|
|
ALEXANDER DE KOPERSMID OVERVALLEN
| |
|
|
ALEXANDER DE KOPERSMID OVERVALLEN
Inzender: Dag ds. B. Ik las in een krant dat de juwelierswinkel van Kleen was overvallen en dat de overvaller Kleen met een hamer op zijn hoofd geslagen had en dat hij danig verwond was. Dat gun ik niemand, maar omdat Kleen die overval compleet vergeestelijkt, vraag ik u om een bijbelse reactie daarop. U kunt zijn zelfgeschreven verhaal vinden in de bijlage.
------------------------------------------------
Antwoord: Geachte vriend. Ik had uw email vandaag wel ontvangen, maar aangezien ik geen zin had om nog eens over Kleen Schijngeestelijk (zie afbeelding) te schrijven, legde ik uw email bewust terzijde. Maar de Heere kwam me tegen met de woorden uit Jeremia 28:13 en dus moest ik tegen hem getuigen. De biografie van Kleen hebben we n.a.v. zijn doperse ketterijen echter al eens gepubliceerd en die kunt u vinden in Spreuken 27:22: "Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken."
O, dus Kleen is overvallen, ja, dat geschiedt schering en inslag op de brede weg, want daar heeft de wereld en de schijngodsdienst haar gouden tempels en afgoden. Er staat immers in Gods Woord geschreven: "Een ieder goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want zijn gegoten beeld is leugen, en er is geen geest in hen", Jer. 51:17b.
Kleen heeft dus geen goddelijk beroep. Al dat goud verkoopt hij slechts aan de ijdele oude mens onder de wet, terwijl van Christus al het goud en het zilver is, met het vee op duizend bergen. Van Demetrius staat geschreven dat hij een zilversmid was, die kleine zilveren tempelen van Diana maakte, bracht dien van die kunst geen klein gewin toe (Hand. 19:24). En van Alexander de kopersmid schrijft Paulus: "Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaads betoond; de Heere vergelde hem naar zijn werken", 2 Tim. 4:14. En dan hebben we nog die vrouw uit Handelingen 16:16-17, die de apostelen aanprees als "dienstknechten des Allerhoogsten Gods", maar haar getuigenis was door de duivel ingegeven. Kleen heeft wat dat betreft schuilnamen genoeg en zo is hij ook openbaar gekomen tot op de dag van vandaag.
Bovendien heeft Gods ware volk geen behoefte aan al dat ijdele aardse goud en al die glinsterende sieraden, omdat zij het genadegoud van Christus deelachtig is, beproeft komende uit het vuur (Openb. 3:18). Kleen bezigt zoals gewoonlijk wel uiterst vrome praat, maar die overval op zijn commerciele goudshop heeft NIETS te maken met het lijden om Christus wil, want daar heeft de man geen kennis aan. Alleen degenen die godzaliglijk leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden (2 Tim. 3:12). Heel de rijk-mans-wereld wordt gedurig overvallen en ze overvallen elkaar, maar dat geschiedt allemaal op de brede-dodemans-weg en heeft met de ware godsdienst niets te maken.
Volgens uw bijlage beweert Kleen dat "de duivel die overvallers heeft gestuurd", maar dat is een schijnbeweging, aangezien dat in het leven der genade niet mogelijk is. De duivel heeft geen zelfstandige macht om Gods ware kinderen af te ranselen. De duivel ging niet eigenhandig op Job af om hem te plagen, nee, hij werd door God gestuurd, want toen Job door de duivel geplaagd werd, zegt Job niet: "de hand van de duivel heeft mij geraakt", nee, hij zegt: "De hand Gods heeft mij aangeraakt", Job 19:21.
Job leed om Christus wil, maar dat is bij Kleen absoluut niet het geval, omdat hij ontegenzeggelijk als een kwaaddoener lijdt. Kleen spreekt zich wel zogenaamd vergevingsgezind uit jegens zijn overvallers, maar tegelijkertijd kruisigt hij Christus in Gods geroepen getuigen met zijn godslasterlijke smaad-artikelen, zoals hij dat met opgeheven hand jegens ondergetekende heeft gedaan en als een mens dat doet, staat die mens voor God. De Heere heeft in het kader van mijn Goddelijke roeping gezegd: "De lieden die met u twisten, zullen vergaan", Jes. 41:11.
Die overval op "Kleen schedelmetalen", betreft dus duidelijk een vergelding Gods, hoewel ik niemands dodelijke dag begeerd heb, God is mijn Getuige! Kleen lijdt evenwel als een kwaaddoener, en het is niet verwonderlijk dat hij Kohlbrugge erbij sleept om zich voor de zoveelste keer als een slachtoffer te etaleren en zichzelf wit te wassen, terwijl Gods ware kinderen witgewassen zijn in het bloed des Lams en zich met Christus buiten de legerplaats bevinden, onder Zijn kruis, op de smalle weg des levens, hier geen plaats hebbende in deze gewesten, want zij zoeken een stad ter woning, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.
De godsdienstige rest bevindt zich op de brede weg des verderfs en waant zich droombeeldig op weg naar een ingebeelde hemel, en dat gaat altijd hand in hand met Christus en de belial, God wat en de wereld wat, zoals de rijke man zich op die refo-brede-weg vermaakte met zijn geld, goud en goed, gekleed zijnde in een purperen mantel, levende alle dagen vrolijk en prachtig.
Wat is het leven van de arme Lazarus dan gans anders! Christus bevestigt dat Zelf, en Hij roept het Zijn ellendig en arm volk gedurig toe, zeggende: "Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans", Openb. 2:9.
Kleen pretendeert wat Paulus GEDURIG ondervond, namelijk dat hij door een engel des satans met vuisten geslagen werd, maar dat heeft met die ene hamerslag op zijn kop niets te maken. Het feit dat Paulus door een engel des satans met vuisten werd geslagen, staat niet in het kader van een roofoverval op zijn goudvoorraad, want die had hij niet, maar staat in het kader van het kruislijden om Christus wil, omdat Paulus uitnemende en hemelse openbaringen had ontvangen. Maar daar stond wel het genadegoud van Christus tegenover, gelijk geschreven is: "En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen. Hierover heb ik den Heere driemaal gebeden, opdat hij van mij zou wijken. En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig", 2 Kor. 12:7-10.
Blauwoog Kleen zegt met fruitmanden en bloemen overgoten te zijn. Lees je ergens in Gods Woord dat Gods vervolgde volk onder het kruis getrakteerd wordt op fruitmanden, bossen met bloemen, anzichtkaarten en vele rijke-jongelingswensen via whatsapp? Nee, die kado's worden alleen op de brede weg uitgedeeld, en daarvan staat geschreven: "Zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht", 1 Sam. 8:3.
Ja, ook ds. A. Kort werd overgoten met bloemen toen hij bedreigd werd (laat me niet lachen), door een ludiek figuur, n.a.v. zijn onwettige veinsbrief aan de plaatselijke baal-corona-zebub-handelende overheid, terwijl Christus een doornenkroon kreeg opgedrukt en de spijkers door Zijn handen en voeten geslagen. Gods ware volk gaat in Zijn voetstappen en wordt door lijden geheiligd en door allen gehaat. Als we daarin delen, blijven al die bossen bloemen en de rest van al die lof-en-prijs-decoraties vanzelf achterwege!
Toen Daniel geroepen werd om het teken aan de wand -mene, mene, tekel, upharsin- te verklaren, wilde de koning Beltsazar de profeet Daniel met een purperen mantel bekleden, een gouden keten om zijn hals hangen en promoveren tot de derde in zijn koninkrijk, maar Daniel wees al die vleselijke en mensverheerlijkende eerbetuigingen resoluut van de hand, zeggende: "Heb uw gaven voor uzelven, en geef uw vereringen aan een ander", Dan. 5:17.
Wel, het is wel weer genoeg geweest voor vandaag, maar van de allesovertreffende en overvloedige genade van Christus voor dode honden en grote beesten, waarvan ik de voornaamste ben, krijgen we nooit genoeg. En dan hoor ik de arme Lazarus, het grote beest Asaf en de dode hond Mefiboseth onder het heiligend kruis juichend meezingen: "Wij steken het hoofd omhoog en zullen de eerkroon dragen. Door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen!"
zegen,
GPPB. v.d.m.
|
|
|
|
|
|