DS. C.J. MEEUSE IN DE BRES VOOR BELIJDENIS DOEN/VAN/HISTORISCH/GELOOF
DS. C.J. MEEUSE IN DE BRES VOOR BELIJDENIS DOEN VAN HISTORISCH GELOOF  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje

DS. C.J. MEEUSE (GG) IN DE DOPERSE BRES VOOR HET DOEN VAN BELIJDENIS VAN EEN HISTORISCH GELOOF EN EEN ONGECENSUREERD "NEUTRAAL" KERKELIJK RECHT TOT HET HEILIG AVONDMAAL, TERWIJL BELIJDENIS DOEN ALLEEN BIJBELS GELDIG IS VAN EEN WAAR ZALIGMAKEND GELOOF EN HET KERKELIJKE RECHT GETOETST DIENT TE WORDEN AAN HET GODDELIJKE RECHT, AANGEZIEN HET HEILIG AVONDMAAL ALLEEN IS INGESTELD VOOR GODS WARE VOLK.

Zie ook artikelen over belijdenis doen in volgende blokken


-------------------------------------------------------------

Zelfonderzoek belijdeniscatechisanten noodzakelijk
REFDAG 16-04-2015 12:27 | ds. C. J. Meeuse

Prof. dr. Op 't Hof tekent een onjuist beeld van de belijdenispraktijk in de Gereformeerde Gemeenten, betoogt ds. C. J. Meeuse.

Bronlink:
http://www.refdag.nl/opinie/zelfonderzoek_belijdeniscatechisanten_noodzakelijk_1_905545

--------------------------------------------------------

Meeuse: Als doopleden niet gemaand worden om openbare belijdenis af te leggen, dreigt men de klem van Gods roepstem te verzwakken. De Heere vraagt nadrukkelijk het hart van onze jongeren en de klem van Zijn rechtmatige vragen moeten we niet wegredeneren. "De Heere mocht het moeilijk, ja onmogelijk maken om geen belijdenis te doen. Hij is het waard en wij zijn het ook verplicht om Hem oprecht te zoeken", zo beëindigde ik in 2001 mijn brochure "Waarom naar de belijdeniscatechisatie?" En in de belijdenisdienst lezen we altijd artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de schuldige plicht van ieder om zich bij de kerk te voegen. Het lijkt erop dat prof. Op 't Hof mensen hun leven lang dooplid wil laten blijven.

GPPB.: Ds. Meeuse reageert op de afscheidsrede van dr. Op ‘t Hof als een gebeten hond (Zie artikel via Klik hier link). In de eerste plaats loopt Op ‘t Hof ver achter de feiten aan en in de tweede plaats gaat ds. Meeuse zelf mank aan hetgeen hij Op ‘t Hof verwijt. Op ‘t Hof tekent in ieder geval wel een juist beeld van de belijdenispraktijk van de GG (hetgeen ook geldt voor de HHK), maar Meeuse ontkent dat koste wat het kost en komt openbaar als een dopers kerkdienaar, die meer om zijn wassenbeelden-kerk geeft dan om het Goddelijke gezag van Gods Woord. De brochure "Waarom naar de belijdeniscatechisatie?" van ds. Meeuse is volbloed dopers, aangezien hij daarin dopers dwangmatig is jegens belijdenis doen. Bovendien spreekt Artikel 28 niet over de kerk in het algemeen, zoals Meeuse wel suggereert, maar over de WARE kerk, hetgeen onmogelijk slaat op de Ger. Gem., aangezien de afgescheiden kerken geen deel uitmaken van de planting Gods, namelijk, de kerk der Reformatie; zich afgescheiden hebben van de planting Gods en ook van de leer der Reformatie (de rechtvaardiging van de goddeloze), en derhalve niet als "de ware kerk" kunnen worden geclassificeerd. Hetgeen ds. Meeuse Op ‘t Hof verwijt in de laatste zin van bovenstaande citaat, is bizar onnozel, aangezien Meeuse hiermee de suggestie wekt alsof God geen mensen meer bekeert (is een trend in de afscheiding). Waarop dr. Op ‘t Hof doelt, is: eerst bekering en daarna belijdenis doen, hetgeen volledig bijbels is, maar dan wel met een censuur-eis binnen zijn eigen ongeldige kerkverband, hetgeen Op 't Hof schandelijk nalaat!

Meeuse: Doopleden zijn echter onmondig in de kerk. Ze hebben niet voldoende kennis van de leer of stemmen er niet van harte mee in. Moeten ze dan blijvend in hun ouders gerekend worden? Ze zullen tot een hartelijke instemming met het jawoord van hun ouders moeten komen, willen ze de band met de kerk niet verbreken.

GPPB.: Meeuse leert fabels, aangezien de belijdende GG-schare net zo onkundig is van God en goddelijke zaken als een kip onkundig is van spruitenplukken. Bovendien, instemmen met de valse leer van de GG doen Gods ware kinderen niet, alleen hypocrieten en blinde leidslieden. Meeuse bedient zich ruim van suggestieven, aangezien dr. Op ‘t Hof niet suggereert hetgeen Meeuse hem verwijt. Verbondskinderen die geen belijdenis doen, omdat zij niet bekeerd zijn, worden niet blijvend in hun ouders gerekend, aangezien elk mens voor God staat en niet voor ouders. Tussen het ‘geen belijdenis doen' en ‘de breuk met de kerk', zet Meeuse een is-gelijk-teken, en daarmee bewijst hij dat belijdenis doen dwangmatig is opgelegd binnen de GG. Instemmen met het ja-woord van de ouders is waarachtige bekering vereist en geen afleggen van een papieren belijdenis zonder waar geloof, aangezien men zonder waar geloof God niet kan behagen. Het is te bizar voor woorden hoe dopers Meeuse zich hier opnieuw openbaart, hetgeen geldt voor alle afgescheiden leraars, inclusief de PKN- en de HHK-leraars, aangezien zij allen dezelfde dwangmatige belijdenis-ceremonie voorstaan van papieren leden, de achteraf-kritiek van dr. Op ‘t Hof ten spijt.

Meeuse: Graag zou ik prof. Op 't Hof willen vragen of men doopleden een kind ten doop kan laten houden. Wat is de waarde dan van hun jawoord? Is dit geen belijdenis?

GPPB.: Meeuse suggereert dat dopen gegrond is op het ja-woord der ouders, hetgeen volbloed dopers is. Als ouders doopleden zijn die geen belijdenis hebben afgelegd, moeten hun kinderen gedoopt worden, omdat hun kinderen verbondskinderen zijn en niet omdat hun ouders hun ja-woord geven. Het ja-woord der ouders heeft met de doop in Gods drie-enige Naam opzich genomen, niets uit te staan. Het ja-woord betreft alleen de opvoeding overeenkomstig de voorzijde leer. Doopouders kunnen alleen gecensureerd worden als zij hun ja-woord niet nakomen, maar de doop voor verbondskinderen staat nooit onder censuur, omdat de doop van God uitgaat!

Meeuse: Het lijkt me een ernstige uitholling van de doopsbediening als doopouders zelf onmondig dooplid zijn.

GPPB.: Waar haalt Meeuse de term "onmondig dooplid" vandaan? Ieder mens staat voor God en ook niet-belijdende doopleden zijn censurabel als zij zich komen te ontgaan.

Meeuse: Wat het tweede betreft, meent prof. Op 't Hof dat de band tussen het afleggen van de belijdenis en de toelating tot het heilig avondmaal in de Gereformeerde Gemeenten niet meer aan de orde is. Hij vergist zich. Er zullen best wel citaten te vinden zijn die hier geen melding van maken, maar over het algemeen wordt in lijn met het oude gereformeerde belijden geleerd dat men door de geloofsbelijdenis een kerkelijk recht krijgt tot het heilig avondmaal. Ik wil nogmaals verwijzen naar mijn breed verbreide brochure.

GPPB.: Op ‘t Hof heeft hierin volkomen gelijk, aangezien belijdenis doen in de GG, geen geloofsbelijdenis genoemd kan worden vanwege het feit dat belijdenis-catechisanten binnen de GG gedwongen worden tot het doen van belijdenis van een historisch geloof, hetgeen geen enkele bijbelse waarde heeft (zie ook artikelen in volgende blokken). De kritiek van Op ‘t Hof geldt ook zijn eigen kerkverband (HHK). Dat Op ‘t Hof met zijn kritiek ver achter de feiten aanloopt, is reeds gezegd in het vorige artikel (held op sokken). Het zogenaamde kerkelijke recht tot het heilig avondmaal moet volledig overeenstemmen met het Goddelijke recht om tot het Heilig Avondmaal toe te treden. Dat is juist wat dr. Op ‘t Hof onderstreept en door Meeuse subtiel wordt ontkend. De vingerwijzing die Meeuse maakt naar zijn brochure staat derhalve gelijk aan de verdorde arm van koning Jerobeam (1 Kon. 13:4).

Meeuse: Prof. Op 't Hof lijkt de vanzelfsprekende koppeling vast te willen houden en een wereldse avondmaalsviering te willen voorkomen door alleen wedergeboren catechisanten belijdenis te laten doen. Maar dreigt hij niet in labadistisch vaarwater te komen als hij denkt dit te kunnen onderzoeken?

GPPB.: Het op Gods Woord gegronde H.A.-formulier zegt duidelijk dat het H.A. alleen voor Gods kinderen is ingesteld, omdat alleen zij de dood des Heeren kunnen gedenken. Meeuse zwaait hier in paniek met de bloedvlag van Jean de Labadie, omdat in zijn eigen kerkverband alleen maar ongecensureerde hypocrieten aan het H.A. deelnemen die Christus niet kennen en in het veronderstelde revalidatie-centrum van dr. Habitus verkeren.

Meeuse: Liever houden we hier overeind wat de Heidelbergse Catechismus en het avondmaalsformulier leren over het noodzakelijke zelfonderzoek.

GPPB.: Meeuse zet tussen het bijbelse zelfonderzoek (Zef. 2:1) en de GG-legalisatie van de comriaanse schijngeboorte een is-gelijk-teken, aangezien de comriaanse schijngeboorte binnen de Afscheiding met democratische meerderheid van stemmen zaligmakend is verklaard en ongecensureerd voorteet gelijk de kanker.

Meeuse: Het kan evenwel zo zijn dat je het niet na kon laten belijdenis te doen, maar toch, na zelfonderzoek, bevreesd bent je een oordeel te eten of te drinken. Het kerkelijk recht valt niet automatisch samen met het goddelijk recht. Aan de andere zijde moeten we ons ook wachten voor een goedkeuring van de onbekeerde staat van belijdende leden en daarmee van het belijdenis doen van een historisch geloof. De Heere vraagt meer. Zo blijft de noodzaak van zelfbeproeving."

GPPB.: Meeuse maakt van belijdenis doen een ordinair komediespelletje, aangezien hij aan het kerkelijke recht een neutrale invulling geeft op grond van het belijdenis doen van een historisch geloof, alsof het kerkelijke recht niet getoetst hoeft te worden aan het Goddelijke recht. Meeuse geeft zelf toe dat belijdenis doen van een historisch geloof de algehele trend is binnen de Afscheiding, hetgeen bijbels gezien volstrekt verwerpelijk is. Meeuse gooit alles op de hoop van de veronderstelde zelfbeproeving, om de bijbelse tucht te omzeilen, want als de bijbelse tucht zou worden gehanteerd op de ten Avondmaal schrijdende belijdende GG-massa, dan zouden de H.A. tafels leeg blijven en de GG leeglopen. De doperse retoriek van ds. Meeuse omtrent belijdenis doen en H.A. binnen zijn eigengemaakte kerkverband komt slechts voort uit vleselijk eigenbelang om de emerituskas te spekken? Het heeft er alles van weg, want als men de papieren belijdende GG-massa het kerkelijke H.A.-recht ontzegt, komt men naakt en tractementloos aan de dijk te staan, en dat buiten-de-legerplaatse leven vindt men te schandelijk voor de kerkelijke witteboorden-elite... want zulk een 'mensonwaardig' leven is alleen voor de sekte van Jezus de Nazarener bestemd !

BELIJDENIS DOEN?  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Wat is belijdenis doen?

Doen degenen die belijdenis afleggen, belijdenis van hét geloof of van hun geloof, of beiden?

Uit: DRV-Archief 2004-2007

Laten we duidelijk zijn. Belijdenis doen van hét geloof, dus alleen van de leer, komt in de Bijbel niet voor als zijnde een toegang tot het Heilig Avondmaal. Dat leert de Heidelbergse Catechismus ook niet. Bij de Moorman zien we dat hij, op de vraag van Filippus: "Indien gij van ganser harte gelooft zo is het geoorloofd", gelóófsbelijdenis doet, namelijk dat Jezus de Zoon van God is, ook voor hem persoonlijk! De Moorman deed echt geen belijdenis van een historieël geloof, maar van het zaligmakend geloof.

Velen suggereren dat belijdenis afleggen van het zaligmakende geloof Labadistisch is, want -zo zeggen zij- Jean de Labadie wilde een kerk met alleen ware gelovigen. Dat wilde De Labadie inderdaad, maar dat wil niet zeggen dat men dan om dié reden het recht heeft om belijdenis des geloofs te verlagen tot een 'belijdenis doen van de waarheid'. Is belijdenis doen door het geloof Labadistisch? Dat te denken en te leren is volstrekt lasterlijk !

Met het doen van belijdenis krijgt de belijder volgens het huidige kerkstelsel een kerkelijke recht tot het Heilig Avondmaal. Daar is opzich niet zoveel mis mee, maar dan moet de kerk wel leren dat de belijder een ware gelovige dient te zijn en daarop onderzocht dient te worden. Dat de kerk niet over harten kan oordelen, is zeker waar, maar dat neemt niet weg dat de waarheid recht overeind blijft staan dat het Heilig Avondmaal alleen en uitsluitend voor de ware gelovigen verordineerd is en dat kerk de dure roeping heeft om de geesten te beproeven of zij uit God zijn.
Vele rechtzinnige predikers leren echter: "Belijdenis doen, is niet verklaren dát je gelooft, maar verklaren wát je gelooft."

Ja, huichelaars kweken met een dood geloof, dan heeft men het blijkbaar naar de zin, maar o wee als je God vreest, en o wee als je de kerkelijke leidslieden aanspreekt op deze dode, verotte belijdenisvisie.
Dezulken brengen namelijk een scheiding teweeg tussen het geloof in Christus en het geloof in de leer van Christus. Stel dat dat mogelijk is, dan kan de duivel ook belijdenis doen, want de duivel gelooft ook de leer van Christus, maar hij siddert!

Als men beweert dat belijdenis doen niéts zegt van de belijder, dan kan men ook wel een ingesproken geluidsband voor in de kerk afdraaien die steeds het ja-woord repeteert en dan mag volgens die redenering zelfs de paus in onze kerken belijdenis doen. Als Gods Woord leert dat Gods kinderen en knechten de geesten moeten beproeven of zij uit God zijn, zijn degenen die belijdenis willen doen daarvan niet uitgesloten. Dat het gros kerkenraden hun onderzoek beperken tot het overhoren van catechisatievragen en daarbij een vermanend vingertje opsteken, ontslaat hen dat niet van de plicht om belijdeniscatechisanten persoonlijk te onderzoeken of zij het zaligmakend geloof hebben.

Dat de kerk hierin feilbaar is, stem ik volmondig toe, er is altijd kaf onder het koren en dat kan nooit voorkomen worden, maar omdát de kerk feilbaar is, mag om die reden het persoonlijk onderzoek niet nagelaten worden. Kerkenraden en predikanten die dat onderzoek nalaten, geven wel blijk van hun eigen onbekeerlijkheid. In onze dagen houdt men echter het kaf voor koren en het koren voor kaf. Als de jeugd trouw naar de kerk komt, wordt rustig gezegd dat dit een grote zegen is, maar of ze zich bekeren, bekommert men zich niet. Die oudste zoon uit de gelijkenis van de verloren zoon was een trouw kerkganger en hij kon altijd zijn catechisatievragen uit zijn hoofd opzeggen. Ja, zulke oppassende jongelingen in het midden der gemeente te hebben, noemt men tegenwoordig een grote zegen, maar zolang ze onbekeerd zijn, zijn ze zichzelf en hun naaste tot een grote vloek en dezulken zijn ook vérvloekt van Gods zijde.

Anderzijds, al doét de kerkenraad dit onderzoek op een bijbelse wijze, mag de goedkeuring van een kerkenraad niet de grond zijn voor de belijder om tot het Avondmaal toe te treden. Dat spreekt voor zichzelf. Zodra belijdende leden aan het Heilig Avondmaal deelnemen moeten zij rekenschap kunnen geven van de hoop die in hen is, zo niet, moet hen de toegang tot het Avondmaal worden ontzegd. Aangezien de tucht massaal ontbreekt, ontbreekt ook het ware geloof en de Heilige Geest in veler belijdenis.

Belijdenis doen is echter een kerkelijke instelling, hoewel het niet onbijbels is. Het wordt echter wél onbijbels als men meent dat belijdenis doen zich beperkt tot het belijdenis doen van de waarheid. Dat is een grote goddeloosheid, zelfs als een engel uit de hemel dit zou leren, is die vervloekt, volgens Galaten 1:8-9. Gods Woord leert het namelijk geheel anders: "Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is, met zachtmoedigheid en vreze", 1 Pet. 3:15. Filippus zei: "Indien gij van harte gelóóft, zo is het geoorloofd."

Gods Woord heeft het eerste en laatste Woord en is het einde van alle tegenspraak. Als belijdenis doen door de kerk vereist wordt om toegang te krijgen tot het Heilig Avondmaal, akkoord, maar dan moet de kerk wel leren dat belijdenis doen dóór het geloof dient te geschieden, want al wat uit het geloof niet is, is zonde voor God!

We gaan een paar vragen opstellen:
Waarom wordt het Heilig Avondmaal zo algemeen ontheiligd in onze dagen?
Waarom zitten de kerkenraadsbanken doorgaans vol met onbekeerde en ongeleerde ambtsdragers?
Waarom weten de doorsnee ambtdragers niet eens het onderscheid tussen Wet en Evangelie vanuit hun persoonlijk geloofsleven te vertellen op grond van Galaten 2:19?
Waarom ligt het gros belijders onder de opium van de valse ootmoed en schijnliefde?
Waarom gaat er praktisch niets meer uit van de doorsnee prediking, hoe rechtzinnig die ook klinkt?
Waarom verschuilt het gros belijders zich zo angstvallig achter een rechtzinnige belijdenis zonder de Heilige Geest?
Antwoord: Omdat het op en onder de gereformeerde kansels massaal ontbreekt aan de geloofsbevinding van Galaten 2:19: "Ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou."

In diepe afhankelijkheid van des Heeren Woord en Geest en onder veel bestrijding hebben wij getracht dit antwoord nader te verklaren in het boek:

"OPDAT IK GODE LEVEN ZOU"
De drie stukken in de theologie van de Bijbel
Samengevat en verklaard in Galaten 2:19
ISBN 90-76100-71-3


Genoemde boek downloaden in PDF-format via Klik hier link on top of the page.

GPPB.

GELOOFSBELIJDENIS AFLEGGEN EN DE KINDERDOOP        
Plaats in winkelmandjeMandje
Onlangs (zie archief 2004-2007) kreeg ik de vraag of het doen van openbare belijdenis des geloofs een voorwaarde is om je kinderen te laten dopen. "Dat is wel een vereiste in onze kerk", voegde de vragensteller er aan toe.

1. Ik weet dat deze vraag bij velen leeft, maar om deze vraag bijbels te beantwoorden, moeten we eerst weten wat het doen van openbare belijdenis des geloofs inhoudt, ofwel wat de voorwaarde is om werkelijk belijdenis des geloofs te kunnen afleggen. Zoals velen wel zullen weten is het doen van de belijdenis des geloofs in vele kerkverbanden verlaagd tot het doen van belijdenis van de waarheid. De belijdenis-catechisanten geven in dat geval alleen hun 'jawoord' op de leer die "alhier geleerd wordt", dus op de belijdenis der kerk, vervat in de Drie Formulieren van Enigheid. Volgens zeggen doet men alleen belijdenis van WAT men gelooft, maar niet DAT men gelooft (o.a. geleerd door godslasteraar W. van Vlastuin (HHK).
De paus zou het niet beter kunnen formuleren en de duivel ook niet. Deze uitwendige vorm van belijdenis doen is echter een grote miskenning van het doen van openbare belijdenis des geloofs en daaraan staat de hele afscheiding schuldig. Ja, welke kerk eigenlijk niet?
Het doen van openbare belijdenis des geloofs is geen uitwendige formaliteit en geen vormelijk toetreden tot het getal der belijdende lidmaten. Het doen van belijdenis des geloofs kan alleen geschieden door degenen die waarlijk in Christus geloven, want daarvan gaan zij belijdenis doen. Het doen van belijdenis des geloofs is dus niet 'pro forma', maar een belijdenis DAT je gelooft, WAARIN je gelooft en WAT je gelooft.
Jeugd, laat je niet bedriegen door pauselijke kerkregels, die het doen van belijdenis verlagen tot een uitwendig belijden van de waarheid. Zonder geloof valt er niets te belijden, ook niet van de waarheid. Zonder geloof kunnen we God niet behagen. Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Dat leert de Schrift en die het anders leren zijn leugenstoffeerders die de breuk op het lichtst genezen en spreken van vrede en vrede en geen gevaar (Jer. 6:14 - Jer. 8:11). Zonder geloof is alles wat de mens doet en/of nalaat ijdelheid en kwelling des geestes. Zonder waar geloof in Christus is het afleggen van openbare geloofsbelijdenis pure ongerechtigheid.
Dit feit geeft niemand het recht om onbekeerd te zijn, ook belijdeniscatechisanten niet. God eist van een ieder van ons bekering en geloof en dat kan geen dag uitstel lijden. Maar ongelovig belijdenis doen van je geloof is een vloek en het is spotten met God.
Aan de fabel dat jonge mensen bij het afleggen van een uitwendige geloofsbelijdenis de verantwoordelijkheid van de ouders overnemen, besteed ik geen aandacht. Elk mens, hetzij klein of groot, staat persoonlijk voor God. Dit wil ik wel zeggen: er is geen ouder die de plicht van zijn of haar ja-woord bij de Doop gegeven verliest, ook niet als de kinderen getrouwd zijn. Dat blijft van kracht aan deze zijde van het graf. Als Eli nalatig is omtrent zijn ouderplicht en tevens nalatig is in het handhaven van de kerkelijke tucht jegens zijn goddelozen (getrouwde) zonen (ambtsdragers), dan komt de Heere hem tegen met het oordeel over zijn geslacht en dan breekt Eli zijn nek. Laat het een ernstige waarschuwing zijn voor ons allen, want er bestaat geen enkele reden om ons boven Eli te verheffen, ziende op onszelf. Onze kinderen kunnen van ons alleen maar de verdoemenis erven en het is een eeuwig wonder als God hen voor Zijn rekening neemt in Christus. Zijn ja-woord in de toepassing is zaligmakend, het onze op generlei wijze, want de mens is op zijn best maar een verbondsbreker, ook Gods volk en dat is het enige volk dat dat elke dag gewaar wordt, inleeft en daarover bij tijden bitterlijk weent en berouw heeft. Het is echter spotten met God als men genoemde Eli-houding koestert en die Eli-houding heerst in onze dagen in ALLE kerken, ja, in gezin, kerk en staat. Als de tucht niet daadwerkelijk functioneert, dan roept men Gods verbondswraak in. Anderzijds roept men ook Gods verbondswraak in als men weigert verbondskinderen ten Doop te houden. We komen er in het tweede punt nog op terug.

Dit wat betreft de voorwaarde van het doen van openbare belijdenis en de betekenis ervan. Men moet waarlijk in Christus geloven en daarbij moet gezegd worden dat de kerk in haar oordeel daarin feilbaar is, maar ambtelijk onderzoek naar staat, leer en leven is absoluut noodzakelijk.
Belijdenis des geloofs afleggen doet men voor Gods aangezicht en voor de gemeente. God vervloekt alle pro forma's in Zijn gemeente, dus ook het ongelovig doen van belijdenis des geloofs. Als belijdend lid is men medeverantwoordelijk voor de gehele gemeente. Een gelovige vrouw heeft echter geen kerkelijk stemrecht, want vrouwen zullen zwijgen in de gemeente. Dat geldt voor alle ongelovigen. Weg met die pelagiaanse kerkdemocratie. Een gelovige vrouw mag/zal wel dienstbaar zijn in de gemeente, namelijk in het verzorgen van de zieken en hulpbehoevenden, voorzover zij daartoe in staat is, maar zij mag op geen enkele wijze als spreekbuis fungeren en zij mag ook geen ambt bekleden. Daarin zal een gelovige vrouw Gods Woord volledig bijvallen en daaraan met vreugde onderworpen willen zijn.

2. Het doen van openbare belijdenis des geloofs is op geen enkele manier een voorwaarde om je kinderen te laten dopen. Het is wel gewenst, maar het is geen voorwaarde. Het doen van belijdenis des geloofs heeft op de Heilige Doop geen enkele invloed. Niet de ouders, maar God houdt de kleine kinderen des verbonds ten Doop. Het jawoord wat de ouders bij de Doop geven heeft met de Doop als zodanig niets uit te staan. Het jawoord geldt alleen voor de opvoeding naar de voorzijde leer en het leven der godzaligheid dat daaraan verbonden is. Nee, ouders mogen niet ongelovig 'ja' zeggen, maar zeker ook geen ongelovig belijdenis afleggen. Dat feit moet beslag leggen op iedere onbekeerde ouder, namelijk om niet onbekeerd te kunnen blijven voortleven.
Indien doopouders onbekeerd zijn en om die reden geen openbare belijdenis des geloofs kunnen afleggen, mag de kerk daarom nooit de Doop van hun kinderen weigeren. Kinderen die op het erf der kerk geboren worden, dus in de lijn der geslachten, zijn verbondskinderen en die behoren gedoopt te wezen. We hebben het al meer geschreven, maar het nog een keer te schrijven is mij niet verdrietig en het is u zeker, namelijk dat het een fabel is dat bij de Doop de kleine kinderen in het verbond Gods in- of uitwendig worden ingelijfd. Kinderen die in de lijn der geslachten geboren worden ZIJN verbondskinderen en behoren om die reden het teken en zegel des verbonds te ontvangen en gedoopt te wezen. De Heilige Doop is een heilig sacrament en een versterking des geloofs voor de ware gelovigen.
Als ouders in de wereld leven, moeten zij wel onder de tucht gesteld worden, maar hun kinderen mogen om die reden nooit de Doop geweigerd worden. Zelfs het ware geloof der ouders is op geen enkele manier een voorwaarde om hun kinderen ten Doop te houden, laat staan dat het geloof een grond is voor de kinderdoop. We zeiden al dat niet de ouders, maar God de kleine kinderen des verbonds ten Doop houdt, op grond van Zijn verbond. De heilige Doop laat zich echter niet verstaan zonder geloof, maar geloof of geen geloof, God eist verbondskinderen ten Doop.
Het doen van geloofsbelijdenis is een kerkelijke instelling en nergens in Gods Woord bevolen. Het is opzich niet onbijbels, tenminste als het maar in het geloof geschiedt, maar het is op geen enkele wijze een voorwaarde voor het dopen van de kleine kinderen des verbonds. Voor de Doop geldt het gezag van het Woord, namelijk het gezaghebbende Woord van Christus: "Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods", Luk. 18:16. En de Heilige Geest bevestigt dat Goddelijke gezag bij monde van de apostel Petrus in Handelingen 2:39: "Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal."
Kerken en kerkeraden die kinderen weigeren ten Doop te houden, omdat ouders geen geloofsbelijdenis kunnen doen en/of om die reden nog niet afgelegd hebben, vormen dus wel een schrikkelijke verhindering voor de kinderen om in de Doop tot Christus gebracht te worden. Kerken die het afleggen van de belijdenis des geloofs afeisen als voorwaarde om kinderen van betreffende ouders ten Doop te houden, zijn volbloed pauselijk. Dit soort vervloekte kerkregels moeten door de plaatselijke kerkenraad genegeerd worden, of men moet liever het ongenoegen Gods zich op de hals willen halen, dat kan ook, en de gevolgen daarvan zijn reeds tastbaar en voelbaar. Van de kerken gaat een doodslucht uit, het verbond Gods wordt massaal geschonden mede door het afeisen van een uitwendige en dode geloofsbelijdenis als voorwaarde voor de kinderdoop. En we zeiden al dat zelfs het ware geloof der ouders op geen enkele wijze een voorwaarde kan zijn voor hun te dopen kinderen. Gods eist alle verbondskinderen ten Doop, zonder enige uitzondering. Als ambtsdrager Mozes nalaat om zijn kinderen te besnijden, dan komt de Heere hem tegen, alsof Hij hem wilde doden. Zo nauw kijkt de Heere er op toe, namelijk of Zijn verbond niet geschonden wordt omtrent de toediening van het verbondsteken bij alle verbondskinderen, niet één uitgezonderd. Dat geschiedde in het O.T. door de besnijdenis en in het N.T. door de Doop. De Doop is echter geen vervanging van de besnijdenis, maar van een geheel andere orde, namelijk van de orde des Evangelies en niet die van de Wet, want die orde gold alleen het volk der Joden in het O.T. Die oudtestamentische tuchtmeester geldt niet meer, noch voor Jood, noch voor heiden, want het IS volbracht.

God, de Heere der heirscharen, is in onze dagen echter bezig Zijn verbondswraak te voltrekken, omdat de kerken regels en wetten hebben ingesteld die Zijn verbond verkrachten, regels die Hij nooit bevolen heeft. Al zal het ook door de oordelen heengaan, de Heere zal evenwel in het oordeel aan Zijn verbond gedenken, want Hij zal Zijn Waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken, tot in het late nageslacht. Amen.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl