|
|
ONVERZOENLIJKE ACHTERKLAPPERS
| |
|
"Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig. Zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van deze. Want van dezen zijn het, die in de huizen insluipen, en nemen de vrouwkens gevangen, die met zonden geladen zijn, en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden; vrouwkens, die altijd leren, en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen. Gelijkerwijs nu Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, alzo staan ook deze de waarheid tegen; mensen, verdorven zijnde van verstand, verwerpelijk aangaande het geloof. Maar zij zullen niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden is. Maar gij hebt achtervolgd mijn leer, wijze van doen, voornemen, geloof, lankmoedigheid, liefde, lijdzaamheid. Mijn vervolgingen, mijn lijden, zulks als mij overkomen is in Antiochie, in Ikonium en in Lystre; hoedanige vervolgingen ik geleden heb, en de Heere heeft mij uit alle verlost. En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden", 2 Tim. 3:1-12.
|
|
Achterklappers! Waar kom je die tegen? In de wereld? Dat zal best, want in de wereld zoekt een ieder van nature het zijne en niet hetgeen van Christus is. Dat fenomeen kom je echter niet alleen in de wereld tegen, maar vooral ook in de kerk, onder de kerkmensen, anders had Paulus zijn geestelijke zoon, Timotheus, voor dit soort mensen niet gewaarschuwd. Sinds de hemelvaart van Christus leven we in het laatste der tijden. Hetgeen de Heilige Geest bij monde van Paulus hier geschreven heeft, is reeds geschreven in het laatste der tijden. Paulus is dus zelf die mensen tegengekomen van wie hij schrijft in de tekstwoorden. Hij noemt soms ook man en paard, die van het geloof schipbreuk hebben geleden, onder andere in 1 Tim. 1:20: "Onder welken is Hymeneus en Alexander, die ik den satan overgegeven heb, opdat zij zouden leren niet meer te lasteren." Dat waren aanvankelijk nette kerkmensen, maar na verloop van tijd begonnen zij de leer zoals die door Paulus gepreekt werd, te lasteren en de opstanding der doden te loochenen. Anderen poogden Paulus tot dienstbaarheid te brengen, omdat zij zich vreselijk ergerden aan de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. "Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden. En dat om der ingekropen valse broederen wil, die van bezijden ingekomen waren, om te verspieden onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid brengen. Denwelken wij ook niet, een uur hebben geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou verblijven", Gal. 2:3-5. Dus als de prediking van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze naar de volle raad Gods(!) gepredikt wordt, zet dat altijd veel kwaad bloed onder degenen die door de werken zoeken zalig te worden. Dat is in onze dagen niet veranderd. Ik kom mensen tegen die de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze vroom op de lippen nemen, maar metterdaad verloochenen. Je kunt een belijdenis onderschrijven met de mond, maar die met de daad verloochenen. Dat komt zelfs veelvuldig voor onder de nieuwelingen in de genade. Als laatstgenoemden over het paard getild worden en zich verbeelden wat te zijn, zich als geoefende theologen opwerpen, als hoogstaande pastoors zich met andermans doen bemoeien, dan leert Gods Woord dat dezulken opgeblazen en in een oordeel des duivels gevallen zijn (1 Tim. 3:6). Pas bekeerden mogen geen ambt vervullen en als ze zichzelf opwerpen van wat groots te zijn, vallen zij in een oordeel des duivels. Dat is zelfs gemeengoed in onze dagen. En omdat de tucht weg is, kan dat soort kanker (2 Tim. 2:17) voortwoekeren in de kerken, en ook in de onderlinge verhoudingen onder Gods volk. Wat moet ertegen gedaan worden? Hoe moeten Gods ware knechten hiertegen optreden? Wel, Paulus schrijft aan Timotheus: "Maar stel u tegen het ongoddelijk ijdelroepen; want zij zullen in meerdere goddeloosheid toenemen. En hun woord zal voorteten, gelijk de kanker; onder welke is Hymeneus en Filetus; die van de waarheid zijn afgeweken, zeggende, dat de opstanding alrede geschied is, en verkeren sommiger geloof", 2 Tim. 1:16-18. We moeten dus niet zwijgen, maar ons ertegen stellen met het eeuwig blijvend Woord van God. En dat wensen wij ook te doen, waartoe de Heere Zelf geroepen heeft. "Ziet, Ik heb u tot een scherpe nieuwe dorsslede gesteld, die scherpe pinnen heeft; gij zult bergen dorsen en vermalen, en heuvelen zult gij stellen gelijk kaf. Gij zult ze wannen, en de wind zal ze wegnemen, en de stormwind zal ze verstrooien; maar gij zult u verheugen in den HEERE; in den Heilige Israëls zult gij u roemen", Ezech. 41:15-16. Je kunt je ertegen verzetten, je kunt de heerlijkheden lasteren, je kunt je van achterklap bedienen, maar je zult het NOOIT van de bediening des Woords winnen, want de Heere der heirscharen heeft tot mij gezegd: "De lieden die met u twisten zullen vergaan", Jes. 41:11-12. Weet u wat dat voor mensen zijn, die twistende lieden? Dat zijn mensen die de bestraffing des Heiligen Geestes (Ps. 141:5 - Gal. 2) niet kunnen verdragen en door afgunst en wedijver gedreven worden. Alles wat je in het kader van je roeping zegt, schrijft en doet, vat men vleselijk op om je te vangen met de dienstbaarheid der Wet, waarvan ze zelf zwanger zijn. Het wapen dat zij gebruiken is achterklap. Ooit ontmoette ik eens een man die zichzelf voor bekeerd uitgaf. Toen ik eens een ritje met hem maakte door het (buiten)land, zei hij: "Nu ga ik je mijn verhaal vertellen." Ik dacht: "O, als dat maar goed gaat." De man begon zijn verhaal met het zwartmaken van zijn broer, met wie hij een bedrijf gehad had, en met die modder vulde hij ook het middenstuk van zijn betoog. Hij eindigde zijn verhaal met hoe goed hij bekeerd was in zijn ogen. Die broer die hij zwart maakte, heb ik echter nooit een kwaad woord horen zeggen over zijn broer die mij het verhaal vertelde. Ja, je hebt altijd van die mensen, die beginnen het contact met het vertellen van hun biografie, waarbij zij hun naaste verwanten in een kwaad daglicht stellen om zelf de bekeerde man te spelen. Zo kwam ik onlangs in contact met een boer, die zijn verhaal begon met het zwartmaken van zijn zwager die hem voor duizenden euro's zou bestolen hebben. En dat [ongeoorloofde] verhaal vertelde hij mij in "vertrouwen." Weet u welk wapen dat deze man nu hanteert toen we hem een weinig begonnen tegen te staan? Het wapen van achterklap om zijn eigen zonde te bedekken. Ik dacht achteraf: die man heeft wat te verbergen, want het verhaal was dermate uitgebreid dat het een weinig begon te stinken. De 38-jarige kranke man begon op de vraag van Christus: "Wilt gij gezond worden", zijn hele biografie te vertellen, waar de Heere Jezus heel niet om gevraagd had. En toen hij gezond geworden was, verraadde hij Christus bij het Sanhedrin. Ook (pas)bekeerden kunnen in een oordeel des duivels vallen, zodat zij zich tegen de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze verzetten met vrome woorden en achterklapse verwijten. Als ze merken dat je hen doorhebt, dan speuren zij alles af om je op je woorden te vangen, hetgeen de Sanhedristen ook bij Jezus gedaan hebben, om een oorzaak te zoeken dat zij Hem gevangen konden nemen. En als ze dan niets op je woorden kunnen aanmerken, dan gooien zij het roer om en dan trachten zij je daden te blameren, echter zonder enig bewijs van bijbelse geldigheid. Alles wat de profeten, de apostelen en Christus gedaan hebben krachtens hun roeping is altijd het voorwerp van duivelse lasteringen geweest. Er is echt niet nieuws onder de zon. Het wettische oogmerk van onverzoenlijke achterklappers is makkelijk te herkennen. Om hun eigen onzuivere oogmerken te verduisteren, houden zij zich druk bezig om zich met andermans doen te bemoeien, om de aandacht van zichzelf af te leiden. Dezulken lijden niet om Christus' wil, maar als een kwaaddoener. "Doch dat niemand van u lijde als een doodslager, of dief, of kwaaddoener, of als een, die zich met eens anders doen bemoeit; maar indien iemand lijdt als een Christen, die schame zich niet, maar verheerlijke God in dezen dele", 1 Pet. 4:15-16. Bovendien moet je je maar eens verzoenend opstellen tegenover dezulken, dan komt de onverzoenlijke aap wel uit de mouw. Om hun vrome stand te handhaven, blijven ze vasthouden aan een lijst van diabolusverwijten, omdat ze vreemd zijn aan de liefdesogen van de Heere Jezus, die Petrus aanzag toen hij zijn Meester verloochende. God verwijt de zonden van Zijn volk niet, maar brengt hen tot berouw met Zijn liefde en trouw. Als je je zo verzoenend opstelt, dan valt het vrome vlees snel door de mand, want vroom vlees houdt voet bij stuk en wijkt niet af van het gebod van Mozes, omdat zij nooit gestorven zijn aan het kindschap van Abraham (Joh. 8:33). Christus liet Zich echter niet verleiden door dit soort gemaakte vroomheid en in die bediening mogen we staan door Zijn kracht tot op de huidige dag, omdat Hij niet afwijkt van Zijn belofte "alle dagen met ons te zijn". De apostelen hebben hun roeping getrouw vervuld en hebben geen vroom vlees gespaard, ook het vrome vlees van Gods volk niet. Achterklappers kunnen echter zelfs zover gaan om de bediening van het Woord te smaden als zijnde het bange geblaf van honden, die niet bijten. Ik kan dezulken in de Naam van Christus vertellen dat zij hun leven verkorten, hetgeen ik al talloze malen heb gezien gebeuren met zulke spotters. God laat Zich niet bespotten. Hetgeen een mens maait zal hij ook zaaien. Je moet echter wel altijd eerst trachten degenen die tegenstaan met vermaningen te overtuigen, opdat zij te eniger tijd zich zouden bekeren, maar blijft men vasthouden aan de zonde van achterklap, dan breken dezulken de band der liefde EN die van het geloof. De zonde van achterklap werkt altijd complotmatig. Men heeft medestanders, meeveinsers, die de bediening van het Woord haten, omdat zij zichzelf voelen aangesproken. Dat kan ook Gods volk betreffen, wanneer men in dienstbaarheid leeft onder de dekmantel van het Evangelie. Kijk maar naar de Galaten, die zelfs Paulus voor hun vijand hielden, omdat de apostel het mes van Gods Woord hanteerde. En als Paulus de hogepriester -die het complot vrome boeven beval om Paulus op de mond te slaan- wederstaat in zijn aangezicht met de woorden: "God zal u slaan, gij gewitte wand! Zit gij ook om mij te oordelen naar de wet, en beveelt gij, tegen de wet, dat men mij zal slaan?" Hand. 23:3, dan wordt hij gelijk aangevallen door hetzelfde complot samenzweerders die Paulus op zijn woorden wilde vangen, om daarmee zijn kindschap Gods in twijfel te trekken, met de duivels arglistig bedekte vrome woorden: "Scheldt gij den hogepriester Gods?" Hand. 23:4, dan moet u erop letten dat Paulus niet zijn bestraffing intrekt, maar zich alleen verontschuldigt omtrent het ambt van hogepriester, die type van Christus was. Want hoewel Paulus niet dan recht had gesproken, nochtans, omdat het bij de omstanders een schijn had van schelden, zo wil hij zeggen, dat hij zulks ook zou vermeden hebben, had hij den hogepriester gekend (Kantt.) Paulus werkte met de feiten en werd verweten dat hij zijn naaste blameerde. Dat is altijd het wapen van degenen die zichzelf bezondigen aan achterklap. En die achterklappers zijn het goed met elkaar eens. In de zaal van Kajafas was men het goed met elkaar eens om Christus te belasteren op grond van valse getuigen. "Wat dunkt ulieden?" En dan roept men met 1 mond: "Hij is des doods schuldig." En die Christus bidt: "Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen." Maar als de Leeuw van Juda wederstond Hij de valse beschuldigers in hun aangezicht en zegde hen het goddelijke wee aan. "En een van de wetgeleerden, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! als Gij deze dingen zegt, zo doet Gij ook ons smaadheid aan. Doch Hij zeide: Wee ook u, wetgeleerden! want gij belast de mensen met lasten, zwaar om te dragen, en zelven raakt gij die lasten niet aan met een van uw vingeren. Wee u, want gij bouwt de graven der profeten, en uw vaders hebben dezelve gedood. Zo getuigt gij dan, dat gij mede behagen hebt aan de werken uwer vaderen; want zij hebben ze gedood, en gij bouwt hun graven. Waarom ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij sommigen doden, en sommigen zullen zij uitjagen; opdat van dit geslacht afgeeist worde het bloed van al de profeten, dat vergoten is van de grondlegging der wereld af. Van het bloed van Abel, tot het bloed van Zacharia, die gedood is tussen het altaar en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afge-eist worden van dit geslacht!" Luk. 11:45-51. En als Mirjam, die zovele jaren met Mozes gelopen had, als vrouw(!) zich met Aäron tegen Mozes verheft als zijnde zijn medeprofetesse en zijns gelijke, dan ontsteekt de toorn des Heeren. "En zij zeiden: Heeft dan de HEERE maar alleen door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken? En de HEERE hoorde het!" Num. 12:2. En wat was het gevolg van die opstand? "Zo ontstak des HEEREN toorn tegen hen, en Hij ging weg. En de wolk week van boven de tent; en ziet, Mirjam was melaats, wit als de sneeuw. En Aäron zag Mirjam aan, en ziet, zij was melaats", Num. 12:9-10. En de Heere heeft meer pijlen op zijn boog dan 1, want Hij kan ook degenen die zich ergeren aan de zuivere bediening van het Woord, de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, inclusief de geestelijke strijd tegen de boze machten en krachten (Efeze 6) en niet schromen de goddelijke roeping te belasteren waarmee wij geroepen zijn, met andere oordelen straffen, ten spijt van alle drogredenen waarmee men eigen stand en vrome snuisterijen wil handhaven. Maar God zal al deze dingen doen komen in het gericht; dan zullen alle vrome maskers afvallen, dan zal ieders oogmerk openbaar gemaakt worden, dan zal alles wat in het verborgen is geschiedt publiek aan de dag gesteld worden. Dan zal je je stand niet meer kunnen ophouden, dan zullen al je eigen meningen en vleselijke opvattingen van het Woord als kaf vergaan. Dan zullen alle slinkse wegen in de hel doodlopen, dan zal God de spotters met het zwaard Zijn monds aan Zijn voeten doodslaan, als zij zich niet hebben bekeerd. Met Zijn volk heeft God reeds afgerekend in Zijn Zoon, hoewel Hij hen in de tijd komt te kastijden als zij de duivel in de kaart spelen. Mirjam speelde de duivel in de kaart, toen zij zich in hoogmoed verhief tegen Mozes en God bezocht haar met de plaag van de melaatsheid. Eli zag zijn goddeloze zonen niet eens zuur aan. Hij liet de tucht achterwege en God bezocht hem met de wegvoering van de arke Gods, de dood van zijn twee zonen en een gebroken nek. Toen David overspel pleegde met Bathseba en Uria de dood injoeg, kwam God hem te slaan met het zwaard dat van zijn huis niet meer wijken zou. En als David in hoogmoed valt door het volk te tellen, zond God een pestilentie en stierven er zeventig duizend mannen van Dan tot Berseba toe (2 Sam. 24:15). Toen Mozes op de rots sloeg, terwijl hij had moeten spreken, werd hem de toegang tot het beloofde land ontzegd. Toen Salomo van God en Zijn dienst afhoereerde en zich 700 vrouwen en de nodige bijwijven veroorloofde, scheurde God het koninkrijk in tweeën. En al degenen die zich boven de wet verheffen, de zonden goedpraten bij zichzelf en anderen en zich van achterklap blijven bedienen na ettelijke malen gewaarschuwd te zijn, mogen gewis voor Zijne straffen beven: "Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Want wij kennen Hem, Die gezegd heeft: Mijn is de wraak, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En wederom: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods", Hebr. 10:28-32. Gods volk kan wel in de zonde vallen, maar er niet in leven. En wie zich rechtvaardigen wil gelijk de wetgeleerde en in onmin blijft leven met zijn naaste, die heeft God niet gezien. "Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?" 1 Joh. 4:20. Paulus geeft twee gemeenteleden, Hymeneus en Alexander, over aan de satan, omdat zij zijn bediening lasterden. En als de kerk de tucht achterwege laat, dan zal God Zelf wraak doen over de spotters en achterklappers die met een vrome mond de zuivere bediening des Woords en de geestelijke strijd tegen de heersende boze geesten, machten en krachten (Efeze 6) lasteren en verdacht maken. "Want onze God is en verterend vuur", Hebr. 12:29.
"Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen", Ps. 2:12. GPPB.
|
|
|
|
|
|