|
|
|
"En er werd ook twisting onder hen, wie van hen scheen de meeste te zijn. En Hij zeide tot hen: De koningen der volken heersen over hen; en die macht over hen hebben, worden weldadige heren genaamd. Doch gij niet alzo; maar de meeste onder u, die zij gelijk de minste, en die voorganger is, als een die dient. Want wie is meerder, die aanzit, of die dient? Is het niet die aanzit? Maar Ik ben in het midden van u, als een die dient", Luk. 22:24-27. Ja, onder het lieve volk des Heeren kan er weleens een vleselijke wedijver zijn om elkaar de loef af te steken, de oren te wassen en niet de voeten. Voetenwassen is het werk van Christus in de eerste plaats. "MAAR Ik ben in het midden van u, als Een Die dient." Daarin alleen kan Gods volk zich verblijden, namelijk in een dienende Christus, want van de onderlinge oprechtheid kan Gods volk niet leven. Daar kom je bedrogen mee uit. Er is er maar EEN oprecht en dat is Christus. Als het goed is ijvert Gods ware volk wel naar de beste gaven, hetgeen ze in Christus hebben, maar in de praktijk komen ze niet verder dan een beginsel in de beoefening ervan. Daarin zou Gods lieve volk elkaar moeten verdragen. Uiteindelijk moest Job voor zijn vrienden die hem met vrome woorden belaagd hadden bidden, en hij verfoeide zichzelf in stof en as voor God. We mogen echter nooit buigen voor de leugen, en dat heeft Job ook niet gedaan. Hij is uitgebreid in gesprek gegaan met zijn vrienden. Dat is altijd het beste NA het gebed. Je mag nooit je vrienden in Christus negeren, maar er kunnen vergissingen in het spel zijn en dan kan het conflict escaleren. Als de INTENTIE oprechtheid is, terwijl er toch zonden begaan worden, dan moeten we de zwakken verdragen en ruimhartig voor hen zijn, ziende op Christus' verdraagzaamheid. Job heeft gezegd wat hij moest zeggen, maar hij moest zich tevens voor God vernederen, zodat hij zich niet boven zijn vrienden zou kunnen verheffen. Dat is altijd de beste plaats, om de minste te zijn. Job's vrienden waren wel ver van hun plaats en zij hebben Job's smart dubbel verzwaard, maar uiteindelijk was Job er het beste aan toe in zijn vernedering voor God en het gebed voor zijn vrienden. O, dan kan geen mens je nog enig kwaad doen, als je je mag vernederen voor de Heere in stof en as. In het licht van het lijden van Christus, valt als het lijden van Gods volk in het niet. "Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden", Rom. 8:18. O, als je een vloermatje voor God mag worden, dan kun je zelfs je vijanden liefhebben en voor hen bidden. En de broeders onder elkaar, ach, geliefden, dat we elkaar dienen mochten door de liefde van Christus met een eerbiedige hoogachting voor de waarheid van het Evangelie en ook in de betrachting ervan. De waarheid van het Evanglie mag NOOIT in het spel zijn en op het spel staan. Maar voor de zwakken in het geloof (ik ben er zelf ook een), moeten we ons ruimhartig opstellen en de prikkels maar voor lief nemen. Ziende op Christus en Zijn verdraagzaamheid jegens ons, is het zo makkelijk een broeder of zuster te vergeven. Hebt elkander dan vuriglijk lief met een rein hart, de een de ander uitnemender achten dan zichzelf. O, ik zie er reikhalzend naar uit dat broeders van hetzelfde kruis ook lieflijk samenwonen. Daar het liefdevuur niet wordt gedoofd.
't Rechtvaardig volk zal welig groeien Daar twist en wrok verdwijnt, Zal alles door den vrede bloeien Totdat geen maan meer schijnt. Van zee tot zee zal HIJ regeren, Zover men volk'ren kent; Men zal HEM van 'd Eufraat vereren, Tot aan des aardrijks end.
Dat is Gods lieve werk in Christus, want de gemeenschap der heiligen heeft ook Christus' bloed gekost. Het is er nog, die gemeenschap der heiligen, maar laat NOOIT een kind van God tussen God en uw ziel staan, want afgoderij zit in ons aller bloed. Henoch wandelde met God en het volk Gods kon hij uiteindelijk wel missen, maar de God van zijn heil kon hij nimmer missen. Zoete banden die mij binden aan het lieve volk van God, maar laat het de dierbare liefdesband met Christus niet in de weg staan. Het een sluit het andere niet uit, maar soms gaat de Heere een extra-ordinaire weg met sommige van Zijn kinderen, hetgeen we bij Simson zien, bij Johannes de Doper en ook bij Paulus voor een tijd, toen hij zich afzonderde in de woestijn van Arabie en niet te rade ging bij vlees en bloed. Vest op prinsen geen betrouwen, waar gij nimmer heil bij vindt. Zoudt ge uw heil op mensen bouwen? Nee, zelfs niet op Gods volk. Maar dient elkander door de liefde. Als Christus ons bij de rechterhand gevat heeft, zouden we dan onze broeder of zuster in Christus niet de hand kunnen reiken. Hier hebt u mijn beide handen, want ik heb mijn hart aan Jezus verpand en sta in Zijn beide handpalmen gegraveerd. O, die liefde doet elk tot liefde nopen. De wereld hoor en volg' de lofzang van Christus, met amen, amen na. Amen.
GPPB.
|
|
|
|
|
|