BETHEL EN PNIEL
GERECHTVAARDIGD TE BETHEL OF TE PNIEL?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Waarde ds. NN, geliefde vriend,
Zondag 25 april j.l. preekte u in uw oudgemeente NN. De ochtend-preek handelde over Jakob te Pniël en de avondpreek betrof de uitleiding van Abraham uit het diensthuis der zonde, het Ur der Chaldeen. In beide preken stond "Pasen" centraal, of liever gezegd, de bevinding van Pasen, ofwel de vergeving der zonden. U stelde dat ‘Pasen' heilsnoodzakelijk was en daarom niet gemist kan worden, wil het wel zijn voor de eeuwigheid. Daar kan ik het van harte mee eens zijn en niet alleen omdat we dat in de Schrift lezen, maar ik meen er zelf geen vreemdeling van te zijn. Immers, buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Buiten de schuldvergeving staan we nog aan onze eigen (onverzoende) kant en verkeren we onder de Wet en onder de toorn Gods. De vraag waar het om gaat, handelt dus over de schuldvergeving, namelijk of die te Bethel of te Pniël geschiedt? U leert: te Pniël. Hierover wil ik met u van gedachten wisselen. Zoals u het leert word je als een levendgemaakte christen gerechtvaardigd. Gods Woord leert het tegendeel, namelijk dat goddelozen met God verzoend worden. Niet levendgemaakten, maar: "Doden zullen horen, de stem des Zoons van God, en die ze gehoord hebben zullen leven." "Want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft."
Alle soorten van bevinding moeten getoetst kunnen worden aan het Woord. Als ik u goed begrijp stelt u ‘Pniël' gelijk met de rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten, wat in bijna alle afgescheiden kerken wordt geleerd, met dit verschil dat u de rechtvaardigmaking, dus de vergeving der zonden, wel heilsnoodzakelijk stelt, wat in afgescheiden kringen niet het geval is, altans, zeker niet in onze dagen. Uw prediking staat daarom gelukkig niet op gelijke voet met de prediking van bijv. ds. Moerkerken, want u stelt de geloofsbeleving van Pasen als heilsnoodzakelijk, terwijl in de kringen van Moerkerken deze weldaad niet perse als noodzakelijk hoeft te worden beleefd. Dat kunnen we duidelijk lezen in zijn boekje: "Bethel en Pniël." Ik heb dat boekje gelezen, maar dat boekje kan de toets van Gods Woord niet doorstaan, want het is een aaneenrijging van allegorie en dwaling. Ik heb in het boekje: "Trap en mate in de kennis van Christus", daartegen geageerd. Niet om het beter te weten, maar omdat Gods Woord het leert. Hoe men dat beoordeeld, laat ik graag in Gods handen. U weet dat ik hoofdzakelijk gebakerd ben onder de prediking van ds. AA, ds. BB en uw persoon. Daar ben ik de Heere nog dankbaar voor. Vooral de prediking van onze geliefde broeder ds. AA heeft de Heere voor mij veel gebruikt om te leren wat het is, namelijk Christus alléén, Christus geheel en Christus Alles. De bevindelijke mens gaat hierbij óók overboord, met alles wat beleefd is, ook met de bevinding van de rechtvaardigmaking, hoe heilsnoodzakelijk die ook is. Ik kan tenslotte niet van een 'zaak' leven, maar alleen van de Persoon, Christus. Dat laatste mis ik eigenlijk een beetje in uw prediking. Niet Christus, maar de bevindelijke mens staat min of meer bij u centraal. Ik zeg niet dat u het zo bedoelt, maar ik word er wel beroerd van als de bekeerde mens in het middelpunt staat. Christus alleen en anders geen! Bovendien bestaat er geen geestelijk leven voor de rechtvaardigmaking, netzomin er van geestelijk leven sprake is buiten de zaligmakende kennis in Christus. Ik moet de eerste mens nog tegenkomen die me uit de Schrift kan bewijzen dat er van geestelijk leven in Christus voor de rechtvaardiging door het geloof in de vierschaar van het geweten sprake is. Een liefelijke nodiging tot, of een zoete betrekking op Christus is nog geen wedergeboorte. Op zijn best gesproken wordt ‘Bethel' dikwijls met de wedergeboorte vereenzelvigd en Pniel met de rechtvaardigmaking, terwijl de Schrift leert dat de wedergeboorte plaatsvindt op het moment dat je gerechtvaardigd wordt door de toegerekende gerechtigheid van Christus, in de vergeving van je zonden. De wedergeboorte is geen sluimerstuk dat in ons onderbewustzijn plaatsvindt, nee, dat is een schijnwedergeboorte van de duivel. Jakob heeft geen halucinatie ondergaan in Bethel, nee, het was ware geloofsbevinding, waaruit blijkt dat God Zijn volk levend en zalig SPREEKT, namelijk in Christus. De bediening des doods gaat aan het Evangelie vooraf. God rechtvaardigt geen bevindelijke en levendgemaakte mensen, maar enkel goddelozen in de aanvaarding van de welverdiende straf. Het leven der genade begint dus met het geloof in een vólle (niet een halve) Zaligmaker, Die Zich openbaart aan een helwaardige zondaar. Dat geldt ook voor de zwakgelovigen, ook die kennen Christus door het geloof. Christus is derhalve het Begin, de Voortzetting en de Omega van het geestelijk leven en ook het Einde van alle tegenspraak. Alles wat aan de openbaring van Christus vooraf gaat is de (wets)bediening des doods, die Ezau, Kaïn en Judas ook kenden, maar aan het Einde der Wet, Christus, vreemdelingen bleven en daarom door eigen schuld verloren zijn gegaan. Gods volk sterft door de Wet aan de Wet en op het moment van sterven zijn ze in het lichaam van Christus (want ze sterven met Hem), Die zich dan heerlijk aan hen openbaart in de kracht van Zijn opstanding. Het ware geloof is immers met de Persoon van Christus verbonden, niet met een zaak. Nadat de zondaar als een goddeloze met en door God gerechtvaardigd is, wordt hij pas het lijden van Christus deelachtig, niet ervoor. Ik wil er eigenlijk niet over dogmatiseren, want dat is niet vruchtbaar. Ik acht degenen, die op grond van Gods Woord en vanuit de praktijk der bevinding de vergeving der zonden leren als heilsnoodzakelkijk, als mijn broeders in Christus, waarvan ik de allerminste ben. Maar we hebben wel de plicht om elkaar als leerjongens te wijzen op de eniggeldende leer van Christus en de leer van Christus geeft geen enkele grond, zelfs geen aanleiding, dat er geestelijk leven zou zijn voor de vergeving der zonden in de toepassing. Bethel is wat dat betreft een zuiver beeld van de rechtvaardigmaking, want daar was Jakob geheel lijdelijk. En terwijl de zon was ondergegaan en hem alle hoop gans kwam te ontvallen en niemand meer zorgde voor zijn ziel, ging de hemel open, waarbij de Heere van vrede in zijn ziel sprak (Gen. 28:13-15). En dan breekt Jakob uit in een lofzang: "Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten! En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!" Dit getuigenis geschiedde door de Heilige Geest en is een zuivere vrucht van de rechtvaardigmaking en de vergeving der zonden.
Jakobs ervaring te Pniel daarentegen is een zuiver bewijs van de nadere oefening des geloofs en een krachtige bevestiging van het werk Gods dat reeds in Jakobs ziel gewrocht was. Pniel staat dus in het kader van het leven der heiligmaking en in het leven der heiligmaking krijgt de Kerk een knak in haar leven, zoals Jakob hinkende werd aan zijn heup. Nogmaals, de weg die Jakob gegaan is, is geen exemplarische weg voor de ware bekering, hoewel er wel zuivere kenmerken, beelden en typen uitgehaald kunnen worden. Het gaat om 'het gestorven zijn' aan de Wet en het geloof in Christus en het geloof in Christus is geen traject, dat is er of het is er niet en als het er mag zijn, is Christus Alles en in allen, zoals Paulus dat kort samenvat in Galaten 2:19-20. Amen.
Waarde broeder, ik wens u niet de les te lezen, maar in eenvoudigheid des harten u te wijzen op de onveranderlijke leer van Christus en de Schriftuurlijke geloofsbevinding daarvan. Och, mochten we gedurig onderwezen worden door die ene Leraar der gerechtigheid, want zonder Hem kunnen wij niets doen. De hartelijke groeten en aan uw vrouw en tot horens, zo de Heere wil en wij leven. Dat de broederlijke liefde blijve!

Gode bevolen,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl