|
Vraag inzender:
Ik zat pas wat te googelen op het woord "zondeval" en toen kwam ik de volgende link van uw website tegen:
http://www.derokendevlaswiek.nl/2013_THEOLOGIE_PERSBERICHTENDRzo_WzovzoVLASTUIN_LOOCHENT_DE_ZONDEVAL.html
Onder deze link zijn zes onderwerpen ondergebracht: 1. Dr. W. van Vlastuin loochent de zondeval 2. Hersteld hervormde godslasteraar dr. W. van Vlastuin 3. Dr. W. van Vlastuin leert een valse christus 4. Dr. W. van Vlastuin contra bijbelse inspiratieleer 5. Biblicistische razernij van dr. W. van Vlastuin 6. De Naam Jezus bespot door ds. W. van Vlastuin
Ik heb alle zes artikelen gelezen en daaruit blijkt dat u een fervent voorvechter bent van de onfeilbaarheid van de Bijbel en van het sola Scriptura. Ik moet zeggen dat u de schriftkritische noten die dr. W. van Vlastuin ventileert, glorieus hebt weerlegd, tenminste naar mijn bescheiden mening. Toch blijkt de Bijbel niet foutloos te zijn. Handelingen 9:7 en Handelingen 22:9 zijn duidelijk met elkaar in strijd, ten spijt van de harmonisatie-pogingen van de Kanttekeningen in de Statenvertaling.
* Handelingen 9:7: "En de mannen, die met hem over weg reisden, stonden verbaasd, horende wel de stem, maar niemand ziende." * Handelingen 22:9: "En die met mij waren, zagen wel het licht, en werden zeer bevreesd; maar de stem Desgenen, Die tot mij sprak, hoorden zij niet."
In Hand. 9:7 hoorden degenen die met Saulus meereisden WEL de stem die tot Saulus sprak.
In Hand. 22:9 hoorden degenen die met Saulus meereisden NIET de stem die tot Saulus sprak.
Als u mij wilt antwoorden, neem ik geen genoegen met de mislukte harmonisatie-pogingen van de Kanttekeningen, want dan kunnen we alles op die manier gladstrijken. In beide teksten worden namelijk dezelfde grondwoorden gebruikt zowel t.a.v. ‘de stem' als t.a.v. ‘horen'.
Ik ben zeer benieuwd wat u hierop te zeggen hebt. Of gaat deze voor u "schriftkritische vraag" regelrecht de kliko in ?
Groet, Jan v. B.
-----------------------------------------------------
Geachte vriend Van B.,
U geeft zelf al aan dat uw vraag een Schriftkritische vraag is, aangedikt met het nodige sarcasme, en dat geeft al te kennen dat u niet gelooft in de onfeilbaarheid van Gods Woord. Dat is een ernstige zaak, want daardoor brengt u Gods absolute en onfeilbare Schriftgezag in discrediet en stelt u uw eigen ziel en zaligheid in gevaar. Daarin bent u niet de enige, want als zelfs HHK-docent, dr. W. van Vlastuin, allerhande Schriftkritiek ongecensureerd kan publiceren, zullen de kerken u zeker wel met rust laten. Houdt uw lofprijzing echter voor uzelf, want niet ik heb de Schriftkritiek van dr. Van Vlastuin "glorieus weerlegd", dat doet de Schrift zelf! Aangezien we allen naar de rechterstoel van Christus reizen, zult ook u uw Schriftkritiek moeten laten varen en u terstond tot God moeten bekeren! Omdat de zaak van God allesbeslissend is en Gods Woord onfeilbaar is, zal ik u te woord staan met het Woord onzes Gods.
Voor de duidelijkheid heb ik de DRV-link die u vermeldt, doorgelinkt naar de Klik hier link on top of the page, zodat de lezers zich ervan kunnen overtuigen wat er allemaal onder de zes titels geschreven is.
De tegenstelling die u opvoert uit Handelingen 9:7 en Handelingen 22:9, is volstrekt geen fout in Gods Woord, aangezien Gods Woord (wat de Hebreeuwse en Griekse grondtalen betreft) foutloos en onfeilbaar is, maar in Gods Woord komen we wel diverse schijnbare tegenstrijdigheden tegen. Ook in Hand. 9:7 en Hand. 22:9 is er sprake van een paradox, die echter geen tegenstrijdigheid is.
Ik geef u in 1 ding gelijk, namelijk dat wat de Kanttekeningen hierover suggereren, met hun verwijzing naar Johannes 12:29, inderdaad geen hout snijdt. De genoemde schijnbare tegenstrijdigheid is echter eenvoudig te verklaren, tenminste als we de Schriften laten spreken. Het is altijd en ook hierin vooral van belang dat we alle Schriftgegevens van de episode van Saulus op weg naar Damaskus in ogenschouw nemen. Dan zullen we niet alleen Hand. 9:7 en Hand. 22:9, maar ook Hand. 26:11-15 moeten vermelden, waar Paulus zich uitspreekt voor koning Agrippa, met o.a. de volgende woorden: "En door al de synagogen heb ik hen dikwijls gestraft, en gedwongen te lasteren; en boven mate tegen hen woedende, heb ik hen vervolgd, ook tot in de buiten landse steden. Waarover ook als ik naar Damaskus reisde, met macht en last, welk ik van de overpriesters had, zag ik, o koning, in het midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon, van den hemel mij en degenen, die met mij reisden, omschijnende. En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan. En ik zeide: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide: Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt."
In zijn eertijds vervolgde Paulus Gods volk tot buiten 's lands grenzen, en de volmacht daarvoor had hij van de hogepriester ontvangen, zoals dat geschreven staat in Hand. 26:12: "Waarover ook als ik naar Damaskus reisde, met macht en last, welk ik van de overpriesters had." In deze tekst wordt niet alleen gesproken van een last (2011 epitro'pe = volmacht), maar ook van macht (1849 exou'sia) hetwelk ziet op een juridische macht, een sterke arm, ongetwijfeld bestaande uit enkele Romeinse soldaten!
U vraagt wellicht, wat hebben die Romeinse soldaten te maken met de schijnbare tegenstrijd in Hand. 9:7 en Hand. 22:9?
ALLES!
In de eerste plaats is het van belang te weten dat het woord ‘horen' (a’kouoo) in het Grieks in verschillende naamvallen gebruikt wordt en verschillende betekenis heeft: 1. Horen in de zin van waarnemen DAT er wat gezegd wordt. 2. Horen in de zin van verstaan WAT er gezegd wordt.
Het Griekse woord voor "stem" in Handelingen 9:7 en 22:9 staat in verband met het werkwoord "horen". In Handelingen 9:7 staat in de uitdrukking 'de stem horen' het zelfstandig naamwoord 'stem' in de genetivus (iets horen van), terwijl in 22:9, 'zij hoorden niet de stem', de vierde naamval is gebruikt. Dit heft elke tegenstrijdigheid op. In Hand. 9:7 duidt 'horen' op het horen van een geluid, en in Hand. 22:9 duidt 'horen' op de betekenis of boodschap van de stem (die zij niet hoorden).
Simpel gezegd: In Hand. 9:7 horen de soldaten DAT (tweede naamval) er een stem spreekt, maar verstonden die niet. In Hand. 22:9 horen de soldaten de stem NIET, in de zin van WAT (vierde naamval) er gezegd wordt. Zij verstonden niet wat er gezegd wordt.
U ziet dat in beide teksten EXACT HETZELFDE gezegd wordt, alleen anders geformuleerd.
Vraag: Waarom verstonden de soldaten niet WAT de stem (Christus) tot Saulus sprak?
Antw.: Heel eenvoudig, omdat de stem (Christus) tot Saulus sprak in de Hebreeuwse taal (Hand. 26:14), en die taal verstonden de Romeinse soldaten niet.
Hiermee is uw Schriftkritische vraag door Gods Woord zelf genoegzaam weerlegd!
met heilbede,
GPPB.
PS. Zie ook "Paradox Hand. 9:7 & Hand 22:9", artikel II en III
|
|