TER INZAGE EERSTE ARTIKEL OVER DE PARADOX IN HAND. 9:7 & HAND. 22:9, KLIK OP DE KLIK HIER LINK
-----------------------------------------------------
|
|
Diverse inzendingen ontvangen als reactie op het artikel van de paradox in Handelingen 9:7 en Handelingen 22:9.
Voordat men dit artikel leest, is het van belang eerst het eerste artikel te lezen via de Klik hier link.
De inzenders die de eerste Schriftkritische inzender bijvallen (zie Klik hier link) en aan hun Schriftkritiek wensen vast te houden, verwijs ik naar het eerste artikel en op hun twistvragen gaan we verder niet in, aangezien zij razen omtrent Schriftkritische twistvragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen. Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij (1 Tim. 6:4-5).
Een andere inzender was van mening dat het niet horen van WAT de stem (Christus) tot Saulus zei, volgens hem wel sloeg op de verwijzing van de Kanttekeningen naar Johannes 12:29, maar dat is een illusie, aangezien er in Hand. 9:7 en in Hand. 22:9 duidelijk sprake is van het horen van een stemgeluid en niet van een donderslag, zoals dat wel uitdrukkelijk vermeld wordt in Johannes 12:29. De verwijzing van de Kanttekeningen naar Johannes 12:29 snijdt om die reden en om de volgende reden geen hout. Het is namelijk buitengewoon biblicistisch om de stem des Vaders in Johannes 12:28, in hetzelfde kader te plaatsen als de stem van Christus tot Saulus, aangezien de Vader in Joh. 12:28 sprak tot de Zoon, terwijl in Hand. 9:7 Christus sprak tot een gevallen mens, namelijk Saulus van Tarsen. Tot de onbekeerde Saulus werd niet in die Goddelijke onverstaanbaarheid gesproken als tot Christus in Joh. 12:28. Als God tot onbekeerde mensen spreekt, geschiedt dat altijd met een verstaanbare menselijke stem, zoals God o.a. ook sprak tot Kaïn, tot Laban en tot de Egyptische koning Abimelech, enz., zoals ook hier bij Saulus van Tarsen, hoewel het spreken Gods verschillende uitwerking kan hebben.
Ook staat in Hand. 26:14 duidelijk geschreven dat Christus tot Saulus sprak in de Hebreeuwse taal, die Saulus wel verstond, maar degenen die met hem reisden verstonden deze taal niet. Dat zegt zowel Hand. 9:7 als Hand. 22:9, hetgeen we reeds bewezen hebben in het vorige artikel omtrent deze paradox.
Diezelfde inzender meende dat de lieden die met Saulus meereisden dezelfde Joden waren als die Stefanus hebben gestenigd en geen Romeinse soldaten konden zijn, omdat de Romeinen -volgens hem- slechts de orde handhaafden en niet meededen aan christenvervolging, zoals Saulus die bedreef, mede omdat er veel Romeinse soldaten bekeerd waren, aldus de inzender. Die suggestie is echter ook een bizarre illusie en pure inlegkunde, aangezien Saulus tot in het buitenland de Christenen vervolgden, terwijl de Joden geen binnenlandse, laat staan buitenlandse jurisdiction hadden, vanwege de Romeinse overheersing. Daar komt bij dat de Joden toestemming van de Romeinse autoriteit nodig hadden om Joodse "wetsovertreders" ter dood te veroordelen, zoals dat ook uit de veroordeling van Christus blijkt, die in onze plaats is gaan staan -volk des Heeren- als zijnde de grootste Misdadiger in de toerekening!
Bovendien was er duidelijk wel sprake van Romeinse Christenvervolging, aangezien Christus door de Romeinse overheid werd gegeseld, namelijk door Pilatus (Joh. 19:1). Christus werd bovendien door de Romeinse soldaten bespot en Zijn klederen onder hen verdeeld en ook door Herodes werd Christus veracht en bespot (Luk. 23:11). Over Romeinse Christus- en Christenvervolging gesproken!
Daarbij komt dat het Sanhedrin (de overpriesters) in overleg met de Romeinse autoriteit, de beschikking hadden over een Romeinse wacht, om de tempel en het graf van Jezus te bewaken (Matth. 27:65) en dat verklaart ook de justitiële macht, waarvan Paulus spreekt in Hand. 26:12.
In Hand. 26:12 wordt namelijk uitdrukkelijk gesproken over een macht en een last, namelijk een juridische macht en een Sanhedristische volmacht. Die genoemde macht kan niet anders dan een Romeinse macht geweest zijn, aangezien de Romeinen de scepter over het toenmalige Palestina zwaaiden. Of de lieden die met Saulus meereisden naar Damascus gewapende Romeinse soldaten of Romeinse afgevaardigden zijn geweest, maakt geen verschil, aangezien het hier gaat om het feit dat degenen die met Saulus meereisden wel het stemgeluid hoorden, maar de Hebreeuwse taal waarin Christus tot Saulus sprak, niet verstonden. Door de Schrift zelf worden alle Schriftkritische stemmen tot zwijgen gebracht, maar dat hadden we al duidelijk gesteld in het eerste artikel over deze paradox, alle Schriftkritische spitsvondigheden ten spijt! Wat wel altijd opvalt, is, dat als het gaat over genoemde paradoxen (waarop de Schrifkritici zich storten, met het oogmerk om de onfeilbaarheid van Gods Woord te betwisten, zoals o.a. dr. W. van Vlastuin dat doet), we altijd veel meer reacties krijgen, dan als het gaat over de toepassing van het heil in Christus in het kader van de leer van Christus, want als er dan bijbelse zielevragen worden gesteld aan de reagerende letterknechten en hun gereformatoriseerde ketterijen worden weerlegd met en op grond van Gods Woord, is men ineens niet thuis, zoals dat o.a. blijkt uit de recente briefwisseling met dr. P. de Vries, want dan gaat men over tot een vroomklinkende doch geestesgestoorde strijd tegen vlees en bloed, dat het eigendom van Christus is. Over Christenvervolging gesproken!
GPPB.
|
|