BELIJDENIS DOEN?
BELIJDENIS DOEN?  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Wat is belijdenis doen?
Doen degenen die belijdenis afleggen, belijdenis van hét geloof of van hun geloof, of beiden?
Laten we duidelijk zijn. Belijdenis doen van hét geloof, dus alleen van de leer, komt in de Bijbel niet voor als zijnde een toegang tot het Heilig Avondmaal. Dat leert de Heidelbergse Catechismus ook niet. Bij de Moorman zien we dat hij, op de vraag van Filippus: "Indien gij van ganser harte gelooft zo is het geoorloofd", gelóófsbelijdenis doet, namelijk dat Jezus de Zoon van God is, ook voor hem persoonlijk! De Moorman deed echt geen belijdenis van een historieël geloof, maar van het zaligmakend geloof.
Velen suggereren dat belijdenis afleggen van het zaligmakende geloof Labadistisch is, want -zo zeggen zij- Jean de Labadie wilde een kerk met alleen ware gelovigen. Dat wilde De Labadie inderdaad, maar dat wil niet zeggen dat men dan om dié reden het recht heeft om belijdenis des geloofs te verlagen tot een 'belijdenis doen van de waarheid'. Is belijdenis doen door het geloof Labadistisch? Dat te denken en te leren is rooms!
Met het doen van belijdenis krijgt de belijder volgens het huidige kerkstelsel een kerkelijke recht tot het Heilig Avondmaal. Daar is opzich niet zoveel mis mee, maar dan moet de kerk wel leren dat de belijder een ware gelovige dient te zijn en daarop onderzocht dient te worden. Dat de kerk niet over harten kan oordelen, is zeker waar, maar dat neemt niet weg dat de waarheid recht overeind blijft staan dat het Heilig Avondmaal alleen en uitsluitend voor de ware gelovigen verordineerd is en dat kerk de dure roeping heeft om de geesten te beproeven of zij uit God zijn.
Vele rechtzinnige predikers leren echter: "Belijdenis doen, is niet verklaren dát je gelooft, maar verklaren wát je gelooft."
Ja, huichelaars kweken met een dood geloof, dan heeft men het blijkbaar naar de zin, maar o wee als je God vreest, en o wee als je de kerkelijke leidslieden aanspreekt op deze dode, verotte belijdenisvisie.
Dezulken brengen namelijk een scheiding teweeg tussen het geloof in Christus en het geloof in de leer van Christus. Stel dat dat mogelijk is, dan kan de duivel ook belijdenis doen, want de duivel gelooft ook de leer van Christus, maar hij siddert!
Als men beweert dat belijdenis doen niéts zegt van de belijder, dan kan men ook wel een ingesproken geluidsband voor in de kerk afdraaien die steeds het ja-woord repeteert en dan mag volgens die redenering zelfs de paus in onze kerken belijdenis doen. Als Gods Woord leert dat Gods kinderen en knechten de geesten moeten beproeven of zij uit God zijn, zijn degenen die belijdenis willen doen daarvan niet uitgesloten. Dat het gros kerkenraden hun onderzoek beperken tot het overhoren van catechisatievragen en daarbij een vermanend vingertje opsteken, ontslaat hen dat niet van de plicht om belijdeniscatechisanten persoonlijk te onderzoeken of zij het zaligmakend geloof hebben. Dat de kerk hierin feilbaar is, stem ik volmondig toe, er is altijd kaf onder het koren en dat kan nooit voorkomen worden, maar omdát de kerk feilbaar is, mag om die reden het persoonlijk onderzoek niet nagelaten worden. Kerkenraden en predikanten die dat onderzoek nalaten, geven wel blijk van hun eigen onbekeerlijkheid. In onze dagen houdt men echter het kaf voor koren en het koren voor kaf. Als de jeugd trouw naar de kerk komt, wordt rustig gezegd dat dit een grote zegen is, maar of ze zich bekeren, bekommert men zich niet. Die oudste zoon uit de gelijkenis van de verloren zoon was een trouw kerkganger en hij kon altijd zijn catechisatievragen uit zijn hoofd opzeggen. Ja, zulke oppassende jongelingen in het midden der gemeente te hebben, noemt men tegenwoordig een grote zegen, maar zolang ze onbekeerd zijn, zijn ze zichzelf en hun naaste tot een grote vloek en dezulken zijn ook vérvloekt van Gods zijde.
Anderzijds, al doét de kerkenraad dit onderzoek op een bijbelse wijze, mag de goedkeuring van een kerkenraad niet de grond zijn voor de belijder om tot het Avondmaal toe te treden. Dat spreekt voor zichzelf. Zodra belijdende leden aan het Heilig Avondmaal deelnemen moeten zij rekenschap kunnen geven van de hoop die in hen is, zo niet, moet hen de toegang tot het Avondmaal worden ontzegd. Aangezien de tucht massaal ontbreekt, ontbreekt ook het ware geloof en de Heilige Geest in veler belijdenis.
Belijdenis doen is echter een kerkelijke instelling, hoewel het niet onbijbels is. Het wordt echter wél onbijbels als men meent dat belijdenis doen zich beperkt tot het belijdenis doen van de waarheid. Dat is een grote goddeloosheid, zelfs als een engel uit de hemel dit zou leren, is die vervloekt, volgens Galaten 1:8-9. Gods Woord leert het namelijk geheel anders: "Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is, met zachtmoedigheid en vreze", 1 Pet. 3:15. Filippus zei: "Indien gij van harte gelóóft, zo is het geoorloofd."
Gods Woord heeft het eerste en laatste Woord en is het einde van alle tegenspraak. Als belijdenis doen door de kerk vereist wordt om toegang te krijgen tot het Heilig Avondmaal, akkoord, maar dan moet de kerk wel leren dat belijdenis doen dóór het geloof dient te geschieden, want al wat uit het geloof niet is, is zonde voor God!

Ik ga een paar vragen opstellen:
Waarom wordt het Heilig Avondmaal zo algemeen ontheiligd in onze dagen?
Waarom zitten de kerkenraadsbanken doorgaans vol met onbekeerde en ongeleerde ambtsdragers?
Waarom weten de doorsnee ambtdragers niet eens het onderscheid tussen Wet en Evangelie vanuit hun persoonlijk geloofsleven te vertellen op grond van Galaten 2:19?
Waarom ligt het gros belijders onder de opium van de valse ootmoed en schijnliefde?
Waarom gaat er praktisch niets meer uit van de doorsnee prediking, hoe rechtzinnig die ook klinkt?
Waarom verschuilt het gros belijders zich zo angstvallig achter een rechtzinnige belijdenis zonder de Heilige Geest?
Antwoord: Omdat het op en onder de gereformeerde kansels massaal ontbreekt aan de geloofsbevinding van Galaten 2:19: "Ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou."

In diepe afhankelijkheid van des Heeren Woord en Geest en onder veel bestrijding hebben wij getracht dit antwoord nader te verklaren in het boek:

"OPDAT IK GODE LEVEN ZOU"
De drie stukken in de theologie van de Bijbel
Samengevat en verklaard in Galaten 2:19
ISBN 90-76100-71-3

(Zie: THEOLOGISCHE BOEKEN).

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl