ONTHEOLOGISCH/GEKWEBBEL/VAN DR. P.L. ROUWENDAL, GA vd BRINK & JMD de HEER

KLIK OP DEZE LINK TER INZAGE PDF-DOCUMENT VAN DEZE WEBPAGE

ONTHEOLOGISCH GEKWEBBEL VAN - DR. P.L. ROUWENDAL, HHK-DR. G.A.v.d. BRINK EN GG-DS. J.M.D. de HEER  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Klik hier ONTHEOLOGISCH GEKWEBBEL VAN - DR. P.L. ROUWENDAL, HHK-DR. G.A.v.d. BRINK EN GG-DS. J.M.D. de HEER

KLIK OP DE AFBEELDING TER INZAGE PDF-BESTAND VAN DEZE WEBPAGE


Inzender: Ik las in het RD het volgende artikel: "Rechtvaardiging is vaderlijke vergeving en rechterlijke vrijspraak" geschreven door dr. P. L. Rouwendal, uitgever bij Brevier, methodoloog aan de TUA en associate researcher aan de TUK

Hier hebt u de link:

https://www.rd.nl/artikel/916894-rechtvaardiging-is-vaderlijke-vergeving-en-rechterlijke-vrijspraak

Volgens mijn bescheiden mening is dr. Rouwendal, net als dr. G.A. van den Brink en ds. J.M.D de Heer, geheel de kluts kwijt, en voor mij zijn hun artikelen een en al verwarring. Ook Rouwendal's artikel lost m.i. niets op, maar maakt de verwarring over Gods eigenschappen alleen maar groter. Mag ik uw reactie tegemoet zien? Bijvoorbaat dank. R.W.

-----------------------------------------------------

Antwoord: Dank voor uw inzending. Uw beoordeling is juist en het artikel van dr. Rouwendal is zeker voor wederlegging vatbaar. Ik laat de artikelen van Van den Brink en De Heer voor wat ze zijn, want die betreffen de bekende piperiaanse storm in een glas wijwater. Ik begin direct maar met Rouwendal te quoten, waarop mijn comments volgen. -zegen, GPPB. v.d.m.

PLR.: (A) In menselijke begrippen sluiten rechtvaardigheid en barmhartigheid elkaar uit. (B) Maar in Christus komen ze samen. In Hem toont God de hoogste barmhartigheid en tegelijk de hoogste rechtvaardigheid.

GPPB.: De titel van het artikel van Rouwendal klopt al van geen kant, aangezien de rechterlijke vrijspraak van de goddeloze onderscheiden is van de Vaderlijke vergeving. De rechterlijke vrijspraak vindt namelijk plaats in de doorgang door de enge poort en de Vaderlijke vergeving vindt (herhaaldelijk) plaats aan de reeds verzoende pelgrims op de smalle weg des levens. Ook Rouwendal's bovenstaande stelling (A) klopt van geen kant. In intermenselijke zin kan er weldegelijk sprake zijn van een tegelijk functioneren van rechtvaardigheid en barmhartigheid, let wel in menselijke zin. Immers, in het vorige artikel hief de governor van de Amerikaanse staat Texas alle covid-maatregelen op, waarin hij zowel rechtvaardigheid als barmhartigheid aan de dag legde; rechtvaardigheid vanwege zijn rechtsgeldige uitspraak en barmhartigheid jegens zijn onderdanen. Als het geen rechtvaardige barmhartigheid betreft, is er geen sprake van bijbelse barmhartigheid, maatschappelijk niet en geestelijk niet. Ook stelling (B) is eenzijdig, aangezien Rouwendal de Goddelijke rechtvaardigheid en barmhartigheid niet bijbels onderscheidt, maar daarover rationeel filosofeert. God is namelijk eenzijdig-rechtvaardig in de verdoeming van de verworpenen en de claim van Zijn recht (die van de wet) rust op alle mensen van nature, op straffe des drievoudigen doods. Rouwendal wil ten koste wat het kost, rechtvaardigheid en barmhartigheid tegelijk laten gelden, weliswaar in Christus, maar Hij negeert het feit dat God buiten Christus een verterend Vuur is en een eeuwige Gloed bij Wie niemand wonen kan, gelijk o.a. den apostel Paulus leert: "Want onze God is een verterend Vuur!" Hebr. 12:29.

PLR.: Dr. G. A. van den Brink pleitte onlangs voor het spreken over rechtvaardiging als vergeving uit Gods barmhartigheid, wat een meer basale eigenschap van God zou zijn dan Zijn rechtvaardigheid. Daarop reageerde onder anderen ds. J. M. D. de Heer, die vast wil houden aan het spreken over rechtvaardiging in juridische termen. Hij maakte daarbij mijns inziens terecht bezwaar tegen het aanbrengen van een rangorde in Gods eigenschappen. Maar als het om rechtvaardiging gaat, leek hij zelf de rechtvaardigheid van God als meer basaal te zien. De eigenschap van barmhartigheid ontbrak in zijn eerste reactie. Ik beperk mijn bijdrage tot de kwestie die aanleiding was: is rechtvaardiging vaderlijke vergeving of rechterlijke vrijspraak?

GPPB.: G.A. van den Brink is de J.M.D. de Heer in de HHK en J.M.D. de Heer is de G.A. van den Brink in de GG. Beide heren zijn uitdrukkelijk valse leraren en op deze website als zodanig exposed op grond van de feiten. Wat beiden heren beweren en leren is dus sowieso verwerpelijk, aangezien Van den Brink een arminiaan is en J.M.D. de Heer een neonomiaan. J.M.D. de Heer beweert over de rechtvaardiging te spreken in "juridische termen", terwijl hij totaal niet weet wat hij zegt. De Heer zei namelijk in zijn artikel: "Wee mij als ik de wet niet preekt", terwijl hij de wet in het geheel niet preekt, namelijk niet als de bediening des doods. VD Brink pareerde de uitspraak van De Heer overigens met een bijbelse uitspraak van den apostel, zeggende: "Wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig!" 1 Kor. 9:16, waarmee de apostel overigens niet wil zeggen dat de rechte prediking van de wet overbodig zou zijn. Voor beide heren geldt: "Willende leraars der wet zijn, niet verstaande, noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen", 1 Tim. 1:7.
Het gaat in deze weerlegging echter voornamelijk over hetgeen dr. P.L. Rouwendal beweert, namelijk over de vraag waartoe hij zich beperkt: "Is de rechtvaardiging vaderlijke vergeving of een rechterlijke vrijspraak?"
PS. Voer in de zoekterm van deze website de namen van G.A. van den Brink of J.M.D. de Heer, ter inzage van talloze weerleggings-artikelen van deze valse leraars.

PLR.: God is zo oneindig groot dat ons beperkte menselijke verstand en onze menselijke taal en begrippen Hem niet bevatten kunnen. God openbaart Zich aan ons in Zijn Woord vaak in beeldspraak of metaforen. Zo'n metafoor maakt iets duidelijk over God, maar heeft ook altijd haar beperkingen. Als we God een Rots noemen is dat duidelijk: God is niet hard, koud en onpersoonlijk. Andere metaforen vertonen een verdergaande overeenstemming met de werkelijkheid, zoals "God is een Vader" of "God is een Rechter". Maar ook zulke metaforen hebben hun grenzen: ze zeggen nooit alles over God. Niet dat God anders is dan Hij Zich openbaart in metaforen als "Rots", "Vader" of "Rechter", maar omdat Hij veel meer is dan dat. Het risico van een verregaand toepasbare metafoor is dat we haar beperkingen uit het oog verliezen.

GPPB.: Ook voor de filosoferende Rouwendal geldt, dat hij wel de klok heeft horen luiden, niet wetende waar de klepel hangt. Rouwendal spreekt slechts rationeel-filosofisch over God, niet door het geloof, aangezien het ware geloof nooit filosofeert. Jazeker, God is oneindig groot en daarvan spreekt o.a. Job door het geloof, zeggende: "God is groot en wij begrijpen het niet, er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren", Job 36:26. Rouwendal stelt de oneindige grootheid van God echter in discrediet, alsof de oneindige grootheid van God in Christus niet door het geloof gekend en bewonderd wordt. Als Christus Zich in de ziel openbaart, openbaart Hij Zich door Woord en Geest als zijnde Gods Zoon en niet louter in beeldspraak noch metaforen, gelijk den apostel getuigt: "Het heeft Gode behaagd, Zijn Zoon in mij te openbaren", Gal. 1:15-16.
Rouwendal doet aan pure Schriftkritiek, als hij zegt, dat, zoals God Zich in Zijn Woord openbaart in beeldspraak en metaforen, beperkingen heeft! Rouwendal minimaliseert de kennis aan een volkomen Christus, (zoals o.a. geschreven staat in 1 Kor. 1:30), zeggende, dat er een risico aan het geloof verbonden is, ten aanzien van een toepasbare metafoor, namelijk, "dat we haar beperkingen uit het oog verliezen!"
Rouwendal beweert dus dat God Zich in Zijn Woord niet volkomen, maar Zich beperkt heeft geopenbaard. Rouwendal vereenzelvigt de openbaring van de volkomenheid van God in Christus in Gods Woord met het feit dat Gods volk aan deze zijde van het graf door het geloof ten dele kent. Rouwendal schuift de ware geloofsomhelzing van de volheid Gods in Christus geheel terzijde. Het ware geloof staart zich niet blind op beeldspraak en metaforen, maar kent de volheid Gods in Christus naar de mate des geloofs. Gods ware volk is geworteld en gegrond in de liefde van Christus, welke de band is der volmaaktheid. De apostel Paulus spreekt dan ook totaal anders dan Rouwendal beweert, zeggende: "Opdat Christus door het geloof in uw harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt; opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods. Hem nu, Die machtig is meer dan overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht, die in ons werkt, Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen", Ef. 3:17-21.

PLR.: God vergeeft Zijn kinderen zoals een vader vergeeft: uit liefde en barmhartigheid. Deze metafoor is gegrond in Gods openbaring. Een vader vraagt bij vergeving geen genoegdoening aan zijn kinderen. Genoegdoening aan het recht strijdt met het wezen van het menselijke begrip "vergeving". Daarom kan Christus in deze beeldspraak eigenlijk geen plaats hebben. Want waarom zou Hij gestorven zijn als God zonder genoegdoening vergeeft? Eenzijdig denken vanuit deze metafoor leidt tot on-Bijbelse onevenwichtigheid of zelfs onrechtzinnigheid. Wat niet wil zeggen dat deze metafoor niet werkelijkheidsgetrouw en Bijbels is. Maar ze zegt niet alles wat gezegd moet worden, omdat de wezenlijke Bijbelse notie van de gerechtigheid ontbreekt.

GPPB.: Dat God Zijn kinderen als een verzoend Vader in Christus vergeeft, staat in het kader van het leven des geloofs op de smalle weg, maar daar begint het niet mee. God is een God, Die de goddeloze rechtvaardigt en dat geschiedt door de openbaring van Christus aan de ziel (Joh. 5:25) in de doorgang door de enge poort. Rouwendal leert dat God de gelovige rechtvaardigt, maar dat is een afvallige ketterij die refobreed wordt geleerd en omhelst. God eist weldegelijk genoegdoening der wet van alle gevallen mensen en onder die eis is Saulus van Tarsen gestorven (Rom. 7:9). Als het gebod Gods zich laat gelden in de ziel en in het geweten van de mens, openbaart God Zich niet in Zijn barmhartigheid, maar in Zijn rechtvaardigheid en dan moet de oude mens onder de wet bezwijken. In dat kader zegt Paulus: "Ik ben door de wet der wet gestorven", Gal. 2:19a en dat is voor al Gods kinderen exemplarisch, opdat zij -de oude-mens-dood gestorven zijnde- Gode leven zouden (Gal. 2:19b). Rouwendal filosofeert doorlopend en maakt een mix van de bijbelse theologie. Genoegdoening strijdt theologisch gezien absoluut niet met de vergeving der zonden, maar is erop gebaseerd. God vergeeft de zondaar uitsluitend op basis van genoegdoening, namelijk op grond van de genoegdoening van Christus. Rouwendal cre-eert zelf de chaos waarvoor hij anderen wil waarschuwen.

PLR.: God spreekt Zijn kinderen vrij zoals een rechter vrijspreekt op grond van recht. Ook deze metafoor is Bijbels. Ze is verdergaand bruikbaar dan die van vaderlijke vergeving, omdat Christus hierin als Borg een plaats heeft. Toch heeft ook zij haar beperkingen. Want een rechter kan niet vergeven uit barmhartigheid zonder zelf schuldig te worden. Wezenlijke Bijbelse noties als barmhartigheid, genade en vergeving kunnen in deze beeldspraak geen plaats krijgen. Vrijspraak op grond van betaling door een borg is juridisch gezien geen vergeving. Ook deze metafoor kan dus niet alles zeggen wat gezegd moet worden.

GPPB.: Rouwendal werpt de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze -de leer waarmee de Kerk staat of valt- geheel overboord met zijn bizarre piperiaanse filosofie. Rouwendal beweert ook hier dat God de gelovige vrijspreekt, terwijl God de goddeloze vrijspreekt op grond van de toegerekende gerechtigheid van Christus. Rouwendal isoleert de rechterlijke vrijspraak Gods van de plaatsbekleding van Christus met zijn onbijbelse beperkingsleer. Rouwendal leert dus dat Christus Zich niet als Gods Zoon, maar Zich als een metafoor aan de ziel openbaart. Het is te bizar voor woorden! Christus heeft Zichzelf schuldig verklaard in plaats van Zijn volk, want Hij is tot zonde gemaakt (2 Kor. 5:21) en met de misdadigers gerekend (Mark. 15:28). Rouwendal beweert verder dat "vrijspraak op grond van betaling door een borg juridisch gezien geen vergeving is", hetgeen pure godslastering is. God spreekt uitsluitend de goddeloze juridisch vrij, namelijk op grond van recht, ofwel op grond van de gerechtigheid van Christus, dus op grond van de volkomen genoegdoening van Christus, ofwel op grond van Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid.

PLR.: Het eenzijdig spreken vanuit deze metafoor brengt ook andere moeilijkheden met zich mee: De benadeelde Partij is Zelf Aanklager en Rechter. De Rechter wijst de aangeklaagde Zijn eigen Zoon als Advocaat toe en geeft Hem de opdracht met Zijn leven te betalen voor de schuldige. De Rechter vergeeft uit genade op grond van recht. Allemaal juridische absurditeiten, maar ook allemaal theologische waarheden. In juridische metaforen zijn ze niet goed te verwoorden.

GPPB.: Rouwendal cre-eert zelf "moeilijkheden", die voor het ware geloof vanzelfsprekend zijn. Rouwendal plaatst de verzoening van God in Christus in een wiskundig kader van beeldspraken en metaforen, terwijl de door hem ge-creerde "juridische absurditeiten" voor het geloof geen enkele common sense maken, omdat het geloof niet filosofeert, maar wezenlijk en eenvoudig in Christus gelooft! Gods Woord leert niet wat Rouwendal wijsgerig en wiskundig suggereert.

PLR.: Op de Heere Jezus Christus zijn zelfs meerdere juridische metaforen van toepassing. Hij is Borg, maar ook degene voor Wiens rechterstoel wij allen geopenbaard moeten worden (2 Korinthe 5:10) en Hij heeft macht om Zelf de zonden te vergeven (Mattheus 9:6). Wie eenzijdig denkt vanuit de gedachte dat alleen de Vader Rechter is en de Zoon alleen Borg, kan deze Bijbelse gegevens geen plaats geven.

GPPB.: De verwarring die Rouwendal in zijn artikel schept, maakt hij met het bovenstaande fragment niet in orde. Hier spreekt Rouwendal bijbelse waarheden, terwijl hij tegelijk de eigenschappen Gods metaforiseert en isoleert van de geloofskennis in de volkomenheid van Christus. In de trappen van Zijn vernedering pretendeerde Christus geen Rechter te zijn, maar schreef die titel ten volle op Naam van Zijn Vader, terwijl Hij in de staat van Zijn vernedering krachtens Zijn Godheid de zonde vergaf en nog steeds vergeeft. Door Zijn opstanding uit de dood, heeft de Vader alle macht in hemel en op aarde aan Christus toegeschreven en gegeven (Matth. 28:18). Als Christus wederkomt op de wolken des hemels, komt Hij als Rechter van hemel en aarde om te oordelen de levenden en de doden. De metaforische mix-filosofie van Rouwendal ten spijt.

PLR.: Dr. Van den Brink en ds. De Heer lijken de metaforen van vaderlijke vergeving en rechterlijke vrijspraak te beschouwen als elkaar beconcurrerend: je moet kiezen voor de een of voor de ander. Maar wie kiest, verliest wat onmisbaar is. De metaforen van God als Vader en God als Rechter beconcurreren elkaar niet, maar completeren elkaar. Laat ze beiden staan! God is een barmhartig Vader die Zijn kinderen vergeeft zonder van hen genoegdoening te vragen. God is ook een rechtvaardig Rechter die Zijn kinderen vrijspreekt op grond van recht, vanwege de genoegdoening door Christus. En Hij is nog veel meer en nog veel groter. De Heidelbergse Catechismus houdt deze twee eigenschappen in antwoord 11 en 12 samen overeind: God ís barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig en wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg gedaan wordt.

GPPB.: Met al zijn gefilosofeer stelt Rouwendal zich in dezelfde rij van de valse leraren, zoals G.A. van den Brink en J.M.D. de Heer dat uitdrukkelijk zijn. In het kader van de Godheid is er van "completeren" geen sprake! God de Vader is Rechter tegelijk. Ook God de Zoon is Zoon en Rechter tegelijk. De drie-enige God is 1 God in de drie-heid. De VADERLIJKE vergeving is wel onderscheiden van de RECHTERLIJKE vrijspraak van God, en daarvan is elke menselijke keuze uitgesloten. De Vaderlijke vergeving geldt Gods verzoende volk en de rechterlijke vrijspraak geldt uitsluitend de goddeloze, waarvoor Christus te Zijner tijd gestorven is (Rom. 5:6). Gods rechterlijke vrijspraak van de goddeloze is TOT vergeving der zonde, TOT geloof en TOT het kindschap Gods. Nogmaals, God vergeeft uitsluitend op grond van de genoegdoening, verzoening door voldoening, in en door Christus. God vergeeft echter niet louter omwille van de verworven gerechtigheid van Christus, maar omwille van de TOEGEREKENDE gerechtigheid van Christus, aangezien de verwerving van Christus nog niet de toepassing is. Over de toepassing der zaken spreekt Rouwendal puur filosofisch-voorwerpelijk, alsof de ware gelovigen eerst een begrip moeten hebben van zijn metaforische wiskunde, alvorens in Christus te kunnen geloven.

PLR.: In menselijke begrippen sluiten rechtvaardigheid en barmhartigheid elkaar uit. Maar in Christus komen ze samen. In Hem toont God de hoogste barmhartigheid en tegelijk de hoogste rechtvaardigheid. We doen de rijkdom van Gods openbaring tekort – en onszelf schade – als we een van Gods eigenschappen in de rechtvaardiging veronachtzamen uit eenzijdige aandacht voor een andere.

GPPB.: Zoals in het begin al is gezegd, sluiten rechtvaardigheid en barmhartigheid zich in het kader van menselijke begrippen NIET uit. In menselijke zin gesproken is het rechtvaardig en tegelijk barmhartig, zoals bijv. de Texaanse governor zich uitgesproken heeft t.a.v. de corona-maatregelen (zie vorig artikel). Rouwendal vereenzelvigt bovendien de staat van een natuurlijk mens onder de wet en de staat der genade van Gods ware kinderen, want hij gaat ervan uit dat "we" allemaal ware christenen zijn. De mens van nature verkeert echter onder de toorn Gods en heeft geen deel aan Gods barmhartigheid, zolang hij niet in Christus is door het geloof. Gods openbaring leert weldegelijk een eenzijdige claim van Gods rechtvaardigheid op straffe des drievoudigen doods jegens alle mensen in hun onverzoende staat. Ook leert Gods Woord een eenzijdige uitwerking van Gods rechtvaardigheid jegens de verworpenen. Als de genade en de waarheid elkander ontmoeten en met de kus van de vrede Gods wordt begroet en verzegeld, gaat het over de particuliere toepassing der genade Gods in Christus aan een gans verloren zondaar in de aanvaarding van zijn welverdiende straf. Als dat geschiedt, is er van "veronachtzaamheid" jegens de eigenschappen Gods geen sprake, want dat geschiedt niet in een hoek. Laat Rouwendal eens vertellen HOE Gods barmhartigheid aan Gods rechtvaardigheid beantwoordt in het kader van de doorgang door de enge poort, dus in het kader van Galaten 2:19, Rom. 7:9, 1 Sam. 2:6, vanuit de geloofsbevinding der zaken. Zoals gewoonlijk staat de wagen dan stil, want dan is het net als bij de farizeen wiens monden door Christus gestopt werden: and everybody goes home !

KLIK OP DE AFBEELDING TER INZAGE PDF-BESTAND VAN DEZE WEBPAGE

KLIK OP DEZE LINK TER INZAGE PDF-DOCUMENT VAN DEZE WEBPAGE