HEILIGMAKING DES GEESTES
DE HEILIGMAKING DES GEESTES        
Plaats in winkelmandjeMandje
DE HEILIGMAKING DES GEESTES
Ten tijde van de Reformatie stond de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze centraal, de leer die Rome zo verketterd en verduisterd had en heeft, maar tijdens de Na-Reformatie en de Nadere Reformatie is deze leer weer gaan tanen doordat de leer der heiligmaking ging overheersen ten koste van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze en generaal gesproken wettische vormen kreeg. De Reformatie is lang niet voltooid te noemen, ergo, een doodgeboren kind!

Wie dat ontkent raast en weet niets. De Reformatie heeft in de Nadere Reformatie nooit een Schriftuurlijk vervolg gehad en is veeleer verduisterd geworden, zowel t.a.v. de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze als van de leer der heiligmaking. In afhankelijk van de Heere hopen we u dat nader te verklaren.

De Reformatoren valt echter niets te verwijten, want die hadden de handen vol om zich aan het Roomse beest te ontrukken en er tegen te strijden, wat zij dan ook dapper en in Gods Naam hebben gedaan. De duivel is altijd bezig om de vrije genadeleer van Christus verdacht te maken en te vermengen met het roomse zuurdesem en dat is hem sinds de Na-Reformatie aardig gelukt. Gode zij dank heeft God nog mannen als dr. H.F. Kohlbrugge verwekt, die zielsbevindelijk en in de Naam van Christus met de toenmalige Reveilse neonominanen (zie briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge over Rom. 7:14) in het strijdperk is getreden omtrent de leer der heiligmaking en glansrijk overwonnen heeft door het bloed des Lams, anders waren we nu wellicht nog verder weg dan vóór de Reformatie. Als het al zover niet (weg) is, ergo, het is veel erger dan voor de tijd van de Reformatie, want de Kerk der Reformatie is uitgerukt en de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze is vervalst door de valse leer van de rechtvaardiging van de (sodomitische) goddeloosheid! De huidige kerken zijn planten (onkruid) die God niet geplant heeft en zullen uitgeroeid worden (Matth. 15:13). God heeft de godvrezende Lot uit Sodom gerukt, en degenen die in de sodomitische kerken kunnen blijven, zullen er in omkomen (Openb. 18:4)!


Toen het vuur der Reformatie langzamerhand begon te doven, haalden velen de Wet der Tien Geboden weer door een achterdeur naar binnen en leerde de Wet als regel des levens voor de gelovigen. Het doel was goed, namelijk, om de praktijk der godzaligheid te bevorderen, maar de uitwerking liet nogal te wensen over. Christus raakte meer en meer op de achtergrond, omdat in het kader van de heiligmaking de Tien woorden van Mozes met een niet aflatende ijver op de voorgrond werden geplaatst. Die over-geaccentueerde heiligmakingsleer heeft geresulteerd in een neonomiaanse heilsleer en gelijknamige heils-toe-eigening, met als gevolg: voor de verlossing staat Christus garant, maar voor het leven der heiligmaking wordt de Wet ter hand genomen om zogenaamd het leven te regelen, en daarbij mag Christus toekijken en Zijn goedkeuring geven.... Die valse religie heerst in onze dagen in de volle breedte van de gereformeerde gezindte. Het doel mogen we echter wel in acht nemen, want met de praktijk der godzaligheid is het werkelijk treurig gesteld in onze geseculariseerde dagen.

In de eerste plaats komt dat, omdat de leer en de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze bij het gros dominees en belijders onbekend is en derhalve niet recht gepreekt wordt. Wet en Evangelie worden vermengd. De Wet ontdoet men van haar dodende bediening en van het Evangelie heeft men een nieuwe wet gemaakt. Het gevolg hiervan is dat er bijna geen onbekeerde mensen meer te vinden zijn, aangezien de fabriek van refo-kussentjes op volle toeren draait om het kerkvolk het naar de zin te maken met een evangelie naar de mens. "En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede", Jer. 8:11.

Als de leer van de rechtvaardigmaking door het geloof drempelverlagend gepreekt om het vrome vlees te strelen, dan nemen de schijnbekeringen hand over hand toe en dat baart kerken vol rijke jongelingsbekeerlingen die zwanger zijn van een vleselijke heiligmaking, waarbij er van alles doorkan.

In de tweede plaats is het slecht gesteld met de praktijk der Godzaligheid, omdat de kracht in de religie onder Gods volk generaal gesproken is geweken door de verachtering in de genade. Volk van God, we hebben de eerste liefde verlaten!

Wij hebben God op 't hoogst misdaan,
Wij zijn van 't heilspoor afgegaan,
Ja, wij en onze vaad'ren tevens!
Verzuimend alle trouw en plicht,
Vergramden God, de God des levens,
Die zoveel wond'ren had verricht.

We zijn het publieke geloofsgetuigenis goed kwijt in onze dagen. Daarom zijn de kerken -en zelfs Gods volk- zo verdeeld en verscheurd, gelijk de beenderen aan het graf. Zeer velen van Gods volk hebben zich verzwagerd met de neonomiaanse godsdienst, op en onder de kansel. We leven dan ook in een verergerde vorm van de betoverde Galatiërs van weleer, met als gevolg: een wettisch-antinomiaanse heiligmaking: gebod op gebod, regel op regel, hier een weinig en daar een weinig, en ondertussen kan er van alles mee door. Het is alles de dood in de pot.

Een derde oorzaak van een wettische heiligmaking is aan te wijzen door het fenomeen van een toenemende oudvaderverafgoding door kleeniaanse papegaaien. Velen zoeken hun licht bij de oudvaders op te steken en niet (meer) door de geloofsgemeenschap met Christus, in Zijn Woord en door de verlichting van de Heilige Geest. Het gevolg daarvan is dat oudvaders boven de Schrift geplaatst worden, of in plaats van de Schrift als bewijs moeten dienen voor bepaalde leerstukken, waarbij dan veelal de ene oudvader tegen de andere uitgespeeld wordt en dat is dan ook de dood in de pot. Al die onderlinge oudvaderverering is maar een vleselijke touwtrekkerij tussen de blinde en de blinde, die uiteindelijk beiden in de gracht zullen vallen. De Heere Jezus vroeg Zijn discipelen niet naar hun oudvaderkennis, want die hadden ze niet, maar vroeg hen: "Wie zegt gij dat Ik ben?"

Aangezien ik onlangs met de derde oorzaak geconfronteerd ben, wensen wij in het kort met de hulpe des Heeren de heiligmaking des Geestes te overdenken en wel aan de hand van de volgende twee bijbelteksten: "Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid", 2 Thess. 2:13 - "Den uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd", 1 Petr. 1:2.

Als Gods Woord spreekt over de heiligmaking, spreekt het Woord daar nooit geïsoleerd over, dus nooit los van Christus en Zijn gerechtigheid. Ook is de leer der heiligmaking niet een andere leer dan de leer der rechtvaardigmaking, want rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn twee kanten van één zaak. Beiden vloeien voort uit Christus en zijn nooit te scheiden.

Vanwege het feit dat het menselijke verstand alleen in tijdsbepalingen kan denken zit aan het dogmatiseren over de leerstukken altijd een gevaarlijke kant, namelijk het gevaar van de scholastiek die ook vele oudvaders parten heeft gespeeld. Dat is dan ook tot schade van een doorgaande Reformatie gebleken. Het is echter wel noodzakelijk dat men de objectieve kant van de leer der zaligheid grondig kent en daarin onderwezen wordt. En als we van de Heere geleerd mogen zijn, dienen we anderen ook daarin te onderwijzen, hetzij krachtens het ambt aller gelovigen, of krachtens een bijzondere roeping van Christus' wege (Matth. 28:19).

De leer van Christus kan echter alleen door het geloof verstaan en bevonden worden, want de leer der zaligheid is geen begripsleer en voor het natuurlijke verstand niet te vatten. Het is de Joden een ergernis en de Grieken dwaasheid. Als we dan spreken over de leer der heiligmaking, moet dat altijd geschieden in het kader van de persoonlijke verzoening met God door Christus, want anders weten we niet wat we leren, noch wat we bevestigen. Bovendien dienen we altijd op grond van Gods Woord te spreken, naar de zin en mening des Heiligen Geestes. En wie is tot deze dingen bekwaam? "Wij zijn van gisteren en weten niet", zegt Job en Job was een geoefend kind des Heeren. Toch wil de Heere dat Zijn Woord verkondigd wordt en dat zou Hij nooit bevolen hebben, zonder de belofte van de tweede Trooster, de Heilige Geest aan Zijn geroepen volk en knechten te vermaken en die ook daadwerkelijk te vervullen. "Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb", Joh. 14:26. Nooit kunnen we getuigen van Christus zijn zonder de bevinding der zaken door het geloof en de indachtmakende bediening des Heiligen Geestes.

Goed, laten we terugkeren naar ons onderwerp: de heiligmaking en de betekenis daarvan. Wat is heiligmaking? Is heiligmaking steeds heiliger worden door ingestorte heiligheid? Dat leert Rome met haar vervloekte 'iustitia inhaerens', ofwel aanklevende gerechtigheid, maar Gods Woord noemt Gods ware volk geen heiligen zondermeer, maar 'de geroepen heiligen', namelijk in Christus. De gerechtigheid van Christus wordt toegerekend, niet ingestort (iustitia Christi imputana non infusa). De heiligmaking in het leven der gelovigen is een feit door de borgheiligheid van Christus in de toerekening (1 Kor. 1:30) en de beoefening ervan geschiedt door de soevereine werking van de Heilige Geest, dus niet op grond van ingestorte kwaliteiten. De Goddelijke natuur, welke de ware gelovigen deelachtig zijn, is niet een ingestorte hoedanigheid, maar de inwoning van de Heilige Geest Zelf en dus geen vergoddelijking van het vrome vlees. Daarom spreekt de Schrift van de heiligmaking des Geestes.

Heiligmaking is dus NIET ingestort, zoals de godzalige Thomas Watson dat wel beweert in "De Hoofdsom van de Geloofsleer", pag. 316, nee, want dan zou het vrome vlees erover kunnen beschikken. Ingestorte heiligheid en ingestorte kwaliteiten zijn uitvindingen van Rome en pretenderen een vervroming van het Godevijandige vlees. De heiligmaking van Christus in de toerekening wordt door het geloof beoefend en is een werk des Geestes. De vernieuwde wil van een kind Gods is geheel afhankelijk van de invloeden van de Heilige Geest, beiden het willen en het werken, want zonder Christus en zonder de Heilige Geest kunnen we niets doen.

Ook het geloof dat door de liefde werkt, is t.a.v. de beoefening afhankelijk van de aanblazingen en opwekkingen des Geestes. En als Gods volk verwaardigd wordt door het geloof te leven en haar schuldige plichten waar te nemen, dan zegt het Goddelijke Woord: "Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen", Luk. 17:10.

Heiligmaking is een genadegift uit Christus en we kunnen de Heere alleen met doemschuld dienen, want Hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en dat geldt met name in het leven der heiligmaking. Weg met al die neonomiaanse en vleselijke heiligmakingsdrijvers, die van de Wet hun deugd maken en van het Evangelie een nieuwe wet. Het leven des geloofs in Christus brengt als vanzelf vruchten voort der bekering waardig. Als wij wedergeboren en ingeplant zijn in de ware Wijnstok, is het onmogelijk dat we geen vruchten zouden dragen van geloof en bekering. Hoort u? De Kerk mag vruchten 'dragen', want zodra wij met de vruchten pronken, zijn ze al verrot. God houdt de eer aan Zijn kant, immers, de vruchten zijn voor de Landman. De heiligmaking des Geestes is echter geen extra, want zonder DE heiligmaking zal niemand de Heere zien, namelijk zonder de toegerekende Borgheiligheid van Christus, zoals bevestigd wordt o.a. in 1 Kor. 1:30: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is Wijsheid van God, en Rechtvaardigheid, en Heiligmaking, en Verlossing."

De heiligmaking des Geestes komt dus niet tot stand door menselijke inspanning, maar is een werk des Geestes en gaat schitteren in de weg van het lijden. Gods ware volk wordt door lijden geheiligd (Hebr. 2:10), zoals het zilver en het goud in het vuur worden beproefd. Weet u wat heiligmaking is? Om altijd in den dood overgeven te worden, om Jezus' wil. De neonomiaanse hypocrieten vermaken zich intussen met hun eigengemaakte kunstbloemetjes. Maar Christus zegt in Mattheus 15:3: "Alle plant, die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden."

Gods volk daarentegen wandelt in de vrijheid van Christus onder het kruis. Onder het heiligend kruis bloeit de bloem des geloofs namelijk het sierlijkst, als een lelie onder de doornen. De ware heiligmaking is op Gods eer en lof gericht en vloeit voort uit Christus door Zijn Geest, maar het vrome vlees doet er niet in mee. God heeft Zich een volk geformeerd dat Zijn lof zal vertellen: "Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uw huize sierlijk, HEERE! tot lange dagen", Ps. 93:5.

Gods volk is eens-Geestes met Christus door het geloof en het vlees is niet nut. "Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen", Hebr. 2:11.
Heiligmaking komt dus tot stand door de geestelijke eenwording met Christus door het geloof en niet door een gebodsactiviteit, noch door ingestorte en vermeende kwaliteiten. Heiligmaking is een privilege van Gods volk dat in heilige geloofslijdelijkheid op de Naam des Heeren betrouwen mag en zich van de invloeden van de Heilige Geest afhankelijk weet. Gods volk is uitverkoren tot zaligheid in heiligmaking des Geestes (2 Thess. 2:13). Dus Gods volk is uitverkoren tot een heilige wandel. Zij wordt er niet toe geprest, noch hoeft zij die zelf op te hoesten. De liefde van Christus is immers een Banier over Zijn volk. Christus staat dus niet alleen Borg voor de rechtvaardigmaking, maar ook voor de heiligmaking van Zijn volk.

In de eerste plaats door de toerekening van Zijn volmaakte Borgheiligheid en in de tweede plaats door de Geest der heiligmaking die Gods kinderen in de dagelijkse vernieuwing oefent, die zij in Christus hébben! "Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag", 2 Kor. 4:16.

Gods volk vernieuwt zichzelf niet, nee zij zijn volmaakt vernieuwd in Christus en zij worden in die vernieuwing van dag tot dag geoefend door de Geest der heiligmaking en daarin zijn Gods kinderen geen stokken en blokken. Petrus geeft in 1 Petrus 1:2 namelijk aan wat de heiligmaking des Geestes uitwerkt, namelijk "tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus"
De Kanttekenaren merken bij het woord 'gehoorzaamheid' het volgende op: "Namelijk van het geloof. Want door het geloof gehoorzamen wij het Evangelie van Christus." (Zie hierna 1 Petr. 1:22, en Rom. 1:5).

Hoort u dat? De geloofsgehoorzaamheid is volledig op het Evangelie gericht en niet op de Wet der zeden, hoewel de vervulling der Wet juist dan een feit is, namelijk door het geloof dat door de liefde werkende is.
De Kanttekenaren laten bij het woord 'gehoorzaamheid' de Wet terecht volledig buiten beschouwing, want de gehoorzaamheid des geloofs is een zuivere, evangelische gehoorzaamheid en alleen op Christus en Zijn leer gericht. Juist dan en op geen andere wijze wordt de Wet bevestigd door het geloof, omdat het Evangelie de Wet overstijgt en veel meer geeft dan de Wet eist. De Wet zegt alleen wat zonde is en eist volledige betaling van de gemaakte schuld. Het Evangelie daarentegen zegt wat overvloeiende(!) genade is en brengt de noodzakelijke Bloedprijs met zich mee, namelijk de besprenging des bloeds van Jezus Christus voor het ellendige en arme volk van God, dat niet verder komt in zichzelf dan een groot beest te zijn en een bedorven heiligmaking te hebben.

De heiligmaking des Geestes maakt geen vrome en heilige mensen, noch zorgeloze antinomianen, maar verheerlijkt Christus en maakt Hem zo uitnemend dierbaar in al Zijn graveerselen voor een volk, dat met de Wet geen raad weet, alleen schuld met schuld kan vermeerderen, maar nochtans haar schuilplaats heeft en zoekt in de Schaduw des Almachtigen, en dat is Christus.

Dus wat is de kracht der heiligmaking? De Wet als regel des levens? Nee, het Evangelie van Christus door de besprenging van het bloed van Christus in de bevestiging van de vergeving der zonden! Dat leert Gods Woord. Heiligmaking is het goede te willen en toch (tot smart van Gods volk) het kwade te doen (Rom. 7). Dat laatste maakt Gods volk zo ellendig en arm, zo vleselijk, verkocht onder de zonden, want als zij het goede willen, ligt het kwade alweer op de loer. Ja, de beste werken zijn met zoveel zonden bevlekt en zijn op zichzelf aangemerkt verdoemelijk voor God.

Tegenwoordig luidt de belijdenis van vele naambelijders: "Het goede wat ik wil, doe ik en het kwade wat ik niet wil, doe ik niet. Ik dank u, Heere God, dat ik niet ben als dat 'och en ach volk', dat niets anders doet dan klagen over hun verrotte vlees en hun kracht alleen in de plaatsbekleding van Christus zoeken. Ik ben al ver gevorderd op het pad der heiligmaking, want de Wet is mijn leefregel en het Evangelie een gepasseerd station. Bovendien heb ik pallets goede werken op voorraad en U mag wel blij zijn dat er ook nog zulke mensen zijn als ik ben."
Gods volk daarentegen heeft in alle geschapen volmaaktheid een einde gezien, want het gebod is zeer wijd gebleken en zij zijn gestorven, doch ziet: zij leven, ja, in Christus (Gal. 2:19-20). Ze strijden de goede strijd des geloofs, maar er is er maar 1 die die strijd goed gestreden heeft en dat is Christus. In Hem ligt de kracht, de troost en het leven en buiten Jezus is alles de dood. De overgebleven zonden kunnen Gods volk niet uit de hemel houden, want zij zijn allen vergeven door het bloed des Lams.

Gaan we dan de zonden bagatelliseren? Zullen we dan zondigen, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre! Gods volk is der zonde gestorven en derhalve een lijk voor de Wet, en in Christus geen overtreder meer in de ogen Gods. God ziet geen zonde meer in Zijn Jakob en geen overtreding in Zijn Israël, hoewel zij in zichzelf aangemerkt enkel zonde zijn. Het Evangelie blijft echter altijd van kracht in het leven van Gods volk. Paulus getuigt ervan in Romeinen 6:14: "Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade."

En als Gods kinderen de vrijheid in Christus misbruiken om het vlees de ruimte te geven, dan worden zij Vaderlijk gekastijd, want zonen worden gekastijd, maar moralistische bastaarden worden vetgemest tot de dag der slachting en zullen, als zij zich niet bekeren, door de Wet veroordeeld worden tot de eeuwige verdoemenis. Gods volk staat echter onder het oordeel van het Evangelie en dat oordeel is voor dat volk tot eeuwig voordeel door Christus Jezus onze Heere. Hij heeft Zijn bloed gestort en vergeving der zonden aangebracht. Zijn beker is altijd overvloeiende, want genade is in Zijn lippen uitgestort. Hij geeft genade voor genade, zelfs voor de wederhorigen. Hij heeft aan het 'doe dat' der Wet volledig voldaan, zodat Zijn volk vrijuit mag gaan, gewillig tot de dienst bereid gemaakt. "Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn", Ps. 110:3.

De heiligmaking komt dus niet tot stand door een 'aan de slag' regel, maar door de evangelische invloeden van de Geest der heiligmaking. De Wet ALS Wet (der zeden), heeft derhalve niets te maken met de heiligmaking, want de Wet is niet door het geloof. De Wet zwijgt in het lichaam van Christus voor Gods arme en ellendige volk, want Hij zal zwijgen in Zijn liefde (Zef. 3:17). Het Evangelie daarentegen is de vervulde Wet, zelfs veel meer dan dat, en heet daarom geen Wet meer, maar Evangelie. Niet de geboden, maar de beloften Gods in Christus in de toepassing des harten regelen het leven des geloofs. Gods volk leeft ervan. Waarvan? Van het Evangelie, dus van de toezeggingen en beloften uit 's Heeren mond. De beloften Gods in Christus zijn de kussingen van Jezus' mond. Weet u waar de Bruid in het Hooglied om verlegen zat? Om de kussingen Zijns monds en de trekkingen Zijner liefde, want zij kon haar padje niet recht houden en haar heiligmaking geen goede gestalte geven. Weet u hoe de Bruid haar heiligmaking verwoord? "Ik ben zwart, doch lieflijk [in Zijn ogen]."

Kostelijk getuigenis, daar gaat kracht vanuit! Gods volk leert zichzelf kennen zo zwart als de tenten van Kedar, juist in de weg der heiligmaking, maar Christus ziet echter geen enkel gebrek aan Zijn Bruidskerk, want Hij heeft haar bekleed met de mantel van Zijn gerechtigheid. En als de Bruid liggende op het bed van zorgeloosheid weigert die rok (mantel) weder aan te trekken en verachtert in het aandoen van de Heere Jezus, dan moet zij het een tijd zonder de zoete aanwezigheid en de lieflijke nabijheid van haar Liefste stellen. Dan is het Magor-missabib, schrik van rondom! Dan krijgt ze Saul op bezoek en dat is de hel van binnen. Al Gods volk weet hier wel van en er is geen Wet die haar kan herstellen van de verachtering in de genade. Het is Christus alleen, Die Zijn Kerk in stand houdt en ook verantwoordelijk is voor haar herstel als zij verachterd is in de genade. Ja, zo'n volkomen Zaligmaker is onze dierbare Heere Jezus. Hij is onze enige Troost, beide in leven en sterven. Wat is uw enige Troost, lezer? Een volgeling van Mozes te zijn of het eigendom van Christus? Het is of-of, want gij kunt niet God dienen en de mammon.

De Wet ALS Wet (met zijn heilige eisen), verandert dus nooit van eigenschap ook niet door het geloof, alleen heeft de Wet wel haar zeggenschap op Gods volk verloren door de aangebrachte gerechtigheid van Christus, in de toerekening door het geloof. Gods kinderen staan onder Zijn Banier en Koningschap en leven en sterven op kosten van Hem en zijn niet meer onder de Wet, maar onder de genade. Ze worden door Gods Geest geleid in al de waarheid en daarvan is de Wet niet uitgesloten, maar de Wet heeft alleen vat op het vlees en niet op het vernieuwde gemoed van een kind van God. Met het gemoed dient een kind van God de Wet des geloofs, ofwel het Evangelie van Christus, maar met het vlees de Wet der der zonde, ofwel de Wet die de zonden ontdekt en verdoemt.

Het is pure geestelijke hoogmoed of ontstellende onkunde als men de Wet als regel des levens voor de gelovigen leert en voorschrijft, want dat is maar een dansen om het gouden kalf. De Wet is geen gouden kalf, maar heilig en goed, maar de Wet is krachteloos gemaakt door het vlees (Rom. 8:3) en de Wet is niet door het geloof (Gal. 3:12).

Toch doen het geloof en de belofte Gods de Wet niet teniet (Rom. 3:31), maar bevestigen de Wet, want de Wet is volledig rechtgedaan door het volbrachte werk van Christus en als we Christus omhelzen door het geloof, omhelzen we ook de Wet, want de Wet is in Christus, in de Ark! Al die regel-des-levens belijders halen de Wet uit de Ark, maar die ongeloofsdaad kostte meer dan 50.000 Bethsemieten het leven (1 Sam. 6:19)! Heiligmaking is niet ten dele, maar ten volle in Christus door het geloof, alleen de beoefening ervan is aan deze zijde van het graf ten dele.

Heiligmaking is dus niet een streven van onvolmaaktheid naar volmaaktheid, maar uit de volmaaktheid van Christus leven en bewegen, om vanuit 'het gegrepen zijn' door Christus te jagen naar de hemelse volmaaktheid voor ziel en lichaam beiden! Als dat in de beoefening mag zijn, is je wandel in de hemel en zie je door het geloof het Lam staande als geslacht al van voor de grondlegging der wereld. En dan zie je ook de littekenen in Zijn handen en in Zijn zijde, als keurmerken en zegels van Zijn volbrachte Middelaarswerk, ook t.a.v. het leven der heiligmaking. En die littekenen in Zijn beide handpalmen, zijn veroorzaakt door de zonden, door mijn zonden. Het zijn evenwel de graveerselen, waarmee Christus Zijn volk in de beide handpalmen heeft gegraveerd. Dat is een noodzakelijk wonder, want de Wet des Heeren is volmaakt in haar eis en belofte. Welnu, aan die volmaakte eis der Wet heeft Christus niet alleen als Middelaar van verdienste volmaakt voldaan, maar ook als Middelaar van toepassing volmaakt op rekening gezet van Zijn volk. De belofte ten leven is door Christus' volmaakte gehoorzaamheid verworven en die volmaakte gehoorzaamheid van Christus wordt de Kerk toegerekend, in de vergeving hunner zonden. En waarin wordt de levende Kerk nu steeds weer bevestigd in het leven der genade? In hun best doen? Mis! In hun goede werken? Ook mis! In hun vordering in heiligmaking? Helemaal ernaast, want vordering in heiligmaking bestaat alleen in het worden van een steeds groter beest voor God!

Waarin wordt Gods volk dan steeds weer bevestigd? Hierin: "De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden", Jes. 53:5. Dat is een doorgaande geloofsbevinding in het leven der heiligmaking, dient tot versterking van het geloof, is de kracht van het berouw over de zonden, doet wandelen in het pad van Gods geboden, doet het genadevaatje overlopen tot Gods eer, gelijk een bron zich uitstort op de velden en is de Enige Troost van Christus gekochte, aangevochte en door de duivel geteisterde zielen.

Al die zogenaamde 'regel des levens' mensen barsten doorgaans van de hoogmoed en genaak tot hen niet, want zo kleinzielig als zij zijn, zeggen zij: "Ik ben heiliger dan gij", terwijl zo'n leven uit de Wet, juist een wetteloos leven in de zonde is, gelijk Paulus van zijn eertijdse oude-mens-leven getuigt: "En zonder de Wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven", Rom. 7:9.

Ach, er is niets nieuws onder de zon. Gods volk wordt menigmaal van wetteloos beschuldigd, maar dat is een medaille uit de medaillekast van het genadeverbond. Immers, het leven des geloofs uit het Evangelie, ofwel naar de Geest, is veel nauwer dan een leven naar de Wet. Paulus leefde onberispelijk naar de Wet in zijn eertijds, maar na ontvangen genade moest hij bekennen dat hij toen juist zonder de Wet leefde, omdat hij vreemd was aan de bediening der Wet en een vreemdeling was aan het geheim van Galaten 2:19, hetgeen hij echter in de Straat der Rechte heeft geleerd.

Gods volk sterft in de doorgasng door de enge Poort de Wetsdood in het lichaam van Christus, en in het leven der heiligmaking sterft zij de bekeringsdood, om Christus als hun enige Bekering over te houden. Wie het weet, valt er boven op, maar die het niet weet, verzet zich tegen deze leer met hand en tand, omdat hij nog een wortel in de Wet heeft en niet als enkel verrot vlees openbaar wil komen. Dezulken roemen ook niet door de Geest des geloofs in Christus, maar vroom-vleselijk! Die van Christus Jezus gegrepen zijn, zijn daarentegen door alle droggronden heengezakt, ook door de grond van hun godzaligheid, want die zet Gods ware volk op Naam van Christus.
Velen van Gods volk zijn betoverd in onze dagen en wandelen niet recht naar het Evangelie in de vrijheid onder het kruis. Anderen gaan als kameleons door het leven, omdat zij de refo-kool en de neonomiaanse geit beiden willen sparen en van twee walletjes willen eten. "Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden", Gal. 5:24.

De heiligmaking des Geestes is geen wet, maar een belofte voor degenen die God in Christus heeft uitverkoren. En de belofte van de heiligmaking des Geestes wordt vervuld in de verlorenheid van ons ellendige bestaan, volk des Heeren, juist na ontvangen genade. Weet u wat Gods ellendige volk overhoudt na ontvangen genade? Een verzondigd leven, een bedorven heiligmaking en Jezus alléén!
God laat Zijn ellendige volk echter niet in het verdriet, nee, want ze worden verwaardigd om op de Naam des Heeren te betrouwen voor tijd en eeuwigheid beiden. En de Heere spreekt Zijn bestreden Bruid, die zo dikwijls als een bevend vogeltje uit Egypte en als een duif uit het land van Assur verborgen zit in de klove der steenrots, in het verborgene van een stijle plaats, zo lieflijk en heiligmakend toe: "Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u", Hoogl. 4:7. De toeknikken en kussen (beloften) van Jezus' mond zijn een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft en niet alleen t.a.v. de rechtvaardigmaking, maar ook t.a.v. de heiligmaking. Christus is geen halve Zaligmaker, maar een VOLKOMEN Zaligmaker, Die het GEHELE werk der zaligheid op Zich genomen heeft, ondanks ons.

Gods volk is daarom niet half dood aan de Wet, maar geheel gestorven, want ware zij niet geheel der Wet gestorven, konden zij niet Gode leven. Christus wekt geen halve doden tot leven, maar maakt lijken Gode levend door rechtspraak en vrijspraak en heiligt hen in dezelfde punt des tijds als waarin zij eerst gerechtvaardigd worden. Heiligmaking betekent ook afgezonderd worden, tot lijden bestemd, in Christus gekruisigd zijnde door het geloof aan alles wat zonde en wereld is, en een toewijding aan God in Christus uit de volheid van Zijn genade, gedreven en bewogen door de Geest der heiligmaking. Gods volk is een afgezonderd volk, ijverig in goede werken, hoewel ze zichzelf doorgaans als een onheilige waarnemen, niet meer heiligheid hebbende als het paard van de groenteboer (Philpot), evenwel zijn ze volmaakt in de Volmaakte, al staan ze ook met hun voeten in de zonden. Dat laatste is een afschuwelijke gewaarwording voor dat volk, hoor, om niet meer dan vleselijk te zijn, verkocht onder de zonde. Maar dat zo dikwijls hels bestreden volk wordt van Godswege toegeroepen: "Houdt het daarvoor, [al spreken de omstandigheden tegen, al getuigt uw hart tegen u], houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere" (Rom. 6:11). O, dan roemen zij in vrije genade: "Christus, onze Heiligmaking! De HEERE onze GERECHTIGHEID!"

Gods volk is niet geroepen apart (sektarisch) te doen, maar wordt apart gezet, hetgeen al in de moederbelofte is beloofd. God zet vijandschap tussen het Zaad der vrouw en het zaad der slang. Daar hoef je niets aan te doen, want de duivel ruikt wel aan je hemd of je een kind van God bent (Kohlbrugge). God zet Zijn volk dikwijls in de eenzaamheid, om hen een tafel toe te richten in de woestijn, als de wegen ophouden. En als dat wonder mag plaatsvinden, als Christus Zich weer eens nieuwelings bekend maakt in de breking des Broods, o, dan krijgen ze heimwee naar Christus, heimwee naar huis, naar de stad die fundamenten heeft, Wiens Kunstenaar en Bouwmeester God is. O, hoe zoet is het nabij God te zijn, niets meer te hebben, geen bekering meer over te houden, dan Jezus alleen, Jezus geheel, Jezus Alles. Ai ziet hoe goed, hoe lieflijk is het dat de Zone Gods met Zijn Bruidskerk trouwt in gemeenschap van goederen. Hij nam het mijne en ik kreeg het Zijne. Hij nam mijn zonden en Ik kreeg Zijn gerechtigheid. Hij nam mijn ongerechtigheid van verleden, heden en toekomst en ik kreeg Zijn Borggerechtigheid in de toerekening, zowel t.a.v. de rechtvaardigmaking als t.a.v. de heiligmaking. Hij nam mijn vonnis en ik kreeg Zijn vrijspraak. Hij nam mijn dood en ik kreeg Zijn Leven. Hij nam mijn hel en ik kreeg Zijn Hemel. Ja, Hij is de hel tot een hel geworden en de dood tot een dood. "Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de Wet. Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus", 1 Kor. 15:55-57.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl