|
|
"En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde , maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn", Hebr. 12:11.
|
|
Gods leidingen met Zijne heiligen zijn wonderbaar; zij zijn altijd geheel anders dan dezen zich voorgesteld hebben. Zijn weg met hen gaat door diepe wateren. Belooft Hij hen het licht, dan maakt Hij alles duister voor hun ogen. Belooft Hij hen ruimte, dan worden zij in de engte gedreven. Belooft Hij hulp, dan wordt elk steunsel verbroken. Wanneer Hij hen vrede belooft, dan komt de ziel in kwellende onrust. Belooft God ons de zegen, dan schijnen alle vloeken op ons neer te komen. Hebben wij de toezegging van eer ontvangen, dan moeten wij roepen: "Laat mij niet beschaamd worden!" of: "Onze ziel is der verachting veel te zat" (Ps. 123:3). Belooft God ons genade, dan schijnt Hij Zijn toorn over ons uitgegoten te hebben. Belooft Hij heiliging, dan begint de zonden in ons te woelen, gelijk nooit tevoren. Belooft Hij ons leven, dan gaat alles de dood in, dan zien wij al het onze in een gat insluiten. Waar Hij bouwen wil, daar breekt Hij af. Waar Hij planten wil, daar roeit Hij uit. Wien Hij wil oprichten, dien werpt Hij neder. Wien Hij troosten wil, die maakt Hij bitterlijk bedroefd. Wien Hij met Zijn goederen vervullen wil, dien maakt Hij ledig. Wien Hij in de hoogte stellen wil, dien voert Hij in de diepte. Wanneer Hij in eens mensen hart binnenkomen en blijven wil, daar slaat Hij diepe wonden. Deze leidingen komen Gods heiligen vreemd voor; zij hadden het anders verwacht; zij stellen zich Gods leiding altijd anders voor dan zij is en kunnen niet verstaan dat de weg die zij gaan moeten waarlijk Gods weg is. Nochtans is het Gods weg met hen en al denken zij er ook anders over, zij hebben reden om zich over zodanige weg te verheugen. Intussen, al is de weg moeilijk, al komt die hen vreemd voor, naderhand zullen zij toch met dien weg tevreden zijn.
En wat er verder volgt in de preek van dr. H.F. Kohlbrugge over Hebr. 12:11. Twaalf Twaalftallen - deel 11/12 - pag. 403-413.
|
|
|
|
|
|