WITSIAANSE GA.VD.BRINK-LEER
WITSIAANSE GA.VD.BRINK-LEER`1`1  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Het boek van Herman Witsius onder de titel ”Animadversiones Irenicae” verscheen ook in het Nederlands. HHK-ds. G. A. van den Brink, vertaalde dit boek opnieuw (toen hij nog kandidaat was) en schreef daarin een uitvoerige inleiding. Deze inleiding werd door HHK-docent, dr. W. van Vlastuin, van de volgende neogereformeerde kanttekeningen voorzien.

VV: ''Van den Brink schreef een uitvoerige inleiding bij deze vertaling om het historische en theologische kader van dit boek toe te lichten. Namen als Crisp, Rutherford, Baxter en Williams passeren de revue. Verder is er een toespitsing naar Comrie en de latere neogereformeerden. Over deze inleiding zouden boeiende gesprekken te voeren zijn. Ik geef een voorzet:

vervolg VV: 1. Kan het zijn dat Witsius milder is naar de antinomianen dan Van den Brink? Doet Van den Brink Witsius helemaal recht door hem neonomiaanse gevoelens toe te schrijven?

GPPB.: Het is maar net wat men onder antinomianisme verstaat. Huntington en Kohlbrugge -en GPPB- zijn er ook zwaar verdachtmakend van beschuldigd, doch de beschuldigers bleken zelf antinomianen te zijn, omdat zij vreemd bleken/blijken te zijn aan de bediening des doods en der Wet niet gestorven zijn (Gal. 2:19). Al die regel-des-levens-dominees die de wet erbij nemen als lijfregel voor een zelfgeborduurde zedenleer, zijn neonomianen en neonomianen zijn antinomianen bij uitstek, aangezien zij de wet teniet doen door de wet tot een oudwijfse doe-regel te elimineren! Aan de doorleving van Galaten 2:19 zal het bij Van den Brink en ook bij Van Vlastuin wel aan schorten, want hun neo-gereformeerde spraak maakt hen openbaar!

VV: 2. Zou het theologische kader niet aan kracht hebben gewonnen als duidelijk was gemaakt dat Gods daden en menselijke daden van een verschillende orde zijn?

GPPB.: Menselijke daden komen in het geheel niet in aanmerking voor de zaligheid, want ik ben zonder mijn toedoen geboren en zonder mijn toedoen ben ik ook wedergeboren! Zalig worden is geen cooperatiecontract tussen God en de mens, maar een eenzijdige Godsdaad in Christus, aangezien uitsluitend de doden zullen horen de stem van de Zoon van God (Joh. 5:25), nl. tot levendmaking, tot rechtvaardigmaking en tot heiligmaking (1 Kor. 1:30). Als ik dat wonder vatten wil, staat mijn verstand vol eerbied stil. Halleluja!

VV: 3. Was het sola fide in de Reformatie wel bedoeld om de actus van het geloof te benadrukken? Stond het niet veelmeer tegenover de inbreng van de werken?

GPPB.: Wat actus? Christus is mijn Actus, mijn Sola Fide, mijn Sola Gratia, mijn Sola Scriptura en mijn Tota Scriptura en de rest krijgt Gods volk er gratis bij, want hun werken volgen met hen (Openb. 14:13).

VV: 4. Bij Calvijn vinden we niet de nadruk op de daden van het geloof zoals bij Witsius. Hij omschrijft het geloof als een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid jegens ons. Dit herkennen we in de Catechismus. Vandaar dat er een verschil is tussen Witsius en de Heidelberger. Speelt hier het verschil tussen intellectualisme en voluntarisme een rol? Zou dit onderscheid ook niet moeten worden ingebracht om tot een evenwichtige omschrijving van het leerstellig antinomianisme te komen? Kan dit ook te maken hebben met de positie van Comrie en de latere neogereformeerden?

GPPB.: Het intellectualisme, voluntarisme, witsianisme en het comrianisme, heeft alles te maken met de verdorvenheid van 's mensen hart en verstand. De vakken 'filosoferen en redeneren' wordt niet op Jezus' school gedoceerd. Op die school wordt maar één ding geleerd en beoefend, namelijk zakken en zinken op de gerechtigheid van Christus als een dode hond en een groot beest.

VV: 5. Wat ik mij ook afvroeg, is of de drie kenmerken van Hoornbeeck over het antinomianisme van elkaar zijn los te maken. Kan men het tweede kenmerk daaruit halen, verzelfstandigen en dat onder het etiket antinomianisme laten vallen?''

GPPB.: De neogereformeerden zijn goed in het opplakken van antinomiaanse etiketten bij Gods ware getuigen, maar de neogereformeerden zijn vreeemdeling aan en vijand van de bediening des doods (der wet) nl. om de strop van zelfveroordeling in de handen te leggen van een rechtvaardig God op genade of ongenade. Vrijwillige strafaanvaarding in het kader van de rechtvaardigmaking en in het licht van een gewillige Christus, wordt in onze dagen door het leger refo-neogereformeerde dominees als zijnde voorwaardelijk en extremistisch weggehoond, terwijl Gods volk in die weg het Einde van de Wet krijgt geopenbaard, tot rechtvaardigheid des geloofs.

Zie recensie van dr. Van Vlastuin:
http://www.refdag.nl/artikel/1364309/+Herman+Witsius+en+het+antinomianisme+.html

Aanvullend Commentaar GPPB.
De kritische kanttekeningen van Van Vlastuin op genoemde inleiding van Van den Brink zijn grotendeels objectief, maar niet meer dan dat. Hetgeen Van Vlastuin verder schrijft in zijn recensie van het vertaalde boek van Witsius, mist elke bijbelse grond. Aangezien Van Vlastuin -afgezien van zijn kritische noten- overeenkomstig de visie van Witsius/Van den Brink schrijft, kunnen we ons commentaar beperken tot het RD-artikel van Van den Brink (Zie onderstaande link).

http://www.refdag.nl/artikel/1371706/Witsius+en+zijn+vier+boeken+over+de+verbonden.html

In genoemd artikel schrijft Van den Brink echter geheel afgodisch-positief over Herman Witsius als ware Witsius een pilaarheilige. Uit genoemd RD-artikel blijkt echter dat Van den Brink volledig in strijd schrijft met de volgende stelregel der ware hervormers: ''Men moet niet zweren bij de autoriteit van enig theoloog, want alleen de Heilige Schrift heeft het absolute en beslissende gezag in alle (geloofs)zaken en is het einde van alle tegenspraak.''

Prof. dr. Herman Witsius (1636-1708) is zondermeer een bekwame en godzalige theoloog te noemen, wiens theologie onmiskenbaar gestempeld is door Gijsbertus Voetius (1589-1677), Willem Teellinck (1579-1629) en deels door de neonomiaanse puriteinen, hoewel Witsius de scholastiek van Voetius radicaal afwees. Dat geldt ook voor de lukrake coccejaanse typologie en gelijknamige inlegkunde, die Witsius met de nodige ironie van de hand wees. Als theoloog is Witsius echter niet in de lijn van de Reformatie te plaatsen, aangezien hij is afgeweken van de leer van de Reformatie, 'de rechtvaardiging van de goddeloze' en een zijweg richting Rome is ingeslagen à la de 17e eeuwse 'Communis Opinio'. In dat vaarwater begeeft zijn HHK-promoter G.A. van den Brink zich ook. Witsius heeft enerzijds de Schriftcritici van zijn dagen zeer scherp van repliek gediend, maar heeft zich anderzijds teveel laten leiden door de piëtistische foederaal-theologie van de Nadere Reformatie, waarin de wet als een doe-regel naast het Evangelie geplaatst wordt en waarin de fouderaal-theologen afwijken van de bijbelse twee-verbondenleer (Gal. 4:24). Vooral de Christelijk Gereformeerden beroepen zich op de drie verbonden-leer van Witsius, waarover Witsius een viertal boeken geschreven heeft, te weten:
1. Het verbond der werken en de verbreking daarvan;
2. Het verbond der verlossing en de volvoering daarvan;
3. Het verbond der genade en de orde des heils;
4. De verbondsbedelingen en de sacramenten.
Gods Wood leert 'slechts' twee verbonden in betrekking tot het eeuwige leven, namelijk het werkverbond en het genadeverbond (Gal. 4:24). Christus is Hoofd en Middelaar van het genadeverbond en van een (derde) verbond der verlossing is in Gods Woord geen sprake.
In onderstaand schrijven reageren we op bepaalde citaten van Van den Brink, wiens gehele artikel -zoals eerder aangegeven- te lezen is via de onderstaande link.


http://www.refdag.nl/artikel/1371706/Witsius+en+zijn+vier+boeken+over+de+verbonden.html

-----------------------------------------------------------


GAVDB.: Iemand heeft ooit gezegd: "Als God grote dingen gaat doen, gebruikt Hij grote mensen." Een van die groten in de gereformeerde kerkgeschiedenis is Herman Witsius.

GPPB.: God gebruikt geen grote mensen in Zijn dienst, omdat die niet bestaan, maar slechts nietige mannetjes uit het stof.

GAVDB.: De bijzondere betekenis van Witsius ligt hierin dat hij verbondstheoloog was.

GPPB.: Zo bijzonder is dat niet, want de verbondstheologie, ofwel de foederaaltheologie van Witsius vindt zijn wortels juist niet bij Luther en Calvijn, maar bij Zwingli. Bullinger heeft de foederaaltheologie uitgewerkt, waarbij het verbond een allesbeheersende rol speelt.

GAVDB.: Witsius kan worden beschouwd als een van de grootste gereformeerde verbondstheologen. Op indrukwekkend heldere en gestructureerde wijze toont hij aan hoe de verbondsgedachte het gehele Bijbelse spreken doortrekt en kleurt. Niet verwonderlijk is dan ook dat zijn geschriften al in zijn eigen tijd toonaangevend en van internationale reputatie waren.

GPPB.: Genoemde over-kwalificatie van Van den Brink doet geen recht aan de feitelijke waarheid en is reeds lang achterhaald. Witsius was een foederaal-theoloog, wiens theologie aanwijsbare afwijkingen vertoont, zoals we reeds genoemd hebben en nog zullen aantonen.
Bovendien suggereert genoemde kwalificatie dat de theologie van Witsius superieur is aan de theologie van Luther en Calvijn. We wensen deze absurditeit te ontzenuwen. Aanvankelijk stelde Witsius het genadeverbond niet onder de absolute beheersing van de verkiezing, en leerde daarmee terecht dat niet alleen de uitverkorenen bondelingen zijn, maar ook de uitwendige kinderen des verbonds daartoe behoren. In de gereformeerde theologie kan men immers op twee manieren bondeling zijn, namelijk in- of uitwendig. Later leerde Witsius het verbond als de uitvoering van het raadsbesluit Gods van eeuwigheid in de tijd, waarin hij de betekenis van het verbond beperkt tot de uitverkorenen, terwijl hij eerst de betekenis van de doop betrok op alle bondelingen. In zijn latere verbondsbeschouwing heeft Witsius de doop een magische lading gegeven in de veronderstelling van een inwendige genade. Hoewel Kuyper toen nog niet leefde, is deze Voetiaanse doopvisie van Witsius volbloed Kuyperiaans. Voetius leerde namelijk dat de uitverkorenen een levend zaad (der wedergeboorte) al in zich hebben. Hieruit volgt dat alle kinderen op het erf van het genadeverbond als uitverkorenen moeten worden beschoud, tenzij het tegendeel blijkt. Witsius is deze Voetiaanse gedachte toegevallen contra de Reformatie! Immers, achter deze veronderstelde voetiaanse wedergeboorte-visie moet dan ook een veronderstelde verkiezing schuil gaan. Bepaald geen toonaangevende theologie!

GAVDB.: Een verbond is in Witsius' omschrijving altijd een vrijwillige overeenkomst met de instemming van beide betrokken partijen. Hij onderscheidt daarom een verbond ook van een testament. Een testament is een eenzijdige overeenkomst, een verbond een tweezijdige. In het genadeverbond komt de mens dan ook middels zijn vrijwillige, oprechte en gelovige instemming.

GPPB.: Of Witsius deze grove ketterij geleerd heeft, zoals Van den Brink die omschrijft in de laatste regel, is mij niet bekend. Van den Brink leert het in ieder geval wel. Ik zal het u geheel anders zeggen op grond van Gods Woord. Aan het genadeverbond komt geen mens te pas! God heeft het genadeverbond niet met de mens opgericht, maar met Christus, Die als Hoofd van het genadeverbond de Zijnen representeert en als Middelaar des verbonds aan de voorwaarden van dat verbond heeft voldaan. De oprichting van het genadeverbond tussen de Vader en de Zoon is bovendien niet testamentair, want Christus moest aan de voorwaarden van dat verbond voldoen in plaats van Zijn volk. De gedachte dat gevallen adamieten tot één van de twee betrokken partijen behoren in de overeenkomst van het genadeverbond is even absurd als de gedachte dat God met de gevallen Adam opnieuw het werkverbond zou hebben opgericht. God heeft het genadeverbond gesloten met de tweede Adam, Christus. En omdat Christus voldaan heeft aan de voorwaarden van dat verbond, gebiedt de Vader de Zoon Zijn Kerk op te eisen: "Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel en de einden der aarde tot Uw bezitting!" Ps. 2:8. Ook het verbond Gods met Abraham was eenzijdig bij God vandaan (Gen. 15:17).
Bovendien is Witsius WEL de mening toegedaan dat het verbond als een testament gezien moet worden, aangezien hij in zijn latere theologie leerde dat het genadeverbond niets anders is dan de uitvoering van het eeuwige raadsbesluit Gods, waarbij hij het verbond beperkte tot de uitverkorenen. Dr. Steenblok heeft op deze leer voortgeborduurd en ds. Mallan is zijn slaafse volgeling daarin geweest en heeft de GGinN richting Rome gedirigeerd. Het genadeverbond heeft echter betrekking op zowel de in- als op de uitwendige kinderen des verbonds. Alle kinderen op het erf van het genadeverbond moeten dus gedoopt worden, omdat zij allen verbondskinderen zijn. Geen dominee mag verbondskinderen weigeren ten doop! Alleen de inwendige kinderen des verbonds zijn erfgenamen des verbonds en de uitwendige kinderen des verbonds zijn dat niet. Het besluit wie de erfgenamen des verbonds zijn, maakt God alleen! Aan deze bijbelse doopleer ligt de doopbelofte uit Hand. 2:39 ten grondslag. "Want u komt de belofte toe en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal." Dus dopen gaat van God uit en God eist dat alle verbondskinderen het teken van het verbond ontvangen en in dat kader des verbonds roept de Heere de erfgenamen des verbonds met een krachtdadige inwendige roeping in de afwassing van al hun zonden tot de geloofsgemeenschap met Zijn Zoon.
De Van den Brink-ketterij "dat de mens in het genadeverbond komt middels zijn vrijwillige, oprechte en gelovige instemming", staat haaks op de vrije genadeleer van Gods Woord, want de schenking van toerekening van de gerechtigheid van Christus gaat in orde nog altijd aan de aanneming des geloofs vooraf. Bij de gedachte van Van der Brink wordt de leer der Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze, vervalst door de leer van de rechtvaardiging van de vrijwillige, oprechte gelovige. Nee, nee, en nog eens nee! Van den Brink leert conform de arminiaanse vrije-wils-leer, de rechtvaardiging van de gewillige mens! Gods Woord en de bevinding der heiligen leren geheel anders, namelijk, dat vijanden met God verzoend worden: "De doden zullen horen, de stem van de Zone Gods...!" enz. Vijanden, onwilligen, ja, erfwachters van de hel worden met God verzoend door de dood Zijns Zoons, want God is een God, Die de goddelozen rechtvaardigt. Achter heel die Nadere Reformatorische 17e eeuwse 'Communis Opinio'-beweging, gaat dus een gevaarlijke roomse werkheilige adder schuil.


Zie weblink: http://www.derokendevlaswiek.com/ARCHIEF_2004zn2007INGEZONDEN_STUKKENzhCOMMUNIS_OPINIOzh.html

Zie weblink:
http://www.derokendevlaswiek.com/ARCHIEF_2004zn2007INGEZONDEN_STUKKENJzoPzo_PAAUWE_CONTRAzozozozv.html

Zie ook:
http://www.derokendevlaswiek.com/ARCHIEF_2004zn2007INGEZONDEN_STUKKENHERVORMING_31zn10zn2006.html

GAVDB.: De goederen van het genadeverbond waaraan de mens op deze wijze deel krijgt, zijn onder andere de rechtvaardiging en de aanneming tot kinderen. Tot deze verbondssluiting is de mens door zijn innerlijke verdorvenheid niet gewillig en niet bekwaam. Daarom is er voorafgaand wedergeboorte en vernieuwing nodig, zodat de mens van onwillig gewillig wordt.

GPPB.: MIS! Deze onbijbelse wedergeboorteleer van GAvdB staat haaks op de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Christus spreekt de doden zalig en levend en dan kunnen ze niet anders dan geloven. Niet mijn geloof, maar Christus is de enige Troost voor de Kerk, beiden in leven en sterven. Christus is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven (Rom. 5:6), en Hij heeft voor die goddelozen het verbond gesloten in de raad des vredes in die nooit begonnen eeuwigheid, ver voor de schepping, ver voor de val, ver voor de tijd toen ik geboren werd. Denkt GAvdB nu werkelijk dat God de zaligheid laat afhangen van een ingebeelde vrije wil des mensen onder de dekmantel van een veronderstelde wedergeboorte? Het spijt me te zeggen, maar dat is neogereformeerde lariekoek!

GAVDB.: Op deze wijze komt op organische wijze de structuur van de orde des heils vanuit de verbondsgedachte naar voren: roeping, wedergeboorte, geloof, rechtvaardiging, geestelijke vrede, aanneming tot kinderen, heiligmaking, enzovoorts.

GPPB.: Deze uit de klei getrokken structuur is niets anders dan het boerenbedrog der kuyperiaanse organisten!

GAVDB.: Naar Witsius' overtuiging is het enige gevolg van de verkiezing de zekerheid dat het beslotene zal gebeuren. De verkiezing zelf brengt geen enkele verandering in de uitverkorene teweeg. De werkelijke gebeurtenissen vinden plaats in de tijd. Deze nadruk op de eigenheid van de tijd ten opzichte van de eeuwigheid wordt onderstreept door de notie van het verbond.

GPPB.: De oorzakelijke gebeurtenissen der zaligheid vonden niet eerst plaats in de tijd, maar in de eeuwigheid, in de raad des vredes, tussen de Vader en de Zoon (Ps. 40:7-8; Spr. 8:23; Jer. 30:21, enz.) en is GEOPENBAARD in de tijd door de dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid van Christus, door welks toerekening wij gerechtvaardigd worden in het oordeel van ons Godevijandige bestaan. Van een van God geïsoleerde lijdelijke verkiezing vinden we niets in Gods Woord. Het zijn dode leerstellingen.

GAVDB.: Witsius' geschriften hebben velen na hem beïnvloed. Te denken valt hier aan de Schotse theologen Halyburton, Boston en de gebroeders Erskine. Ook in Nederland stonden velen onder de invloed van zijn geschriften, zoals Hellenbroek, Lampe en Smytegelt.

GPPB.: En HHK-er, G.A. van den Brink is er door bedwelmd... en vele refo-neo-gereformeerden met hem, en daarom is het Woord zo schaars in onze dagen en het refovolk ontbloot.

GAVDB.: Het is begrijpelijk dat Witsius zo veel invloed heeft gehad: zijn werken zijn juwelen van gereformeerde theologie.

GPPB.: Ja, als men hout, hooi en stoppelen voor juwelen houdt, dan komt men niet verder dan een zoetebroodjesbakker die het deeg zonder zuurdesem bakt, maar sta je op het Fundament der eeuwen, dan heb je al die ballast verloren in het vuur der ontdekking, en dan houd je geen gereformeerde theologie over, maar de Parel van grote Waarde, Christus Jezus en Dien gekruisigd, Wiens eigen ik ben.

GAVDB.: Momenteel is er helaas weinig aandacht voor Witsius' theologisch denken. De geestelijke armoede van deze tijd valt niet te verontschuldigen als we Gods grote mannen en Gods grote daden vergeten of verwaarlozen. Hernieuwde aandacht voor Witsius' nalatenschap zou met Gods hulp ook voor nu tot grote zegen kunnen zijn.

GPPB.: Gelukkig, want ik heb een andere nalatenschap, van oneindige meerwaarde, namelijk deze: "En ziet, Ik ben met ulieden, al de dagen, tot de voleinding der wereld. Amen." Matth. 28:20. "Immanuel, God met ons!" Dat is gereformeerde theologie en de rest is brandstof voor de hel. Hier sta ik, ik kan niet anders en ik wil het ookl niet meer. Zo waarlijk helpe mij God! De HEERE onze GERECHTIGHEID!


http://www.derokendevlaswiek.com