NOG EEN BRIEF VAN EEN BEPROEFDE MOEDER VANWEGE DE ONGERECHTIGHEID/OP/DE/REFOSCHOLEN
NOG EEN BRIEF VAN EEN BEPROEFDE MOEDER VANWEGE DE ONGERECHTIGHEID OP DE REFOSCHOLEN  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Klik hier
NOG EEN BRIEF VAN EEN BEPROEFDE MOEDER VANWEGE DE ONGERECHTIGHEID OP DE REFOSCHOLEN

Geachte Ds. B.
Hartelijk dank voor het onderwijs wat u me gaf in antwoord op m'n brief. Ik vraag de Heere om wijsheid om ons kind van school te halen. Ik loop hier al langer mee, het is zo waar als je er in blijft deel je in hun ongerechtigheid. Er zitten ruim 700 kinderen op de school, en ze hebben ook dependance in Rotterdam en daar is afgelopen jaar ook al een jongetje van 6 weggenomen. Al die kinderzielen komen dikwijls op me aan. Het was langere tijd al zo gesloten, nergens opening in, zoveel mogen ontvangen, het lijkt ontevreden, maar dat ook weer niet, het was goed ondanks alles want God is niets aan ons verplicht. Niet onze wil maar Uw wil geschiedde. Ds. het lag weer zo verzondigd en wist soms niet meer hoe of het was, het was niet geheel duister hoor, maar het bleef zo gesloten en toch was er ergens wel een uitzien, kon niet spreken, maar ik heb niets verdiend of ergens aanspraak op, kreeg veel onderwijs in lezen boekje Ds. Ledeboer, het was net of ik gelijk een schip was dat de koers kwijt is en maar rond dobberde, heen en weder en soms in de golven dreigde om te komen, geen zicht/uitzicht, het leek of er een mist was waar ik niet doorheen kon zien, toch was er meer en meer als het ware een schreeuw in m'n ziel om Hulp, zocht Hem maar ik vond Hem niet, ook werd opnieuw sterker of ik de Heere toch mocht bedoelen, te eren. Ds.L. spoorde daartoe ook aan, de ere Gods moet ons boven alles gaan, meer dan het leven schrijft hij. Ik had veel smart overal van maar ook zelf weer zo de weg kwijt, schuldig in alles en dan; doe Mij uw stem horen, mocht alles weer zo bij de Heere brengen, toch bleef het gesloten, toch was het goed, want U bent goed,
Nieuwjaarsmorgen uw preek geluisterd van Kerst 2020 uit Jesaja 11, "Want er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isai." Ik kreeg te zien welk een Heerlijkheid daaruit is voortgekomen. Dit gaf opening in m'n ziel en mijn hart verbrak. Ik zag dat Hij alles er voor over heeft gehad, Zijn leven heeft willen geven en dat voor verlorenen, goddelozen, doorbrengers, albedervers, het werd me zo tot troost en de tussenzang, Ps. 85:4, onder het zingen van de eerste twee regels vloeide Zijn liefde weer zo in m'n ziel, alles onverdiend. O het was weer als opnieuw alles wat Hij geschonken had en nu kwam Hij door de preek en dit zingen met Zijn licht in mijn hart te schijnen en de duisternis week. Ik zei tegen m'n man o dat lieve recht, dat zoete recht, het zal er niet buitenom kunnen. Wat is God goed dat Hij toch opnieuw Zijn Liefde wil schenken aan een alles verbeurd hebbend zondares, dan heb je je kinderen niet over voor 't verderf, het was een goede nieuwjaarsdag. Het was alles weer zo nieuw en gedurende de dag/nacht was het goed. Mijn man zei: "Heb je niet geslapen?" Ik zei hem, de Heere is er en dan geeft het niet als je een keer niet slaapt, er is dan zo'n zoetheid in Zijn nabijheid te verkeren, mag je Hem lofzingen en gaf me kracht ook in die schoolzaken. Hoe het dan ook zal gaan als ik U maar mag volgen.
Ds. wilt u vragen te bidden voor ons want o ik ben zo'n wegloper, afdwalen, zwak, gelijk een schaap dat dwaalt in het rond. Ik gelijk dikwijls meer op een onwillige bok.
Ds. Ledeboer schrijft zo heerlijk; er zal in die ziel waar de Heere heeft beginnen te werken geen rust zijn, voor zij in Christus gevonden is, en zeggen mag en kan, "Hij is de mijne, en ik de Zijne", Ik ben gevonden door Hem naar Wien ik niet zocht, Hij heeft mij eerst liefgehad; zij mag nu en dan op een klip komen, de Heere zal ze er wel weer afstoten; die de Heere onrustig maakt, zal geen schepsel rustig maken.
Toen ik in verleden eens door de Heere Zelf naar consistorie werd gebracht werd ik door deze Zijn woorden bemoedigd/bekrachtigd uit Galaten 5:1 en gaf de Heere opening/vrijmoedigheid. In de nacht die er op volgde maakte de Heere me wakker en kwam Hij als de Roos van Saron en als de Lelie der dalen. Mocht dit aanschouwen ziende op die Boom des levens uit Hooglied, o, welk een Liefde daalde in m'n ziel, dan kniel je wenende neer, die Liefde die dan afvloeit in de ziel en dat voor zo een, dan is het een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken dan wil je wel een ieder aansporen Hem te zoeken! want waarom was 't op mij gemunt? Zouden we dan niet instemmen; ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen. Geve de Heere ons wijsheid in alles. Ds. het is slechts een stamelen en m'n tong is tekort om Zijn Liefde uit te drukken. Het gaat ook niet om iets uit mij of ons, wij er geheel tussenuit, Hij alleen! Dat we de Heere mogen bedoelen en groot maken. Ik ben de Heere dankbaar dat Hij u mag gebruiken in Zijn dienst om ons/mij te onderwijzen, en dat de Heere u wilt geven de bazuin aan de mond te zetten. Gods zegen en allen hartelijke groeten, C.

---------------------------------------------------

Geachte mevrouw C,
Dank voor uw brief, dank God in alles, maar ik ben ook dankbaar dat u acht slaat op hetgeen de Heere in Zijn Woord heeft geopenbaard, namelijk, dat we geen gemeenschap kunnen hebben met de onvruchtbare werken der duisternis, maar die veeleer te bestraffen, gelijk geschreven is: "En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer. Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen. Maar al deze dingen, van het licht bestraft zijnde, worden openbaar; want al wat openbaar maakt, is licht", Ef. 5:11-13.

Christus en de belial kunnen in der eeuwigheid niet samengaan, terwijl de refokerken plus refoscholen het wel kunnen en hand in hand gaan met de belial, met Sodom (homo-zijn), met het globalisme, met Rome de Antichrist, met donorschap, met de fascistische SGP, met het globalistische RD, met killervaccins, enz.
Dat we ook niet familiair kunnen wandelen met degenen die dat allemaal wel voorstaan, zal duidelijk zijn en voor het ware geloof is het volstrekt duidelijk. De Bruid van Christus heeft op Zijn spreken haar ziel en hart verpand aan de Bruidegom en waar Hij Zijn voetstap zet, daar druipt het al van vet en doet Hij het alles ten zegen gedijen, ten spijt van allerhande vijandschap, terwijl de belofte van Christus: "Gij zult van allen gehaat worden", Gods volk onder het kruis juist gesterkt wordt in het allerheiligst geloof van de Voleinder des geloofs.

De Refokerken en hun refoscholen bevinden zich reeds in de afval die door Paulus is voorzegd (2 Thess. 2:3) en zullen zich niet bekeren, aangezien zij zich hebben geconformeerd met valse kerkplantingen, met Rome, met Sodom en hebben zelfs de gruwelijke onnatuurlijke sodom-ongerechtigheid kerkelijk gelegaliseerd, maar dat kan in der eeuwigheid niet met genade bestaan. De Heere heeft mij als een volstrekte goddeloze uit mijn eigen adams-vuurput gerukt, gelijk Hanna ervan getuigt in 1 Samuel 2:6, "De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen", en zo is Christus van onder eeuwige armen in mijn ziel geopenbaard als de Sleuteldrager der hel, als het Einde der Wet, tot rechtvaardigheid van piet-goddeloos. Sindsdien gaat het achter Hem aan door eer, door oneer, door kwaad gerucht, door goed gerucht en als de Heere vraagt: "Heeft het u ooit aan iets ontbroken", dan zeg ik, "Nee, Heere, nooit; Gij hebt Uw trouw aan Israel nooit gekrenkt!" En dat voor zulke gevleesde duivels, waarvan ik de voornaamste ben, maar mij is barmhartigheid geschiedt in de hel van mijn adamsbestaan en daarin is Christus de Zijnen voorgegaan, gelijk geschreven is: "Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar", Ps. 138:8, want in die hellevaart heeft Hij tot mij gezegd: "En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods", Openb. 1:18. Zo is Christus mijn Hemel geworden, ja tot in eeuwigheid. Ook al lig ik nieuwelings in de stokebranden der hel, waarbij honden mij omsingelen en sterke stieren van Basan mij benauwen, nochtans zal ik van vreugde opspringen in mijn God, niet omdat ik leef, maar omdat Hij leeft en ik in en door Hem (Gal. 2:19-20).

O, mevrouw, we kunnen niet te dood voor de Heere Jezus zijn, want daartoe is Hij gezonden van de Vader om de doden uit hun Adamsgraf te verlossen op Zijn spreken (Joh. 5:25) en na ontvangen genade als dood te vallen voor Zijn voeten om het nieuwelings uit Zijn mond te horen dat de Sterkte Godes is en Zijn gererchtigheid onendig.
Hij heeft mij ook de ambtelijke bazuin des Woords gegeven om voor al den volke uit te bazuinen, dat Hij het verlorene zoekt, het weggedrevene wederbrengt, dat Hij tot zonde gemaakt, opdat totaal verloren zondaren rechtvaardig verklaart worden door Hem. Maar ook dat alle naamchristenen die Hem tarten met een godsdienst van Christus en de belial, verpletterd zullen worden door het zwaard Zijns Monds, waarmee Hij de heidenen slaan zal en hen hoeden zal met een ijzeren roede; want Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods (Openb. 19:15). Ach, ik moet nog steeds aan het begin beginnen, maar geen nood, Christus is mijn Begin, mijn Voortgang en mijn Einde zonder einde, Die na kortstondig ongeneugt, mij eindeloos verheugt (Ps. 43:4).

Houdt moed mevrouw, het is slechts een verdrukking van tien dagen. Hij geeft den moede kracht en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen krachten heeft (Jes. 40:29), want Hij heeft tot mij gezegd: "Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht", 2 Kor. 12:9.
Daar komt heel de hel op af, vroom en goddeloos, dominees en ouderlingen, belijders en papegaaien, simon de tovenaars en valse Hananja's, maar al die vervolgens moeten medewerken ten goede en ik heb hun dodelijk dag niet begeerd.
O, maar wat zal het zijn om als een naambelijder, als een dwaze maagd, te vallen in de handen van de levende God. Als David de slag naar binnen krijgt door de bestraffende mond van de profeet Gad, vanwege die globalistische volkstelling, dan roept hij het uit: "Mij is zeer bange; laat mij toch in de hand des HEEREN vallen; want Zijn barmhartigheden zijn zeer vele, maar laat mij in de hand der mensen niet vallen" (1 Kron. 21:13), ja, want de barmhartigheid der goddelozen is wreed.

Geheel op Hem geworpen, van alles afgebracht, alles van Hem verwacht, Hij geeft de moede kracht en openbaart hen in de grootste nood, Zijn macht, want die is eindeloos groot; Hij heeft tot hen gezeid, Ik heb u plaats bereid, van nu aan tot in eeuwigheid.

Zegen,

GPPB. v.d.m.

KLIK OP DE AFBEELDING TER INZAGE COMMENTAAR OP HHK-HOMO-RAPPORT


http://www.providencemountainranch.com