 |
 |
DE PREDIKING VAN HET AANGENAME JAAR DES HEEREN - DEEL 2
| |
|
|
3. Om de gevangenen te prediken loslating Als we ons oor te luisteren leggen bij de doorsnee prediking, is men al losgelaten, zonder ooit in de gevangenis te hebben gezeten. Maar lieve mensen, sinds Genesis 3 hebben we de gevangenis verkozen boven de vrijheid die we in het paradijs hadden. En om weder in de vrijheid te komen, zullen we uit onze gevangenis, die door de sterkgewapende bewaakt wordt, bevrijd moeten worden. Die bevrijding, die loslating, geschiedt alleen op grond van recht. Christus haalt de Zijnen niet stiekem uit de gevangenis, nee, Hij eist de Zijnen op bij Zijn Vader, want Hij heeft hen gekocht met de hoogste Prijs van Zijn bloed. Dan moeten het wel grote misdadigers zijn, die Christus vrijkoopt, want Hij is niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. Er zitten namelijk geen onschuldigen in de gevangenis, maar misdadigers. En misdadigers hoeven we niet te worden, die zijn we al door onze diepe val in Adam, alleen denken we van nature dat we vrij rond lopen. "Wanneer een sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede", Luk. 11:21. In onze rechtstaat (voorzover er nog over gesproken kan worden) gelden verschillende (gevangenis)straffen, al naar gelang de zwaarte van de overtreding en/of begane misdaad. De misdaad die wij in het paradijs gepleegd hebben is van dien aard, dat God die met de zwaarste straffen moet straffen, namelijk met de drievoudige dood. Dat vonnis heeft God niet achteraf vastgesteld, maar reeds voorzegd toen we nog niet gevallen waren. We zijn dus moedwillig gevallen, van God afgevallen en we hebben de kerker van de duivel boven de paradijselijke vrijheid verkozen. Daar zitten we dan van nature, gebonden als galeislaven, ten prooi van de duivel en zijn helse trawanten. Het ergste van alles is, dat we van nature nergens last van hebben. Als we de gezondheid hebben, bewegen we ons immers vrij en blij door de wereld, alsof er geen God bestaat. Als we door de ontdekkende werking van Gods Geest gewaar worden, dat we gevangenen van de duivel zijn, komen we er ook achter dat we de straf niet kunnen uitzitten, want de kerker van de duivel is een dodencel en een voorportaal van de hel. Toen ik dat gewaar werd, kon ik geen nacht meer slapen, bevreesd zijnde om in de hel te ontwaken. Ik moest sterven en sterven is God ontmoeten. Ja, maar man, -hoor ik iemand zeggen- er is toch een Evangelie en de Bijbel staat toch boordevol beloften voor zulke mensen? Nou, dat kon ik toen wel voor een ander geloven, maar niet voor mijzelf. Ik heb de koeien in het veld en de vogels in de lucht gelukkig geprezen, want die hadden geen ziel te verliezen, ik wel. Ik was toen lid van een lichte Hervormde gemeente, maar al die mensen konden nog ruim zalig worden, maar ik niet meer. Dat vonnis was zo absoluut, dat ik moest inleven nooit meer zalig te kunnen worden. De wens om nooit geboren te zijn, hielp me niet, want ik was er. Naar het einde van de wereld vluchten, hielp evenmin, want God is overal. Zo reed ik plankgas over de brede weg, richting eeuwige ondergang. Ik kon de Bijbel niet openslaan, of ik las op iedere bladzijde mijn oordeel en dat door eigen schuld. U zult zeggen: Moet dat nu altijd precies zo gaan? Nou, voor mij hoefde dat helemaal niet, maar het was zo. Ik kon dat niet veranderen, want anders had ik het zeker gedaan. U ziet, de mens is een vijand van zijn eigen zaligheid, want als hij zichzelf van het vonnis des doods zou kunnen verlossen, zou hij het zeker doen. 't Is genade als God ons al de wapens uit handen slaat, want anders zouden we onszelf van het eeuwige leven beroven. Er is dus een volk op aarde dat gewaar wordt in satans klauwen gevangen te zitten en met banden des doods gekluisterd te zijn. Te moeten sterven en niet te kunnen sterven is een bange strijd. Dat leer je jezelf kennen als een vijand van God en je eigen zaligheid. Eer dat de mens het God gewonnen geeft, moet hij gedood worden, want anders blijft de mens zich tegen vrije genade verzetten. Gelooft u het niet? Als u dat niet gelooft, houdt u God voor een Leugenaar. Nog eens: is de Wet uit de hemel of uit de mensen? Juist, uit de hemel, maar waarom hebt u de Wet dan nooit gelooft? Als u wel in Christus roemt, maar niet gelooft dat de mens van nature vijandig dood is, van een aanbod van genade niets, maar dan ook niets moet hebben, gelooft u de Wet niet, gelooft u niet dat u een vijand van God bent, gelooft u niet dat u uw naaste haat, gelooft u niet dat u de waarheid in ongerechtigheid ten onder houdt, enz. Dan houdt u God voor een Leugenaar en dan maakt u, met al uw aanspraak op het Evangelie, van Christus een speelbal. Alvorens de uitverkoren zondaar het geloof in Christus van Godswege geschonken wordt, wordt die zondaar aan zijn vijandschap gedood, d.w.z. door de Wet aan de Wet gedood, om Gode te kunnen leven. Dat is een Goddelijk moeten, want ons 'moeten' begint in het vlees en eindigt in de dood. De toepassing van de dood van Christus is echter de dood voor het vlees, de zonden en de Wet. Als we aan het einde van de Wet gekomen zijn, verliest de Wet zijn gezag over ons leven, want het Einde van de Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft (Rom. 10:4). Christus liet Zich door de Wet gevangen nemen, om gevangenen vrijheid te schenken. Ja, dan kom je in Jesaja 53 terecht. Eerst als een gevangene, als een gebondene, als een slaaf van de duivel, maar als we Christus door het geloof in onze plaats zien gaan en staan, breken de banden, vliedt de duivel, en hebben we vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem. Door Gods inspraak en vrijspraak in Christus door het geloof, worden we van een vijand tot een vriend gemaakt en ziet God geen zonden meer in Zijn Jakob en geen overtreding in Zijn Israël. God maakt galeislaven tot vrijwillige gevangen van Christus en duivelskunstenaars tot evangelisten. "Die gevang'nen vrijheid schenkt en aan hun ellende denkt."
4. Den blinde het gezicht Alvorens als een blinde het gezicht te ontvangen, maakt God de mens ziende blind, omdat wij niet blind willen zijn en niet ziende gemaakt willen worden. Toen de Heere Jezus predikte dat Hij tot een oordeel in deze wereld gekomen was, opdat degenen, die blind waren zien mochten, en die wel zagen blind werden, zeiden enige uit de Farizeeën, die bij Hem waren, tot Hem: "Zijn wij dan ook blind?" Jezus zeide tot hen: "Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde", Joh. 9:39-41. U ziet, het Evangelie is een paradox. De godsdienstige mens verzet zich ertegen om te aanvaarden dat hij blind is, maar voor geestelijk blinden staan er juist tal van beloften in de Bijbel, niet voor degenen die zeggen dat zij zien. "En Ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken, en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten", Jes. 42:16. "De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief", Ps. 146:8. De Farizeeërs zeiden dat zij zagen en zij waren juist de blinden die de blinden leidden en beiden in de gracht vielen. De Heere Jezus heeft de ogen der blinden geopend en hen het Evangelie verkondigt. O, als een mens enige zelfontdekking krijgt en erachter komt dat hij geestelijk blind is, tast hij als een blinde aan de wand, niet wetende welke weg hij gaan moet. "Wij tasten naar den wand, gelijk de blinden, en, gelijk die geen ogen hebben, tasten wij; wij stoten ons op den middag, als in de schemering, wij zijn in woeste plaatsen gelijk de doden", Jes. 59:10. Als een geestelijk blinde het gezicht krijgt, krijgt hij ogen des geloofs die op het Gezicht van Jezus zien. Als geestelijk blinden het gezicht krijgen, kijken ze in de eeuwige liefdesogen van Christus, zoals Petrus in de ogen van de Heere Jezus keek, toen hij hem in de zaal van Kajafas verloochende. Ja, dat herhaalt zich in het leven der genade, want Gods volk wordt gaande blinder in 's hemels wegen. Hoe verder op de weg, hoe blinder, hoe dieper ingeleid, hoe dwazer ze in zichzelf worden. Dat volk heeft een Leidsman nodig die hen bij de hand vat en hen door deze aardse woestijn leidt naar 't erfgoed hierboven, naar 't Vaderlijk huis. Dezulken houden er geen regels op na hoe zij leven moeten, maar láten zich leiden door de Weg, de Waarheid en het Leven. Zelf weten zij de weg niet, want zij hebben maar één weg, namelijk van God en Christus af. Het zijn dwalende schapen, dat volk van God. Christus zoekt de Zijnen echter gedurig op, want ze lopen zichzelf doorlopend vast in het struikgewas van hun eigen bedorven vlees. Christus heeft Zich echter in het struikgewas van onze diepe val laten verstrikken om als een Lam ter slachting geleid te worden, om Zijn hand tot de blinden te kunnen wenden. Gods uitverkorenen worden van ziende blind gemaakt en van blind ziende gemaakt. De Wet doodt en maakt blind en het Evangelie maakt levend en van blind ziende. Zo is het Sauslus van Tarsen vergaan en zo ervaart al het volk van God het, naar de mate die God goedunkt. O, als een ziel in de duisternis van zijn bestaan terechtkomt en geen hand meer voor ogen ziet vanwege zijn aangeboren en daadwerkelijke zonden, de afgrond roept tot de afgrond, en de ziel zuchten en kermen moet: "Daar al Uw golven, al Uw baren, mijn benauwde ziel vervaren", dan zit die ziel in duisternis van zijn bestaan waar geen licht is. Die blinde zielen wordt hier het Evangelie gepreekt: "Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen", Jes. 9:1. Christus is het Licht der wereld, de Zonne der gerechtigheid en Hij getuigt van Zichzelf: "Ik ben een Licht, in de wereld gekomen, opdat een iegelijk, die in Mij gelooft, in de duisternis niet blijve", Joh. 12:46. Gods volk komt van de duisternis in het Licht en dat herhaalt zich in het leven des geloofs. "Den oprechten gaat het licht op in de duisternis", Ps. 112:4. Hoe dikwijls moet Gods volk klagen: "Hij heeft mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het licht", Klaagl. 3:2. Of hebt u er geen kennis aan? Tegenwoordig hebben we een godsdienst die altijd maar in het licht loopt. Ze hebben het en ze zijn het nooit kwijt, maar Gods ware volk is het meer kwijt dan rijk. En dan lopen ze wat af te tobben. Dikwijls vrezen ze dat de verhardheid des harten dusdanig heeft toegeslagen, dat zij er nooit meer van verlost zullen worden. Zonden waaraan ze gestorven zijn, steken de kop weer op en de satan is er dan ook direct bij om dezulken bij God aan te klagen. Dan gaan ze met een gesloten mond over de aarde. Ja, want meestal kunnen ze hun ellende aan geen mens kwijt, ook niet aan Gods volk, want met mensen kun je soms wel je rijkdom delen, maar niet je armoede en niet je blindheid. Dan hoor ik een volk kermen: "Twist met mijn twisters Hemelheer. Ga mijn bestrijd'ren toch te keer..." Ze hebben geen wapens in de strijd en dat is enkel liefde van God, want Hij zal Zich wenden tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed (Ps. 102:18). Het is nog een grote genade, volk, als je je ellende nog bij de Allerhoogste bekend kan maken. "Uit diepte van ellende, roep ik met mond en hart, tot U Die heil kunt zenden. O Heer' aanschouw mijn smart..." Maar er komen ook tijden dat er niet meer dan een biddeloos volk overblijft. Biddeloos, moedeloos, goddeloos en uitzichtloos. Stekeblind in 's Heeren wegen, geen licht en geen genade, ja, dat laatste vrezen ze maar al te zeer. Dezulken wordt hier het Evangelie gepredikt, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden (Joh. 9:39). Misschien hebt u al wel 38 jaar als een blinde in Bethesda gelegen en u hebt geen mens om u in het water te werpen als de engel het water in beroering brengt. Arme blinde! Christus heeft het water van Bethesda niet nodig om u het gezicht te geven, want Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er. Christus is gisteren en heden Dezelfde en nog vraagt Hij aan geestelijk blinden: "Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? En hij [de blinde] zeide: Heere! dat ik ziende mag worden. En Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Hem, God verheerlijkende. En al het volk, dat ziende, gaf Gode lof", Luk. 18:41-43.
5. Om de verslagenen heen te zenden in vrijheid Verslagen mensen, wat zijn dat voor mensen? Dat zijn mensen waarvan hun hart doorstoken is met een pijl uit de Goddelijke pijlkoker. De psalmdichter van de 45e psalm wist er wat van: "Uw pijlen zijn scherp; volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden", Ps. 45:6. Dat gebeurde onder de prediking van Petrus op de Pinksterdag. Toen werden zij verslagen (doorstoken) in het hart en vroegen toen wat zij doen moesten om zalig te worden. Die mensen wisten dus niet meer hoe zij ooit nog zalig konden worden. Ze wilden er desnoods alles voor doen. Toen zei Petrus tot hen: "Jullie moeten er maar veel om bidden." MIS! Toen zei Petrus tot hen: "Jullie moeten maar goed je best doen." MIS! Toen zei Petrus tot hen: Jullie zijn nu bekommerd en dan komt de rest wel goed." MIS! Door de werken der Wet zal niemand gerechtvaardigd worden. En Petrus zeide tot hen: "Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal", Hand. 2:38-39. Die dan zijn woord gaarne aannamen (=in ontvangst namen) werden gedoopt. Dus al die verslagen mensen, wel drieduizend in getal, werden, nadat zij het Woord hadden ontvangen, gedoopt tot vergeving der zonden. Het teken en zegel van de Doop werd met geloof ontvangen en ging gepaard met de betekenende zaak van de vergeving der zonden en de gave des Geestes. Dus aan de vrijheid in Christus gaat verslagenheid aan vooraf. De mens moet doorstoken worden, doorwond worden, verbrijzeld worden, voordat Christus Zichzelf aan de ziel zal openbaren en verheerlijken. God kan alleen Zijn liefde kwijt aan liefdelozen en verslagenen van geest en die voor Zijn Woord beeft. Armen en verslagenen van geest worden met goederen in Christus vervuld, maar rijke jongelingen stuurt Hij gans ledig henen. Laat u dan met God verzoenen. U hoeft er niets voor mee te brengen, verslagenen van geest, want alle dingen zijn gereed. De Heere brengt alles mee voor een verslagen ziel die Hem aanroept in de nood, want die Hem aanroept in den nood, vindt Zijn gunst oneindig groot. Hij schenkt genade voor genade, zelfs aan de wederhorigen. Of is uw nood nog nooit beantwoord? Bent u zo verslagen dat u niet weet waar u het zoeken moet? Bent u radeloos vanwege de leegheid, de rampzaligheid en de verharding uws harten en een erfwachter van de hel? O, hoort dan hier het Evangelie van vrije genade: "Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven", Matth. 11:28. Hebt u geen benen om tot Hem te komen? Geen nood, Christus komt heden tot ú, in het gewaad van Zijn Woord. "Die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven", want doden zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben, zullen leven, eeuwig leven, want Hij is de opstanding en het Leven. Christus liet Zich vrijwillig binden om verslagenen heen te zenden in de vrijheid van het Evangelie. O, verslagenen van geest, God heeft een Lam besteld voor doorstokenen van harte, om hen te verbinden in hunne smarten. "Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!" "En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; en Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods", Openb. 1:17-18. Amen.
GPPB.
|
|
|
|
 |
 |