|
Broeder, Marchel S. deed mij een Gezinsgids toekomen waarin hij wees op het volgende:
Aan diaken van de GG-in-Ned. te Elspeet, Bart Bolier, wordt in de Gezinsgids van 20 Februari 2014 het een en ander gevraagd omtrent het Heilig Avondmaal. In dat interview-artikel zegt Bolier over het aangaan of blijven zitten o.a. het volgende: "Natuurlijk mag iemand niet deelnemen als er geen kruimel geloof is in de beloften van God. Anderzijds heb ik mensen gekend die waardige avondmaalgangers zouden zijn, maar toch geen vrijmoedigheid hadden. Dat kan aanvechting, maar ook onkunde zijn. In het formulier wordt niet gevraagd of we gewisselijk geloven dat onze zonden vergeven zijn, maar of we de gewisse beloften van God geloven en de zaligheid buiten onszelf zoeken."
Aangezien Bart Bolier hier valsheid in geschriften pleegt, en het H.A.-formulier dingen laat zeggen die er niet in staan, zullen we om der waarheid wil zijn bedrog in dit bestek aan de dag leggen. In het verleden is Bolier al eens in een RD-artikel (26-06-2009) publiek naar buiten getreden met zijn "bekering", terwijl hij daarin beweerde nog "een open schuld" te hebben. Op dat RD-artikel hebben wij gereageerd op deze website dat ter inzage is via de Klik hier link on top of the page, of lees het volgende blok waarop het artikel uit 2009 te lezen is.
In mijn artikel getiteld: "BEKERING BART BOLIER" heb ik geschreven dat het bekeringverhaal van Bolier een wankel verhaal is, aangezien hij breed uitmeet hoe slecht hij geweest is, terwijl de verlossing in Christus achterwege blijft, aangezien hij nog een open schuld zegt te hebben: "Er zijn momenten geweest waarvan ik mag zeggen: toen was het geloof in beoefening. Maar op andere momenten ervaar ik dat de schuld nog openstaat", aldus Bolier in het RD-digitaal van 26-06-2009.
Even afgezien van het bizarre feit dat Bolier zijn ontdekkingsbiografie in de krant liet plaatsen, is hetgeen Bolier in het aangehaalde RD-citaat zegt volstrekt een valse bevinding (aangepraat of niet), aangezien al Gods kinderen naar de mate des geloofs de vrede met God kennen in de vergeving van al hun zonden in en door Christus, hoe fel bestreden zij ook moge worden en/of zijn. God bevestigt in het leven der Zijnen Zijn Eigen werk bij herhaling, namelijk, dat hun zonden vergeven zijn, zoals ook het H.A.-formulier dat bevestigt.
In zijn uitspraak in de Gezinsgids suggereert Bolier, dat in het H.A.-formulier "niet gevraagd wordt of we gewisselijk geloven dat onze zonden vergeven zijn, maar of we de gewisse beloften van God geloven en de zaligheid buiten onszelf zoeken."
Het kerkverband van Bolier houdt er kennelijk een aangepast H.A.-formulier opna, omdat hetgeen Bolier zegt nergens als zodanig in het aloude H.A.-formulier staat geschreven. Bolier suggereert bovendien dat het mogelijk is dat er kinderen van God zijn die het geloof in de vergeving der zonden nog missen en dat het geloof in de beloften Gods zonder het geloof in de vergeving der zonden kan bestaan. Hetgeen Bolier beweert is een van de bekende ketterijen der Afscheiding.
We kennen evenwel een ex-GGinN-broeder in BC, Kees. T., die in de afgelopen jaren van al die afschuwelijke dwalingen door God verlost is geworden, maar hij wordt veracht en verdacht, want "de dominee weet het veel beter, dan Gods Woord", zo luidt de ideologische belijdenis der GGinN-kerk aldaar. Ja, dat is de weg voor broeder Kees en voor al Gods ware volk, want zo de Meester verdacht, belasterd en vervolgd is geworden door de rechtzinnige Sanhedristen, zo ook Zijn volk!
Ten eerste moeten we zeggen dat de Afscheiding het geloof in de gewisse beloften Gods vervalst, zoals dat ook blijkt uit het verhaal van Bolier, aangezien er breed-afgescheiden geleerd wordt dat het geloof in de belofte de Belover en de vergeving der zonden nog doet missen. Dat is een ketterse en godslasterlijke dwaling. Ook al neemt men de woorden van het H.A.-formulier nog wel in de mond; de uitleg die eraan gegeven wordt komt voort uit de dood en eindigt in de dood. Diaken Bolier permitteert zich echter om het H.A.-formulier te vervalsen.
Gods Woord leert dat het geloof in de gewisse beloften Gods alleen in Christus ja-en-amen zijn, en alleen kunnen geloofd worden als ze uit de mond van de Belover zijn voortgekomen in de toepassing des harten. De beloften Gods in Christus zijn namelijk niet algemeen, maar geadresseerd, en degenen die in de gewisse beloften Gods geloven, kunnen verslag doen wat God tot hun ziel gesproken heeft, tot rechtvaardigmaking, tot heiligmaking, en tot geloof, namelijk in en door Christus. Bolier kan dat duidelijk niet. Volgens de Afscheiding sta je met het geloof in de beloften Gods nog niet op de Rots, maar dat geldt alleen het geloof der Afscheiding, maar niet voor het ware geloof, want de ziel die het ware geloof heeft, gelooft in Christus en heeft vrede met God.
In de Afscheiding worden de beloften Gods met losse stenen vergeleken, maar de Rots ligt dieper, zo zegt men. Ik ken die dwaalleer van haver to gort, maar degenen die Gods beloften als losse stenen kwalificeren, hebben nog NOOIT een gewisse belofte Gods ontvangen, laat staan in Hem gelooft. Ondertussen rekenen degenen met die ingebeelde lossen stenen zich al wel onder de wedergeborenen, maar Gods Woord leert dat je met heel die ingebeelde losse stenen-filosofie met een ingebeelde hemel ter helle reist, omdat de Parel van grote waarde gemist wordt in de toepassing.
In de tweede plaats moet gezegd worden dat de Aristoteliaanse inlegkunde die Bolier in zijn uitspraak bezigt, pure valsheid in geschriften is, aangezien het H.A.-formulier absoluut niet leert wat Bolier beweert.
Om de valse bewering van Bolier te weerleggen, laten we het H.A.-Formulier zelf aan het woord: "Ten tweede: laat ieder zijn hart onderzoeken of hij de betrouwbare belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn en dat de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigendom toegerekend en geschonken is. Ja, zo volkomen alsof hijzelf, in eigen persoon, voor al zijn zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht had."
Bolier beweert dus "dat er in het formulier niet gevraagd wordt of we gewisselijk geloven dat onze zonden vergeven zijn, maar of we de gewisse beloften van God geloven en de zaligheid buiten onszelf zoeken." Hetgeen Bolier beweert is dus valsheid in geschriften, geheel overeenkomstig de valse leer der Afscheiding. Het H.A.-formulier is een buitengewoon Schriftuurlijk geloofsformulier, waarin duidelijk geleerd wordt dat het Heilig Avondmaal alleen voor diegene is, "die de betrouwbare belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus VERGEVEN ZIJN en dat de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigendom toegerekend en geschonken is. Ja, zo volkomen alsof hijzelf, in eigen persoon, voor al zijn zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht had."
Het wordt Bolier en zijn afgescheiden medebelijders echter met de paplepel ingegoten dat Gods volk nog met een open schuld over de aarde gaat en dat de schuldvergeving alleen voor de zeldzame enkelingen is weggelegd. Dat in onze dagen zelfs Gods verzoende volk met een lampje nauwelijks te vinden is, doet niets af aan het feit dat al Gods kinderen geloven dat hun zonden vergeven zijn, omdat de Heere hen dat persoonlijk gezegd heeft door Woord en Geest in de diepte van hun verloren Adamsbestaan. Dat is juist hetgeen gemist wordt in het verhaal van Bolier en blijkens zijn verhaal in de Gezinsgids komt hij na vijf jaar opnieuw aandragen met zijn open schuld en dat maakt zijn verhaal definitief ongeloofwaardig.
Zielen die een open schuld voor God hebben gaan daaronder gebukt en zullen nooit in de publiciteit treden als zijnde "bekeerd", omdat een ziel die met een open schuld over de aarde gaat, geen woord kan uitbrengen, vanwege de benauwdheid der ziel en omdat zo'n ziel de vrede met God in en door Christus ten enenmale mist. Zielen met een open schuld voor God zijn niet wedergeboren! Het gaat in dit bestek echter niet over de staat van Bart Bolier, want de Heere kent degenen die de Zijnen zijn, maar dat neemt niet weg dat er in het halfverloste bekeringsverhaal van Bolier een fundamentele(!) kink in de kabel zit.
In de Afscheiding is men echter blij als er onder de openschuld belijders geen kracht is om te baren, want dat behoort juist tot de gedragscodes van deze beweging, aangezien doodgeboren kinderen geen tegengas geven binnen het commerciële kerkbedrijf der gekerstende ketterijen en om die reden mogen dezulken plaatsnemen in het voorgestoelte van de synagoge, zoals ook Bolier, en dezulken is geleerd dat zij hun geliefde kerkvaders, Comrie en Brakel boven alles dienen te vereren en in hun spreken te doen uitkomen dat ds. Kersten en ds. Mallan de Reformatoren in de leer een aantal lichtjaren voorbijgestreefd zijn.... Die afgoderij komt ook openbaar in het betoog van Bolier. Wijlen ome Jan van Noordenne zou tegen Bart Bolier zeggen, hetgeen hij ooit tegen ds. Nelis den Ouden gezegd heeft: "Heb jij niet een beetje teveel gist in je schoenen, jongen?"
Zowel in het DRV-artikel "Bekering Bart Bolier", als in dit artikel gaat het niet zozeer over de persoon Bolier, noch over zijn geestelijke staat, maar veelmeer over de inhoudelijke kant van zijn verhaal, namelijk de door hem gepromote open-schuld-leer der Afscheiding, waardoor zelfs kinderen Gods betoverd zijn, door te geloven dat zij nog een open schuld voor God hebben, terwijl zij kennis hebben aan de vergeving der zonden en daarvan getuigen, maar door de dwaalprediking der Afscheiding weer onder de wet geblazen worden, alsof zij nog met God verzoend moeten worden. Dat alles is een gevolg door de Aristoteliaanse ketterijen aldaar geleerd.
Als Bart Bolier zelf aangeeft geen kennis te hebben aan de vergeving der zonden, dan onderscheidt hij zich van Gods kinderen die soms menen een open schuld te hebben, zoals bij een oud-tante van mij, maar toch kunnen getuigen van de vergeving in Zijn bloed, terwijl dat bij Bolier gemist wordt. Ondertussen noemt Bolier zijn ontdekkingstraject en die open-schuld-ervaring wel "bekering" en hij schaamt zich niet om dat publiek te ventileren en na al die jaren schaamt hij zich nog steeds niet, want na vijf jaar treedt hij opnieuw met zijn open schuld-bekering in de publiciteit in de Gezinsgids.
Daarbij komt dat de arme man zich over het paard heeft laten tillen en in Zijn kerkverband is opgeklommen tot een diaken, terwijl Gods Woord zelfs verbiedt dat nieuwelingen in de genade een ambt bekleden (1 Tim. 3:6). Bolier is tevens als een soort leraar Israëls bevorderd, die de schoolblinden moet onderwijzen, terwijl Gods Woord leert dat degenen met een open schuld, dus de mens van nature, niet verstaan de dingen die des Geestes Gods zijn (1 Kor. 2:14) en met de blinden in de gracht zullen vallen. Christus zegt van dezulken: "Indien nu de blinde den blinde leidt, zo zullen zij beiden in den gracht vallen", Matth. 15:14.
Bolier zegt zelf -zelfs na zoveel jaren- dat hij niet weet waar zijn zonden gebleven zijn; hij zegt een open schuld te hebben, terwijl hij -blijkens zijn relaas in de Gezinsgids- zich toch in een kerkdienst door een orgelspel-regel uit gezang 174, nl. "...waar het bloed door U gestort, mij de bron des levens wordt", gedrongen voelt om zich ten dis te begeven. Bolier eet dus van twee walletjes, en als hij recht voor God wenst te staan, moet hij dus of het ene of het andere aanhangen/afzweren. We roepen vriend Bolier en allen die het betreft het volgende toe: 1. Is de Heere uw God, dient Hem en Hem alleen en zweer dan die zielsbedrieglijke open-schuld-leer af; 2. Is de ketterse afgescheiden open-schuld-leer uw god, zweer dan Christus af! Gij kunt niet God dienen en de mammon!
Het is echter een publiek geheim dat zo'n geestelijke ongesteldheid als Bolier -en velen met hem- ten beste geven, juist buitengewoon populair is binnen het afgescheiden refodom, want als alle open-schuld belijders voor bekeerd worden aangenomen, wie is er dan eigenlijk nog onbekeerd, aangezien alle mensen van nature met een open schuld lopen?
Aangezien het recht Gods pas gekend wordt in het kader van de vergeving der zonden, ofwel in het kader van de rechtvaardigmaking, zegt Bolier een open schuld te hebben, terwijl hij toch aanspraak maakt op het gestorte bloed van Christus. Als een trouw zoon der kerk spreekt hij liever overeenkomstig de leer der afgescheiden dwaallichten dan overeenkomstig en op grond van de leer van Christus. Bolier is te bestraffen, hoewel het kader van zijn kerkverband veelmeer te bestraffen is, maar het is alles overgegeven door de Heere Sebaoth, omdat men de Waarheid niet in liefde wil aannemen.
Het is mij bij de Heere vandaan bekend, dat God alle refokerken geslagen heeft met een kracht der dwaling, en dat mensen zoals Bolier -al zijn ze ook tien keer bekeerd- in der eeuwigheid niet te overtuigen zijn van de waarheid die in Christus is overeenkomstig Zijn leer. We zien het echter wel met lede ogen aan, maar het is een rechtvaardig oordeel Gods, omdat men niet gewild heeft dat Christus Koning is over de kerk en over de leer, omdat men -net als Rome- de kerk en de kerkleer hoger heeft staan dan Christus en Zijn leer. Het Goddelijke Anathema is dan ook niet meer af te wenden over dit ongelovige afgescheiden geslacht, hoewel we hierin niemand persoonlijk op het oog hebben.
We hebben het al meer gezegd, dat de afgescheiden kerken (afgescheiden van de Kerk der Reformatie, en dat betreft alle kerken) de Drie Formulieren van Enigheid hebben ingewisseld voor drie andere formulieren, namelijk Het RD, de Terdege en de Gezinsgids en men vaart liever met een ingebeelde hemel ter helle met het genoemde trio refo-commerciële roddel Revu's in de hand en in de mond, dan als een goddeloze met God verzoend te worden en door het ware geloof in de gewisse beloften Gods en de vergeving der zonden, door de toegerekende gerechtigheid van Christus, op de smalle weg ten hemel te reizen, waarop de reizende pelgrims uit alle talen, natiën en volkeren met aanbidding, eer en dankbare lofgezangen ten hemel reizen en met de dichter van Psalm 56:5 alleen in Christus roemen Die ons Zijne blijdschap, troost en bijstand geeft:
"Ik roem in God, ik prijs ‘t onfeilbaar Woord; Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord; ‘k Vertrouw op God door gene vrees gestoord; Wat sterv'ling zou mij schenden? Ik heb beloofd, wanneer G' in mijn ellenden Mij bijstand boodt, en ‘t onheil af zoudt wenden, Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden, Door ijver aangespoord."
GPPB.
|
|