd zijn. Het beproeven van de geesten of zij uit God zijn, behoort namelijk tot de roeping/gave van Gods ware kinderen en knechten (1 Joh. 4:1) en dan valt er in onze dagen heel veel af wat voor bekeerd moet doorgaan, en wat zich daarvoor uitgeeft. Nogmaals: daar hebben we de studie van mevrouw Houweling niet voor nodig, want die feiten zijn reeds openbaar, namelijk hoorbaar en zichtbaar.

Wat mevrouw Houweling constateert in haar studie, laat ik dus verder voor wat het is, omdat ik haar studie op grond van Gods Woord niet als bron van bespreking kan en wil gebruiken, want dat is -zoals gezegd- al een grens te ver. We hebben haar studie ook niet nodig om vast te stellen dat onder de huidige refo-bekeerlingen lang niet alles goud is wat er blinkt. Als de rechte geestelijke kennis ontbreekt en als het Woord schaars is, dan krijgen we kerken vol rijke-jongelingsbekeringen, waarvan de Heilige Geest bij monde van de wijze Salomo zegt: "Een geslacht, dat rein in zijn ogen is, en van zijn drek niet gewassen is", Spr. 30:12.

Al Gods kinderen worden bekeerd volgens de drieslag 'ellende, verlossing en dankbaarheid' en die drieslag is ook bijbels chronologisch, ook in de bevinding der zaken. De fase van ellendekennis door de Wet gaat aan de verlossing in Christus vooraf, want door de Wet is de kennis der zonde (Rom. 3:20b).

De dwaling van Karl Barth, dat je ook vanuit de dankbaarheid je ellende kan leren kennen, is op grond van de Schrift onmogelijk en dus verwerpelijk. Aangezien de vrijmaking geschiedt door de Zoon (Joh. 8:38), zullen we moeten weten waarvan we worden vrijgemaakt en waaruit we worden gered. Wat nodig is te weten om uit onze ellendestaat verlost te worden, leert ons de HC op grond van Gods Woord, namelijk, niet hoeveel, maar wel "hoe groot mijn zonde en ellende zij." Waarvan zouden we verlost moeten worden als we aan onze ellendestaat geen ontdekkende kennis hebben? Velen zijn al geestelijk genezen zonder ooit geestelijk doodziek en ziekdood te zijn geweest. Jesaja getuigt tegen dezulken: "Gij zijt vermoeid door uw grote reis, maar gij zegt niet: Het is buiten hoop; gij hebt het leven uwer hand gevonden, daarom wordt gij niet ziek."

Laten dezulken eens bij Hanna in de leer gaan, die zo kostelijk getuigt van de weg door het recht des Heeren: "De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen", 1 Sam. 2:6. Hieraan hebben de kleinen in de genade, ten spijt van de bestrijdingen ook enige zekere kennis, naar de mate des geloofs.

God de Vader is de Oorsprong der eeuwige verkiezing; de Heilige Geest is in het kader van het stuk der ellende de Eerste in werking (Joh. 16:8-11); de Zoon is de Eerste en de Laatste in het stuk der verlossing (Joh. 5:25) en Hij is ook de Alpha en de Omega in het stuk der dankbaarheid (1 Kor. 1:30). De Heilige Geest is voor Gods kinderen de Geest der heiligmaking (Rom. 1:4) en Hij is ook de Verzegelaar van de verlossing in Christus (Ef. 4:30). Gods ware volk kent ook de verzegeling met de Persoon des Heiligen Geestes (Ef. 1:13).

Welke getrouwde man of vrouw zal zijn trouwdag niet weten? Zo is het ook geestelijk. "Ik ben verzekerd dat noch dood, noch leven..." (Rom. 8:38); "Ik weet Wien ik geloofd heb" (2 Tim. 1:12); "Wij weten..." (1 Joh. 3:14) en deze dingen hebben onder ons volkomen zekerheid! (Luk. 1:1). Dat is geen vleselijke zekerheid, maar een zekerheid die steeds als opnieuw geboren wordt in de diepte van de geloofsbeproevingen en vast ligt in de onveranderlijke Verbonds-Jehova. Wie afwijkt van de leer van Christus, ook ten aanzien van de waarachtige wedergeboorte en bekering, heeft God niet (2 Joh. 1:9).

Degenen die voorwenden bekeerd te zijn; aan het H. Avondmaal deelnemen en geen kennis hebben aan de vier trappen der wet, nl.:

1. Ontdekking (Rom. 3:20)
2. Vervloeking (Gal. 3:10)
3. Verdoeming (Rom. 3:19)
4. Doding (Rom. 7:9 - Gal. 2:19a)

Die kunnen onmogelijk wedergeboren zijn, omdat de ellendekennis onder de Wet en de oude-mens-dood altijd aan de wedergeboorte voorafgaan, zoals Gods Woord en de bevinding der heiligen ons leren (o.a. Rom. 6:6 - Kol. 3:9). De wedergeboorte geschiedt niet procesmatig, maar ineens, op de stem van de Zone Gods (Joh. 5:21 - Joh. 5:25 - Joh. 8:36 - Rom. 4:17), door het Woord en de Geest der levendmaking (Joh. 6:63). De kennis der ellende is wel een doorgaande zaak in het leven der genade, maar dan geldt die kennis niet meer voor de oude mens met zijn dienstbare geest (Rom. 8:15), aangezien Gods ware volk de oude mens gestorven is (Gal. 2:19a) en bedeeld is met de Geest der aanneming tot kinderen, hoewel Gods kinderen vleselijk blijven tot hun laatste snik (Rom. 7:14). Als ons Leven Christus is, zullen we ook Galaten 2:19a kunnen aanwijzen en herkennen vanuit de geloofspraktijk der bevinding.

Wel kan er een stervensproces aan de dood van de oude mens voorafgaan, maar is een ziel der Wet gedood, dan is Christus de Eerste tot rechtvaardigmaking der ziel, want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft (Rom. 10:4). Dit is volstrekt geen wiskundig systeem, maar wel Gods orde van bekering. Paulus heeft niet om het gebod gevraagd, de Wet diende zich ongevraagd aan (Rom. 7:9) en Christus is hem ongevraagd geopenbaard tot zijn Gerechtigheid (Gal. 1:15-16). "Sion zal door recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid", Jes. 1:27.

Degenen die zonder het sterven der Wet, zonder de oude-mens-dood, zonder de vrijmaking des Zoons en zonder vergeving der zonden in de toepassing, dus buiten het recht om, spreken van een leven met God, reizen met een ingebeelde hemel ter helle. Dat is niet mijn oordeel, maar hetgeen Gods Woord ons leert, zoals dat o.a. duidelijk geleerd wordt omtrent het onderscheid tussen de wijze en de dwaze maagden. Wij zijn geen hartekenner en we hoeven de maat niet aan te leggen voor die of gene, want de Heere kent degenen die de Zijnen zijn, maar de mens openbaart zichzelf of het waar is of niet, want zijn/haar spraak maakt het wel openbaar en de vruchten wijzen het wel uit.

En als het waar is, dan kan enig geestelijk onderzoek wel lijden en als het niet kan lijden en als men nog wat af te nemen is, heeft men nooit iets wezenlijks gehad. Als de geesten worden beproefd en de toetssteen van het Woord wordt aangelegd, dan valt er in onze dagen heel wat door de mand van de schijnbekering. Gods ware volk daarentegen dient altijd bereid te zijn tot verantwoording aan een iegelijk, die rekenschap van hen afeist van de hoop die in hen is (1 Pet. 3:15). Als dat niet kan lijden, is er niet iets mis, maar alles.

Belijders die zich bekeerd achten en niet weten van de doorgang door de enge poort; niet weten van een geestelijke crisis (de dood van de oude mens); niet weten van een overzetting vanuit het rijk der duisternis in het rijk van Christus, die hebben ook geen kennis aan een geopenbaarde Christus in de toepassing van Gods beloften die in Christus ja en amen zijn. Dezulken weten van geen schuldvergeving; die weten niet van een verlossing van de heerschappij des duivels, en zijn nooit door Christus gegrepen in het oordeel van hun adambestaan tot rechtvaardigmaking des geloofs; dezulken kunnen wel de naam hebben dat zij leven, maar Christus zegt dat dezulken dood zijn (Openb. 3:1b).

Dezulken wordt heden nog toegeroepen:
"Doorzoek u zelf nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt! Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de dag van den toorn des HEEREN over ulieden nog niet komt", Zef. 1:1-2.

Geestelijk dode belijders hebben ook geen kennis aan hetgeen de Heilige Geest leert bij monde van Paulus in 2 Korinthe 4:11: "Want wij, die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus’ wil; opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden." Belijders die zich buiten het recht om inbeelden bekeerd te zijn, mijden de ergernis van het kruis waar zij maar kunnen, opdat zij niet vervolgd zouden worden en zij zijn niet zelden de oorzaak van christenvervolging, omdat zij de ware godsdienst bespottelijk maken, zoals de SGP-top dat doorlopend en profaan doet.

Er heerst in onze dagen, met name op geestelijk gebied, een abominabele babylonische spraakverwarring; een algemene en heersende onkunde, waaraan de huidige prediking zwaar debet is; zo zelfs, dat ook velen van Gods ware volk in de heersende dwalingen verstrikt zitten en van top tot teen betoverd zijn. Degenen die in en door Christus in de weg van recht verlost zijn; bij de genade volharden en in de leer van Christus blijven, komen echter niet in beweging door al die EO-bekeringen op het refo-kerkelijke erf, want die herkennen zij als het opkomende zaad op steenachtige plaatsen gezaaid, die geen wortel hebben in zichzelf. Die massa's tijdgelovigen met hun humanistische schijnbekeringen in onze dagen wekken dan ook geen jaloersheid op, maar brengen onder de schijn van liefde stinkende vruchten voort, zoals haat jegens de afsnijdende en bevrijdende leer van Christus en afgunst jegens Gods ware verzoende en getuigende volk, omdat zij wel aanvoelen dat zij de zielsnoodzakelijke heilstoepassing missen die Gods ware volk in Christus bezit, in de weg van schenking des Geestes en aanneming door het geloof.

Predikanten die niet aan de Wet gestorven zijn bezetten de huidige preekstoelen, maar zij kunnen de vrijmaking in en door Christus niet verklaren, en daarom groeit het halfverloste christendom met de dag, waarvan de belijders van achteren niet weten dat zij ook van voren dood zijn in zonden en misdaden, ten spijt van al hun schijnbewegingen in de rijke-jongelingsmarge. Aan predikanten die niet door recht verlost zijn, hebben we geen gebrek in onze dagen, aangezien de getrouwe Antipassen bitter weinig gevonden worden in onze dagen.

Beste inzender, ik hoef dat boek van mevrouw Houweling dus niet te lezen, want dat boek heb ik al even uit! Houd je aan het Boek der boeken, want dat is het profetische Woord dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de Morgenster opga in uw harten!

groet en zegen,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl