JEZUS EN THOMAS
DE VRUCHT VAN PASEN: 'MIJN HEERE EN MIJN GOD!'        
Plaats in winkelmandjeMandje
"En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God", Joh. 20:28.

Nadat Christus uit het graf was opgestaan, zoals Hij voorzegd had voor Zijn sterven, is Hij verschenen aan Maria Magdalena, Zijn discipelen, aan vele anderen en ook aan Thomas. Let wel: Na Zijn opstanding heeft Christus Zich uitsluitend aan Zijn volk geopenbaard en niet meer aan de wereld en de godsdienst. Er is dus geen geestelijk leven buiten de opstanding van Christus mogelijk, want Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking (Rom. 4:25). Al Gods volk kent Christus in Zijn lijden, maar ook in de kracht van Zijn opstanding. Het lijden en de opstanding van Christus zijn nooit van elkaar te scheiden, ook niet in de praktijk der bevinding. Gods volk leeft door de opstandingskracht van Christus, omdat Christus haar Leven is, en zal eeuwig met Hem leven, omdat Hij voor Zijn kinderen (reeds te Zijner tijd) gestorven is en zij ook met Hem gestorven zijn (2 Tim. 2:11). We kunnen dus alleen met en in Christus leven als we met Hem gestorven zijn. "Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven", Joh. 11:25.

Als Christus voor het eerst verschijnt aan Zijn discipelen, is Thomas er niet bij. Thomas zit thuis met de gordijnen dicht, want al zijn geestelijke hoop en verwachting is vergaan! Niemand kan hem ooit meer blij maken, ook de discipelen niet, want als de dood en het ongeloof heerst, dan kan Gods volk eerder een ster van de hemel plukken dan geloven. Hebt u er kennis aan, lezer? Thomas staat hier namelijk ten voorbeeld en tot troost van al Gods ware volk. Gods volk kan niet geloven op commando, ook al weten zij dat het ongeloof de grootste zonde is. De godsdienst kan altijd geloven en schromen ook niet om Gods volk te verdoemen, omdat zij zo dikwijls ongelovig zijn. Ja, je kunt Gods volk wel verdoemen, blinde godsdienst, maar dan ben je de tweede, want dat hebben ze zichzelf allang gedaan! Het is niet zo moeilijk om te geloven als je er altijd vanuit gaat dat je een 'david' of een 'jakob' bent. Nee, dat is geen kunst, maar dat is niet het ware geloof. Gods volk krijgt menigmaal Saul en Ezau in te leven en mensen, dan wordt het als opnieuw een verloren zaak. Nooit gehad? Kunt u dan altijd maar geloven? Maken uw zonden dan nooit een scheiding tussen God en uw ziel? Of leeft u zondeloos? Gods ware volk niet, want die krijgt zichzelf zodanig terug NA ontvangen genade, dat zij als opnieuw de hel krijgt in te leven, want dat vlees blijft maar doorzondigen, mensen, en dat is zondigen tegen de liefde! Gods volk komt ook niet boven Judas uit in de inleving. Hoort u? In de inleving, want zij worden voor de judasuitleving bewaard en ook wordt Gods volk bewaard voor het voornemen van Judas om Christus te verraden. Maar bij de inleving, o mensen, dan bevindt Gods volk zo menigmaal dat Judas en de duivel nog beter zijn dan zij en dan gaat de mond voor God op slot. Josua, de hogepriester, een kind van God, stond met een gesloten mond voor Christus, toen de satan hem in staat van beschuldiging stelde en op zijn vuile klederen wees. Josua kon de duivel alleen maar gelijk geven, want hij was een en al verdoemlijkheid voor God NA ontvangen genade. Ja, dat is nu een vrucht van de ware liefde, want de liefde zoekt te kennen en gevoelt de grootheid van het kwaad, namelijk dat de zonden een scheiding maken tussen God en de ziel. Maar Christus leeft altijd om voor Zijn volk te bidden... Hij is de Voorspraak bij den Vader. "En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden", 1 Joh. 1:1-2.
Dus er is genade voor genadelozen, hoop voor hopelozen; vrijspraak voor verdoemden, vrijlating voor criminelen en een getrouwe Getuige voor verloochenaars...

Dus Thomas zat in zijn huis als één brok ongeloof en hij neemt ook de discipelen niet over als zij hem vanuit de ware broederliefde komen opzoeken en vol gloed des Geestes getuigen dat zij de Heere gezien hebben. Thomas blijft echter volharden in zijn ongeloof, hoewel niet zonder geloof! Hij zegt: "Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven."
Thomas wil dus eerst voelen en dan geloven. Daar weet al Gods volk wel van: eerst voelen en dan geloven. In het begin van het geestelijke leven leeft de Kerk meer uit het gevoel dan door het geloof, hoewel ze uit het gevoel nooit het leven verkrijgen. Het gevoel is een vrucht en gevolg des geloofs en van het leven in Christus, maar nooit de oorzaak ervan. Thomas wilde eerst zien, voelen en tasten en dan geloven, maar het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet.
In de rechtvaardigmaking speelt het gevoel geen rol, tenminste, wat de grondslag betreft, want de Kerk wordt alleen door het geloof gerechtvaardigd en niet door de werken, noch door het gevoel en zelfs niet door de liefde. De liefde tot God is nooit een grond voor de rechtvaardigmaking en de zaligheid, maar een vrucht. Vele belijders 'geloven' ten hemel te reizen, omdat zij menen God en Christus zo lief te hebben, maar zullen bedrogen uitkomen. "Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad", 1 Joh. 4:19.
Nu was Thomas een kind van God, gerechtvaardigd en geheiligd door de toegerekende gerechtigheid van Christus door het geloof, maar nu Christus begraven was, was ook zijn geloof vergaan, tenminste, in de inleving des harten. Gods volk verliest het geloof niet, ook de liefde niet, maar als het ongeloof de overhand heeft, dan missen zij de kracht des geloofs en dan houden zij alles voor verdacht. Al Gods volk weet hiervan. O, dat verdoemelijke ongeloof, nee, ja ook, maar o, dat verdoemelijk 'ik'!

Het heeft acht dagen geduurd voordat Thomas zich weer met de broeders heeft verenigd. Dus Thomas had nog wel de liefde, want hij had de broeders lief en verenigde zich met hen, al liep hij in de stand des levens nog in zijn ongeluk en gemis. Weet u wat ik nu zo schoon vind, geliefde lezers? Dat de discipelen die Jezus gezien hadden, Thomas niets verwijten. Het is een heel verschil of iemand een profane dwaalleer leert, of dat een kind van God in de duisternis verkeert vanwege zijn ongeloof. In dat laatste geval moeten we naast zo'n broeder of zuster gaan zitten zonder verwijt, ziende op onszelf. Vandaag valt mijn broeder en morgen ik, of andersom. Is de waarheid van het Evangelie in het geding, dan mogen we niet zwijgen, zoals Paulus niet zweeg toen Petrus met de Joden veinsde in Antiochië. Als de waarheid van het Evangelie in het geding is, dan moet elke broeder die zich daaraan schuldig maakt, zich laten vermanen en bestraffen, met insluiting van onszelf.

Dus na de eerste verschijning van Christus aan Zijn discipelen was er ruim een week verstreken, toen Christus hen opnieuw verscheen, als de deuren gesloten waren. Ja, Christus komt altijd door gesloten deuren, ook door de gesloten deuren van Thomas' ongeloof! Hebben we er kennis aan, geliefde lezer? Christus komt door gesloten deuren, als het niet meer kan, en als de Kerk krachteloos is door ongeloof!
Ik heb eens een rechtzinnig prediker horen zeggen dat Christus niet letterlijk door gesloten deuren kwam, dus niet lichamelijk, maar dat Hij de gesloten deuren eerst geopend heeft, voordat Hij Zich aan Zijn discipelen openbaarde met Zijn verheerlijkt lichaam. Dat is nu de reinste ongeloofstaal en het is ook godslasterlijk. Christus was na Zijn opstanding niet meer de natuurwetten onderworpen, ook niet met Zijn verheerlijkt lichaam. Hoe had Hij anders op kunnen varen in de hemel, dwars door de dampkring heen, dwars door het luchtledige heen? Nee, Christus kwam door gesloten deuren en die deuren bleven op slot, ook toen Hij in hun midden stond en hen vrede verkondigde: "Vrede zij ulieden!" Ja, de Kerk ontvangt vrede met God met de deuren op slot en dat herhaalt zich in het leven der genade. Christus verschaft namelijk toegang tot het hart van de Zijnen, ook als zij door droefheid kwijnen. Zij worden steeds Zijn hulp gewaar, in zielsbenauwdheid, in gevaar. Het ongeloof van Thomas was voor Christus geen verhindering om binnen te komen en Zichzelf aan Zijn discipelen te openbaren. Thomas zal wel ingeleefd hebben dat zijn aanwezigheid het grote struikelblok was voor de anderen, maar dan nu het eeuwige wonder.
"Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig maar gelovig!"
Ja, en toen zakte Thomas door de vloer van zijn eigen ongeloof en stond nieuwelings op de Rots van zijn behoudenis: Jezus Christus. Dan is het ongeloof verleden tijd, want waar Christus is, moet het ongeloof wijken, de zonden wijken en ook de duivel wijken. Christus staat niet alleen te midden van Zijn volk als Overwinnaar over dood, duivel, hel en graf, maar ook als Eén Die dient, want de Vader Zelf heeft Zijn Kerk liefgehad met een eeuwige liefde.
Dan breekt Thomas in een geloofsjubel uit: "Mijn Heere en Mijn God!" Dat is de jubel van de levende Kerk als zij nieuwelings uit de banden en de kluisters wordt gehaald, omdat Christus de banden verbreekt, en als die meerdere Simson de touwen van Zich werpt, want Hij heeft Zijn volk vrijgemaakt van de zonden, en van de banden des doods en haar medegezet in de hemelen. Dan gaat Thomas roemen, roemen in God: "Die God is onze Zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit, dan niet met eerbied prijzen?" En hoor de Bruid eens zingen: "Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk!"

Het gaat hier dus niet over de rechtvaardigmaking, want al de discipelen waren reeds gerechtvaardigd in de vierschaar van het geweten, maar het gaat hier over de verheerlijkte Christus, die Zich aan Zijn discipelen openbaarde in de kracht van Zijn opstanding in de nieuwe bedeling. De opstanding van Christus is ook een Goddelijk zegel dat de Kerk is overgegaan van de oude naar de nieuwe bedeling, zoals die ingeluid werd bij de dood en het volbrachte werk van Christus, waardoor het voorhangsel des tempels scheurde van boven naar beneden. Het geestelijke leven is niet uit de aarde aards, maar van de Heere uit den hemel en zo Hij opvoer ten hemel, zo heeft Hij ook Zijn Kerk als een buit meegevoerd. De strijdende Kerk is al in de hemel door het geloof, hoewel zij dikwijls het tegenovergestelde inleven. Maar wat doet de inleving ter zake als God ons betere dingen verkondigt, volk des Heeren? Want wij zien met Thomas maar al te dikwijls aan wat voor ogen is, maar God ziet het hart aan. En het hart van Thomas was al vernieuwd, alvorens hij vernieuwde genade ontving. Thomas krijgt hier geen bestraffing, maar vrije genade te ontvangen! De Heere komt het ongeloof van Thomas te hulp! Wat een lieve Heere Jezus hebben we toch, volk van God! God kastijdt Zijn kinderen wel, gelukkig, want anders waren wij bastaarden en geen zonen, maar God kastijdt het meest nog met de liefde. O, dan gaan we met Petrus naar buiten om bitterlijk te wenen over zoveel kwaad tegen zoveel Goed. En dan benadrukt Christus het nochtans des geloofs. Thomas, en ook de andere discipelen, krijgen niet alleen vernieuwde genade, maar worden ook onderwezen in de leer van Christus. "Omdat gij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben."
En weet u wat het geloof doet in al Gods kinderen? God loven! "Mijn Heere en mijn God!" Het geloof gaat God loven en Hem verhogen, want het geloof is door de liefde werkende door de Heilige Geest. Dan wordt het nieuwelings Pasen!

Geloofd zij God, Die Zijn genade
Aan mij heeft groot gemaakt;
Die voor mijn welstand waakt:
Zijn oog slaat mij in liefde gade;
Hij wil mij heil bereiden;
Mij in een vesting leiden.


GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl