|
|
SAMENSPRAAK MET EEN HHK-DS. BIBLICIST OVER HET ONVOORWAARDELIJK AANBOD VAN GENADE (1)
| |
|
|
Ds. Biblicist: In "reformatorisch" Nederland zijn momenteel twee stromingen: 1. Degenen die (in mijn ogen) een voorwaardelijk aanbod prediken. 2. Degenen die een onvoorwaardelijk aanbod prediken. Sommigen stellen dat een zondaar niet rechtstreeks tot Christus mag gaan, maar eerst onder het recht Gods verloren moet gaan ...
GPPB.: U zegt dat er twee stromingen (predikers) zijn, namelijk die van het voorwaardelijk én onvoorwaardelijk aanbod. We zullen aannemen dat u met voorwaardelijk en onvoorwaardelijk aanbod bedoelt: het voorwaardelijk en onvoorwaardelijk aanbod van vrije genade. Dit onderwerp heeft al vele pennen en tongen in beweging gezet en het lijkt zich in onze dagen te herhalen. Geen nood: "Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten", 2 Petrus 1:19. Met de ds. Biblicist geloof ik ook dat er twee stromingen zijn, omdat die er al zijn vanaf de zondeval, namelijk de dienstbare en de vrije, te weten Hagar en Saraï. Hagar kan enkel de dood baren en Saraï is een toonbeeld van vrije genade, op grond van de belofte Gods. Saraï heeft de Heilige Geest en Hagar niet en zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe (Rom. 8:9). U ziet, lezer, dat ik wel fundamenteel met de ds. Biblicist verschil over het soort van de twee stromingen, maar dát er twee stromingen zijn is onbetwist. Ds. Biblicist zegt verder dat sommigen stellen dat een zondaar niet rechtstreeks tot Christus mag gaan, maar eerst onder het recht Gods verloren moet gaan… Laten we hier eens een ogenblik bij stilstaan. Als er zijn die het zodanig prediken zoals u beweert dat ze doen, is dat vanzelf volledig onbijbels. Niemand moét onder het recht Gods verloren gaan om tot Christus te gaan. Elk mens heeft zelfs het recht om rechtstreeks tot Christus te gaan, krachtens de wil des bevels van God: "Bekeert u en gelooft het Evangelie." De wil des bevels van God -onderscheiden van de wil des besluits van God- legt de schuld aan de kant van de mens in geval van ongehoorzaamheid aan Gods bevel. In dit licht staat de mens niet alleen schuldig aan de Wet Gods, maar ook aan het Evangelie. Het aanbod van vrije genade maakt de hel voller dan de vloek der Wet. Immers, als de belofte van het genadeverbond onvoorwaardelijk gepreekt wordt tot de onbekeerden, hebben zij geen excuus en geen recht meer om onbekeerd te zijn. Dat heeft een mens toch al niet, maar door de belofteprediking wordt de mens op zijn verantwoordelijkheid geworpen, waarmee hij niets kan doen, omdat we onze verantwoordelijkheid al in het paradijs verzondigd hebben tot de dood toe. Dus de belofteprediking maakt de ongelovigen schuldig aan het bloed van Christus. Wij zijn niet alleen verloren door de overtreding van de Wet Gods, maar vooral ook, omdat we Christus verwerpen door ongeloof. Paulus spreekt over de ongelovigen het Anathema uit, dat is de zwaarste vervloeking die een mens treffen kan. Alleen de uitverkorenen krijgen de toepassing van de belofte in de tijd, zoals Petrus preekt op de Pinksterdag. "Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal", Hand. 2:39. Wie waren de uitverkorenen? Die verslagen waren -doorstoken- in het hart en de woorden van Petrus gaarne aannamen. U ziet, dat Petrus het aanbod van vrije genade niet los van de uitverkiezing preekt. Niemand kan echter zeggen dat het Evangelie voor hem niet is. Het Evangelie sluit niemand uit. De mens sluit zichzelf uit. Hoewel God verkiest en verwerpt, sluiten de verworpenen zichzelf uit door ongeloof, dus door eigen schuld. U vraagt wellicht: Dus de uitverkorenen nemen het besluit om in Christus te geloven? Nee, dat heeft God voor hen besloten. Ook de uitverkorenen kunnen Christus niet aannemen en in Hem geloven, tenzij Hij hen geschonken wordt. Ze worden uit vrije genade gezaligd. U zegt: Dus als ik niet uitverkoren ben, kom ik er nooit! Inderdaad, als u niet uitverkoren bent, zult u nimmer zalig worden. Maar dat mag nooit de vraag zijn. Dat is spelen met de verborgen raad Gods. Dat is fatale hoogmoed van onze zijde. De verborgen dingen zijn voor de Heere en de geopenbaarde dingen zijn voor ons. Wat heeft God in Zijn Woord geopenbaard? "Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem", Joh. 3:36. Er gaat dus niemand vrijuit. Het Evangelie wordt niet vrijblijvend gepreekt. Alle creaturen wordt het Evangelie verkondigd, maar wee degenen, die op zo'n grote zaligheid geen acht slaan door ongeloof! U zegt: Hoe kom ik dan van mijn ongeloof af? Die vraag moet u mij niet stellen, maar aan uw Schepper en Formeerder. David zegt in 1 Kronieken 21:13: "Laat mij toch in de hand des HEEREN vallen", want die man wist dat de barmhartigheden der goddelozen wreed zijn. Dus wie namen de woorden van Petrus nu gaarne aan? Alle mensen? Nee, ‘slechts' drieduizend! De anderen hebben zijn woorden verworpen. Wat waren dat voor mensen die de woorden van Petrus gaarne aannamen? Dat waren degenen die verslagen in het hart geworden waren, door de bediening der Wet: "Dien gij gekruisigd heb." Verslagen betekent hier ‘doorstoken'. Weet u wat het betekent een doorstoken hart te hebben? Dat je op het punt staat om te sterven! Zo is het ook geestelijk. Op de Pinksterdag werden er drieduizend mensen ter dood veroordeeld. Die mensen kregen hun doodvonnis thuisbezorgd. Ja, en toen begonnen die mensen ineens te schreeuwen wat ze moesten doen. Met dat roepen bekenden zij dat ze midden in de dood lagen en hun vonnis verdiend hadden. Toen heeft het Gode behaagd aan al die ter dood veroordeelden gratie te verlenen in het bloed des Lams door de Evangelie-prediking van Petrus. U ziet dat de toepassing van het Evangelie er alleen is voor ter dood veroordeelden. En zeg nu niet dat u dat niet bent, want krachtens onze moedwillige val in Adam zijn we reeds ter dood veroordeeld. Het ongeloof zit er ‘slechts' tussen. Christus wordt verworpen door het ongelovig geslacht, ook in onze dagen. Ongeloof is de grootste zonde, maar er zijn er zeer weinigen die het bevindelijk weten. Niemand kan zich excuseren vanwege zijn of haar onmacht om te geloven. Nee mens, het Evangelie wordt u onvoorwaardelijk aangeboden, maar u wilt het van nature niet eens hebben, omdat u uzelf te goed vindt om verloren te gaan. Het is vanzelf dat elk mens tot Christus mag gaan, maar al degenen die zich niet daadwerkelijk verloren weten krachtens de bediening van Gods gebod of bevel, komen zonder onderscheid in een rijke-jongelings gestalte tot Christus. Die jongen kwam wel tot Christus om het eeuwige leven te beërven, niet als een verloren zondaar, maar als een brave Hendrik. Zijn komen tot Christus was tot zijn eeuwige ondergang. Ik lees niet dat Christus deze jongeling het aanbod van vrije genade gepredikt heeft. Christus preekte de rijke jongeling de Wet, net zoals hij de Wetgeleerde (die aan Christus vroeg wat in de Wet geschreven was) de Wet predikte, met het bevel: "Doe dat en gij zult leven." Wettische geesten worden door Christus verwezen naar het werkverbond. Al degenen die het aanbod van vrije genade drijven, weten niet wat ze leren noch wat ze bevestigen. Christus heeft de Farizeeërs nooit het Evangelie gepreekt, maar het eeuwig wee aangezegd. Elke kerk zit doorgaans tot de nok gevuld met Farizeeërs, terwijl de generaal heersende prediking ontbloot is van de bediening der Wet. Zo'n prediking baart zwermen met rijke jongelingen. Als gevolg daarvan rijzen de jeugdbijeenkomsten als paddestoelen uit de grond, onder het motto: "Met hoe weinig zondekennis kunnen we de hemel aandoen?" Van menige kansel luidt dan het advies: "Vlucht tot Christus!" Christus zal dit soort vluchtelingen echter nooit een paspoort geven ten eeuwige leven, maar dezulken naar Mozes verwijzen, gelijk vader Abraham de rijke man in de hel naar Mozes verwees. Hoe zal iemand die de Wet, met al haar bedreigingen en vervloekingen, niet gelooft, ooit in Christus geloven? ONMOGELIJK! (Luk. 16:31). Er is geen zaligheid buiten het recht om, ook bevindelijk niet. Niemand moét echter verloren gaan onder het recht, want voorwaarden tot de zaligheid zijn er niet, maar elk Gods kinderen gaan verloren onder het recht, omdat zij de Wet serieus nemen. Het zaligmakend geloof staat namelijk altijd in het kader van het gestorven zijn aan de Wet door de Wet, waarvan Paulus getuigt in Galaten 2:19. Het sterven aan de Wet is een gevolg van de bediening des doods. Voordat een ziel tot Christus komt, moét hij niet verloren gaan, maar dan gaat zo'n ziel bevindelijk verloren, omdat de Wet de zondaar overtuigt, de zonden levend maakt en de oude mens, vervloekt, verdoemt en doodt, alvorens Christus aan de ziel geopenbaard wordt. (Joh. 16:8-11, Jes. 1:27, Jes. 57:10, Lev. 26:43, Job 20:27, Matth. 18:11, Luk. 19:10, Rom. 3:19, Gal. 1:15-16, Gal. 2:19., enz.). Al degenen die het onvoorwaardelijk aanbod van vrije genade LOS van de bediening des doods leren, zijn loochenaars van het ONVOORWAARDELIJKE, ontdekkende en ontblotende werk van de Heilige Geest en van de bediening des doods (die van de Wet), in de weg der ontdekking! "En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede", Jer. 8:11. Dus een onvoorwaardelijke Evangelie-prediking gaat gepaard met de onvoorwaardelijke bediening der Wet. Tegenwoordig willen er velen Thomas Boston, de Erskines of Andrew Gray imiteren vanwege hun onvoorwaardelijke Evangeliebediening. In de tijd van de Schotse hervorming, stond de Kerke Gods echter bloot aan bloedige vervolgingen. Men kon gewoon geen stand ophouden, want dat kon je leven kosten. Hoe is dat in onze dagen? ‘Geloven' kan men kosteloos volhouden, want de tegenwoordige inquisiteurs zijn doorgaans Avondmaalgangers. Iemand die ernstig nadenkt over zijn ziel en zaligheid, zonder overtuigd te zijn van zijn verloren staat voor God, mág wel tot Christus gaan, maar hij zal het in der eeuwigheid nooit doen, al de evangelische nodigingen en aanbiedingen ten spijt. Al degenen die de Vader tot Christus trekt in de tijd, zijn zonder enige uitzondering daadwerkelijk verloren zondaren. En degenen die uit eigener beweging met zakken vol gehoorzaamheid en plichten tot Jezus gaan, zijn zonder enige uitzondering rijke jongelingen en dwaze maagden. Christus behandelt de laatsten overeenkomstig de eis der Wet: "Doe dat en gij zult leven", waarvan het uiteindelijke resultaat de eeuwige nacht zal zijn, omdat niemand de Wet doet tot zaligheid.
Ds. Biblicist: Aan predikers die in mijn ogen onvoorwaardelijk prediken, wordt verweten dat ze het stuk van de ellende overslaan.
GPPB.: Ten aanzien van de enige troost is de orde: ellende, verlossing en dankbaarheid. Zonder de ware ellendekennis, zal geen sterveling de aangeboden verlossing door het geloof aannemen. Maar dat wil niet zeggen dat al degenen die het Evangelie onvoorwaardelijk preken, het stuk der ellende overslaan. Ik moet het nog anders zeggen: Degenen die het stuk der ellende overslaan, kunnen nooit onvoorwaardelijk preken. Het Evangelie preken zonder de bediening der Wet, is Christus preken zonder Golgotha, zonder kruis en zonder de ergernis van het kruis. Golgotha predikt ons het onvoorwaardelijk Evangelie voor helwaardigen, doodbrakenden en voor al degenen die een schuldeiser hebben en niet weten hoe zij ooit nog tot God bekeerd moeten worden. Het onvoorwaardelijk Evangelie is dus alleen van toepassing op verloren zondaren en niet op rijke jongelingen, zoals velen in onze dagen leren, zoals ook u doet, ds. Biblicist. Wat is eigenlijk het onvoorwaardelijk Evangelie? Betekent het dat als het Evangelie onvoorwaardelijk gepreekt wordt, de keuze aan de zondaar is om het aangebodene aan te nemen of te verwerpen? NEE en nog eens NEE! Aannemen staat namelijk in het kader van het geloof en geloven is geen werk, maar genade. Verwerpen staat in het kader van het ongeloof en is dus eigen schuld. Arminianen doen de keuze, maar Gods volk kan het aangebodene niet eens verwerpen, omdat God het geloof schenkt. Als God het geloof schenkt is het onmogelijk om de aangeboden verlossing niet aan te nemen. God bedelt niet of Zijn volk de zaligheid wil hebben, ben je wijzer mens. Als u dat denkt leeft u in Lego-refo-land en heeft u een muizenbeeld van God. God zegt: "Ik wil en zij zullen!"
Ds. Biblicist: Als iemand (een jongere of een kerkganger) nadenkt over hoe hij (of zij) zalig kan worden, moet hem dan een bepaalde mate van verbrokenheid of verslagenheid voorgehouden worden (die alleen voort kan komen uit het waar zaligmakend geloof)? Of moet diegene verwezen worden naar het VOORWERP van het geloof, Christus? Ik denk het laatste.
GPPB.: Onzin! Ik heb al gezegd waarheen Christus de rijke jongeling en de Wetgeleerde verwees, namelijk naar de Wet, om die te doen, krachtens het recht Gods, maar daar wilden zij niets van weten. Voor dezulken is het Evangelie niet. Dat ligt niet aan het Evangelie, maar aan hun vervloekte eigengerechtigheid. Er is echter een volk op aarde dat zich niet alleen schuldig weet aan de Wet, maar ook aan het Evangelie. Dezulken die met Petrus naar buiten gaan en bitterlijk wenen, nemen Christus gaarne aan, want Zijn ogen zijn liefdesogen, zónder verwijt en dat voor een hel, een monster, dat ik ben.
Ds. Biblicist: Juist iemand die zich afvraagt: Hoe word ik zalig?, mag naar Christus, ja MOET naar Christus gewezen worden. Levi werd door Jezus geroepen: "Volg Mij." Als eerst een verslagenheid of verbrokenheid vereist geweest zou zijn, had Jezus wel gezegd: "Beween eerst je zonden en volg Mij dan."
GPPB.: Biblicist, u bent een papieren dominee en u weet nergens van. Levi zat niet als een onontdekte zondaar in het tolhuis, maar als een hel, want het tolhuis was een voorportaal van de hel en dat wist iedere Jood, ook Levi. En in dat voorportaal van de hel is Levi van voor de poorten der hel gered in het vonnis der Wet. De dwaze maagden hebben zich ook afgevraagd: "Hoe zullen we zalig worden?" En toen hebben zij aan de oproep: "bekeert u", gehoor gegeven en zijn op het aanbod van genade ingegaan en hebben Christus aangenomen, maar toen ze bij de hemelpoort kwamen heeft Christus hen voor eeuwig afgewezen, omdat Hij hen nooit gekend had. De dwaze maagden waren niet door recht met God verzoend geworden en konden niet met de wijze maagden meezingen: "En onze Koning is van Isrels God gegeven." Onze schuldvraag ligt niet tussen ons en Christus maar tussen ons en de eerste Persoon van het goddelijke Wezen. God eist dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede PUNT! De Wet kent geen komma. De Wet claimt elk onverzoend mensenkind. Kennen we die punt in ons leven? Dat is geen keerpunt, dat is een punt waar onze wegen ophouden. Met alles wat we menen meegemaakt te hebben, komen we in de dood uit. Christus kwam in het graf en de Wet die in de ark lag, werd met Christus begraven. Hier komt de zondaar aan zijn eind, maar hier komt ook de Wet aan haar einde, want het EINDE der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft. Dan gaan we Christus kennen in de kracht van Zijn opstanding. De ware ontdekking gaat dus niet zonder de bediening der Wet. Feitelijk is het onbarmhartig om het Evangelie zonder de bediening des doods voor te stellen. Zo'n prediking baart alleen maar kerken vol rijke jongelingen. Christus is niet voor rijke jongelingen gestorven, maar voor de goddelozen (Rom. 5:6). Wie zijn goddelozen? Alle mensen! Is Christus dan voor alle mensen gestorven? NEE! Weg met die algemene verzoeningsleer. Wie zijn dan die goddelozen? Degenen die Christus van de Vader ten erfdeel gekregen heeft! (Psalm 2). In Psalm 2 gaat het niet over een aanbod van genade, maar over de eeuwige uitverkiezing en in Romeinen 5:6 gaat het ook niet over een aanbod, maar over de TOEPASSING van de genade in Christus voor DE goddelozen, waarvoor Christus te Zijner tijd gestorven is. Er kan geen sterveling met Rom. 5:6 werken en op zichzelf toepassen. Dat is het unieke en soevereine werk van de Heilige Geest. Nogmaals, wat Levi betreft, die man zat in zijn tolhuis. Weet ds. Biblicist wel wat dat betekent? Een tolhuis is een voorportaal naar de eeuwige verdoemenis. Zo zat Levi in het tolhuis, als een verloren zondaar. Christus' leer staat niet los van Joh. 16:8-11, Jes. 1:27, Jes. 57:10, Lev. 26:43, Job 20:27, Matth. 18:11, Luk. 19:10, Rom. 3:19, Gal. 1:15-16. Christus zoekt dus rasechte en volkomen verloren zondaren, die maar één recht hebben en ervan overtuigd zijn geworden dát zij maar één recht hebben, namelijk: de eeuwige straf. Het tweede wat ds. Biblicist opmerkt over Levi, is, dat Christus niet tegen hem zei: "Beween eerst je zonden en volg Mij, want Ik eis verbrokenheid." Ds. Biblicist ziet alles door een arminiaanse bril, namelijk door de bril van de rijke jongeling. Christus zoekt het verlorene, het weggedrevene, hetgeen niets is. Ook de bekering van Levi, de tollenaar, staat in dat kader. Levi was niet verbroken over zijn zonden, maar ervan overtuigd! Of denkt men dat Christus zondaren zoekt en roept die zich van niets bewust zijn en als de onschuldige klaas hun zonden bedrijven? Er is niet ene tekst in Gods Woord die daarvoor een millimeter grond geeft. Degenen die makkelijk zalig willen worden -en bijv. Zacheüs, Levi, Timotheüs en Lydia in dat kader plaatsen worden gedreven door het huichelachtige oogmerk, namelijk om de hel te ontlopen en mensen die de hel willen ontlopen, zullen er zeker komen! Weet u wat deze mensen zeggen? "Bij Lydia's bekering ging er toch niets bijzonders aan vooraf? Zij gelóófde hetgeen Paulus preekte, heel eenvoudig." Arme stumpers die Gods werk in Christus proberen te verkleinen, alsof het niets voorstelt. Weet u wat er in het Woord staat? Dat de Héére het hart van Lydia ópende. Dus Lydia's hart zat op slot en weet u wat een gesloten hart is? De hel van binnen! Als u hieraan geen kennis hebt, weet u nergens van. Andere valse leraars zeggen: "Waar was de Wet bij Paulus' bekering? Ik lees niets van de Wet, alleen van Christus." O ja, alleen Christus. Ja, men wil alleen Christus, nog voordat Christus het Alléén is in de toepassing. Men wil wel behouden worden, maar buiten het recht om. Weet u waar de Wet bij Paulus was op weg naar Damaskus? In de linkerhand van Christus! Als Gód sloeg Christus Saulus van Tarsen uit het zadel en liet hem in het zand happen. Die man verloor ineens zijn gezag en werd ‘als een lijk verbrokkeld door vertering', staat er in de grondtaal. "Nee, de Wet was er niet bij", volgens sommigen, terwijl Paulus zelf zegt dat door de Wet de kennis der zonde is (Rom. 3:20b). Van zichzelf zegt hij: "Ja, ik kende de zonde niet dan door de Wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de Wet niet zeide: Gij zult niet begeren", Rom. 7:7. Zonder de Wet leefde Paulus in zijn eertijds, maar toen het gebod gekomen was, moest Paulus sterven en is hij als een dode, verloren zondaar door Christus gegrepen van voor de poorten der hel en in Christus gerechtvaardigd.
Ds. Biblicist: Ik ontken niet dat de Heere verschillende wegen gaat met verschillende mensen. Een mens die niet weet dat hij gezondigd heeft, zal waarschijnlijk niet naar Christus gaan. Maar wij hebben een bevel tot geloof, dat bevel moet een zondaar opvolgen, of hij nu wel of geen, veel of weinig zondekennis heeft.
GPPB.: Wat u nu zegt is volslagen wettisch, Biblicist. God gaat met iedere zondaar dezelfde weg. "Enerlei hart en enerlei weg" (Jer. 32:39). De leidingen kunnen verschillen, maar niet de weg, want de Weg is Christus en buiten die Weg, lopen alle wegen naar de hel, ook de toeleidende weg tot Christus, want Hij heeft de sleutels der hel en des doods. Ik leer geen mate van zondekennis, in de zin van: "Zo is het wel genoeg en nu mag je in Christus geloven." Ik kan dat niet in de Bijbel vinden. Je bent verdoemd of je bent zalig, één van tweeën. De Catechismus spreekt ook niet over een hoeveelheid zondekennis, maar hoe GROOT onze zonden en ellenden zijn. Dat gaat dus over de diepte van de zondekennis. Zolang wij geen zondekennis hebben waardoor wij der Wet sterven, hebben we totaal geen zondekennis zoals de Wet ons de zonde doet kennen, alvorens in Christus genezing te vinden. Biblicist zegt verder: "Wij hebben een bevel tot geloof en dat bevel moeten we opvolgen, weinig of geen zondekennis." Biblicist, ik wil u vragen: Hoe doe je dat? Hoe volg je het gebod om in Christus te geloven op? Biblicist heeft wel een pasklaar antwoord: "Gewoon besluiten om te geloven." Ik ben er zeker van dat de hel gevuld zal zijn met mensen die ‘besloten hebben' om te geloven. De Heilige Geest doet met het bevel van bekering en geloof geen beroep op de bedorven wil van de mens. De Pinksterlingen hadden geen wil om te geloven, want hun harten waren doorstoken en als je hart doorstoken is, sterf je aan al je eigen verdorven wil. Hun wil was vergaan! De Heilige Geest zette al die doorstoken zielen aan de kant van God, om te willen wat God wil en in dat oordeel is Christus hen geopenbaard geworden, niet door een bevel van opvolging, MAAR DOOR EEN BEVEL VAN TOEPASSING. Ja, en dan behoort ongeloof tot het verleden. Voor zulke zielen is het onmogelijk om niet te geloven.
Ds. Biblicist: Een mens die niet weet dat hij gezondigd heeft, zal waarschijnlijk niet naar Christus gaan.
GPPB.: 1. Elk mens van nature weet met zijn verstand en geweten dat hij gezondigd heeft, maar alleen de uitverkorenen die door de Heilige Geest daarvan overtuigd worden, komen in de schuld voor God, omdat dan de zondekennis geopenbaarde schuldkennis is. Zondekennis door de overtuiging door de Heilige Geest in het kader van de bekering, staat haaks op de natuurlijke zondekennis. Natuurlijke zondekennis werkt niets uit en het breng je niet aan het Einde van de Wet. 2. Niemand komt tot Christus, tenzij de Vader hem trekke. Zelfs Gods volk is van die goddelijke trekkingen afhankelijk. De Bruid wist er wat van: "Trek mij, wij zullen U nalopen", Hoogl. 1:4. 3. "Het bevel tot geloof moet de zondaar opvolgen, veel of weinig zondekennis", zegt Biblicist. Dat "moet" ja, maar er is niemand die het doet. En die het menen te doen op bevel van Mozes, zullen straks de rijke man in de hel gezelschap moeten houden, want met het bevel van Mozes, beland je in de hel, omdat het bevel van Mozes geen bevel van zaigmakende toepassing is, maar des doods.
Ds. Biblicist: Ook de Catechismus leert ons niet dat de ellendekennis voorafgaat aan de Christuskennis: Zondag 1 vraagt wat onze troost is. De Catechismus is dus voor de gelovigen. Zondag 2 zegt: hoeveel stukken zijn u nodig te weten opdat gij IN DEZE TROOST zalig leven en sterven moogt? Dat wordt altijd uitgelegd als drie voorwaarden tot die troost. Maar het zijn de drie grondeigenschappen van die troost. De verwijzingen die staan bij het stuk der ellende verwijzen niet naar Bijbelgedeelten die ‘een verslagen geest' vereisen. Ze verwijzen naar Bijbelgedeelten die met autoriteit stellen dat wij zondaars zijn. De conclusie is dus dat alleen een gelovige oprecht kennis der ellende heeft.
GPPB.: De Catechismus leert wel degelijk dat zondekennis voorafgaat aan de kennis van Christus. Daarin worden de ONbekeerden van Zondag 2 tot en met Zondag 5 onderwezen. De Catechismus is dus ook tot de onbekeerden gericht, namelijk om de verantwoordelijkheid van de mens te proclameren. Zondag 2 tot en met 5 maken een mens verdoemelijk voor God, zonder enig excuus. De enige tróóst zoals verwoord in Zondag 1 geldt alleen voor de gelovigen. De opstellers hebben de enige troost aan het begin geplaatst en daarna vertellen zij hoe eraan te komen. Het doel wordt voorop gesteld en daarna komt de onderwijzing wat nodig is om in die enige troost te delen. De wijze van opstelling is dus pure opvoedkundige logica, doch het bezit ervan is en blijft evenwel een eeuwig wonder. De drie stukken zijn geen voorwaarden, want de Heilige Geest vraagt niet aan de mens of hij wel of niet ontdekt wil worden. Echt niet! Paulus heeft ook niet om de inkomst van de Wet gevraagd, maar de Heilige Geest dééd de Wet inkomen (Rom. 7:9). De Wet vraagt bovendien niet naar oprechte zondekennis, maar naar volmaakte werken. De Wet zegt tegen de zondaar: "U bent verdoemt, punt uit, want zelfs uw beste werken zijn verrot, u bent voor eeuwig verdoemd!" Als een rechter een doodvonnis uitspreekt over een veroordeelde, dan zal die rechter het niets schelen of die veroordeelde dat vonnis serieus neemt, of niet, dat doodvonnis wordt uitgevoerd, punt uit. Zo spreekt ook de Wet Gods, namelijk feitelijk. De Wet heeft dus niets met oprechte zondekennis te maken. We zeiden reeds dat in het kader van de ellendekennis het begrip ‘verslagenheid' ‘doorstoken zijn' betekent, zoals de Pinksterlingen doorstoken (verslagen) werden door de Wetsprediking van Petrus. Dat alleen de gelovigen oprechte zondekennis hebben, is openbaar, maar de ellendekennis die voorafgaat aan de kennis van Christus wendt de Heilige Geest aan om de rechtvaardigheid van de eeuwige verdoemenis te openbaren, als straf op de zonden, zodat er aan de kant van de zondaar geen enkele hoop en geen enkel zicht meer bestaat om ooit door vleselijke bewegingen tot de zaligheid te kunnen geraken. Alvorens een ziel tot het geloof in Christus gebracht wordt, leert de Heilige Geest de zondaar Gods soevereiniteit billijken. God kan ons rechtvaardig voorbijgaan en ons naar recht voor eeuwig verdoemen. Als we daarvan niet iets leren, is zalig worden NOOIT een wonder. De Heilige Geest werkt nooit de bekering in het kader van menselijke gevolgtrekkingen of conclusies. Bovenkamerkennis is één van de grootste struikelblokken in het kader van de waarachtige bekering. En als men denkt de weg der bekering te kunnen volgen met het verstand, of te kunnen overdragen op anderen, is men van de duivel betoverd.
Ds. Biblicist: Paulus stelt dat door de Wet de kennis der zonde is. Maar de Wet kan alleen verdoemen, de Wet wijst de rotte plekken aan, maar de Wet kan geen berouw schenken, geen verslagen geest, geen gebroken geest, de Wet kan alleen maar verdoemen. Vandaar dat Paulus ook zegt: "want hetgeen voor de wet onmogelijk was, omdat zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid van het zondige vlees, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees" Het is dus niet onnodig om de Wet te prediken, maar zodra een mens weet dat hij zondaar is en aan de Wet niet kan voldoen, mag, ja moet hij rechtstreeks uitgaan tot Christus.
GPPB.: Hierboven zegt Biblicist wat hij eerder ontkende, alleen het ‘zondaar zijn' houdt wel heel wat meer in als het idee over het ‘zondaar zijn' dat Biblicist eropna houdt. Biblicist stapt met grote mijlslaarzen over het sterven aan de Wet heen. De Wet is geen absolute Wet bij ds. Biblicist, maar alleen een waarschuwende vinger. Dat is een ingebeelde Wet en met een ingebeelde Wet zijn de dwaze maagden en de rijke jongeling, voor eeuwig verloren gegaan. Bovendien zegt Paulus in Romeinen 8:3 niet wat Biblicist beweert dat Paulus daar zegt. Paulus zegt niet dat het VOOR de Wet onmogelijk was, maar DOOR de Wet, ofwel door de werken der Wet.
Ds. Biblicist: Ik ben weleens bang dat de reformatorischen te bang zijn dat er teveel E.O. bekeringen (zoals ze dat noemen) plaatsvinden, maar dat ze niet bang zijn dat mensen bij Christus wegblijven.
GPPB.: Deze banghazerij is typisch ‘refo'. Naomi was van een geheel andere slag toen zij Ruth en Orpa op de grens naar hun eigen land verwees, en terug te keren naar de afgoden van Edom. Zo handelt ook de Heilige Geest. De voorstelling van zaken door Biblicist is zielsbedrieglijke rijke jongelingspraat. Niemand kan God uit handen blijven, dus ook degenen niet die Hij tevoren geordineerd heeft tot het eeuwige leven. In het leven van degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn, moet alles medewerken ten goede. De vrees die u koestert, doet daaraan niets af en legt ook geen gram gewicht in de goddelijke weegschaal. Het is mij niet onverschillig hoe er gepredikt wordt, maar u moet niet denken dat een eenzijdige prediking God in de war maakt in het zaligen van zondaren. De wijze maagden zullen er wel door in slaap vallen, maar de dwaze maagden zullen er niet door bekeerd worden. Echt niet!
Ds. Biblicist: De Schrift ontkent nergens dat een zondaar verslagen kan zijn (Handelingen 2) maar het wordt nergens vereist om tot Christus te mogen komen. De Schrift stelt met grote duidelijkheid en kracht dat we allen zondaars zijn en of we dat nu doorleefd hebben of niet, het is zo. Dat moet geloofd worden. En dat kan alleen door een waar geloof in Christus. Buiten Christus is alleen de dood. Bij Christus wegblijven is de grootste zonde die er is: ongeloof.
GPPB.: Verslagenheid wordt nergens vereist om tot Christus te komen, maar de Heilige Geest WERKT verslagenheid in de harten van zondaren. Daar hoef je dus niet aan te voldoen, dat word je gepresenteerd. Inderdaad, Biblicist, de Schrift zegt duidelijk dat we zondaren zijn, of we dat nu doorleefd hebben of niet, het is zo. Dat moet geloofd worden. Dat is ook waar, maar zodra het moet is niemand die het doet. "Ongeloof", zegt ds. Biblicist. Ook waar, maar nu een vraag op de man af: Hoe bent u, heer Biblicist, van de macht van het ongeloof verlost? Door uw eigen keuze of door de openbaring van Christus aan uw hart in de hel van uw bestaan? Het is of-of. Of het is uw eigen keuze, of het is Gods keuze in de toepassing. Met uw eigen-keuze-godsdienst zult u voor eeuwig omkomen.
(wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|