BLOEDBRUILOFT ROOMS/GEREFORMEERDE REFO/NEPHILIM !
HOOGST ACTUELE KERKHISTORISCHE TIJDREDE VAN DR. H.F. KOHLBRUGGE  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje

Het christenvervolgende bloedbad-gevolg van een
vals oecumenische rooms/gereformeerde bruiloft,
ofwel de Refo-Nephilim van de valse verdraagzaamheid
& de vals oecumenische (leer/tucht)-tolerantie
waarvan alle refokerken bezwangerd zijn.
Zie ook gerelateerd document via de Klik hier link !


HOOGST ACTUELE KERKHISTORISCHE TIJDREDE VAN DR. H.F. KOHLBRUGGE OVER DE VALS-OECUMENISCHE ROOMS-GEREFORMEERDE BLOEDBRUILOFT, WAARVAN DE BARTHOLOMEUSNACHT HET GEVOLG WAS

Dr. H.F. Kohlbrugge

25 augustus 1872

Geliefden! laat ons te zamen lezen, wat wij geschreven vinden in het twaalfde hoofdstuk van de brief van de Apostel Paulus aan de Hebreën, en wel van het eerste tot en met het twaalfde vers.

"Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen alle last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen, de loopbaan die ons voorgesteld is. Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, dewelke voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en de schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God. Want aanmerkt dezen, die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen. Gij hebt nog tot de bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde. En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: mijn zoon! acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt. Want die de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijke zoon, die Hij aanneemt. Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen, want wat zoon is er, die de vader niet kastijdt? Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden, en niet zonen. Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij dan niet veel meer de Vader der geesten onderworpen zijn, en leven? Want genen hebben wel ons voor een korte tijd, naar dat het hun goed dacht, gekastijd; maar deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijn heiligheid zouden deelachtig worden. En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid degenen, die door dezelve geoefend zijn."

Geliefden! Gij hebt de apostolische woorden vernomen. Deze woorden hebben eeuw in eeuw uit de Kerk van Christus in haar lijden om des Heeren wil verkwikt en versterkt, bovenal dat heerlijke achtste vers: "Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden en geen zonen", want in dit vers hebben wij de kastijding, door de Heilige Geest Zelf aangewezen als een kenteken van het ware kindschap Gods, tot troost en bemoediging voor allen, die des Heeren zijn. En dan die heerlijke woorden uit vers 2: "Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God."

Geliefden! het is nu iets meer dan drie eeuwen geleden, dat de Gereformeerde Kerk (1 heilige, algemene Christelijke Kerk), om zo te zeggen met wortel en tak scheen uitgeroeid te zijn. Deze gruwel der verwoesting vond toen ter tijd plaats in Frankrijk, in Parijs, en het gehele volk des Heeren, dat toen leefde, werd er als het ware door verpletterd. De gereformeerde leer, dat wil zeggen, het ware, onvervalste woord des Heeren, had zich zeer snel uitgebreid in die tijden, zowel in de Nederlanden als in Zwitserland, vooral echter ook in Frankrijk, en de Heere Christus, de Koning van Zijn Kerk, verwekte in dat land een schare van helden, die Zijn volk vooruit gingen in de hete strijd, die toen ter tijd te strijden was tegen de Spanjaarden en tegen de Paus. Onder deze helden bevond zich de Admiraal Caspar de Coligny, wiens dochter Louise in later jaren de echtgenote van onze grote Willem de Zwijger, prins van Oranje-Nassau, werd, en de moeder van de beroemde prins Frederik Hendrik is geworden, en de grootmoeder van de heerlijke Louise Henriette van Oranje, die gehuwd was met de grote Keurvorst van Brandenburg. Van prins Willem, de grote Zwijger, en van de admiraal de Coligny stamt dus het gehele koninklijke en keizerlijke huis van Pruisen en Duitsland af, en ook de heerlijke Wilhelm de Eerste, de eerste protestantse Keizer van het thans zo machtige Duitsland, is een afstammeling van prins Willem van Oranje, de vader des vaderlands en van de edele admiraal de Coligny.

Deze beide grote mannen stelden alles in het werk om de toen zo zwaar verdrukte Nederlanden van het Spaanse juk te bevrijden, en zij kenden geen ander levensdoel dan steun en hulp te verlenen aan de arme Gereformeerden ook in Frankrijk, waar zij in groten getale leefden, en een uitgebreide partij vormden. Tot deze helden behoorden verder de jonge koning van Navarre, de latere koning Hendrik IV van Frankrijk, wiens moeder een tot God bekeerde vrouw was, Johanna of Jeanne d’Albret geheten; verder had men nog de heerlijke Condé en ontelbare edelen van de allereerste rang. Maar helaas! toen de Gereformeerden de schijnbaar welgegronde, maar nochtans ijdele hoop koesterden, dat ook de koning van Frankrijk, Karel IX, tot de kennis der waarheid zou komen, of althans, dat hij zijn koninklijke welwillendheid ook de protestanten zou schenken, toen broedde de hel plotseling een vreselijke zonde uit. Deze zonde bestond daarin: de roomse partij trachtte de jeugdige koning van Navarra te verbinden met Margaretha de Valois, de roomse zuster van de koning van Frankrijk. (Zo was haar naam en niet Elizabeth of Isabella. Elizabeth (Frans Isabelle) de Valois, haar oudere zuster was in 1568 (dus vier jaar vóór de tijd, waarvan hier gesproken wordt) reeds overleden en gehuwd geweest met Filips II van Spanje, de beul der Nederlanden. Deze Margaretha de Valois is wel te onderscheiden van haar grootmoeder, die dezelfde naam droeg maar reeds lang overleden was.

Deze gereformeerde jongeman moest alzo overgehaald worden om een roomse vrouw te nemen. Zijn moeder, die de Heere vreesde, verschrok eerst van dit plan en doorzag maar al te goed het gevaar dat de ziel van haar zoon door de uitvoering van dit snode plan zou lopen, maar de hel was te listig, zij bezweek, gaf toe en evenals Eva werd zij door de helse slang verleid om te eten van de vrucht des booms, die liefelijk was om te zien. Het kwam alzo tot een bruiloft, die ook werkelijk plaats greep en dit wel te Parijs op de 18e Augustus 1572. Deze bruiloft, die om de zes dagen later daarop volgende moordtonelen, de naam van bloedbruiloft in de geschiedenis draagt, zou eerst reeds in Mei hebben plaatsgevonden; zij moest echter uitgesteld worden omdat Jeanne d’Albret, de moeder van de bruidegom, geheel onverwachts kwam te sterven. Volgens vele geschiedschrijvers werd zij door de vijanden vergiftigd en dat wel door enig reukwerk of parfumeriën. Men vindt deze gehele geschiedenis zeer duidelijk en aanschouwelijk beschreven in het, aan vele van onze lezers zeker welbekende Groot Martelaarsboek en dat wel onder de rubriek 1572.

De gehele bloedbruiloft of Bartholomeusnacht en het geloof en de heldenmoed der slachtoffers wordt daar met de schoonste en heerlijkste kleuren beschreven, zodat geen oprecht gereformeerde, die bij ondervinding iets kent van de versmaadheid Christi, en voor wie het artikel: ik geloof de gemeenschap der heiligen, meer is dan een ijdele klank, zulks zonder ontroering zal kunnen lezen. Wij bevelen onze lezers ten hoogsten aan, die oude oorkonden nog eens na te lezen! Velen zullen dan met ons uitroepen, wat Luther zei toen hij de marteldood der eerste bloedgetuigen in Nederland vernam: wat zijn wij, kleine praters, vergeleken met deze grote daders des Woords?

De jonge koning bevond zich natuurlijk te Parijs en met hem een groot getal van edelen, zowel uit Frankrijk als uit Navarra en andere provinciën. Zij verkeerden in de grootste gerustheid, want zij koesterden allen de vaste, maar gelijk het later bleek, geheel ijdele hoop, dat de zuster des konings ook nog wel gereformeerd zou worden en dat de koning Karel er lichtelijk toe over zou zijn te halen, om de Gereformeerden gelijke rechten met de Roomsen te geven. Naar het zichtbare scheen deze bruiloft dus een zegen voor de Kerk van Jezus Christus te zullen worden. Maar de dwaling der Gereformeerden, die het gevolg was van een te goede mening, die zij zich van anderen vormden, bleek helaas! al te spoedig, want onder de leiding van de koningin-moeder van Frankrijk, Catharina de Medici en der hertogen van Guise, maakte de hel zich op de been en besloot men, de admiraal de Coligny door sluipmoord om het leven te laten brengen, en wist men al de aanvankelijke bezwaren, die de koning eerst tegen dit snode plan had, tot stilzwijgen te brengen en zijn toestemming te verkrijgen. De edele Coligny vermoedde niets kwaads ofschoon hij gewaarschuwd was, de andere edelen vermoedden evenmin iets, vertrouwende op het koninklijke woord van de snode Karel IX.

Toen echter de Coligny met enige andere heren van een audientie aan het hof huiswaarts keerde, werd er plotseling uit een venster een pistoolschot op hem gelost, waarop een tweede volgde. De admiraal werd aan de vinger en aan de arm gewond, en moest onmiddellijk naar huis worden gedragen en te bed gebracht. De koning stelde zich aan, alsof hij in toorn ontstoken was over deze daad, en in persoon bracht hij de admiraal een bezoek, vergezeld door zijn moeder, Catharina de Medicis en de helse Guise, en nu volgde natuurlijk de ene valsheid en huichelarij op de andere. Coligny echter, bewogen door de vreze Gods en de liefde tot zijn land en koning, wist deze laatsten enige ogenblikken alleen te spreken, en waarschuwde hem toen zeer getrouwelijk voor de gevaren, die hem boven het hoofd zweefden door de listige aanslagen van zijn moeder en de vorsten van Guise. Hij verzocht ook de koning, de man, die de pistoolschoten gelost had, niet te laten ombrengen, maar hem het leven te schenken.

De koningin-moeder wist echter spoedig uit haar zoon te krijgen, wat Coligny hem onder vier ogen had meegedeeld, en nu werd de 23e Augustus het leugennet gespannen, waardoor men de edele Coligny voorstelde, als een verrader van koning en vaderland, en ook de koning was spoedig omgepraat, en gaf zijn toestemming om niet alleen Coligny, maar ook met hem het gehele gereformeerde volk in Frankrijk om het leven te brengen. (Dit plan op zich zelf bestond reeds lang. Reeds zeven jaren vroeger (in 1565) was het beraamd en vastgesteld, en dat wel op de bekende samenkomst van Bayonne, waar Catharina de Medicis verscheidene maanden vertoefde in het gezelschap van haar schoonzoon, de Spaanse Koning Filips II, en van de bloeddorstige hertog van Alva. Men besloot daar aan de gehele Reformatie een eind te maken, door elk op zijn grondgebied -Catharina was toen regentes van Frankrijk- al de Gereformeerden om te laten brengen.
Alleen over het tijdstip, waarop dit snode plan ten uitvoer zou worden gebracht, kon men het niet eens worden.

Toen Filips het in 1567 in de Nederlanden begon te volvoeren, was men in Frankrijk nog niet gereed. Catharina wachtte tot in 1572, en toen de meeste Gereformeerden in Parijs waren, om aan de bruiloft van de jeugdige koning van Navarre luister bij te zetten, zag zij de kans veilig en sloeg zij haar slag, haar handen en die van haar zoon alzo voor tijd en eeuwigheid bevlekkende met het onschuldig vergoten bloed van ‘s konings trouwste onderdanen.

En dit geschiedde: in de nacht tussen 24 en 25 Augustus begon er plotseling op bevel van de koningin-moeder een klokje te kleppen, waarop spoedig het gebrom der grote stormklok volgde. Plotseling viel er een pistoolschot, en dat pistoolschot viel de koning en zijn moeder en vele anderen loodzwaar op het hart, want toen was er geen omkeren meer mogelijk. Allereerst viel de moordbende op Coligny’s huis aan, de wacht werd neergesabeld, en allen stormden Coligny’s slaapkamer binnen; toen sprak deze tot de jonge man, die hem met zijn degen wilde doorboren, vol kalmte en waardigheid: "gij zult mij toch van het leven kunnen beroven, voordat mijn ure gekomen is. Ik beveel mijn ziel aan de barmhartigheid des Heeren". Toen viel hij neer, doorboord door talrijke spiesen en degens. De hertog de Guise, zijn doodsvijand, stond beneden op de straat en riep luid tot de moordenaars naar boven: "is uw werk nog niet afgelopen? Werpt hem naar beneden". En ja! toen is het geschied, dat Coligny’s lichaam door het venster op de open straat is geworpen! De wrede Guise wiste hem daarop het bloed uit het gelaat, en toen hij hem herkend had, riep hij vol vreugde uit: "hij is het", en trad hem in het edele aangezicht! Daarop sneden de moordenaars hem hoofd en handen af, sleepten zijn deerlijk verminkt lichaam door de straten van Parijs, en hingen hem met de voeten omhoog aan de galg. Een menigte edelen, meer dan honderd in getal, die in het paleis het Louvre verzameld waren, werden daarna eveneens om het leven gebracht, en toen nam het vermoorden der gehele bevolking, voor zover zij gereformeerd was, een aanvang. Men begon in de voornaamste wijken der stad, huizen werden stormenderhand ingenomen en geplunderd, mannen en vrouwen vermoord, maar niet dan na de afgrijselijkste mishandelingen te hebben ondergaan. Niets en niemand werd gespaard, noch de zuigeling in de wieg, noch de oudste en eerbiedwaardigste grijsaards; alles wat gereformeerd was werd meedogenloos vermoord.

Sommigen zeggen, dat er in die éne nacht en de drie volgende dagen twee duizend, anderen, dat er meer dan vier duizend mensen in Parijs alleen om het leven zijn gebracht, en toen de moord zich verder door de steden en vlekken van Frankrijk uitbreidde, beliep het aantal spoedig honderdduizend. Coligny’s hoofd werd naar Rome gezonden, waar men een luid Te Deum, of danklied aanhief voor deze overwinning. Zo juichte de hel, maar al het volk des Heeren weende, en zelfs de grote Oranjevorst, Willem I, ontzonk de moed. O het was een vreselijke geschiedenis, een echt werk van de vorst der duisternis! De rampzalige koning Karel IX schoot zelf op zijn eigen onderdanen: maar de Heere wist hem wel te vinden, en toen hij zelf kwam te sterven, nog geen twee jaar later, drong het bloed hem door alle openingen van huid en lichaam, en verlaten en eenzaam werd hij gevonden, badende in zijn bloed. (Een zeer beroemd geschiedschrijver verhaalt, dat de enige, die bij hem bleef, de bejaarde vrouw was, die hem in zijn krankheid had verpleegd. Vol onrust en doodsangst meende hij overal bloed te zien, en jammerende riep hij uit: "Ik zie niets dan bloed, ik smaak het, ik ruik het." En toen vroeg hij aan die eenvoudige vrouw, die de gereformeerde leer beleed, en aan het bloedbad van 1572 ontsnapt was: zou er nog redding mogelijk zijn? Deze vrouw gaf hem daarop dit heerlijke antwoord: "Indien gij uw hoop en uw vertrouwen kunt stellen, geheel en alleen op de verdiensten en de gerechtigheid van de enige Middelaar Jezus Christus, zo zal de Heere u niet minder genadig zijn dan hun, wier onschuldig bloed u benauwt!" Maar het is daar bij de Koning niet toe gekomen, en hij is ellendig gestorven. Hoeveel beter verstond deze eenvoudige vrouw wat genade is, dan velen in onze dagen, die van Gods bloedgetuigen uit durven spreken, dat de Heere geen welbehagen in hen heeft, en dat hun lichamen gevallen zijn in de woestijn!

Dit alles gebeurde iets meer dan drie honderd jaren geleden op de 24 en 25 augustus. Het was een helse daad, de hel juichte, want zij meende de overwinning behaald te hebben, maar tot heden zingen zij des Heeren lof, met alle cherubijnen en serafijnen, met alle in de Heere kalm ontslapen martelaren. En tot op de huidige dag heeft God Zijn Kerk behouden, die nooit of nimmer heil bij mensen vond. De Lutherse vorsten lieten Willem van Oranje, Coligny en al de overige Gereformeerde vorsten en edelen altoos in geldverlegenheid zitten, opdat zij geen soldaten te velde zouden kunnen brengen, en zo handelden zij zeer trouweloos tegen hun broeders en geloofsgenoten.

Wat zou de Heere God nu doen? Aanstonds een engel sturen om die vreselijke Catharina de Medicis en haar zoon Karel IX dood te slaan? Dat is gewoonlijk des Heeren handelwijze niet. Hij is traag tot toorn, Hij heeft geduld met de mensen, Hij regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Hij zendt Zijn Woord, en dat zal het oordeel uitspreken. Maar God heeft de goddeloze koningsmoeder van Frankrijk even goed weten te vinden als haar rampzalige zoon, en de meedogenloze hertog de Guise. Maar toch is Hij nog lankmoedig over hen geweest, en heeft hen nog langer of korter in het heden der genade gelaten. Maar weet gij wanneer de Heere niet draalt, maar Zich haastig opmaakt? Het is dan, wanneer Zijn volk de hand aan de wereld rijkt, en dan is het immers louter barmhartigheid, dat de Heere komt en de handen afhakt, die naar de wereld grijpen, want het is toch veel beter met één hand of zonder handen ten leven in te gaan, dan beide handen hebbende, geworpen te worden in de hel. Het bloed der Franse martelaren, mijn geliefden! het is vergoten, maar dit bloed roept nog tot op de huidige dag, dat bloed is gewroken en het zal nog gewroken worden, maar nog luider dan dat bloed roept het bloed van de Heere Jezus Christus, het Lam Gods, opdat nog binnen gebracht moge worden, wat de Heere redden wil, opdat ze nog allen uit de wereld verzameld mogen worden, die de Heere daaruit nog verzamelen en bekeren wil. Maar dit éne sta bij ons vast: geen bruiloft met de wereld, geen gemeenschap met de vorst der duisternis!

Lieten in die tijd zo vele dierbare kinderen Gods zich door de wereldse pracht en grootheid betoveren, dat was de zonde die toen gepleegd was, de zonde, die ook ons zo lichtelijk omringt, een zonde, die ons mensen traag en zorgeloos maakt, en ons in slaap doet vallen, zodat de duivel ons, eer wij het weten daarheen zou brengen, waar hij ons hebben wil, indien niet de Heere tussenbeide treedt en ons een gevoelige slag toebrengt. Zie! dat is de wijze, waarop de Heere Zijn volk wakker houdt, opdat Zijn volk lere, de zonde te haten en te schuwen. Schijnbaar had de duivel, nu drie eeuwen geleden, de gehele Gereformeerde kerk van Frankrijk uitgeroeid, maar de Heere had wat anders voor, toen Hij dat alles toeliet: er ontstond tussen roomsen en Gereformeerden een brede kloof, en over deze kloof is tot op de huidige dag niet gelukt blijvende bruggen te slaan, waar door Gods volk bij het Lam Gods blijft en dat volgt, waar het ook heen gaat, door bezaaide, zowel als door onbezaaide landen. Ja! het scheen wel een diepe schande voor de heerlijke en machtige Coligny te zijn, dat hij zo door de straten van Parijs werd gesleept, en dat zijn deerlijk verminkt lichaam met de voeten naar boven aan de galg werd gehecht, maar de apostel Petrus is ook met het hoofd naar beneden gekruisigd, en onze lieve Heere Jezus Christus werd ook aan een schandhout gehecht.

En de schande, die zijn bloedgetuigen moesten ondergaan was toch nog niets, vergeleken met die schande, waarvan wij in Hebreën 12 vers 2 lezen, dat de Heere Jezus ze om onzent wil veracht heeft. Waar nu de Heere Zelf zulk een grote kloof, zulk een scheiding maakt, daar hebben allen die de erenaam van Gereformeerden dragen wel toe te zien, dat zij het kleinood, dat de Heere hun heeft toevertrouwd, ook behouden. Hun aantal is wel zeer gering, maar, als men eens ging tellen, dan zou het misschien toch blijken, dat zij talrijker en machtiger zijn, dan iemand vermoedt. Ziet gij nu geliefden! zo scheen de slag in 1572 verloren te zijn, en toch was zij in werkelijkheid gewonnen. Maar in deze zaak heeft een iegelijk wel toe te zien, wie hij vertrouwen kan of niet; en vervloekt is een iegelijk, die vlees tot zijn arm neemt en op mensen vertrouwt. De duivel heeft altoos een of ander lokaas bij de hand, en hij is altijd bezig allerlei boze stukken uit te broeden. Dat heeft hij ook in uw midden dikwijls beproefd, geliefden! maar gij hebt een leraar, die zelf menigmaal in zijn leven getrouwelijk door de Heere is gekastijd, en die zó geleerd heeft, wat de duivel voorheeft, als hij met het een of andere lokaas tot ons komt. Zo heeft uw leraar ook geleerd de duivel al zijn schone verlokselen voor de voeten neer te werpen en te spreken: "gij vijand! wat zoudt gij mij geven? alle koninkrijken der aarde en hun heerlijkheid? en gij bezit eigenlijk niets ter wereld, al praalt gij met zo veel! Maar van onze Heere Jezus Christus, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, staat geschreven: Hij zit ter rechterhand Gods! breek die eens één tand uit, als gij kunt o duivel! Hij zal ook wel op Zijn troon blijven en regeren, en Hij zal ook wel bij Zijn arm volk blijven en hun leren zich onbesmet te bewaren van de wereld.

De wereld duldt geen bestraffing, en daarom kan zij ook dat volk niet uitstaan, dat zo door de Heere geleid en geheiligd wordt, dat het met de wereld niet mee kan doen, maar de wereld moet bestraffen; dit nu laat de wereld niet toe, want zij wil een weg naar de hemel hebben, waarop zij doen en laten kan, wat zij wil, en daarenboven dan de armen en ellendigen van de Heere Jezus vervolgen en verdrukken.

De duivel is een verleider, en ik herhaal het, geliefden! overal en altoos verstaat hij het, zijn lokaas uit te werpen. Daarom klem u vast aan het Lam en zie op Zijn bloed, dat vergoten is, en zou dan ook ons bloed nog eenmaal vergoten moeten worden, welaan dan! zo zouden wij het beeld van de Zoon nog meer gelijkvormig worden. Al moest de weg ook door allerlei leed en smarten heen, welaan dan! zo zullen ook wij toch maar gegeseld worden, opdat wij met de wereld niet omkomen.

Ten slotte weet de Heere ons toch alles tot niets en ijdelheid te maken; en blijve dit de laatste gedachte van onze harten: mijn God! met u ben ik niet bedrogen uit gekomen, hoewel ik u vaak mistrouwd heb, en gemeend heb, dat gij mij niet wildet verhoren: Gij hebt mij niet begeven noch verlaten.

Amen.


ZIE OOK: http://www.derokendevlaswiek.com/


http://www.derokendevlaswiek.nl