|
DR. A. HUIJGEN SCHRIJFT AFGODSROMAN OVER MARIA DIE HIJ DROGEERT EN PAUSELIJK VERIKONISEERT
STRIPBOEK VAN PSEUDO-THEOLOOG ARNOLD HUIJGEN: "Maria - Icoon van genade"
(zie artikel in pdf-formaat op volgende blok)
Dr. Arnold Huijgen, aka Achitofel in racefiets-tenue -2e van rechts- schreef een occult stripboek over Maria, de moeder des Heeren, waarin hij de moeder des Heeren drogeert en ikoniseert. Het afgodscultus-boek van Huijgen kreeg een award van "de gevallen-engelen-commissie" als zijnde "het beste theologische boek van het jaar", terwijl het occulte boek van Huijgen totaal niets van doen heeft met de bijbelse theologie des Heiligen Geestes en dus veeleer "het occultste stripboek van het jaar" genoemd moet worden. Huijgen is onder Gods ware volk reeds lang bekend als een afvallige onder de afvalligsten (Jer. 6:28), zoals die ook wordt beschreven in Hebreeen 6:6, aangezien hij met zijn valse leringen en pauselijke pretenties doorlopend Christus te schande maakt en de Antichrist vereert, hetgeen alleen volgelingen van de draak doen. De titel van zijn boek geeft de afgodische inhoud weer, aangezien een ikoon duidt op heiligenverering. Met de afgodstitel "Maria, een ikoon van genade" plaatst Huijgen ontegenzeggelijk Maria in het kader van de vervloekte roomse afgods-religie, waarbij hij ook beweert dat Maria "de moeder aller gelovigen" is, hetgeen bijbels gezien geen enkele common sense maakt. God heeft Abraham aangewezen als de vader aller gelovigen, en dus is de allerheiligen-vader-moeder-constructie van Huijgen voluit paaps. God heeft aan Abraham en zijn Zaad het verbond vermaakt, zeggende: "En in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worde", Gen. 12:3 en dat verbond ging over van vader op zoon (Gen. 28:14), tot op Christus, ja, tot in duizend geslachten (Ps. 105:6, Jes. 41:8). Tot Abraham en zijn Zaad zijn de beloften gesproken, gelijk geschreven is: "Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn Zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw Zade; hetwelk is Christus", Gal. 3:16. Om naast Abraham, de vader aller gelovigen, een "moeder aller gelovigen" te plaatsen, is een pauselijk-feministisch-godslasterlijke plaatsvervangingstheorie! Huijgen beweert echter dat hij Maria ziet als zijn "geestelijke moeder", maar degenen die dat sprookje pretenderen hebben de duivel als hun vader, aangezien niet Maria, maar het Jeruzalem dat boven is, ons aller moeder is (Gal. 4:26). Gods ware kinderen, die van boven geboren zijn en God kennen als hun verzoend Vader in Christus, zullen de pauselijk-ikoonse Maria-afgoderij van Achitofel Huijgen verre van zich werpen. Spotboef Huijgen noemt Maria zijn "coronaproject" en als killer-c-spuit-promotor, zou Huijgen ook Maria, de moeder des Heeren, de killer-c-spuit bezorgen. WHY? To abort Jesus! Immers, 8 op de 10 gevaccineerde zwangere moeders, krijgen doodgeboren of invalide babies met hartschade - https://www.ninefornews.nl/2620-dode-babys-na-vaccinatie-en-berichten-over-vreselijke-bijwerkingen/
Op een paar citaten uit de Inleiding van Huijgens stripboek zullen we commentaar geven, aangezien alleen de Inleiding op internet beschikbaar is, maar dat is al meer dan genoeg om de antichristelijke lading van het boek van Huijgen aan te tonen en te doorsteken met het zwaard des Geestes. - GPPB. v.d.m.
Voorwoord, citaat, pag. 12 AH: Het (boek) is gekleurd door de pandemie van Covid-19 en het verkent de relevantie van Maria voor actuele kwesties als de visie op Europa, seksualiteit en gender.
GPPB.: Kenmerkend voor valse leraars, zoals Huijgen, is, dat zij de godzalige vrouwen uit de Bijbel affinieren met seks en gender, zoals sodomitische leraars dat ook doen met Christus, namelijk, om de Zone Gods te affinieren met (refo)sodomie. Ook Huijgen is een grote promotor van de refo-sodomie en hij vond zelfs de sodomitische Nashville-verklaring anti-homo. Daarbij onderschrijft Huijgen ook de evolutieleer, aka de valse leer van het New-Calvinism en hij openbaart niet een aantal kenmerken van een valse leraar, nee, hij openbaart ALLE kenmerken van een valse leraar. Vanzelfsprekend kreeg zijn occulte stripboek over Maria in de pedo-cover-krant RD.NL een positieve recensie, aangezien in die refo-pulp-krant al het kwade goed geheten wordt en het goede kwaad.
Inleiding, citaat, pag. 17 AH: Mensen voelen zich vagelijk aangetrokken tot geloof, inclusief het christelijke geloof, en gaan op zoek. Soms brengt dat oriënterend zoeken mensen bij een klassiek-protestants geloof, dat op het Woord geconcentreerd is, op spreken en horen. Maar vaak worden meer zintuigen dan alleen het gehoor ingeschakeld, heeft een geestelijke zoektocht ook met zien te maken, met mysterie en mystiek, met beleving en met verlangen naar geborgenheid en schoonheid.
GPPB.: Duidelijk is dat Huijgen zwanger is van de rooms-afgodische beeldcultuur, die hij ook betrekt op het geloof. De visie die Huijgen uithoest omtrent het geloof, komt o.a. voort uit zijn biblicistische verstaan van Gods Woord en daarbij ook een valse bijbelvertaling gebruikt. Huijgen's geloofs-optiek omschrijft hij als volgt: "een klassiek-protestants geloof dat op het Woord geconcentreerd is, op spreken en horen". Het ware geloof heeft echter niets met "klassiek" te maken, nog minder met "protestants", laat staan dat het ware geloof iets te maken heeft met het rationele "spreken en horen" van Gods Woord. Hetgeen geschreven staat in Rom. 10:17: "Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods", verstaat Huijgen biblicistisch-ge-isoleerd, alsof de mens op het rationeel horen van de prediking tot het geloof zou komen, hetgeen een arminiaanse fabel is. Dat "het geloof uit het gehoor is", betekent ook dat het "gehoor" uit het geloof is, immers "De doden zullen HOREN (= geloven), de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben, zullen leven", Joh. 5:25. Het "horen des geloofs" heeft dus niets te maken met rationeel horen, maar met het geloofs-horen van degenen die op de stem des Zoons van God uit hun adamsgraf opgestaan zijn, tot rechtvaardigmaking, tot wedergeboorte en tot geloof. Huijgen noemt zichzelf een "gereformeerd theoloog" (pag. 11), terwijl hij een volbloed arminiaan/pelagiaan/antinomiaan/antichrist/modernist/biblicist/sodomist en een vrije-wils-drijver is, en wat dies meer zij. Bij zijn misverstaan van "spreken en horen" moet volgens Huijgen ook "het zien" toegevoegd worden in de vorm van het aanschouwen van "de schoonheid" der beelden, ikonen, nonnen, pausen, prelaten en afgodsaltaren en het liefst zo bloot mogelijk. Het ware geloof ziet niet aan wat voor ogen is; ziet niet op het zichtbare, maar ziet door het geloof op Christus alleen (Matth. 17:8), vanuit de toepassing des harten.
AH: Naar mijn inschatting zien steeds meer christenen een gebrek aan schoonheid als probleem in de gereformeerde traditie (pag. 18).
GPPB.: Kortom, Huijgen pleit voor herinvoering van de roomse beeldendienst en de naaktcultuur van het pedo-pausdom, aangezien de paus openlijk gepubliceerde seksfeesten organiseert in zijn satansbordeel, waarin hij als een god op zijn troon zit. Van die van God vervloekte pauselijke draken-religie is Huijgen een promotor.
Inleiding, citaat, pag. 18 AH: Twee van mijn zoons zingen met het Kampen Boys Choir geregeld evensongs: korte, gezongen erediensten in de anglicaanse traditie. Wanneer zo'n evensong gezongen wordt in de Bovenkerk in Kampen, tilt de schoonheid van muziek en tekst me vaak boven mezelf uit. Keer op keer word ik diep geraakt, overstelpt door de beleving van schoonheid. Ook het gebouw doet ertoe. In de twaalfde-eeuwse gotische kruisbasiliek worden sinds kort geen erediensten meer gehouden, maar op deze manier wordt Gods lof er nog gezongen. Afgaand op de grote aantallen gereformeerden die zulke choral evensongs bijwonen, ben ik lang niet de enige die het zo beleeft.
GPPB.: De afzichtelijke roomse Maria-cultus-afgoderij druipt er bij "Kampen-Boys-Choir" vanaf - https://www.kampenboyschoir.nl Huijgen daarentegen voelt zich opgetrokken tot in een ingebeelde hemel onder het gezang van de evensongs "der gevallen engelen". Huijgen zegt overstelpt te raken door de schoonheidsbeleving tijdens de hoer-op-het-beest-gezang en hij is van mening dat de zangers "der gevallen engelen" in de Kampense bovenkerk op hun manier ook Gods lof kunnen bezingen, terwijl de duivel daar de toon aangeeft. Bij dat paaps-duivelse festijn in Kampen is Huijgen niet de enige bezoeker, want er zijn volgens hem ook grote aantallen refofielen aanwezig, die een helle-kik krijgen als het koor verklede monniken haar opium-liederen ten gehore geeft, waar Huijgen aan toevoegt dat hij lang niet de enige is die bij het horen van de boogie-woogie-song van het kloosterkoor van de Chore boys, de Orpa-tranen de vrije loop laat. "Inside flooding of crocodile tears" noemen we dat hier.
Inleiding, citaat, pag. 19 AH: Een derde, meer objectieve, reden voor dit boek is het belang van het voortgaande gesprek tussen de rooms-katholieke kerk en de kerken van de Reformatie. In een seculier geworden wereld hebben christenen van diverse achtergronden elkaar harder nodig dan ooit, in het besef dat ze voor dezelfde zaak of in ieder geval tegenover hetzelfde front staan. Sinds de zestiende eeuw zijn zowel Rome als de kerken van de Reformatie veranderd. Toch verdwijnen oude karikaturen niet zomaar en toenadering gaat niet vanzelf. Het is een kwestie van nauwkeurig luisteren en zoeken. In kerken van de Reformatie heeft Maria een veel bescheidener plaats dan in de rooms-katholieke kerk. Te onderzoeken is of de visie op Maria niet meer kan verbinden dan verdelen. Dan moeten protestanten wel van hun koudwatervrees af. Intussen is niemand ermee gediend als reële verschillen worden gemaskeerd.
GPPB.: In het AH-citaat hierboven valt al direct op dat Huijgen niet gedreven wordt door het ware geloof, laat staan dat hij zich Schriftuurlijk uitspreekt en dan is het ook niet vreemd dat hij zich niet radicaal afzet tegen Rome. Zijn drijfveer is dan ook ronduit vals-oecumenisch, aangezien hij duidelijk een valse verbroedering beoogt tussen het protestantisme en de Antichrist, terwijl die valse verbroedering al jaar en dag een feit is en op dezelfde lijn staat als de verbroedering tussen de godzalige stam van Seth en de afvallige stam van Kain, waarop de zondvloed volgde. Huijgen wil aan die reeds bestaande valse oecumene van het afvallige protestantisme en Rome nog meer gestalte geven, door herinvoering van de roomse beeldcultuur, verregaande verruiming van de kerk-sodomie en kerkelijke samensmelting van de protestantse kerken met de rooms katholieke kerk, aka de tempels van Dagon/Baal/Peor/Berith/Moloch/Islam/666.
Inleiding, citaten 1 en 2 , pag. 20-22 AH: 1. De mogelijke onderwaardering van Maria raakt aan een vierde aanleiding voor dit boek: de vragen rond vrouw-zijn en man-zijn (pag. 20). 2. "Wordt de verwaarlozing van Maria in protestantse theologie mede ingegeven door seksisme? Is Maria een bondgenote van het "patriarchaat", omdat ze een onbereikbaar ideaal van vrouwelijkheid vormt? Ze is immers tegelijk maagd en moeder. Of is ze symbool van vrouwelijke onafhankelijkheid van de man, omdat er geen man aan de verwekking van Jezus te pas komt? (Pag. 22).
GPPB.: Onder de subtitel "Gender", laat Huijgen Maria los op de seksuele (gender)revolutie in onze dagen en maakt hij veronderstellingen die uitsluitend door de duivel ingegeven kunnen zijn. Bij Gods ware kinderen bestaan er in het geheel GEEN vragen over het door God geschapen man-zijn en vrouw-zijn. Het opwerpen van vragen omtrent vaststaande bijbelfeiten en het ter discussie stellen van weerzinwekkende zaken die in Gods Woord onder het oordeel der verdoemenis geplaatst zijn, is volstrekt satanisch. Huijgen wordt duidelijk gedreven door het duivelse oogmerk om de Goddelijke scheppingsorde -God het Hoofd van Christus, Christus het Hoofd van de man en de man het hoofd der vrouw- onderuit te halen en ter discussie te stellen. Door het ter discussie stellen van de bijbelse feiten, zoals de Goddelijke schepping van man en vrouw hetgeen voluit in het kader staat van de Goddelijke scheppingsorde, begeeft Huijgen zich profaan op het terrein van Schriftkritiek, en/of om die kritiek los te maken onder zijn refofiele lezers. Hetzelfde hebben we gezien bij zijn vals-vrijvertaalde catechisatieboekje, waarin Huijgen subtiele suggesties maakt, om de bijbelse feiten in discrediet te stellen, door o.a. de evolutieleer subtiel te kerstenen. Voor Huijgen is de Bijbel uitsluitend een theologisch boek en niet het gezaghebbende Woord van God. Huijgen ondergraaft doorlopend het Goddelijke gezag van de Heilige Schrift en dat doet hij al door het gebruik van een valse bijbelvertaling.
Inleiding, citaat, pag. 23 AH: De zesde en belangrijkste reden voor dit boek is de persoon van Maria zelf. Wat bij mij begon als een exegetische en esthetische interesse, groeide uit tot diepe waardering voor Maria als maagd, als moeder, als vrouw. Zij was de eerste nieuwtestamentische gelovige. God werd mens in haar schoot. Zij is de moeder van allen die in Jezus Christus geloven. Als dochter van Israel verbindt ze Oude en Nieuwe Testament en laat ze de kerk niet wennen aan de gescheiden wegen van kerk en synagoge. Ze staat in een lange rij van krachtige vrouwen die laten zien dat de kerk niet zonder de vrouwelijke stem kan. Als gelovige, als vrouw, als mens is zij in het Nieuwe Testament onovertroffen. Eigenlijk is de zesde reden voor dit boek helemaal geen reden, maar een raadsel, een geheim zoals Maria zelf een geheim blijft. Dit boek draait om de vraag wat de genade is voor de begenadigde, wat de zegen is voor de gezegende onder de vrouwen (Luk. 1:28, 42). Als kerk en wereld iets nodig hebben, dan zegen en genade. Zeker in de coronapandemie.
GPPB.: Volgens Huijgen was Maria, de moeder des Heeren, de eerste nieuwtestamentische gelovige. Bizar! De eerste oud- en nieuwtestamentische Gelovige is de Voleinder des geloofs Zelf, namelijk Jezus Christus. Christus wordt de Eersteling der gelovigen genoemd (1 Kor. 15:23), Christus is het Begin der (her)schepping Gods (Openb. 3:14), het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste, de Alpha en de Omega. Huijgen doet wat de paus doet, om de eerste plaats van Christus te vervangen door een mens. Christus wordt ook de Eerstgeborene genoemd van alle ware broeders en van alle kreaturen, omdat Hij dat is krachtens Zijn ongeschapen Godheid en krachtens Zijn ongeschapen mensheid (Rom. 8:29, Kol. 1:18, Hebr. 1:6, Openb. 1:5). Met de geboorte van Christus is Hij als God God gebleven en mens geworden. Het Woord is vlees geworden. Maria is niet de moeder der gelovigen, zoals Huijgen suggereert, Maria is de moeder des Heeren en tevens Zijn kind, MEER NIET ! Maria heeft geen enkele betekenis in het zalig worden van zondaren. Ook heeft zij geen enkele rang in de rij der gelovigen, laat staan dat zij als "een moeder der gelovigen", dus boven de gelovigen staat. Ook is Maria in geen enkel opzicht een verbindingsschakel tussen het Oude- en Nieuwe Testament, zoals Huijgen haar presenteert, maar slechts uitverkoren om moeder des Heeren te zijn. Niet Maria, maar Christus verbindt het Oude- en het Nieuwe Testament, namelijk in de ontbinding van de oudtestamentische ceremoniele wetten en in de vervulling van de heilige Wet Gods in het kader van de overgang van het oude verbond in het nieuwe verbond. Huijgen brengt Maria in stelling om het Judaisme weer in ere te herstellen, ofwel een samensmelting der valse religies, aangezien hij Maria voor zijn pauselijke kar spant om toch vooral geen scheiding te cre-eren tussen kerk en synagoge, terwijl de synagoge voluit behoort tot de belijders van het valse Judaisme. Ook laat Huijgen hier de Kerk met een hoofdletter volledig buiten beschouwing, maar laat Maria "als een krachtige vrouw" met een stentorstem? opdraven, met het doorzichtige oogmerk om de vrouw in het ambt legitiem te verklaren. Door Maria als gelovige en als mens te verhemelen en haar "onovertroffen" te verklaren, kameleoniseert Huijgen Maria als een feministische opblaaspop om zijn roomse waan-ideeen kracht bij te zetten. Christus rekent Eigenhandig af met die afgodische Maria-cultus, o.a als Christus Zijn eigen moeder terecht wijst als zij zich teveel met Zijn roeping bemoeit, zeggende: "Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen", Joh. 2:4. Als klap op de vuurpijl tekent Huijgen Maria in bovenstaand citaat als "een geheim", terwijl hij aan het begin van dit bestek de gelovige de mogelijkheid geeft om "door Maria heen te kijken". Maria is echter niet doorzichtbaar, noch een geheim, maar een open boek voor het ware geloof, omdat al Gods ware kinderen deel hebben aan de geestelijke geboorte van Christus in hun eigen leven, aangezien ook zij in geestelijke zin uit God geboren, ofwel van boven geboren zijn. En dan besluit Huijgen bovenstaand citaat met de woorden: "Als kerk en wereld iets nodig hebben, dan zegen en genade. Zeker in de coronapandemie." Gods gedachten zijn contra de gedachten van Achitofel Huijgen, aangezien "kerk en wereld" geheel iets anders nodig hebben dan Huijgen pretendeert. "Zegen en genade" komt trouwens alleen degenen toe die in de voorbidding van Christus liggen opgesloten. Aangezien Christus geen voorbidding doet voor "kerk en wereld", maar alleen voor de gegevenen des Vaders, is die humanitaire zegenwens van Huijgen pure vijandschap tegen God. God acht het noodzakelijk dat over "kerk en wereld" de oordelen worden uitgestort, zoals die in Zijn Woord zijn voorzegd en daartoe hoort ook de huidige plandemie en de holocaust-gevolgen ervan.
Inleiding, citaat, pag. 24 AH: Bij de geboorte (van Christus) draait het om God, die werkelijk mens is geworden, echt een van ons. Spiegelbeeldig gaat het ook om de mens in zijn concrete bestaan, dat wordt vernieuwd door God. Het gaat om vlees en om Geest. Ten derde is Maria moeder van alle gelovigen. Zoals Abraham terecht de vader van alle gelovigen heet (Rom. 4:11), mag Maria de moeder van alle gelovigen genoemd worden. Zoals Abraham Gods beloftewoord hoorde en gehoorzaam geloofde, zo hoorde Maria het evangelie en zij gehoorzaamde. Het hoofdstuk over Maria als moeder van alle gelovigen gaat uiteraard ook over de kerk.
GPPB.: God is God gebleven; het Woord is vlees geworden, niet "echt een van ons", zoals Huijgen alverzoenend suggereert, maar Hij is de broeders in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde (Hebr. 2:17). De geestelijke vernieuwing door Christus geschiedt niet aan alle mensen, zoals Huijgen dat suggereert, maar alleen aan de goddelozen waarvoor Christus te Zijner tijd gestorven is (Rom. 5:6). Het verzinsel van Huijgen dat Maria "de moeder aller gelovigen is", is wederom een roomse kwalificatie. Daar komt bij dat Huijgen Maria met Abraham laat hoereren, ofwel de vader aller gelovigen laat participeren met een denkbeeldige "moeder aller gelovige." Tenslotte diskwalificeert Huijgen de door God aangewezen vader aller gelovigen, Abraham, door Maria als denkbeeldige "moeder aller gelovigen" te vereenzelvigen met de kerk. De Maria waar Huijgen het over heeft is niet de bijbelse moeder des Heeren, aangezien Huijgen Maria allerhande figuren toemeet en haar diverse metamorfoses laat ondergaan, zodat de Ikoon-maria van Huijgen veelmeer overeen komt met de vrouw van Lot die in een zoutpilaar veranderde en door Huijgen wordt bewierookt als zijnde "de moeder aller gelovigen." In zekere zin is het nog waar ook, dat de vrouw van Lot als de moeder aller gelovigen kan worden aangemerkt, namelijk als moeder van alle tijd/naam/wonder/vals-gelovigen.
Inleiding, citaat, pag. 25 AH: Door Eva kwam de zonde de wereld in, terwijl Maria hielp om de zonde de wereld uit te krijgen. In de exegetische pararaaf valt niet alleen licht op Eva, maar op meer oudtestamentische vrouwen. Wat de traditie betreft, komen vooral kerkvaders aan het woord. Het hoofdstuk loopt uit op een theologische beschouwing van genderkwesties en op de vraag of Maria de ideale vrouw is.
GPPB.: Huijgen volgt naadloos de afgoderij van Rome, door Maria als middelaarster voor te stellen, aangezien hij beweert dat Maria geholpen heeft om de zonde de wereld uit te krijgen. Huijgen bedrijft hier pure godslastering, aangezien zelfs Christus de zonden niet uit de wereld geholpen heeft, maar heeft uitsluitend de zonden Zijns volks weggenomen en verzoend door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid. Maria heeft niet 1 procent bijgedragen aan het unieke borgtochtelijke werk van Christus: verzoening door voldoening. Huijgen maakt melding van "een theologische beschouwing van de genderkwestie", maar dat soort beschouwingen komen regelrecht voort uit de mond van de draak, zoals ook de paus, de Antichrist (het tweede beest) spreekt als de draak. Ook Huijgen spreekt doorlopend als de draak, aangezien hij alles ter discussie stelt wat bij God vervloekt is en met de draak, de valse profeet, het beest en de verworpenen in de eeuwige verdoemenis gestort zullen worden. De vraag die Huijgen opwerpt, of Maria "de ideale vrouw is", komt eveneens voort uit de mond van de draak en zulk soort godslasterlijke vragen zullen in de hel beantwoord worden met wening en knersing der tanden.
AH: Het deel over Maria als vrouw sluit af met een hoofdstuk over Maria's huidige positie in Europa. Openbaring 12 spreekt over de vrouw, bekleed met de zon. In de traditie is die tekst vaak ge-interpreteerd als betrekking hebbend op Maria.
GPPB.: Huijgen is net zo on-theologisch als een spruitenplukkende kip, aangezien de met de zon beklede vrouw in Openbaring 12, met de 12 sterrige kroon op haar hoofd, de Bruidskerk van Christus betreft en slaat absoluut niet op Maria opzich. Ook is Maria, de moeder des Heeren, in de rij der gelovigen niet een bijzonder mens, noch heeft zij een speciale status, aangezien ook zij een levend lidmaat is van de Bruidskerk van Christus en daarin is zij van geen enkele gelovige onderscheiden.
AH: Dit boek sluit af met een concluderend hoofdstuk (hoofdstuk 8), waarin gesteld wordt (1) dat Jezus' moeder ook de moeder van alle gelovigen is en van eminent belang voor het moederlijke karakter van de kerk, en (2) dat Maria als gezegende onder de vrouwen een voorbeeld van vrouwelijkheid biedt voorbij genderstereotypering. De laatste paragraaf bevat een overweging van het gedicht van Martinus Nijhoff "De moeder de vrouw". In dat gedicht komt de verbinding tussen hemel en aarde op een manier uit die dichter bij Maria en vooral dichter bij Maria's God brengt.
GPPB.: Nogmaals is het Huijgen-verzinsel van "de moeder aller gelovigen" pure roomse onzin. Bovendien heeft de ware Kerk geen "moederlijk" karakter, maar een christologisch en theocratisch karakter. De onzin die Huijgen braakt is erger als de lava van een vulcaan, aangezien hij Maria aanbiedt als voorbeeld van "vrouwelijkheid", ofwel Maria verkracht als zijnde een vulgair type die geaffinieerd wordt met genderstereotypering. WALGELIJK ! Huijgen brengt vervolgens een gedicht van Martinus Nijhoff in stelling, waarin Maria wordt voorgesteld als middelaresse tussen hemel en aarde, die de mens "dichter bij God brengt." De hel zal je deel zijn meneer Huijgen met dit soort van God vervloekte maria-verkrachtende praat. In de laatste paragraaf van de Inleiding brengt Huijgen een afbeelding van een afgodsaltaar in stelling van een zekere Matthias Grunewald, waarop Christus en Maria zijn afgebeeld, ja, om hypocrieten te stijven in hun waangeloof, zoals ook Huijgen dat heeft, en zonder waarachtige bekering voor eeuwig bedrogen zullen uitkomen.
Inleiding, citaat, pag. 25-27 AH: Het altaar was aan Maria gewijd. Sommige onderzoekers benadrukken Grunewalds banden met de laatmiddeleeuwse mystiek. Met name de voorstellingen van Maria zouden verwijzen naar stadia van mystieke ervaring of naar de unio mystica, de mystieke eenheid van de gelovige met God. Anderen benadrukken dat elk van de figuren op het altaar een functie als getuige heeft. Van Johannes de Doper is dat zonneklaar: hij is een en al wijzende vinger naar de gekruisigde Christus. Maar ook van Maria geldt dat zij getuige is van het geschreven Woord (in de annunciatie) en van de gekruisigde Christus (aan de voet van het kruis). De vraag of Maria bij Grunewald vooral als mystica of als getuige functioneert, hoeft hier niet opgelost te worden. Ze kan uitstekend beide zijn: voorbeeld van mystieke gemeenschap met God en getuige van Gods Woord, genade en Zoon. Schrijvend in tijden van pandemie kwam ik telkens terug bij de ontvankelijke Maria op dit altaarstuk, gemaakt voor patienten. Deze afbeelding was zichtbaar op feestdagen in het ziekenhuis, als licht in de duisternis. In een zieke wereld het evangelie laten zien lijkt me voor de kerk belangrijker dan ooit. GPPB.: Duidelijk is dat Huijgen aan het afgodsaltaar van Grunewald "bijbelse" waarde hecht en dat is typerend voor valse leraars. Ze zoeken het bij allerlei afgoden en dienen Christus en de belial, God en de mammon. Huijgen loochent in navolging van Rome de drie bijbelse sola's, nl. sola Scriptura, sola gratia, sola fide. Het sola-mantra van Huijgen luidt: sola-paus, sola pelagianisme en sola maria. Dat komt met name uitdrukkelijk openbaar in zijn inleidende paragraaf over het afgodsaltaar van Grunewald, waarmee Christus smaadheid aangedaan wordt en Maria verkracht. De argumentatie van Huijgen is contra de taal des geloofs, contra Gods Woord, contra de leer van Christus en contra het bloed der martelaren. Huijgen zegt dat hij al schrijvend telkens terugkwam bij "de ontvankelijke Maria", namelijk een vervalste Maria op het afgodsaltaar van Grunenwald, die hij ongewild omdoopt tot een zoutpilaar aka de vrouw van Lot. De vrouw van Lot was ook een ontvankelijk toonbeeld, namelijk, voor de gramschap Gods. Huijgen noemt de godslasterlijke afbeelding van Grunewald van het afgodsaltaar: "Licht in de duisternis", terwijl "Licht in de duisternis" in Gods Woord alleen aan Christus wordt toegeschreven. Huijgen heeft zichzelf derhalve nooit als een vijandig stuk wereld voor God leren kennen en paait zichzelf en anderen met een evangelie naar de mens, omlijst met maria-occulterij. Degenen die het stripboek van Huijgen instemmend lezen, mogen hun instemming voortzetten in de eeuwige verdoemenis als zij zich niet radicaal tot God bekeren, in de dood van de verrot-vleselijke oude mens en in de opstanding van een nieuw schepsel in Christus, aangezien het occulte oude-mens-boek van Huijgen niet meer is dan brandstof voor de hel.
KLIK OP DE AFBEELDING TER INZAGE ARNOLD-HUIJGEN-VERKRACHTING VAN ARTIKEL 36 VAN DE NGB
|
|