|
|
Lees ook de 'Samenspraak' die op dit artikel volgt en hetgeen ds. W. Huntington schrijft over de regel des levens voor de gelovigen (zie: Hervormers en oudvaders - Huntington Sinner Saved).
|
|
In het neonomiaanse blad "Om Sions Wil" (december 2004) gaat ds. W. Pieters in op een vraag wat antinomianisme eigenlijk is en hoe een antinoimiaan leeft en denkt. Ds. Pieters wil met zijn vragenbeantwoording voluit gereformeerd zijn, maar zijn biblicistische invulling van zaken resulteert in een ernstige dwaalleer. Bovendien noemt hij een aantal van God geleerde oudvaders, zoals ds. Huntington, ds. Philpot, ds. Warburton en ds. Kohlbrugge, antinomianen. Het zijn echter die oudvaders die voor de levende Kerk tot grote zegen zijn (geweest). Met name dr. Kohlbrugge en ds. Huntington hadden een uitnemende geheiligde en bevindelijke Schriftkennis omtrent de verhouding van Wet en Evangelie, een kennis die haaks staat op de neonomiaanse schriftopvattingen van ds. W. Pieters. Hoewel we ook deze oudvaders niet blindelings mogen volgen, levert Pieters geen bijbelse bewijsvoering omtrent de beschuldiging tegen de in zijn ogen "antinomiaanse" oudvaders. We zullen daarom zijn beantwoording op de gestelde OSW-vraag op de voet volgen en in het kader van Galaten 1:8-9 en Gal. 2:11-14 van commentaar voorzien.
OSW-VRAAG: "Zou u eens kunnen uitleggen wat antinomiaans is, hoe een antinomiaan leeft / denkt? Ik kom het begrip regelmatig in oude schrijvers tegen."
Ds. Pieters: Het woord "anti" betekent "tegen". Het woord "nomianisme" komt van "nomos", dat "wet" betekent. Anti de wet, dat zijn de antinomianen. En in de goede zin van het woord is elke Christen antinomiaan, hij is tegen de wet, namelijk in het stuk van de rechtvaardiging. Dan is het enkel uit genade en door het geloof, zonder enig werk der wet. Als dit het enige was, zou het niet erg zijn antinomiaan te heten. Maar als het verder gaat, is het wel erg, want dan gaat het tegen de Bijbel in.
GPPB.: Dit is al de eerste dwaling, want niet één kind van God is tegen de Wet, ook niet in het stuk van de rechtvaardiging. Gods recht blijft altijd staan, ook in het stuk van de rechtvaardiging, namelijk in Christus, want Gods recht wordt volkomen in Christus verheerlijkt en in Christus ook in Sion. Sion zal door recht verlost worden en de wederkerenden door gerechtigheid! Onverzoende mensen daarentegen zijn zonder enige uitzondering antinomianen, omdat zij zonder de Wet leven, zoals Paulus in zijn eertijds. Christus heeft de Wet voldaan, omdat Gods recht dat vorderde. Gods volk wordt dus nooit gerechtvaardigd ten koste van de Wet, maar juist tot verheerlijking van Gods rechten en deugden. Een Christen is dus ook t.a.v. het stuk van de rechtvaardigmaking geen antinomiaan, terwijl Pieters dat wel suggereert. De Plaatsbekleding van Christus beantwoordt ten volle aan de eis der Wet en ook als Wetsvervuller is Christus in de plaats van Zijn volk gaan staan. Als er staat in Rom. 3:21: "Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de Wet...", betekent dat eenvoudig dat de gerechtiugheid van Christus niet tot stand gekomen is DOOR de Wet, maar door de volkomen gehoorzaamheid van de tweede Adam. Dat Gods volk niet door de werken der Wet zalig wordt, maar alleen door het geloof in Christus, zoals ook ds. Pieters erkent, betekent dus niet dat de Wet zonder betekenis is in het stuk van de rechtvaardigmaking, integendeel, de Wet blijft altijd staan en blijft ten volle gehandhaafd door God, namelijk in Christus. God laat nooit zijn Wet vallen, en Christus heeft als de tweede Adam de Wet volkomen gehoorzaamd, en een volkomen gerechtigheid verworven, anders was er geen zaligheid mogelijk.
Ds. Pieters: Nu zijn er onder de antinomianen verschillende soorten. Sommigen zijn antinomiaan zoals Philpot en Warburton, Kershaw en Huntington. Zij zijn godzalige mensen met een teer godvruchtig leven, met wie wij ons van harte verbonden voelen. We hebben ze lief, maar toch kunnen we hun antinomiaanse gedachte niet goedkeuren. Het is een beetje te vergelijken met hun baptistisch standpunt. Philpot en Spurgeon waren baptist. Daar zijn wij het op Bijbelse gronden mee oneens, maar niettemin houden wij veel van hun geschriften. Zo is het ook met hun antinomiaanse standpunt: wij zijn het daar niet mee eens, maar wij houden van hun geschriften.
GPPB. Ds. Pieters beweert hier dat hij veel van de geschriften van genoemde oudvaders houdt, maar aan die bewering mag vrij getwijfeld worden, want als er één dominee zich met een jodenergernis ergert aan de bijbelse heiligmakingsleer van bijv. ds. Huntington (die trouwens geen baptist was), is het ds. W. Pieters wel. Ik spreek hier uit ervaring en ik heb het niet van horen zeggen. Ik twee jaar lang met ds. Pieters gehandeld over de bijbelse heilsleer en de bevinding daarvan en uit deze correspondentie is duidelijk gebleken dat ds. Pieters er een neonomiaans standpunt opna houdt. Bovendien doet hij niets anders dan zich op oudvadercitaten beroepen, maar dat Gods Woord het einde is van alle tegenspraak is hem blijkbaar vreemd. Denk nu niet, lezers, dat ik de strijd heb tegen vlees en bloed, want ik heb uitvoerig met Pieters gehandeld over genoemde zaken, maar hij doet net alsof zijn neus bloed en alsof niemand hem nog nooit heeft weerlegd. In dit commentaar beroep ik mij op Gods Woord (1 Timotheus 5:20) om met dit geval in de openbaarheid te treden vanwege het belang der zaak. Na dit commentaar zal ik echter met een samenspraak bewijzen dat ook ds. Pieters een keertje moest vallen voor de bijbelse heiligmakingsleer, die hij nu loochent en tegenspreekt.
Ds. Pieters: Wat is dan hun standpunt? Dat voor Gods kinderen de wet der Tien Geboden geen leefregel der dankbaarheid is.
GPPB.: Nee, dat kan ook niet, want Gods ware volk en knechten houden er geen standpunten opna, want ze zijn van God Zelf geleerd, kennen de Schriften en zijn door de Wet aan de Wet gestorven (Gal. 2:19), niet alleen t.a.v. de rechtvaardigmaking, maar ook t.a.v. de heiligmaking (zie: "Opdat ik Gode leven zou" ISBN 9076100713). Dat betekent niet dat Gods kinderen (en genoemde oudvaders) de Wet Gods verachten en te niet doen, zoals de ware antinomianen dat wel doen, integendeel, zij bevestigen de Wet door het geloof en bewaren Gods geboden, omdat die heilig en goed zijn, maar hun leefregel is niet de Wet van Mozes, maar het Evangelie van Christus van Genesis 1, t/m Openbaring 22. Gods ware volk belijdt dus het Tota Scriptura en niet alleen Exodus 20. De gehoorzaamheid des geloofs is wel náár de Wet, maar het zaligmakende geloof richt zich niet op de Wet als regel des levens, maar op het Voorwerp des geloofs: Christus en Zijn leer. Bovendien overstijgt het Evangelie de Wet der Tien Geboden, want het Evangelie beantwoordt niet alleen volkomen aan de Wet, maar kent ook barmhartigheid, terwijl de Wet daarvan geheel is ontbloot. Gods wil in de Wet is namelijk beperkt tot geboden en verboden, en eist volkomen gehoorzaamheid van het vlees, maar het Evangelie daarentegen zet de volmaakte gehoorzaamheid van Christus op rekening van Zijn volk en zet óns bestaan op rekening van het Lam Gods, Die ons vlees met Zijn dood gedood heeft aan het kruis. De Schrift leert in Galaten 6:12-17 wat de regel des geloofs is voor de kinderen Gods. Die regel omvat heel het genadeleven. Het Evangelie geldt niet alleen voor onze verlossing, maar ook voor 100% voor het leven der dankbaarheid en niet de Wet. De Wet is niet het voorwerp des geloofs, dat is Christus en Zijn kruis alleen, want de Wet is niet uit het geloof (Gal. 3:12), dus kan de Wet ook geen regel der dankbaarheid zijn, omdat de Wet nergens zegt hoe wij door genade leven moeten, maar wat wij voor God door de werken dienen te zijn, namelijk volkomen rechtvaardig en volkomen heilig, doch zonder genade. Omdat Paulus diep in de strikken van het verkeerd verstaan van de Wet verkeerd heeft, vermaant hij de gelovigen dat zij zich aan de genade moeten houden (Hand. 13:43). Gods volk houdt er dus geen regels op na om steeds heiliger te worden en steeds netter te leven, nee, zij zijn der Wet gestorven en zij worden meer en meer het beeld van Christus gelijkvormig doordat zij de Wet en het vlees dagelijks afsterven en opwassen in de GENADE. Ik weet dat deze leer onverteerbaar is voor degenen die niet aan de Wet gestorven zijn. Dat gold destijds voor Saulus van Tarsen en dat geldt ook voor ds. W. Pieters, hoe 'gereformeerd' hij zich ook poogt uit te drukken! Voor het vrome vlees is het onmogelijk om deze leer, die Paulus kort samenvat in Galaten 2:19, te verstaan. Het leven der dankbaarheid is dus geen leven van vorderingen, maar van lijden en sterven. De beker der genade is echter weleens overvloeiende, terwijl de beker der Wet zich beperkt tot de rand. Het Evangelie is dus meer dan de Wet, want de Wet kent geen barmhartigheid, terwijl het Evangelie daar vol van is. Niet de Wet is regel, want anders moet de Kerk altijd nog wat doen en aan het 'moeten' is ze juist gestorven. In het leven der dankbaarheid moet er niets meer of het moet een 'heilig moeten' zijn omtrent de ere Gods. Paulus vermaant de gelovigen dus om bij de genade te blijven, want Gods genade is de Kerk genoeg en omdat Gods genade genoeg is, komt God niets aan Zijn volk tekort, al zouden Gods kinderen vanaf hun rechtvaardigmaking tot hun dood bewusteloos op bed liggen. Ds. Pieters maakt van het Evangelie een nieuwe wet en dan moet je vanzelf hard aan de slag, hoewel hij die ijver met de vlag der genade wil dekken. Het probleem van (aanvullende) goede werken komt echter bij Rome vandaan, want bij Rome is het nooit genoeg en daarom blijft de genade altijd onzeker. Goede werken zijn echter een motorisch gevolg van het geloofsleven, maar dan alleen die werken die voorbestemd zijn en al van eeuwigheid in Christus gevonden worden (Hos. 14:9c). Niet één kind van God kan één zucht méér goede werken doen dan er voor hem zijn voorbestemd. Het leven der genade is geen wedstrijd, maar een goede strijd, waarvan het goede alleen op Naam van Christus staat. Hij alleen heeft de goede strijd goed gestreden en Gods volk strijd onder Zijn banier en is in Hem meer dan overwinnaar. Al die regel-des-levens mensen zijn constant bezig om een goed en vruchtbaar mens te zijn en dat met regels te bewijzen, maar Gods volk mag je een trap geven, je schoenen aan hun afvegen, want die zijn aan hun vruchtbaarheid gestorven! Ze doen vrijwel altijd wat ze niet willen en daarom zijn ze zo van vrije genade afhankelijk. Ze zijn meer van de weg als op de Weg, en toch volkomen rechtvaardig en volmaakt heilig in een Ander. Ja, dat kan de godsdienst niet verteren, want die verstaan onder genade 'geloof plus goede werken'. Arme godsdienst, maar ik heb toch geen medelijden met je, hoor. Nee, want als je willens en wetens je vijandschap tegen vrije genade wilt handhaven, dan ben je ook een vervolger van het levende Kind. Zogenaamd de Wet doen uit dankbaarheid, maar trap dezulken niet op hun vrome tenen, want dan barst er een Herodus uit. Ja, met zulke vossen zijn de tegenwoordige preekstoelen en de kerkeraadsbanken gevuld. Het is een wonder als het anders is. De Kerk is dus alleen vruchtbaar in haar Hoofd, in de gemeenschap met Hem. De vruchten zijn echter voor de Landman, zodat er van Gods kinderen niets anders overblijft dan kaalgeplukte kippen, die net zoveel vruchtbaarheid bezitten in eigen oog dan het paard van de groenteboer (Philpot). Gods ware kinderen geven nog geen cent voor hun (goede) gedrag, als ze op hun plaats zijn, want God heeft Zich een volk geformeerd, dat ZIJN lof zal vertellen en zich verheugt in de God van haar heil. We zullen nu ds. Pieters weer even beluisteren hoe hij verder denkt over genoemde oudvaders die hij antinomianen durft te noemen.
Ds. Pieters: Hoe leven deze mensen dan? Zeer godzalig, zoals ik al schreef. Zij richten zich namelijk naar de Evangelische voorschriften, zoals dat heet. En in de praktijk is er dan bijzonder weinig verschil met het standpunt van de reformatorische christenen, die overeenkomstig de gereformeerde leer van onze vaderen handhaven dat de Tien Geboden wel de regel voor het leven der dankbaarheid zijn.
GPPB. Ik heb dus al uit de Schrift bewezen (Gal. 6:12-16) wat de evangelische regel der dankbaarheid is voor de gelovigen. Dat is geen standpunt, zoals Pieters beweert, maar dat leert Gods Woord, dat leert het genadeleven uit Christus. Standpunten hebben is iets waarmee de dode godsdienst zich vermaakt, maar Gods ware volk moet het van de genade hebben en zoals ik uit de Schrift heb bewezen, vermaant de Heilige Geest bij monde van Paulus, de gelovigen zich bij de genade Gods te blijven (Hand. 13:43). Wie heeft het hier voor het zeggen? De Heilige Geest of de z.g. gereformeerde leer? U zult zeggen: Is de gereformeerde leer dan onbijbels? Niet in haar religie, maar soms wel in de verwoording van zaken. En als zij boven de Schrift verheven wordt en op grond van de Schrift niet bijgesteld mag worden, verschillen we niets meer met Rome. Soms heeft de leer der kerk bijstelling nodig. Dat geldt ook voor de gereformeerde leer, verwoord in de Drie Formulieren van Enigheid. De Reformatie is niet het sluitstuk van de herontdekking van de heilsleer, maar behoeft altijd doorgaande reformatie. Het is daarom droevig dat de Nadere Reformatie in vele gevallen een stap terug geweest is richting Rome, terwijl vele kerkverbanden bepaalde 'comrieaanse' en 'baxteriaanse' dwalingen tot heilsleer hebben verheven. Dat geldt ook voor de neomiaanse heiligmakingsvisie van Mr. Isaac Da Costa, die dr. Kohlbrugge terecht weerlegd heeft.
Ds. Pieters: In de tijd van onze oudvaders waren er ook antinomianen van verschillend gehalte, en sommigen gingen heel wat verder. Die leerden de rechtvaardiging van eeuwigheid, waarbij sommigen zeiden dat een kind van God ook voor zijn bekering geen kind des toorns is. En dat het geloof niet daadwerkelijk de verhouding tussen God en de ziel verandert, maar dat alleen voor het bewustzijn de verhouding verandert.
GPPB.: Pieters maakt hier een schijnbeweging, want de dwaling van 'de rechtvaardiging van eeuwigheid' en de onbijbelse 'embryofilosofie' komt bij dr. A. Comrie vandaan, een oudvader die Pieters juist in een van zijn pennevruchten prijst.
Ds. Pieters: Onze vaderen hebben altijd scherp stelling genomen tegen deze dwalingen.
GPPB.: Pieters lijkt nu de in zijn ogen 'antinomiaanse theologie' van Philpot, Huntington enz. en de dwaling van 'de rechtvaardiging van eeuwigheid' op één hoop te gooien, terwijl het hier gaat over twee totaal verschillende zaken. Bovendien schermt Pieters wel met 'onze vaderen' maar dan beseft hij zeker niet dat ook Philpot, Huntington en Kohlbrugge ook tot 'onze vaderen' behoren. Welke oudvaders Pieters hier voor 'onze vaderen' houdt, moet de lezer maar gissen.
Ds. Pieters: In 1696 verscheen er van de hand van ds. Johannes Hulsius, te Middelburg, een boekje getiteld "De hedensdaegsche Antinomianerie, met die der Engelsche/ en Oude Wet-bestryders vergeleken." En de ondertitel luidt: "En soo uyt het Woord Gods/ als uyt de Formulieren van Eenigheyt der Gereformeerde Kerken klaer/ en grondig wederlegt/ en der selve schadelijkheyt aengewesen." Het bijzondere van dit boekje van bijna 600 bladzijden is dat het is geschreven op verzoek van de classis Walcheren in Zeeland. Dus drie honderd jaren geleden had men er ook al last van. Hoe komt dat toch? Twee redenen wijs ik aan. In de eerste plaats omdat de leer der Reformatie, dat is de leer der Heilige Schrift, aanleiding geeft om heel negatief over de wet te denken. Namelijk wanneer men de wet wil gebruiken om zalig te worden. En dit is ons van nature heel eigen. Daarom is het te begrijpen dat mannen als Luther en Huntington zo scherp tegen de wet waren.
GPPB.: De leer der Reformatie vertolkt de leer van de Heilige Schrift, maar staat qua gezag er niet mee op gelijke voet. Bovendien geeft de leer der Reformatie nergens aanleiding om heel negatief over de Wet te denken, zoals Pieters suggereert. Dat we niet zalig kunnen worden door de werken der Wet, zoals ook de Reformatie heeft onderstreept, betekent niet dat de Wet negatief is. Paulus leert juist dat de Wet heilig en goed is, maar omdat de Wet heilig en goed is, is door de Wet de kennis der zonde. Pieters schrijft dat Luther en Huntington scherp tegen de Wet waren, maar dat is een oudwijfse fabel. Genoemde godgeleerden hebben wel op grond van de Schrift een scherp onderscheid aan de dag gelegd tussen de bediening der Wet en die van het Evangelie, maar dat is heel wat anders.
WORDT VERVOLGD OP TWEEDE BLOK
|
|
|
|
|
|