GG-KETTER-ds. A.T. HUIJSER: 'HET IS NIET NAAR DE BIJBELSE ORDE OM/RECHTSTREEKS/TOT/JEZUS/TE/BIDDEN'
GG-KETTER-ds. A.T. HUIJSER: 'HET IS NIET NAAR DE BIJBELSE ORDE OM RECHTSSTREEKS TOT JEZUS TE BIDDEN'        
Plaats in winkelmandjeMandje

GG-KETTER-ds. A.T. HUIJSER: "HET IS NIET NAAR DE BIJBELSE ORDE OM RECHTSTREEKS TOT JEZUS TE BIDDEN"

Onlangs kregen we een brochure in handen gedrukt van de hand van GG-ds. A.T. Huijser, getiteld: "De binnenkamer"

Genoemde brochure is uitgegeven door: "Lectuurfonds Vrouwenbond Gereformeerde Gemeente"

www.vrouwenbondgergem.nl
lectuurfonds@vrouwenbondgergem.nl

De reden waarom we over genoemde brochure een artikel schrijven, is gelegen in de volgende feiten:

1. In heel de brochure komt de leer waarmee de Kerk staat of valt, de rechtvaardiging van de goddeloze, niet ter sprake. Ook in zijn 2e punt: "Hoe vinden we rust in de binnenkamer?" wordt zelfs de wedergeboorte en de doorgang door de enge poort niet genoemd, laat staan hoe het gaat !

2. ERGO - op pagina 14 van de brochure, in de laatste alinea, wordt de vraag gesteld: "Mogen wij altijd tot Jezus bidden?" waarop Huijser een volbloed rooms antwoord geeft, namelijk: "Het is niet naar de Bijbelse orde om rechtstreeks tot Jezus te bidden."

Een dominee die dergelijke roomse ketterijen leert, is een valse leraar. Rome leert namelijk ook dat het niet geoorloofd is rechtstreeks tot Jezus te bidden, aangezien Rome (heilige) Maria als middelares tussen Christus en de zondaar heeft geplaatst, tot wie we onze gebeden -volgens Rome- moeten richten. Huijser brengt Maria wel niet in stelling, maar hij leert feitelijk exact hetzelfde als wat Rome leert, namelijk, "dat het niet is naar de Bijbelse orde om rechtstreeks tot Jezus te bidden."

Uit genoemde uitspraak bewijst de ketterse mens, Huijser, dat hij GEEN zaligmakende kennis heeft aan Christus, aangezien NIEMAND tot de Vader komt dan door Hem, gelijk geschreven is: "Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij", Joh. 14:6.

3. We hebben de vrouwenbond van de GG persoonlijk aangeschreven op genoemde ketterij van Huijser, via de lectuurfonds-email, maar na weken nog geen reactie vernomen. Ook hebben we ds. A.T. Huijser -predikant in Ger. Gem. van Rijssen Noord- persoonlijk aangeschreven op genoemde ketterij, maar ook hij was "zo beleefd" om na weken wachten geen enkele reactie te geven.

De brief die we .n.a.v. de Huijser-brochure verzonden hebben naar de Vrouwenbond van de GG en naar ds. Huijser zelf, kunt u hieronder lezen.

-----------------------------------------

AAN: ds. A.T. Huijser, predikant Rijssen-Noord - Bleekstraat 27, 7462 Rijssen - the Netherlands

AAN: Lectuurfonds Vrouwenbond Gereformeerde Gemeente - Zichtweg 19, 8075 CN Elspeet - the Netherlands
lectuurfonds@vrouwenbondgergem.nl
www.vrouwenbondgergem.nl

LS, GG-ds. A.Th. Huijser schrijft in een door u uitgeven brochure, getiteld "De Binnenkamer", op pag 14 onderaan letterlijk: "Het is niet naar de bijbelse orde om rechtstreeks tot Jezus te bidden."

Dominees die dit soort ketterse uitspraken zwart-op-wit leren, zijn valse leraars van de eerste orde en kennen Christus zelf niet. De ketterij van Huijser wordt hieronder weerlegd met tal van bijbelteksten waarin rechtstreeks tot de Heere Jezus wordt gebeden en door Hem metterdaad beantwoord en verhoord zijn geworden.

We zullen de aanroeping der heiligen tot de Verbonds Engel, Christus, in het OT beperken tot Hosea 12:5: "Ja, hij gedroeg zich vorstelijk tegen den Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem. Te Beth-el vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met ons."

Rechtstreeks bidden tot Christus in het NT
Mattheus 8:24-26: "En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep. En Zijn discipelen, bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan! En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte."

Mattheus 9:27: "En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontfermt U onzer!"

Mattheus 14:28: "En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere! indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water."

Mattheus 14:30: "Maar ziende den sterken wind, werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud mij!"

Mattheus 15:22: "En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten."

Mattheus 17:15: "Heere! ontferm U over mijn zoon; want hij is maanziek, en is in zwaar lijden; want menigmaal valt hij in het vuur, en menigmaal in het water."

Mattheus 20:30-31: "En ziet, twee blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus voorbijging, riepen, zeggende: Heere, Gij Zone Davids! ontferm U onzer. En de schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; maar zij riepen te meer, zeggende: Ontferm U onzer, Heere, Gij Zone Davids!"

Mattheus 20:33: "Zij zeiden tot Hem: Heere! dat onze ogen geopend worden."

Markus 1:40-41: "En tot Hem kwam een melaatse, biddende Hem, en vallende voor Hem op de knieen, en tot Hem zeggende: Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. En Jezus, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd!"

Markus 5:23: "En bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje is in haar uiterste; ik bid U, dat Gij komt en de handen op haar legt, opdat zij behouden worde, en zij zal leven."

Markus 7:26: "Deze nu was een Griekse vrouw, van geboorte uit Syro-fenicie; en zij bad Hem, dat Hij den duivel uitwierp uit haar dochter."

Markus 10:47-48: "En horende, dat het Jezus de Nazarener was, begon hij te roepen en te zeggen: Jezus, Gij Zone Davids! ontferm U mijner. En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep zoveel temeer: Gij Zone Davids! ontferm U mijner."

Lukas 5:8: "En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieen van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens."

Lukas 5:12: "En het geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er was een man vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad Hem, zeggende: Heere! zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen."

Lukas 7:2-4: "En een dienstknecht van een zeker hoofdman over honderd, die hem zeer waard was, krank zijnde, lag op zijn sterven. En van Jezus gehoord hebbende, zond hij tot Hem de ouderlingen der Joden, Hem biddende, dat Hij wilde komen, en zijn dienstknecht gezond maken. Dezen nu, tot Jezus gekomen zijnde, baden Hem ernstelijk, zeggende: Hij is waardig, dat Gij hem dat doet."

Lukas 8:38: "En de man, van welken de duivelen uitgevaren waren, bad Hem, dat hij mocht bij Hem zijn. Maar Jezus liet hem van Zich gaan."

Lukas 9:38: "En ziet, een man van de schare riep uit, zeggende: Meester, ik bid U, zie toch mijn zoon aan; want hij is mij een eniggeborene."

Lukas 18:38-39: "En hij riep, zeggende: Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner! En die voorbijgingen, bestraften hem, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep zoveel te meer: Zone Davids, ontferm U mijner!"

Lukas 23:42: "En hij {de moordenaar) zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn."

Johannes 4:46-47: "Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaum. Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging tot Hem, en bad Hem, dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven."

Handelingen 22:8: "En ik antwoordde: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide tot mij: Ik ben Jezus, de Nazarener, Welken gij vervolgt."

Handelingen 22:10: "En ik zeide: Heere! wat zal ik doen? En de Heere zeide tot mij: Sta op, en ga heen naar Damaskus; en aldaar zal met u gesproken worden, van al hetgeen u geordineerd is te doen."

----------------------------------------------------

PS. Het is al te zot voor woorden om aan een refo-dominee, die niet weet wat hij leert, noch wat hij bevestigd, vanuit Gods Woord bewijslast te tonen dat bidden tot de Heere Jezus niet alleen geoorloofd is, maar door God de Vader Zelf geboden wordt, zeggende: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem!" Matth. 17:5, ook in Zijn beantwoording op het gebed.

Genoemde bijbelse bewijslast om rechtstreeks tot de Heere Jezus te bidden, sluit het bidden tot de Vader echter niet uit, gelijk Christus Zijn discipelen Zelf geleerd heeft in het "Onze Vader" en wat de Heere Jezus zegt in Joh. 16:23-27: "En in dien dag zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij den Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven. Tot nog toe hebt gij niet gebeden in Mijn Naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij. Deze dingen heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken; maar de ure komt, dat Ik niet meer door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit van den Vader zal verkondigen. In dien dag zult gij in Mijn Naam bidden; en Ik zeg u niet, dat Ik den Vader voor u bidden zal; want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan."

GG-ketter A.T. Huijser gelooft dus niet dat Christus als de Zoon van God, als God gelijk staat aan de Vader, gelijk geschreven staat: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst", Jes. 9:5.
Huijser maakt dus de Godheid van Christus ondergeschikt aan de Godheid van de Vader en dat leert heel de Afscheiding, aangezien zij allen ds. G.H. Kersten na papegaaien in zijn ketterij "dat niet Christus, maar alleen de Vader de zonden vergeeft", de godslastering ten top !

Zowel de Vader als de Zoon zijn machtig de zonden te vergeven, gelijk geschreven staat: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:21.

PS 2. Zie ook gerelateerde artikelen op de volgende blokken

G.P.P. Burggraaf v.d.m.

LEES ARTIKEL OP HET LAATSTE BLOK TER INZAGE WEERLEGGING VAN DE KETTERSE LERINGEN VAN DS. G.H.KERSTEN

DE VERGEVING DER ZONDEN IS HET WERK VAN DE DRIE-ENIGE GOD        
Plaats in winkelmandjeMandje

Aangezien vele belijders en voorgangers in onze dagen de Godheid van Christus aantasten t.a.v. de uitvoerende macht van de vergeving der zonden, hebben we een artikel gewijd aan de leer van de heilige Drie-eenheid. In onze dagen wordt de leer van de Goddelijke Drie-eenheid namelijk veel meer aangetast dan menigeen beseft. Hier volgt een beknopte verklaring over de leer van de heilige Drie-eenheid.

DE GODHEID VAN CHRISTUS IS GELIJK AAN DE GODHEID VAN DE VADER
Zowel de Vader als de Zoon hebben de macht de zonden te vergeven en de zondaar -die in het gerichte Gods betrokken wordt- vrij (zalig) te spreken van schuld en straf door de Heilige Geest. In mijn artikel "Vergeving, door Wie?" wordt dat overduidelijk uit de heilige Schrift bewezen, hetgeen dan ook niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, zodat een ieder van genoemde Schriftbewijzen duidelijk nota kan nemen. Bovendien zullen degenen die van God geleerd zijn en die het getuigenis des Geestes in zich hebben, volledig instemmen met het feit dat zowel de Vader als de Zoon even gelijke macht hebben om de zonden te vergeven en dat ook daadwerkelijk doen. Hoewel de vergeving der zonden op sommige plaatsen der Schrift aan de Vader wordt toegewezen, leert de Schrift ook overduidelijk dat ook Gods Zoon de zonden vergeeft. Dat er over de drie Goddelijke Personen onderscheiden gesproken wordt in Gods Woord, kan men in al mijn geschriften duidelijk bevestigd zien, maar heel iets anders is het als men de Godheid van de Zoon ondergeschikt maakt aan de Godheid van de Vader, want dat is een godslastering waaraan velen zich schuldig maken in onze dagen, tot schade van onsterfelijke zielen. Als Gods Woord leert dat ook Christus daadwerkelijk de zonden vergeeft, o.a. in Kolossensen 3:13, waar Paulus aan de heiligen schrijft: "Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo", dan moet je wel een godslasteraar zijn om het tegendeel te durven beweren.

Christus is niet alleen Middelaar van verdienste, maar ook Middelaar van toepassing en als we kennis hebben aan een Middelaar van toepassing zullen we niet letterknechtelijk dogmatiseren, zoals ook de Farizeeen pleegden te doen, maar een lezende brief van Christus zijn, want dat is Gods Eigen werk. Dat Christus ook een Middelaar van toepassing is, wordt door velen categorisch ontkend, maar door de Schrift op vele plaatsen geleerd (zie onderstaande Schriftbewijzen). Dat Christus niet alleen de macht heeft om de zonden te vergeven, maar ook daadwerkelijk vergeeft, bewijst de Schrift namelijk ook in Mattheus 9:2 en om het nog een keer te zeggen is mij zeker niet verdrietig: "En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven." Dit is niet louter en alleen "verledentijdse" bijbelse geschiedenis, want Christus is gisteren en heden Dezelfde! Wat Hij toen deed, doet Hij nog!
Toen de Joden aanhoorden dat Christus de zonden vergaf, zeiden zij dat Hij God lasterde, terwijl zij het zelf waren die God lasterden, omdat zij met hun judaistisch godsbeeld de Godheid van de Heere Jezus ontkenden. Christus geeft vervolgens voor ieders oog en oor een Goddelijk bewijs dat Hij ook een Middelaar van toepassing is, namelijk in Mattheus 9:6: "Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis."

Ja, op aarde, want in de hemel is geen vergeving meer nodig, aangezien de hemel een plaats is waar alleen volmaakte gerechtigheid woont. Dat Christus niet alleen Middelaar van verdienste, maar ook Middelaar van toepassing is en dat Hij krachtens Zijn Godheid de zonden vergeeft, wordt ook duidelijk door Hemzelf geleerd in het huis van Simon de farizeeer, betreffende de zondares aan Zijn voeten, en wel in Lukas 7:47-48: "Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven."

Als vele rechtzinnige dominees in onze dagen beweren dat Christus wel de macht heeft om de zonden te vergeven, maar dat niet doet, is die bewering het toppunt van alle ketterijen, want een God zonder uitvoerende macht van vergeving der zonden is een afgod! Gods Woord bewijst wel anders in Johannes 5:26-27: "Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is."

Bovenstaande Schriftbewijzen plus de vele andere Schriftbewijzen die in mijn artikel: "Vergeving, door Wie?" worden genoemd, zijn voor het redelijke verstand al niet voor tweeerlei uitleg vatbaar, laat staan dat het ware geloof deze dingen (publiek) in twijfel zou trekken! Die dat doen moeten publiek veroordeeld worden en in de kerkelijke ban gedaan worden. Ach, de tucht is weg en de bediening is ook weg in de huidige kerken! God is niet weg, nee, want Hij is met Zijn Geest alomtegenwoordig. Dat mag de levenden Kerk ervaren, waar zij zich ook bevindt. Gods ware volk kan echter bijna nergens meer kerken, want de herders weiden zichzelf en bestrijden de fundamentele dwalingen niet meer, zeker niet publiek. Het zal een wonder heten als het anders is. Het is namelijk duivelswerk om de Godheid van Christus te relativeren t.o.v. de Godheid van de Vader, want God is Een! En als we spreken over de onderscheiden werking van de drie Goddelijke Personen, dienen we altijd te spreken in het kader van de volle raad Gods, Schrift met Schrift vergelijkende. De volle raad Gods moet gepreekt worden en die begint niet in de tijd met de vergeving der zonden, maar al in de nooit begonnen eeuwigheid, namelijk in de eeuwige vrederaad, waarbij alleen de Drie Goddelijke Personen aanwezig waren, namelijk de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De orde des heils begint in God, dus niet in de tijd met de verzoening, maar in de nooit begonnen eeuwigheid met de verkiezing, hetgeen duidelijk geleerd wordt in Romeinen 8:30: "En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt." Hetgeen hier genoemd wordt is het werk van een Drie-enig God, en wel op de volgende wijze onderscheidenlijk te verstaan:

Het werk der uitverkiezing/schepping wordt voornamelijk toegeschreven aan God de Vader. (Jes. 44:2; Zach. 3:2; Rom. 9:11, 18; 1 Kor. 1: 27-28; 1 Thess. 1:4; Ef. 1:4; Jak. 2:5 - Gen. 1, 2; Gen. 6:7; Jes. 42:5, enz.).

Het werk der verlossing wordt voornamelijk toegeschreven aan God de Zoon. (Gen. 48:16; Matth. 27:42; Hand. 5:21; Gal. 3:13; 1 Thess. 1:10, enz.).

Het werk der heiligmaking/heerlijkmaking wordt voornamelijk toegeschreven aan God de Heilige Geest. (Tit. 3:5; 1 Pet. 1:2 - 2 Kor. 3:8, enz.).

Dus dit is de orde in de Goddelijke huishouding:
God de Vader verkiest en schept, God de Zoon verlost en redt en God de Heilige Geest Die van de Vader en de Zoon uitgaat, heiligt en verheerlijkt zowel de Vader als de Zoon in de toepassing des harten, ja tot in eeuwigheid. Hoewel onderscheiden in werking zijn alle drie Personen volkomen met elkaar in overeenstemming in de hoogst heilige harmonie en de Een sluit de Ander nooit uit, zelfs niet van een Goddelijk werk. Nooit is een van de Goddelijke Personen ledig Toeschouwer bij het werk van de Ander. De (werkzame) eenheid in de Drieheid wordt in Gods Woord meermalen bewezen. "Want Drie zijn er, Die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn Een", 1 Joh. 5:7.

Als u goed gelezen zult hebben, lezer, zult u echter ontdekt hebben dat het woord "voornamelijk" drie keer voorkomt, bij elk werk afzonderlijk. Dat komt echter niet uit mijn brein voort, maar dat leert Gods Woord en de Heilige Geest leert het de levende Kerk in de bevinding der zaken. God de Vader kan namelijk nooit uitgesloten worden van het werk der verlossing, noch van het werk en der heiligmaking en der heerlijkmaking. Zo kan God de Zoon nooit uitgesloten worden van het werk der verkiezing, (her)schepping, heiligmaking en heerlijkmaking. Evenmin kan de Heilige Geest uitgesloten worden van de uitverkiezing, (her)schepping en de verlossing. In deze Goddelijke Drie-eenheid is niet de Een eerst of laatst, niet meest of minst, maar alle drie Personen hebben gelijke eeuwigheid en zijn Zichzelf alleszins gelijk, hebbende gelijke eer en gelijke eeuwige heerlijkheid. De Vader is almachtig, de Zoon is almachtig en de Heilige Geest is almachtig. Er zijn er echter geen drie Almachtigen, maar 1 Almachtige. De Vader is zelfstandig, de Zoon is zelfstandig en de Heilige Geest is zelfstandig, maar ze hebben geen drie willen, maar 1 wil en zijn 1 God.

Hoewel de uitverkiezing voornamelijk toegeschreven wordt aan God de Vader, is Christus -zoals reeds is gezegd- niet van het werk der verkiezing uitgesloten, want dat bewijs levert Christus Zelf in Johannes 15:16a: "Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren", hetgeen ook de Dordtse Leerregels onderstrepen in Hoofdstuk 1, "Verwerping der dwalingen", Art. 5.

Ook in het werk der schepping was niet een, maar zijn de drie Goddelijke Personen werkzaam (Gen. 1:1-2; Ps. 33:6; Kol. 1:15-19). God de Vader is de Schepper van hemel en aarde. "Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen geschapen, en dezelve uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft, en wat daaruit voortkomt; Die den volke, dat daarop is, den adem geeft, en den geest dengenen, die daarop wandelen", Jes. 42:5.
God de Zoon is het Woord, Hij is echter niet een instrument, maar als Goddelijk Persoon heeft Hij de hemelen gemaakt door Zijn Geest. "Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir", Ps. 33:6.
God de Heilige Geest, de derde Persoon, was ook bij de schepping werkzaam, want "de Geest Gods zweefde op de wateren" en bracht de aanvankelijke woestheid en ledigheid tot een schone orde.

Zo-ook in het werk der herschepping is niet een, maar zijn de drie Goddelijke Personen werkzaam. "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:21.
Niet alleen de Vader en de Zoon, maar ook de Heilige Geest maakt levend. "De Geest is Het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn Geest en zijn leven", Joh. 6:63.
En Elihu getuigt door de Heilige Geest: "De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt", Job 33:4.
En ten aanzien van de uitvoerende macht t.a.v. de verwerping en de genadige aanneming getuigt de Heilige Geest in Johannes 5:26: "Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is." Dit slaat niet alleen op het eindoordeel, maar op de reeds geldende almacht van Christus, als Profeet, Priester en Koning. En alleen door Hem kennen wij de Vader, tenminste als wij door Hem gekend zijn. "En Jezus riep, en zeide: Die in Mij gelooft, gelooft in Mij niet, maar in Dengene, Die Mij gezonden heeft. En die Mij ziet, die ziet Dengene, Die Mij gezonden heeft", Joh. 12:44-45.

Ja, Hij roept het Zijn Kerk toe: "Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien", Joh. 14:9. Immers, niemand kan tot God de Vader komen dan door de Zoon en Christus getuigt anderzijds in Johannes 6:44: "Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage." De trekking geschiedt door de Vader en de opwekking geschiedt door de Zoon en dat bewijst Beider aandeel in het toebrengen van de uitverkorenen, maar het bewijst ook dat de opwekking, ofwel de wedergeboorte voornamelijk aan Christus wordt toegeschreven, terwijl de heilige Schrift op andere plaatsen bewijst dat ook de Vader en de Heilige Geest zondaars wederbaren (1 Pet. 1:3; 1 Pet. 1:23; Joh. 5:21; Joh. 6:63).

De (onverzoende) uitverkorenen worden echter eerst in een vurige Wet tot God gebracht, als een ter dood veroordeelde. Immers, de Geest overtuigt hen van zonde, gerechtigheid en oordeel, want ze zullen weten tegen Wie ze gezondigd hebben, namelijk tegen de almachtige Schepper van hemel en aarde, Die de mens goed en in Zijn evenbeeld geschapen heeft, in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Alvorens de uitverkorenen levendgemaakt en met God verzoend worden, wordt er met de betreffende zondaar dus eerst gericht gehouden in een weg van recht en gerechtigheid, waarbij het verdoemend recht der Wet en het verzoenend recht in Christus elkaar ontmoeten in de vierschaar van des zondaars geweten, zodat de zondaar de wetsdood sterft, Gode levendgemaakt (Gal. 2:19) en gerechtvaardigd wordt door de toegerekende gerechtigheid van Christus, waarbij de vrede met een kus van het recht wordt begroet. God doet namelijk geen half werk en Christus is een volkomen Zaligmaker, die geen half doden, maar riekende lijken, helwaardige zondaren, door Zijn Geest tot eeuwig leven verwekt en daadwerkelijk zalig spreekt in de vergeving hunner zonden.

De Vader keurt volkomen goed degenen die door de Zoon worden zalig gesproken(!) en de Zoon keurt volkomen goed degenen die God de Vader vrijspreekt van schuld en straf. En degenen die de zaligsprekingen van de Zaligmaker, ofwel de beloften van het Evangelie in de toepassing, isoleren van de daadwerkelijke vergeving der zonden, zijn dwaalgeesten van de eerste orde. In het werk der verzoening is ook de Heilige Geest geen ledig Toeschouwer, want ook de Heilige Geest stemt volledig in met het genadige besluit des Vaders en de zaligspreking des Zoons door Zijn genadige inspraak en inwendig getuigenis in de toepassing des harten van de betreffende zondaar. Het werk der verzoening is dus het werk van een Drie-enig God en niet van God de Vader alleen, ook niet van Christus alleen en ook niet van de Heilige Geest alleen.

Ook de inwoning van de Heilige Geest is niet zonder de inwoning van de Vader en de Zoon, want dat wordt duidelijk geleerd in Johannes 14:23: "Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken." Dat de inwoning van de Heilige Geest niet op zichzelf staat, wordt ook duidelijk geleerd in Galaten 2:20: "Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft."

Als men leert dat niet Christus, maar alleen God de Vader de zonden vergeeft, dan scheidt men de Godheid van de Vader van de Godheid van Christus en maakt men de laatste aan de eerste ondergeschikt, maar daarmee tast men de leer der Goddelijke Drie-eenheid aan. Ik moet hiertegen ernstig waarschuwen, want degenen die de leer van de Goddelijke Drie-eenheid aantasten en daarin volharden kunnen niet zalig worden!
God is Het Die rechtvaardig maakt, jazeker, te weten de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, want God is Een! God, de Rechter van hemel en aarde, tegen Wie wij gezondigd hebben, heeft echter al het oordeel den Zoon gegeven. Dat laatste wordt door velen categorisch ontkend. Velen houden er een judaistisch godsbeeld op na, maar dezulken gaan geheel voorbij aan de uitvoerende macht van Christus, Die door de Vader als Rechter van levenden en doden is verordend, gelijk de apostel Petrus duidelijk bewijst in Handelingen 10:38-43: "Belangende Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht; Welke het land doorgegaan is, goeddoende, en genezende allen, die van den duivel overweldigd waren; want God was met Hem. En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het Joodse land en te Jeruzalem; Welken zij gedood hebben, Hem hangende aan het hout. Dezen heeft God opgewekt ten derden dage, en gegeven, dat Hij openbaar zou worden; niet al den volke, maar den getuigen, die van God tevoren verkoren waren, ons namelijk, die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was. En heeft ons geboden den volke te prediken, en te betuigen, dat Hij is Degene, Die van God verordend is tot een Rechter van levenden en doden. Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk, die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam."

Als men de uitvoerende macht van Christus t.a.v. de vergeving der zonden ontkent, ontkent men dus ook dat Christus Middelaar is van toepassing. Dat zou betekenen dat Christus geen volkomen Zaligmaker is! Daarmee ontkent men echter ook dat al het oordeel den Zoon gegeven is. En dan volgt daaruit dat men den Zoon niet eert, maar wie de Zoon niet eert, die eert ook de Vader niet. Dat zeg ik niet, maar dat zegt Christus Zelf in Zijn heilig Woord: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel den Zoon gegeven; opdat zij allen den Zoon eren, gelijk zij den Vader eren. Die den Zoon niet eert, eert den Vader niet, Die Hem gezonden heeft", Joh. 5:21-23.

Met de valse bewering: dat Christus wel de macht heeft om de zonden te vergeven, maar dat Hij niet daadwerkelijk vergeeft, leert men wel degelijk een fundamentele ketterij, hetgeen ik al genoegzaam met de Schrift heb bewezen. De Heilige Geest getuigt Zelf, bij Monde van de Vader: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem!" Matth. 17:5.
Hoort Hem, in Zijn levendmakende en schuldvergevende stem: "Doden zullen horen, de stem van de Zoon van God en die ze gehoord hebben zullen leven", Joh. 5:25.

Doden en goddelozen, die door de Wet gedood en aan het einde der Wet gekomen zijn, die zullen horen (geloven) de stem van Hem Die het einde der Wet is, tot vergeving hunner zonden. "Want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft", Rom. 10:4.
Hoort Hem, Die krachtens Zijn Godheid de Vader gelijk is en derhalve als God de zonden vergeeft: "Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven", Matth. 9:2.
En de Zoon getuigt van Zichzelf in Mattheus 28:18: "Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde."
Christus is niet alle macht gegeven om er niets mee te doen. Integendeel, Hij regeert de hemel en de aarde, want God de Vader heeft alle dingen, alle schepselen, ja, de duivel, de hel, de dood en het graf, onder Zijn voeten onderworpen. "Alle dingen hebt Gij onder Zijn voeten onderworpen. Want daarin, dat Hij Hem alle dingen heeft onderworpen, heeft Hij niets uitgelaten, dat Hem niet onderworpen zij", Hebr. 2:8a.

En als Hoofd van Zijn uitverkoren Kerk regeert en beschermt Hij Zijn gemeente, en Hij brengt ze als Middelaar van toepassing ook toe, want het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan (Jes. 53:10b)! Hij toont Zijn almacht in het leven van verloren zondaren, in de vergeving hunner zonden, want daartoe is Hij van de Vader gezonden! Om wat? "Om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren", Luk. 4:18-19. Christus woorden zijn daden! Hebt u er ook bevindelijke geloofskennis van, lezer?

En de verhoogde Christus, zittende aan de rechterhand des Vaders, doet niet anders dan de zonden te vergeven van de goddelozen, waarvoor Hij te Zijner tijd gestorven is (Rom. 5:6), op grond van Zijn Hogepriesterlijke voorbidding. Christus pleit namelijk eisende en dat is ook Vaders wil: "Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting", Ps. 2:8.

Onlangs schreef iemand mij "willekeur", "wanorde" en "zelfgemaakte hersenspinsels" toe, omdat ik op grond van de Schrift leer dat zowel God de Vader als God de Zoon de uitvoerende macht bezitten om de zonden te vergeven en dat er geen waardeverschil zit tussen de vergeving des Vaders en de vergeving des Zoons. Als genoemde briefschrijver dit "willekeur" noemt en "onordelijk", dan mag hij zijn eigen geestelijke huisraad nog wel eens nakijken, want dan vrees ik dat hij een afgod koestert die zijns gelijke niet heeft. Velen houden er een judaistisch godsbeeld op na, en houden alleen God de Vader voor God. Als dat waar zou zijn, dan zou de apostel Thomas er ook "hersenspinsels" op na gehouden hebben, toen hij van geloofsverwondering uitriep: "Mijn Heere en mijn God". "God" is immers in veler ogen alleen God de Vader. Het zijn afgodendienaars en arbeiders van de satan die dat leren. Thomas (en al de heiligen met hem) noemt Christus "mijn Heere en mijn God!" Christus wordt namelijk ook als God ervaren, omdat Hij Zich als de Zone Gods in de ziel openbaart. En God is niet een God der doden, maar der levenden en de levenden -zoals Thomas er een was- eren de Zoon, zowel in Zijn Godheid als in Zijn vleeswording, zowel als God, Die de zonden vergeeft, als de lijdende Knecht des HEEREN, Die Zich vernederd heeft als de Man van smarten, ja, als een worm en geen man, echter niet voor Zichzelf, maar om stinkende aardwormen te adopteren en tot de Goddelijke Adelstand te verhogen in de vergeving hunner zonden van verleden, heden en toekomst.

Velen beweren zelfs dat ook de reformatoren leren dat Christus de zonden niet vergeeft. Dat is op zijn best gesproken maar een godslasterlijke grap, waarvan zelfs de paus nog zal gruwen. Ook met oudvadercitaten waarin alleen God de Vader de vergeving der zonden worden toegeschreven, kan men het Getuigenis van God de Vader omtrent Zijn Zoon nooit ongedaan maken: "Deze [Christus] heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israel te geven bekering en vergeving der zonden", Hand. 5:31.

Wat heb ik trouwens met oudvaders te maken als God ons totaal andere dingen verkondigt omtrent de Godheid van Christus in Zijn heilig en onfeilbaar Woord? Alle knie zal voor HEM zich buigen, ook de oudvaders! Alle dingen heeft God onder Zijn voeten onderworpen. Dus mens, waarom maak je dan al die oudvaders tot je afgoden? Ze zullen u straks helpen verdoemen als u t.a.v. uw persoonlijke zieleheil niet gelooft dat Jezus is de (uw) Christus, de Zoon van God, een gaarne vergevend God, ja, Die Heere is en levendmaakt, alle macht hebbende in hemel en op aarde.

Onlangs was er een man die beweerde dat ik geschreven zou hebben (waar?) "dat de wedergeboorte niet plaatsvindt bij de eerste zaligmakende aanraking door de Heilige Geest, maar voltooid is bij de rechtvaardigmaking en de vergeving der zonden".
Nooit heb ik iets dergelijke gezegd, noch geschreven. Ten eerste bestaat er geen bijbelse wedergeboorte zonder de vergeving der zonden, hetgeen ik in al mijn geschriften op grond van de Schrift leer. Ten tweede bestaat er geen zaligmakende aanraking door de Heilige Geest waarna de vergeving der zonden nog moet plaatsvinden. Degenen die deze onzin wel leren staan nu bij hopen op de zogenaamde gereformeerde kansels. O, vreselijk is het om als een blinde de blinde te moeten leiden, want beiden zullen naar het Woord des Heeren in de gracht vallen.

Dezelfde man, die er een judaistisch godsbeeld op na bleek te houden, wierp een vraag op: "Wie wederbaart de zondaar?" en verwees vervolgens naar 1 Petrus 1 vers 3a, alsof de ganse Schrift leert dat alleen God de Vader Zijn volk wederbaart, terwijl dezelfde Petrus door dezelfde Geest leert dat de wedergeboorte ook het werk is van het levende Woord, namelijk Christus: "Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God", 1 Pet. 1:23.
En in Johannes 6:63 staat geschreven dat ook de Heilige Geest de uitverkorenen wederbaart: "De Geest is Het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn Geest en zijn leven." En niet alleen de Heilige Geest wederbaart, maar ook de Vader en de Zoon: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:21.

Hierbij wil ik het laten. Straks zal alle knie zich voor Hem (de Zone Gods) buigen en bukken voor Hem neer, want Hij komt, Hij komt om d' aard te richten, de wereld in gerechtigheid en alle volken in rechtmatigheid. Gelukkig volk dat aan deze zijde van het graf reeds heeft mogen bukken op genade of ongenade voor deze Koning, want die zullen het zingen, ja, voor Zijn troon en hier beneden: "En onze Koning is van Isrels God gegeven."

Geliefde lezer, wat ik u nog vragen wil: kent u deze Koning reeds in Zijn drievuldig ambt als uw persoonlijke Borg en Zaligmaker? Bent u reeds ingegaan door de Deur der schapen? Die niet ingaat door de Deur der schapen is een dief en een moordenaar. Christus zegt: "Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden", Joh. 10:9. Velen zullen echter zoeken in te gaan maar zullen niet kunnen. Waarom niet? Omdat ze Jezus al aangenomen hebben zonder dat Hij hen ooit geschonken werd, zoals we bij de dwaze maagden kunnen zien. Zij meenden Christus wel te kennen, maar Hij kende hen niet en ze werden voor eeuwig buitengesloten. O, het gaat ZEER nauw uit. "En indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?" 1 Pet. 4:18.

Maar de levende Kerk weet er toch van, namelijk van een ruim zalig worden. Wanneer? Als al haar hoop is vergaan en zij een deur wijd ziet openstaan. Welke deur? De poorten der hel! Wat zegt u? Nou man, u gunt ons nogal wat! Ja, dat ligt u niet, nee, mijn vlees ligt het ook niet, maar God houdt ervan. Waarvan? Om hellelingen aan de hel te ontrukken en te doen ingaan door de bloedpoort der gerechtigheid. En Hij heeft tot mij gezegd: "En Ik heb de sleutels der hel en des doods."

Ja, dan is het ruim zalig worden, want Christus is de Deur en Hij is de hel tot een hel geworden om erfwachters van de hel de hel te ontrukken en hen plaats te bereiden in het Vaderhuis met de vele woningen. Hoe dichter ik nader bij het Huis van mijn Vader, hoe meer dat ik hijg, naar 't einde van de krijg. Hier beneden is het niet, en het komt niet, nee nooit, ja, Hij komt. "Zie, Ik kom haastelijk." Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus! De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.

GPPB. v.d.m.

LEES ARTIKEL OP HET LAATSTE BLOK TER INZAGE WEERLEGGING VAN DE KETTERSE LERINGEN VAN DS. G.H.KERSTEN

WIE VERGEEFT DE ZONDEN?        
Plaats in winkelmandjeMandje

Vraag van een inzendster:
Verschillende mensen zeggen: "Alleen God de Vader (eerste Persoon), de Rechter, vergeeft de zonden/spreekt vrij." Zij ontkennen echter dat ook Christus de zonden vergeeft. Anderen zeggen dat Christus wel de macht ertoe heeft, maar het niet doet. Zou U hierover op het internet eens willen schrijven?

Mej. A.S.

Geachte mej. A.S.,
Het onderwerp wat u aansnijdt komt in diverse webartikelen al ter sprake, met name in het artikel "KORT BEGRIP ONT)KERSTEN(D)".

LEES ARTIKEL OP HET LAATSTE BLOK TER INZAGE WEERLEGGING VAN DE KETTERSE LERINGEN VAN DS. G.H.KERSTEN

Al die mensen -waarvan u rept- die beweren dat alleen God de Vader de zonden vergeeft, hebben dat louter en alleen van horen zeggen en weten niet wat zij leren, noch wat zij bevestigen. Dezulken maken zich evenwel, onwetend of opzettelijk, schuldig aan een vreselijke godslastering, doen aan ernstige Schriftkritiek en tasten de Godheid van Christus aan.

De toenmalige juda-istische Joden zeiden namelijk precies hetzelfde. Zij lasterden Christus en zeiden dat alleen God de zonden kan vergeven, maar ontkenden dat Christus de Zone Gods is en derhalve ook de zonden kan vergeven. Zij begingen uiteindelijk de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest. Er is dus niets nieuws onder de zon. Gezien het fundamentele en geestelijke belang van deze kwestie, wil ik er alsnog op ingaan. Mocht de Heere middels dit schrijven de ogen der onwetenden openen, de valse leraars die zich -ondanks de vele waarschuwingen en weerleggingen- blijvend schuldig maken aan genoemde godslastering de mond snoeren en de vele betoverden onder het ware volk des Heeren verlossen van deze zielsbedriegelijke en godslasterlijke kwelgeesterij. Geve de Heere daartoe Zijn genade en het licht des Geestes over Zijn Woord, want wij zijn van gisteren en weten niet.

WEERLEGGING
Nadat de Heere Jezus de achtendertigjarige kranke bij het badwater "Bethesda" genezen had op de Sabbatdag, werd Hij om die reden door de Joden vervolgd. "Zij zochten Hem te doden", staat er. De Opstanding en het Leven werd met de dood bedreigd. Christus, Die de Opstanding en het Leven is, kan feitelijk niet bedreigd worden door een macht die aan Hem ondergeschikt is. Christus heeft immers alle macht in hemel en op aarde, zodat Hij die moordaanslag verijdelen kon wanneer Hij maar wilde. Op Zijn woord kon Hij die moordenaars onschadelijk maken en zelfs in een keer uit de weg ruimen, maar Hij deed het niet. "Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensenzielen te verderven, maar om te behouden", Luk. 9:56.

De oorzaak dat de Joden Christus zochten te doden lag echter niet alleen aan het feit dat Hij een man op de Sabbatdag genezen had en daarmee de Joodse Sabbat brak, maar veelmeer dat Hij gezegd had dat God Zijn Eigen Vader was, Zichzelve Gode evengelijk makende. "Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen den sabbat brak, maar ook zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven Gode evengelijk makende", Joh. 5:8.

Hoewel de Zoon de tweede Persoon is in de Goddelijke Drie-eenheid, is het godslasterlijk te leren om de Godheid van de Vader meer waarde toe te kennen dan de Godheid van de Zoon. Christus zegt Zelf dat Hij hetzelfde doet als de Vader, dus ook t.a.v. de vergeving der zonden. "De Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks", Joh. 5:19.

Als Christus Zelf getuigt dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde (Matth. 28:18), dan moet je wel een duivel zijn om te durven ontkennen dat ook Christus de macht heeft de zonden te vergeven. Die dat leren tasten Christus aan in Zijn Godheid, en dezulken loochenen ook dat Christus alle macht heeft in hemel en op aarde. Zulke godloochenaars staan aan de kant van de judaisten en op gelijke voet met de islam.

De Joden erkenden noch Christus, noch Zijn Godheid, noch Zijn macht om de zonden te vergeven. Ook in onze dagen staat de Godheid van Christus ter discussie, zelfs in gereformeerde kringen! Velen erkennen Christus nog wel als Gods Zoon, maar ten aanzien van de vergeving der zonden, leren zij dat de Godheid van Christus ondergeschikt is aan de Godheid van de Vader en dat derhalve alleen de Vader de zonden vergeeft. Er zijn echter geen drie Goden, maar 1 God en er zijn drie onderscheiden Personen van hetzelfde Wezen in de Godheid. Er is een eenheid in de Drieheid en een drieheid in de Eenheid. God de Vader oordeelt echter niemand, maar heeft al het oordeel aan de Zoon gegeven (Joh. 5:22). Ook Christus maakt doden levend en spreekt de zondaren vrij van schuld en straf. "Gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend die Hij wil", Joh. 5:21.

Het feit dat Christus de zonden vergeeft, wordt door de "open-schuld-leer"-predikers ontkend. Zij schrijven de schuldvergeving alleen aan de Vader toe (ook nog op een valse manier, namelijk in een later stadium van het genadeleven) en niet aan de Zoon. Dat leerden de Joden ook, zoals we reeds uit de Schrift hebben bewezen. Velen eren God wel met hun lippen, zoals de Joden dat deden, maar de Zoon eren zij niet, maar die de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft (Joh. 5:23). Het zijn dus arbeiders van de satan die de vergeving der zonden alleen aan God de Vader toeschrijven, want dat deden de Joden, die Christus voor een godslasteraar uitmaakten en de zonde tegen de Heilige Geest bedreven, ook.

De Godheid van Christus wordt ook vanaf vele "bevindelijk-gereformeerde" kansels ondergeschikt gemaakt aan de Godheid van de Vader, maar dat is dualisme van het ergste soort. Omdat velen de vergeving der zonden alleen aan God de Vader toeschrijven, moet men noodzakelijkerwijs Christus op de achtergrond plaatsen t.a.v de toepassing van het heil. Volgens deze theorie mag Christus als Middelaar van verdienste alleen toekijken hoe God de Vader Zijn volk rechtvaardigt en vrijspreekt van schuld en straf.

Dit vervloekte dogma is echter een helse uitvinding van de duivel! Christus is niet alleen Middelaar van verdienste; Hij is ook Middelaar van toepassing in de vergeving der zonden! Wie dit ontkent is een godloochenaar en een handlanger van de duivel en kan niet zalig worden. Dat geldt voor allen die de Godheid van Christus relativeren (in mindering brengen) t.o.v. de Godheid van de Vader. Op het vervloekte en onbijbelse dogma, namelijk dat niet God de Zoon, maar alleen God de Vader de zonden vergeeft, heeft men (onder aanvoering van ds. G.H. Kersten) de "open-schuld-oplossing" gevonden om de dwaalleer glad te strijken.

Volgens deze leer speelt de eerste fase van de wedergeboorte zich af op de zogenaamde toeleidende weg van doctor Habitus, waarvan Christus het Eindstation moet zijn. Volgens deze vervloekte theorie begint de wedergeboorte niet met Christus en de vergeving der zonden, maar met de ontdekking van zonden gepaard gaande met een bepaalde boetvaardigheid en een begeerte om met God verzoend te worden, enz. Zulke zoekende zielen worden massaal de handen opgelegd door een leger valse leraren, die de kool van de geit niet weten te onderscheiden en dikwijls zelf vreemdeling zijn aan de vrije rechtvaardigmaking des zondaars voor God.

Deze zogenaamde "bekommerde" zielen die Christus niet kennen worden over de hele breedte van de gereformeerde gezindte zalig gesproken, aan het Avondmaal toegelaten, Gods volk genoemd, terwijl dezulken nooit de levendmakende stem van de Zone Gods in hun verloren ziel hebben gehoord in de vergeving hunner zonden. Ze zijn op weg naar Jezus, ze wenen over Hem, en ze reizen met de wijze maagden naar de hemelse bruiloftzaal, echter zonder olie in de lampen, dus zonder de inwoning van de Heilige Geest.

De inwoning van de Heilige Geest geschiedt namelijk alleen op grond van de vergeving der zonden. Bij genoemde bekommerde zielen is Christus het Eindstation en hun is geleerd dat als je onverhoopt dit Eindstation niet kan bereiken door een vroegtijdige dood, geen nood, je valt dan toch met een schrik in de hemel. Behoor je tot de meer gelukkige "levendgemaakten", dan leer je Christus kennen, maar dan ben je er nog niet, want dan staat je schuld nog open. De pijl ligt nog verder dan Christus(!), want het is alleen God de Vader -zo zegt men- Die de zonden vergeeft.

God de Vader is vervolgens het Eindstation van Christus -volgens zeggen- en zo houden ze elkaar voor de gek en de duivel laat niet af dezulken in hun waan te stijven door allerlei pastorale ingevingen en zoetsmakende inblazingen dat het wel is met hun ziel.
Heeft men nu echt niet in de gaten dat door deze roomse en zielsbedrieglijke open-schuld-leer de Godheid van Christus aangetast wordt en dat er zo duizenden belijders naar de hel reizen met een ingebeelde hemel? Of houdt de duivel duizenden Avondmaaalgangers in diepe slaap door de opium van de reeds genoemde valse en ingekankerde dogma's? Ik vrees het laatste.

Er heerst een kracht der dwaling die zijn weerga niet kent, maar het is eigen schuld! "[Om]dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden. En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid", 2 Thess. 2:10-12.

Laten we wel wezen: Van nature staat ieder mens bij de eerste Persoon van het Goddelijke Wezen in de schuld. Zolang wij niet wedergeboren zijn, is God voor ons een verterend Vuur en een eeuwige Gloed bij Wie niemand wonen kan, of we het geloven of niet, of we het gevoelen of niet, het is zo. Als wij onverzoend blijven zullen we het straks eeuwig gewaar worden dat het zo is. "Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God."

Als we overtuigd worden van onze ellendestaat (dat is nog geen wedergeboorte, want de wedergeboorte begint met de zaligmakende openbaring van Christus en de vergeving der zonden), zullen we niet eerst met Christus te doen krijgen, maar met de eerste Persoon, tegen Wie we gezondigd hebben. God doet van Zijn recht geen afstand en de Wet openbaart het vonnis des doods aan de zondaar die in het gericht Gods wordt betrokken. Er blijft voor de zondaar geen andere weg over dan de eeuwige ondergang. Daarvan is de zondaar zodanig overtuigd door de Heilige Geest, dat hij dat erkent, zodat hij om genade gaat kermen, maar ten aanzien van zichzelf niets anders kan uitroepen dan: "Verloren, verloren, voor eeuwig verloren."

Als Christus echter tussenbeide treedt met Zijn Bloed, namelijk tussen een rechtvaardig God en een helwaardig zondaar, wordt de zondaar door de Vader of Christus vrij GESPROKEN d.m.v. een verbondsbelofte, de gerechtigheid van Christus toegerekend en hiermee is de zondaar rechtvaardig voor God en zijn al de zonden hem/haar vergeven. In deze rechtshandeling (rechtvaardigmaking) kan God de Vader de zondaar vrijspreken, maar krachtens Zijn Godheid is ook de Zoon daartoe gerechtigd en bekwaam en kan ook Hij de zondaar vrijspreken van schuld en straf.

"Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis", Matth. 9:6.

"Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is", Joh. 5:26-27.

Als de Godheid van Christus van mindere autoriteit zou zijn, dan de Godheid van de Vader, zijn ook genoemde tekstwoorden ijdel en ijdel is dan ook ons geloof in Christus. Christus zou dan niet de macht hebben de doden op te wekken en levend te maken, en ook zou Hij de zonden niet kunnen vergeven. Bij monde van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest getuigt de Schrift van het tegendeel en de bevinding der (bijbel)heiligen bevestigen dat feit. Zowel God de Vader, als God de Zoon, hebben macht (geestelijk) doden levend te maken en hun zonden te vergeven, bij wie Zij willen en wanneer Zij willen.

Degenen die leren dat Christus niet de macht heeft de zonden te vergeven, loochenen dat de drie Goddelijke Personen van hetzelfde Wezen zijn. Anderen die leren dat Christus wel de macht heeft om de zonden te vergeven, maar dat niet doet, doen aan Schriftkritiek en kennen noch Christus, noch de Vader. Klaar en duidelijk leert de Heilige Geest in Gods Woord dat Christus daadwerkelijk de zonden vergeeft. "En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven", Matth. 9:2 - Mark. 2:5 - Luk. 5:20.

Ook in het huis van Simon de farizeeer blijkt duidelijk dat Christus de zonden vergeeft en wel in bevestigende zin in het leven van de zondares: "En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven", Luk. 7:48.

En Wie was het in het leven van Paulus Die hem de zonden vergaf? Het was Christus in Eigen Persoon. Paulus getuigt van Zijn rechtvaardigmaking in Galaten 1:15-16: "Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade, Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed."

Paulus betrekt de vergeving der zonden door Christus ook op andere gelovigen: "Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid; verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo", Kol. 3:12-13.

Christus is de Gegevene des Vaders, vol van genade en waarheid. Zijn Naam is Zaligmaker, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst! Gods volk zingt er van: "En onze Koning is van Isrels God gegeven." Als Wat? Als Profeet, Priester en Koning, als Middelaar Gods en der mensen, als de Gezalfde des Vaders Die de Geest heeft zonder mate, ja, als God Zelf! "En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid", Joh. 1:14.

Alle macht in hemel en op aarde ligt in de doorboorde handen van de Zoon. En God de Heilige Geest laat met de Zoon niet spotten, want Hij schrijft: "Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen."

De godslasterlijke opinie van de farizeeen en de Schriftgeleerden, t.a.v. de vergeving der zonde door Christus, herhaalt zich ook in onze dagen. Met name in afgescheiden kringen heerst een ernstige vorm van dualisme, ofwel veelgodendom. De Godheid van de Vader wordt gerangschikt boven de Godheid van de Zoon. Zo wordt de Eenswezensheid t.a.v. de Godheid van de Vader en de Godheid van Christus gescheiden en verkracht. Er is een onderscheiden werking, maar er is geen verschil in Wezen tussen de Goddelijke Personen. Er is dus ook geen machtsverschil in de Godheid. Die dat wel leren, maken zich schuldig aan onvergeeflijke blasfemie.

Er is echter niets nieuws onder de zon. Omdat Christus de zonden daadwerkelijk vergaf, maakten de toenmalige Joden Christus al uit voor een godslasteraar: "En ziet, sommigen der Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert God. En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten? Want wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel? Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis. De scharen nu dat ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige macht den mensen gegeven had", Matth. 9:3-8.

De Godheid van Christus staat dus in direct verband met de krachtdadige, ofwel de inwendige roeping van het Evangelie, want de roeping geschiedt door de Zone Gods: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven", Joh. 5:25.
"Leven" betekent hier: "leven in Christus als een nieuw schepsel, gerechtvaardigd van de zonde, vrijgesproken van schuld en straf" en dat geschiedt op het (vrij)spreken van de Zoon van een dode, goddeloze zondaar, die door de bediening der Wet in het graf van zijn bestaan is terechtgekomen, ja, in het graf van Christus. Goddelozen worden met God verzoend door de dood Zijns Zoons. En: indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven", 2 Tim. 2:11.

"God is Het Die rechtvaardig maakt", Rom. 8:33, en de rechtvaardigmaking is het werk van een Drie-Enig God, namelijk God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. God de Vader verkiest, God de Zoon verlost en God de Heilige Geest past het toe. God de Vader vergeeft, God de Zoon vergeeft en God de Heilige Geest vergeeft. Gods ware volk wordt verzoend met een Drie-Enig God, in een punt des tijds en des gerichts, zowel aan Gods zijde als in het hart van de zondaar.

In de heilige Wet is de eis des Vaders afgedrukt, maar ook de eis des Zoons, want Christus is niet gekomen om de [eis der] Wet te ontbinden, maar die te vervullen met Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid. En daarom kan Christus eisend pleiten, ja, op bevel des Vaders: "Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting", Ps. 2:8.

En als dat nu waar geworden is in uw en mijn leven, dan kunnen we er ook wat van vertellen (getuigen), hoe Hij de Onze geworden is en wij van Hem. Dan kunnen we ook vertellen dat de verzoening geschiedt op de vrijspraak des Vaders (of des Zoons), aangenomen (ontvangen) wordt door het geloof en verzegeld wordt door de Heilige Geest. En die God (want er is 1 God) is onze Zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen? Ja, Hij is alle hulde waard, tot in der eeuwen eeuwigheid. Amen.

GPPB. v.d.m.

KERSTENS 'KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP' VORMEN EEN ELLENLANGE DWALING  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Deze webpage is een vervolg op: "KERST(EN OF VER)BOOM?" zie: 'PERSBERICHTEN'.

Klik hier
Het boekje dat we hier in het kort wensen te bespreken is getiteld: "KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP" en is geschreven door ds. G.H. Kersten. Hoewel ds. Kersten ware dingen schrijft, doet zijn onbijbelse visie over de rechtvaardigmaking en de heiligmaking zodanig afbreuk aan de Waarheid van Gods Woord, dat zijn boekje als verwerpelijk moet worden beschouwd. Immers, met het leerstuk van de rechtvaardigmaking staat of valt de Kerk. En de kerk met een kleine "k" is in brokstukken uiteengevallen, omdat men de Waarheid niet in liefde wil aannemen tot op de huidige dag. Het gevolg daarvan is een kracht der dwaling, wat ook in het boekje van Kersten duidelijk openbaar komt.

Aangezien ds. Heemskerk zich middels een ingezonden stuk in het RD heel positief uitlaat over de verklaring van ds. Kerstens boekje over het "Kort Begrip" (zie: KERST(EN OF VER)BOOM?), en "de lessen" van Kersten "heel evenwichtig" noemt, bewijst dat de HHK-synodevoorzitter ook met een kracht der dwaling bezet is. Nadat we het stuk van Heemskerk en de Kerstens verklaring over "Kort Begrip" gelezen hadden, rezen de volgende vragen bij ons op: "Zijn dit onze leraars Israels en weten zij deze dingen niet?" (Joh. 3:10). Welke predikanten zijn er eigenlijk nog theologisch betrouwbaar in onze dagen?

"Korte lessen over Kort Begrip"
Pag. 30. Het gaat al snel fout in Kerstens boekje, want op pag. 30 beweert hij dat sommige neo-kohlbruggianen leren dat de mens in het beeld Gods geschapen is, maar dat heeft dr. Kohlbrugge zelf ook geleerd op grond van de Schrift.
Kersten: "Dit beeld was maar niet iets bijkomstigs. De mens is dan ook niet in dat beeld geschapen, geklijk sommige neo-kohlbruggianen leren, maar naar het beeld Gods." (pag. 30).

Kersten dwaalt zeer, want als de mens alleen maar naar het beeld Gods geschapen is, is de mens geen beelddrager Gods, maar een blauwdruk, een copy, een namaaksel. Nee, de mens is IN het beeld Gods geschapen en is juist daarom een beelddrager Gods. De King James Vertaling sluit het nauwste aan bij de Hebreeuwse grondtekst, want in de KJV staat in Genesis 1:26: "And God said, let Us make man IN Our image, after Our likeness" En in vers 27 staat: "So God created man IN His Own image, IN the image of God created He him; male and female created He them."

In de Staten Vertaling is Genesis 1:26 vrijer vertaald: "En God zeide: Laat ons mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis..." En in vers 27 staat: "En God schiep den mens naar Zijn beeld, naar het beeld Gods schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen."

De Kanttekenaren verwijzen bij het woordje "naar" -in vers 26- echter terecht naar de Hebreeuwse grondtaal, waar oorspronkelijk staat geschreven: "in ons beeld".

Ook Kohlbrugge heeft de Schrift dus aan zijn kant als hij leert dat de mens IN het beeld Gods geschapen is. Kersten zit er dus vierkant naast en leert een niet geringe dwaling. De mens is niet louter naar het beeld Gods geschapen, maar IN het beeld Gods, namelijk in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. De mens voor de val was niet een namaaksel van het beeld Gods dat van het echte niet te onderscheiden was, maar is in het beeld Gods geschapen om in de gemeenschap Gods te leven tot Zijn eer en heerlijkheid. God schiep de mens in Zijn beeld en zag Zijn eigen beeld in de mens. Geschapen "in het beeld Gods" gaat dus het geschapen zijn "naar het beeld Gods" verre te boven.

Dat beeld Gods hebben we echter verloren door de zondeval, maar God eist dat beeld van een ieder van ons terug, op straffe des drievoudigen doods. God zorgt echter voor Zijn eigen eer. "Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen", Rom. 8:29.

Pag. 56. Afdeling 4 van het "Kort Begrip" handelt over het wezen des geloofs. Als antwoord op de vraag: "Wat is een oprecht geloof", schrijft de opsteller van het "Kort Begrip", Herman Faukelius, het volgende: "Het is een zekere kennis van God en Zijn beloften, ons in het Evangelie geopenbaard, en een hartelijk vertrouwen, dat mij al mijn zonden om Christus' wil vergeven zijn."

Deze Schriftuurlijke beschrijving van Faukelius over het wezen des geloofs, wordt door ds. Kersten echter weer afgezwakt en gerelativeerd. Kersten maakt namelijk een comriaanse (onder)scheiding tussen het wezen des geloofs en de oefening des geloofs en beweert dat niet al Gods kinderen van de beloften Gods en de vergeving der zonden verzekerd zijn. Dat leert Rome ook, met dien verstande dat Rome de zekerheid des geloofs zelfs vervloekt heeft op het concilie te Trente. In navolging van Brakel heeft Kersten de zekerheid des geloofs tot het welwezen des geloofs gedegradeerd, terwijl Gods Woord de zekerheid des geloofs tot het wezen des geloofs rekent. (Luk. 1:1-2; Mark. 9:42; Joh. 10:14; Rom. 4:16-25; Rom. 8:38; Hebr. 11; 2. Tim. 1:12; 2 Pet. 1:16; 1 Joh. 3:14; 1 Joh. 5:19-20), enz. enz.

Brakel heeft echter pastoraal willen zijn, echter ten koste van de zekerheid des geloofs, dus ten koste van de leer der Schrift. Er is wel trap en mate in de zekerheid des geloofs, maar er is geen waar gelovige zonder enige zekerheid van zijn zaligheid. Ds. Th. van der Groe schrijft dan ook terecht in een van zijn werken: "Een waar gelovige zonder enige verzekerdheid van zijn zaligheid, is bij mij niet anders dan een gedrochtelijk hersenschim, ofwel een gelovige zonder geloof."

Pag. 108 t/m 115. In navolging van dr. Comrie leerde ds. Kersten een vijftal rechtvaardigmakingen, namelijk:
A. Voor het geloof, te weten:
1. Van eeuwigheid.
2. In de opstanding van Christus.
B. Door het geloof, namelijk:
3. In de staatsverwisseling der levendmaking.
4. In de vierschaar der consciëntie
C. (5) Op de wolken des hemels.

Ten aanzien van de rechtvaardigmaking leert de comriaan, ds Kersten, grove dwalingen, want
1. Een rechtvaardigmaking van eeuwigheid bestaat niet en wordt nergens in Gods Woord geleerd.
2. De opstanding van Christus is niet onze rechtvaardigmaking, maar Hij is opgestaan OM, ten behoeve van onze rechtvaardigmaking (Rom. 4:25).
3/4. Met de staatsverwisseling der levendmaking wordt Gods volk gerechtvaardigd door het geloof in de vierschaar der conscientie. Punt 3 en 4 van Kersten vallen samen en geschieden op hetzelfde moment, zowel aan Gods zijde als in het hart van de zondaar.
5. Op de wolken des hemels wordt Gods volk niet opnieuw gerechtvaardigd, maar voor ieders oog en oor rechtvaardig verklaard, omdat ze gerechtvaardigd zijn!

Op pag. 108 laat Kersten op een linke manier Voetius buikspreken om een zogenaamde rechtvaardiging van eeuwigheid te rechtvaardigen, maar Kersten bewijst dat niet uit Gods Woord. Zijn beroep op Romeinen 4:25 snijdt geen hout, want in Rom. 4:25 staat niet dat Christus' opstanding onze rechtvaardigmaking is, maar dat Hij opgestaan is OM onze rechtvaardigmaking. Dat betekent eenvoudig dat als Christus niet was opgestaan, wij nooit door het geloof gerechtvaardigd konden worden. Ook het beroep van Kersten op 1 Tim. 3:16, waar staat dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest, heeft niets te maken met een rechtvaardigmaking die voor het geloof zou hebben plaatsgevonden. Dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest wil zeggen dat Hij rechtvaardig was krachtens Zijn Goddelijke natuur. (Zie ook Kantt. bij 1 Tim. 3:16). Als God heeft de rechtvaardigmaking op Christus geen enkele toepassing en als Mens had Hij geen rechtvaardigmaking nodig, want ook als Mens was Hij zonder zonde. Borgtochtelijk is Hij tot zonde gemaakt, maar dat wil niet zeggen dat Hij gerechtvaardigd moest worden om de vergeving der zonden te verwerven, want die heeft Hij verworven door Zijn Eigen gerechtigheid.

Vervolgens beroept Kersten zich op 2 Tim. 1:9, waar staat: "Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen." Met de woorden 'voor de tijden der eeuwen' wil Kersten opnieuw een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, ofwel een rechtvaardigmaking voor het geloof bewijzen, maar zijn bewijs is zo lek als een zeef. De Kanttekenaren zeggen namelijk bij deze tekst in voetnoot 33 het volgende: "Dat is, die God in Zijn raad voorgenomen en besloten heeft ons te geven. Zie dergelijke Joh. 17:24; want deze genade is ons metterdaad niet van eeuwigheid, maar in der tijd gegeven, wanneer wij geroepen worden; maar wordt zo gezegd, omdat deze werkelijke schenking geschiedt, naar dat eeuwig voornemen Gods, hetwelk zo vast is alsof het reeds volbracht ware."

Er is dus geen sprake van een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, alleen van een voornemen Gods. Gods besluit van eeuwigheid bestaat niet uit een heimelijke rechtvaardigmaking, maar uit een voornemen om Zijn uitverkoren volk te rechtvaardigen in de tijd, krachtens Zijn eeuwige uitverkiezing, op grond van Christus' verdienste.

Dat Kerstens redenering over de rechtvaardigmaking zo krom is als het maar kan, komt ook duidelijk tot uitdrukking als hij schrijft dat de rechtvaardigmaking van eeuwigheid in de tijd wordt toegepast (pag. 108). Dit is een dwaze manier van spreken, want de rechtvaardigmaking is een rechtshandeling en die kan nooit toegepast worden, die kan alleen plaatsvinden. In de rechtvaardigmaking door het geloof in de vierschaar der conscientie wordt dus niet de rechtvaardigmaking, maar Christus en Zijn gerechtigheid toegepast. Kersten vereenzelvigt de rechtvaardigmaking met Christus en Zijn gerechtigheid, maar de vrijspraak is niet hetzelfde als de Persoon Die vrijspreekt en de Grond waarop wordt vrijgesproken, dat kan een kind nog wel verstaan.

Op pagina 110 beweert Kersten dat er trappen zijn in de aanneming van Christus door het geloof. Volgens Kersten komt niet al Gods volk tot de zekerheid van hun rechtvaardigmaking in de vierschaar der conscientie. Dit is een voluit roomse stelling, want er is niet 1 kind van God die niet gelooft dat zijn zonden om de verdienste van Christus' wil vergeven zijn, ondanks de helse bestrijdingen die er zeker zullen zijn. Door de bestrijdingen komen de roeping en de verkiezing juist des te vaster te liggen in het hart van Gods volk. Ten spijt van de gekerstende(!) dwalingen begint het ware genadeleven met Christus en de vergeving der zonden, want de levendmaking valt samen met de rechtvaardigmaking in de vierschaar der conscientie, gelijk de Heilige Geest bij monde van Paulus duidelijk leert in Kolossensen 2:13-14: "En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende. Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende."

Op pagina 111 bewijst ds. G.H. Kersten duidelijk dat hij een valse leraar is!
Ten aanzien van de rechtvaardigmaking beweert Kersten namelijk dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar vrijspreekt; dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar rechtvaardigt en een recht schenkt ten eeuwige leven.

Dit is een valse leer en een grove aantasting van de Godheid van Christus. Niet alleen de Vader, maar ook Christus heeft macht de zonden te vergeven. Dat leert Gods Woord duidelijk in Mattheus 9:6: "Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis."
Hoewel elk mens van nature in de schuld staat bij de eerste Persoon van het Goddelijke Wezen, is de Godheid van Christus niet ondergeschikt aan de Godheid van de Vader. Hoe komt Kersten bij deze godslasterlijke ketterij? Gods Woord leert duidelijk dat ook Christus de zonden vergeeft. "Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is", Joh. 5:26-27.

God de Vader heeft al het oordeel aan Zijn Zoon gegeven (Joh. 5:22). Niet alleen de Vader, maar ook Christus maakt doden levend en spreekt zondaren vrij van schuld en straf: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:21.

Aangezien ds. G.H. Kersten de zogenaamde 'open-schuld-leer' in de wereld geholpen heeft, is hij ook gekomen tot de ontzettende godslastering dat alleen de Vader en niet Christus de zonden vergeeft. Hetgeen Kersten hier leert, leerden de Joden ook en zeiden: "Wie is Deze, Die godslastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven, dan God alleen?" Luk. 5:21.

Het feit dat ook Christus de zonden vergeeft, werd door de Joden ontkent en als godslastering verworpen. Kersten doet precies hetzelfde! De leer van Kersten is dus niet de leer van Christus en dat heeft voor de Afscheiding verstrekkende gevolgen teweeg gebracht: "Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon", 2 Joh. 1:9.

T.a.v. de vergeving der zonden eert ds. Kersten Gods Zoon niet, maar dat heeft verschrikkelijke gevolgen, want: "Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft", Joh. 5:23. De leer van ds. G.H. Kersten omtrent de vergeving der zonden en de Goddelijke Persoon van Christus is dus een valse leer en neigt zelfs naar de islam en het judaisme.

Op de pagina's 112-113 vermenigvuldigen de dwalingen, want in deze perikoop beweert Kersten wel dat de rechtvaardigmaking volkomen geschiedt, maar dat in dit leven de heiligmaking ten dele geschiedt. Alweer een grove dwaling en in strijd met 1 Korinthe 1:30: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing." De heiligmaking is evenals de rechtvaardigmaking volkomen in Christus, alleen wordt de heiligmaking die Gods kinderen volkomen in Christus hebben in dit leven slechts in beginsel beoefend. Dat is dus heel wat anders dan de roomse stelling die Kersten leert. Gods volk ontvangt geen halve, maar een volkomen Heiligmaking, namelijk Christus Zelf (1 Kor. 1:30). En zonder DE heiligmaking van Christus zal niemand de Heere zien (Hebr. 12:14).

Ook maakt Kersten een rekenkundige scheiding tussen de rechtvaardigmaking en de heiligmaking en leert dat de rechtvaardigmaking de mens inwendig niet verandert, maar dat de inwendige verandering geschiedt in de heiligmaking. Hiermee cre-eert Kersten een tweevoudige genade wat resulteert in twee halve (valse) christussen.

In de rechtvaardigmaking wordt niet alleen de schuld weggenomen, maar tevens wordt de zondaar in Christus geplant en is daarmee een nieuw schepsel (2 Kor. 5:17). Kersten doet net alsof de zondaar door praktische heiligmaking pas tot vernieuwing komt, maar dat is rooms. Gods volk is vernieuwd door de toegerekende borggerechtigheid en borgheiligheid van Christus. Daar doet praktische heiligmaking niet in mee.

In navolging van Da Costa is er volgens Kersten alleen sprake van de borggerechtigheid van Christus, maar van de borgheiligheid van Christus wil hij niet weten en maakt om die reden van de wet een aan-de-slag regel. Gods volk wordt niet geheiligd door praktische heiligmaking. De heiligmaking in Christus staat namelijk in zijn volkomenheid reeds op rekening van Gods gerechtvaardigde volk (1 Kor. 1:30). Gods volk komt niet in de hemel door gedrag en vlijt, maar alleen door het volmaakte en volbrachte gedrag van Christus in de toepassing. Ook Zijn wandel is borgtochtelijk voor de Kerk en Zijn wandel is ook vruchtbaarmakend door de Heilige Geest in het leven der genade.

Ds. Kersten en zijn volgelingen zijn geheel afgeweken van de leer van de Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze en verzand in de leer van de rechtvaardiging van de vrome en in de religie van het halfverloste christendom. "Wel levendgemaakt, maar nog niet gerechtvaardigd. Wel geloof, maar nog een open schuld. Wel wedergeboren, maar nog geen vergeving van zonden." DIT IS EEN GODDELOZE LEER! Deze leer kan nog niet eens in de schaduw staan van het nabijkomende werk des Geestes, waarmee de dwaze maagden waren bezet en toch voor eeuwig verloren gingen. Hoe zullen degenen de helse verdoemenis dan ontvlieden die zich zalig wanen met de zielsbedriegelijke halfbakkenleer van ds. Kersten? De rechtvaardigmaking en de heiligmaking zijn niet twee afzonderlijke en op elkaar volgende genadegaven. Gods uitverkorenen nemen geen twee op elkaar volgende genadestukken in ontvangst, maar de Persoon van Christus. In Hem zijn Gods kinderen volkomen rechtvaardig en volmaakt heilig tegelijk (1 Kor. 1:30), namelijk op het moment dat ze door Christus gerechtvaardigd worden.

Kersten leert dat in de rechtvaardigmaking de zondaar niet gewassen wordt van de zwartheid zijner zonde (pag. 113), maar dat alleen zijn schuld wordt weggenomen. Gods Woord leert echter dat in de rechtvaardigmaking de afwassing der zonden geschiedt door het bloed van Christus (Kol. 1:14; 1 Joh. 1:17 enz.) en dat God de gerechtvaardigde zondaar in Christus aanziet als een volmaakt blanke Bruid zonder enig gebrek (Hoogl. 4:7).
Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn twee kanten van een zaak en nooit te scheiden, nog voor geen tiende seconde. Christus is niet te delen in opeenvolgende heilsfeiten en roomse bevindingen. In Christus is Gods kind een totaal nieuw schepsel, gerechtvaardigd en geheiligd tegelijk (2 Kor. 5:17). Er is wel een dogmatisch onderscheid tussen rechtvaardigmaking en de heiligmaking en het is wel noodzakelijk te leren dat de heiligmaking nooit aan de rechtvaardigmaking vooraf gaat, maar Kersten maakt een rooms onderscheid tussen die beiden en noemt de eerste volmaakt en de tweede ten dele. Absurde dwaling, want de Christus Gods is niet ten dele, maar volkomen en volmaakt en zo de Herder zo Zijn volk! Er bestaat geen halve heiligmaking, noch een heiligmaking die ten dele is, zoals Rome (en ook Kersten) leert. Paulus getuigt namelijk van het tegendeel in 1 Korinthe 6:11: "En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods."

Pag. 144 t/m 151. In deze eindperikoop behandelt Kersten het stuk der dankbaarheid. Opnieuw leert hij een aantal dwalingen en dat kan ook niet anders want wie in het stuk van de rechtvaardigmaking dwaalt, dwaalt in alles. Als Kersten leert dat de Wet de regel des levens is voor de gelovigen, houdt dat onvermijdelijk in dat er twee voorwerpen des geloofs moeten bestaan. In dat geval heeft Christus het voor het toekijken. Bespottelijk! Velen erkennen Christus wel als Middelaar, als Verlosser, maar in het stuk der dankbaarheid zet men Christus werkeloos aan de dijk, want dan is ineens de Wet het voorwerp des geloofs. HET IS EEN LEER UIT DE HEL!

Niet de Wet, maar Christus is het Voorwerp des waren geloofs, ook in het stuk der dankbaarheid. Christus is niet alleen onze Verlosser en Pleitbezorger bij de Vader, Hij is ook onze dankende Hogepriester! De Heilige Geest neemt het uit Christus om Gods volk te leiden en te onderwijzen, ook in het stuk der dankbaarheid. Kersten hanteert en leert de Wet voor Gods volk als een aan-de-slag regel, maar dat is Rome ten voeten uit. Paulus vermaant Gods volk dat zij zich niet bij de Wet, maar bij de genade Gods moeten blijven (Hand. 13:43).

Gods volk is niet tegen de Wet, integendeel, maar ze leven er niet uit, want de Wet is niet uit het geloof. Christus is haar Leven en in Hem leven en bewegen zij (Hand. 17:28).

Goede werken vloeien niet voort uit de wortel des geloofs, zoals Kersten leert (pag. 149), maar uit de Wortel Davids, dus uit Christus door Zijn Geest (Hosea 14:9). Bovendien, goede werken zijn voor ieder kind van God voorbestemd (Ef. 2:10). Gods volk wandelt in het pad van Gods geboden in de voetstappen van Christus door het geloof. Op dit pad was de rijke jongeling zeer ver gevorderd, maar op dit pad bevindt Gods ware volk zichzelf met Paulus geheel vleselijk en verkocht onder de zonden, want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods niet en het kan ook niet. Hoewel de Wet heilig en goed is en door het geloof bevestigd wordt, is de Wet als Wet niet uit het geloof (Gal. 3:12). Gods ware volk is aan de Wet gestorven (Gal. 2:17). Alle roem is daarom uitgesloten. Wie roemt roeme in de Heere!

In tegenstelling met Romeinen 7 leert Kersten in deze perikoop dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs. Alweer compleet rooms. Gods Woord leert dat de goede werken Gods kinderen zullen volgen, want zelf zien ze die niet en ook herinneren ze zich die niet (Lees Matth. 25). Hoe kunnen ze dan tot verzekering des geloofs dienen? Volgens Kersten is dat wel zo en hij beroept zich op 2 Pet. 1:10, maar 2 Pet. 1:10 slaat niet op goede werken, maar op de inwendige roeping Gods in Christus, want uit de roeping wordt Gods volk van haar verkiezing verzekerd. Als het over de vruchten des geloofs gaat, zegt Christus dat de boom aan haar vruchten gekend wordt, maar Christus leert nergens dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs, want dat is nog altijd en alleen het werk van de Heilige Geest. Gods volk weet bij tijden geen raad met al die onrijpe druiven en rotte peren. De beste werken zijn immers met zonden bevlekt en geven dus geen enkele verzekering des geloofs.

"Uit de vruchten verzekerd worden", slaat niet op goede werken, maar op de (vernieuwde) genade in Christus. De verzekering des geloofs ligt niet verankerd in de gelovige, maar in God, in Christus, in Zijn Woord, in de toepassing van de beloften Gods die in Christus ja en amen zijn. Gods volk is niet volmaakt door goede werken, maar is volmaakt heilig in Christus en wordt door lijden geheiligd en niet door doen, noch door goede werken. Kersten is veel roomser dan hij Rome verwijt. Zowel ten aanzien van de rechtvaardigmaking als ten aanzien van de heiligmaking zitten Kersten en zijn moerkerkiaanse en heemskerkiaanse supporters op de stoel van Mozes en ze weten niet wat ze leren, noch wat ze bevestigen.

Rechtvaardigmaking en heiligmaking is bij Kersten een roomse, dogmatische en pytagorische rekensom, namelijk: rechtvaardigmaking x 1/2 heiligmaking = zaligheid. Op deze manier wordt de heler erger dan de steler. Het is de dwaalleer van het halfverloste christendom. Gods Woord leert het tegenovergestelde, o.a. in Kol. 2:9-10: "Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; en gij zijt in Hem volmaakt."

En Paulus getuigt wederom, niet van een halve, maar van een volkomen Zaligmaker in Hebreen 7:24-25: "Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Amen, lieve Heere Jezus!

Daarvan getuigen Gods geheiligden voor Zijn troon, maar ook reeds hier beneden, zeggende: "Die Gód is onze Zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen?"

GPPB. v.d.m.

PS.1. Dr. H.F. Kohlbrugge, die de bediening van Wet en Evangelie als geen ander wist te onderscheiden, schrijft over de heiligmaking het volgende:
"De mens die deze dingen doet, zal in dezelve leven", is een eeuwige waarheid. Het komt er op aan, of men dat doet. Als men de wet wil betrachten naar vlees, dan doet men die dingen niet. Als men door het geloof wandelt, dan doet men dezelve wat men gelooft en al het doen gaat in het geloof op, wordt daarin vervuld. Dat gaat vanzelf, al weet men het ook niet, men is er in bezig en leeft er in. Er is daar weinig, ja geen bewustheid van doen. Alle bewustheid bepaalt zich tot de genade Christi, tot de barmhartigheid Gods. Paulus, om aan te dringen tot het geloof, argumenteert daaruit, dat het doen er wezen moet, maar dat het doen er niet is als men niet gelooft. Om nu niet zich weder twee dingen te denken, schreef ik hierbij: 'geloof, dan doet gij die dingen, denk aan geloven en niet aan doen. Als gij aan doen denkt dan is het wet, dan is het niet uit gelove, dan is er ook geen doen - geloof is leven, is doen, maar heeft niet het doen tot voorwerp van aandacht, maar Christus. Denk niet 'als ik geloof dan doe ik wat', maar 'als ik geloof dan geloof ik.' Uit: 'Brieven van dr. H.F. Kohlbrugge' pag. 284 - Veenendaal.

PS.2. Een uitgebreide weerlegging van de leer der "kerstenianen" is beschreven in het boek: "Het water des Levens".

TYPE OOK J.M.D. DE HEER IN DE ZOEKTERM VAN DEZE WEBSITE, AANGEZIEN OOK DIE ZIELEBEDRIEGER LETTERLIJK LEERT WAT KERSTEN LEERT, NAMELIJK EEN VALSE WEDERGEBOORTE, ONTBLOOT VAN CHRISTUS ALS HET BEGIN DER HERSCHEPPING GODS

KLIK OP DE AFBEELDING TER INZAGE VAN HET BOEK: "HET WATER DES LEVENS"


http://www.providencemountainranch.com