KORT BEGRIP ONT)KERSTEN(D

KERSTENS 'KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP' VORMEN EEN ELLENLANGE DWALING        
Plaats in winkelmandjeMandje
Deze webpage is een vervolg op: "KERST(EN OF VER)BOOM?" zie: 'PERSBERICHTEN'.

Het boekje dat we hier in het kort wensen te bespreken is getiteld: "KORTE LESSEN OVER KORT BEGRIP" en is geschreven door ds. G.H. Kersten. Hoewel ds. Kersten ware dingen schrijft, doet zijn onbijbelse visie over de rechtvaardigmaking en de heiligmaking zodanig afbreuk aan de waarheid van Gods Woord, dat zijn boekje als verwerpelijk moet worden beschouwd. Immers, met het leerstuk van de rechtvaardigmaking staat of valt de kerk. En de kerk is in brokstukken uiteengevallen, omdat men de Waarheid niet in liefde wil aannemen tot op de huidige dag. Het gevolg daarvan is een kracht der dwaling, wat ook in het boekje van Kersten duidelijk openbaar komt.

Aangezien ds. Heemskerk zich middels een ingezonden stuk in het RD heel positief uitlaat over de verklaring van ds. Kerstens boekje over het 'Kort Begrip' (zie: KERST(EN OF VER)BOOM?), en 'de lessen' van Kersten 'heel evenwichtig' noemt, bewijst dat de HHK-synodevoorzitter ook met een kracht der dwaling bezet is. Nadat we het stuk van Heemskerk en de Kerstens verklaring over 'Kort Begrip' gelezen hadden, rezen de volgende vragen bij ons op: 'Zijn dit onze 'leraars Israëls' en weten zij deze dingen niet?' (Joh. 3:10). 'Welke predikanten zijn er eigenlijk nog theologisch betrouwbaar in onze dagen?'

'Korte lessen over Kort Begrip'
Pag. 30. Het gaat al snel fout in Kerstens boekje, want op pag. 30 beweert hij dat sommige neo-kohlbruggianen leren dat de mens in het beeld Gods geschapen is, maar dat heeft dr. Kohlbrugge zelf ook geleerd op grond van de Schrift.
Kersten: "Dit beeld was maar niet iets bijkomstigs. De mens is dan ook niet in dat beeld geschapen, geklijk sommige neo-kohlbruggianen leren, maar naar het beeld Gods." (pag. 30).
Kersten dwaalt zeer, want als de mens alleen maar naar het beeld Gods geschapen is, is de mens geen beelddrager Gods, maar een blauwdruk, een copy, een namaaksel. Nee, de mens is in het beeld Gods geschapen en is juist daarom een beelddrager Gods. De King James Vertaling sluit het nauwste aan bij de Hebreeuwse grondtekst, want in de KJV staat in Genesis 1:26: "And God said, let us make man IN our image, after our likeness..." En in vers 27 staat: "So God created man IN His own image, IN the image of God created He him; male and female created He them."
In de Staten Vertaling is Genesis 1:26 vrijer vertaald: "En God zeide: Laat ons mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis..." En in vers 27 staat: "En God schiep den mens naar Zijn beeld, naar het beeld Gods schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen."
De Kanttekenaren verwijzen bij het woordje 'naar' -in vers 26- echter terecht naar de Hebreeuwse grondtaal, waar oorspronkelijk staat geschreven: 'in ons beeld'.
Kohlbrugge heeft de Schrift dus aan zijn kant als hij leert dat de mens IN het beeld Gods geschapen is. Kersten zit er dus vierkant naast en leert een niet geringe dwaling. De mens is niet louter naar het beeld Gods geschapen, maar IN het beeld Gods, namelijk in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. De mens voor de val was niet een namaaksel van het beeld Gods dat van het echte niet te onderscheiden was, maar is in het beeld Gods geschapen om in de gemeenschap Gods te leven tot Zijn eer en heerlijkheid. God schiep de mens in Zijn beeld en zag Zijn eigen beeld in de mens. Geschapen 'in het beeld Gods' gaat dus het geschapen zijn 'naar het beeld Gods' verre te boven. Dat beeld Gods hebben we echter verloren door de zondeval, maar God eist dat beeld van een ieder van ons terug, op straffe des drievoudigen doods. God zorgt echter voor Zijn eigen eer. "Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen", Rom. 8:29.

Pag. 56. Afdeling 4 van het 'Kort Begrip' handelt over het wezen des geloofs. Als antwoord op de vraag: "Wat is een oprecht geloof", schrijft de opsteller van het 'Kort Begrip', Herman Faukelius, het volgende: "Het is een zekere kennis van God en Zijn beloften, ons in het Evangelie geopenbaard, en een hartelijk vertrouwen, dat mij al mijn zonden om Christus' wil vergeven zijn."
Deze Schriftuurlijke beschrijving van Faukelius over het wezen des geloofs, wordt door ds. Kersten echter weer afgezwakt en gerelativeerd. Kersten maakt namelijk een comriaanse (onder)scheiding tussen het wezen des geloofs en de oefening des geloofs en beweert dat niet al Gods kinderen van de beloften Gods en de vergeving der zonden verzekerd zijn. Dat leert Rome ook, met dien verstande dat Rome de zekerheid des geloofs zelfs vervloekt heeft op het concilie te Trente. In navolging van Brakel heeft Kersten de zekerheid des geloofs tot het welwezen des geloofs gedegradeerd, terwijl Gods Woord de zekerheid des geloofs tot het wezen des geloofs rekent. (Luk. 1:1-2; Mark. 9:42; Joh. 10:14; Rom. 4:16-25; Rom. 8:38; Hebr. 11; 2. Tim. 1:12; 2 Pet. 1:16; 1 Joh. 3:14; 1 Joh. 5:19-20), enz. enz. Brakel heeft echter pastoraal willen zijn, echter ten koste van de zekerheid des geloofs, dus ten koste van de leer der Schrift. Er is wel trap en mate in de zekerheid des geloofs, maar er is geen waar gelovige zonder enige zekerheid van zijn zaligheid. Ds. Th. van der Groe schrijft dan ook terecht in een van zijn werken: "Een waar gelovige zonder enige verzekerdheid van zijn zaligheid, is bij mij niet anders dan een gedrochtelijk hersenschim, ofwel een gelovige zonder geloof."

Pag. 108 t/m 115. In navolging van dr. Comrie leerde ds. Kersten een vijftal rechtvaardigmakingen, namelijk:
A. Voor het geloof, te weten:
1. Van eeuwigheid.
2. In de opstanding van Christus.
B. Door het geloof, namelijk:
3. In de staatsverwisseling der levendmaking.
4. In de vierschaar der consciëntie
C. (5) Op de wolken des hemels.

Ten aanzien van de rechtvaardigmaking leert de comriaan, ds Kersten, grove dwalingen, want
1. Een rechtvaardigmaking van eeuwigheid bestaat niet en wordt nergens in Gods Woord geleerd.
2. De opstanding van Christus is niet onze rechtvaardigmaking, maar Hij is opgestaan om (ten behoeve van) onze rechtvaardigmaking (Rom. 4:25).
3/4. Met de staatsverwisseling der levendmaking wordt Gods volk gerechtvaardigd door het geloof in de vierschaar der consciëntie. Punt 3 en 4 van Kersten vallen samen en geschieden op hetzelfde moment, zowel aan Gods zijde als in het hart van de zondaar.
5. Op de wolken des hemels wordt Gods volk niet opnieuw gerechtvaardigd, maar voor ieders oog en oor rechtvaardig verklaard, omdat ze gerechtvaardigd zijn!

Op pag. 108 laat Kersten op een linke manier Voetius buikspreken om een zogenaamde rechtvaardiging van eeuwigheid te rechtvaardigen, maar Kersten bewijst dat niet uit Gods Woord. Zijn beroep op Romeinen 4:25 snijdt geen hout, want in Rom. 4:25 staat niet dat Christus' opstanding onze rechtvaardigmaking is, maar dat Hij opgestaan is óm onze rechtvaardigmaking. Dat betekent eenvoudig dat als Christus niet was opgestaan, wij nooit door het geloof gerechtvaardigd konden worden. Ook het beroep van Kersten op 1 Tim. 3:16, waar staat dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest, heeft niets te maken met een rechtvaardigmaking die voor het geloof zou hebben plaatsgevonden. Dat Christus gerechtvaardigd is in de Geest wil zeggen dat Hij rechtvaardig was krachtens Zijn Goddelijke natuur. (Zie ook Kantt. bij 1 Tim. 3:16). Als God heeft de rechtvaardigmaking op Christus geen enkele toepassing en als Mens had Hij geen rechtvaardigmaking nodig, want ook als Mens was Hij zonder zonde. Borgtochtelijk is Hij tot zonde gemaakt, maar dat wil niet zeggen dat Hij gerechtvaardigd moest worden om de vergeving der zonden te verwerven, want die heeft Hij verworven door Zijn Eigen gerechtigheid.
Vervolgens beroept Kersten zich op 2 Tim. 1:9, waar staat: "Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen." Met de woorden 'voor de tijden der eeuwen' wil Kersten opnieuw een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, ofwel een rechtvaardigmaking vóór het geloof bewijzen, maar zijn bewijs is zo lek als een zeef. De Kanttekenaren zeggen namelijk bij deze tekst in voetnoot 33 het volgende: "Dat is, die God in Zijn raad voorgenomen en besloten heeft ons te geven. Zie dergelijke Joh. 17:24; want deze genade is ons metterdaad niet van eeuwigheid, maar in der tijd gegeven, wanneer wij geroepen worden; maar wordt zo gezegd, omdat deze werkelijke schenking geschiedt, naar dat eeuwig voornemen Gods, hetwelk zo vast is alsof het reeds volbracht ware."
Er is dus geen sprake van een rechtvaardigmaking van eeuwigheid, alleen van een voornemen Gods. Gods besluit van eeuwigheid bestaat niet uit een heimelijke rechtvaardigmaking, maar uit een voornemen om Zijn uitverkoren volk te rechtvaardigen in de tijd, krachtens Zijn eeuwige uitverkiezing, op grond van Christus' verdienste.
Dat Kerstens redenering over de rechtvaardigmaking zo krom is als het maar kan, komt ook duidelijk tot uitdrukking als hij schrijft dat de rechtvaardigmaking van eeuwigheid in de tijd wordt toegepast (pag. 108). Dit is een dwaze manier van spreken, want de rechtvaardigmaking is een rechtshandeling en die kan nooit toegepast worden, die kan alleen plaatsvinden. In de rechtvaardigmaking door het geloof in de vierschaar der consciëntie wordt dus niet de rechtvaardigmaking, maar Christus en Zijn gerechtigheid toegepast. Kersten vereenzelvigt de rechtvaardigmaking met Christus en Zijn gerechtigheid, maar de vrijspraak is niet hetzelfde als de Persoon Die vrijspreekt en de Grond waarop wordt vrijgesproken, dat kan een kind nog wel verstaan.

Op pagina 110 beweert Kersten dat er trappen zijn in de aanneming van Christus door het geloof. Volgens Kersten komt niet al Gods volk tot de zekerheid van hun rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie. Dit is een voluit roomse stelling, want er is niet één kind van God die niet gelooft dat zijn zonden om de verdienste van Christus' wil vergeven zijn, ondanks de helse bestrijdingen die er zeker zullen zijn. Door de bestrijdingen komen de roeping en de verkiezing juist des te vaster te liggen in het hart van Gods volk. Ten spijt van de gekerstende(!) dwalingen begint het ware genadeleven met de vergeving der zonden, want de levendmaking valt samen met de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, gelijk de Heilige Geest bij monde van Paulus duidelijk leert in Kolossensen 2:13-14: "En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende. Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende."

Op pagina 111 bewijst ds. G.H. Kersten duidelijk dat hij een valse leraar is!
Ten aanzien van de rechtvaardigmaking beweert Kersten namelijk dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar vrijspreekt; dat niet Christus maar alleen de Vader de zondaar rechtvaardigt en een recht schenkt ten eeuwige leven.
Dit is een valse leer en een grove aantasting van de Godheid van Christus. Niet alleen de Vader, maar ook Christus heeft macht de zonden te vergeven. Dat leert Gods Woord duidelijk in Mattheus 9:6: "Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis."
Hoewel elk mens van nature in de schuld staat bij de eerste Persoon van het Goddelijke Wezen, is de Godheid van Christus niet ondergeschikt aan de Godheid van de Vader. Hoe komt Kersten bij deze godslasterlijke ketterij? Gods Woord leert duidelijk dat ook Christus de zonden vergeeft. "Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is", Joh. 5:26-27. God de Vader heeft al het oordeel aan Zijn Zoon gegeven (Joh. 5:22). Niet alleen de Vader, maar ook Christus maakt doden levend en spreekt zondaren vrij van schuld en straf: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil", Joh. 5:21.
Aangezien ds. G.H. Kersten de zogenaamde 'open-schuld-leer' in de wereld geholpen heeft, is hij ook gekomen tot de ontzettende godslastering dat alleen de Vader en niet Christus de zonden vergeeft. Hetgeen Kersten hier leert, leerden de Joden ook en zeiden: "Wie is Deze, Die godslastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven, dan God alleen?" Luk. 5:21. Het feit dat Christus de zonden vergeeft, werd door de Joden ontkent en als godslastering verworpen. Kersten doet precies hetzelfde! De leer van Kersten is dus niet de leer van Christus en dat heeft voor de Afscheiding verstrekkende gevolgen teweeg gebracht: "Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon", 2 Joh. 1:9. T.a.v. de vergeving der zonden eert ds. Kersten Gods Zoon niet, maar dat heeft verschrikkelijke gevolgen, want: "Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft", Joh. 5:23. De leer van ds. G.H. Kersten omtrent de vergeving der zonden en de Goddelijke Persoon van Christus is dus een valse leer en neigt zelfs naar de islam en het judaïsme.

Op de pagina's 112-113 vermenigvuldigen de dwalingen, want in deze perikoop beweert Kersten wel dat de rechtvaardigmaking volkomen geschiedt, maar dat in dit leven de heiligmaking ten dele geschiedt. Alweer een grove dwaling en in strijd met 1 Korinthe 1:30: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing." De heiligmaking is evenals de rechtvaardigmaking volkomen in Christus, alleen wordt de heiligmaking die Gods kinderen volkomen in Christus hebben in dit leven slechts in beginsel beoefend. Dat is dus heel wat anders dan de roomse stelling die Kersten leert. Gods volk ontvangt geen halve, maar een volkomen heiligmaking, namelijk in Christus. En zonder de heiligmaking van Christus zal niemand de Heere zien.
Ook maakt Kersten een rekenkundige scheiding tussen de rechtvaardigmaking en de heiligmaking en leert dat de rechtvaardigmaking de mens inwendig niet verandert, maar dat de inwendige verandering geschiedt in de heiligmaking. Hiermee creëert Kersten een tweevoudige genade wat resulteert in twee halve (valse) christussen. In de rechtvaardigmaking wordt niet alleen de schuld weggenomen, maar tevens wordt de zondaar in Christus geplant en is daarmee een nieuw schepsel (2 Kor. 5:17). Kersten doet net alsof de zondaar door praktische heiligmaking pas tot vernieuwing komt, maar dat is rooms. Gods volk is vernieuwd door de toegerekende borggerechtigheid en borgheiligheid van Christus. Daar doet praktische heiligmaking niet in mee. In navolging van Da Costa is er volgens Kersten alleen sprake van de borggerechtigheid van Christus, maar van de borgheiligheid van Christus wil hij niet weten en maakt om die reden van de wet een 'aan-de-slag' regel. Gods volk wordt niet geheiligd door praktische heiligmaking. De heiligmaking in Christus staat namelijk in zijn volkomenheid reeds op rekening van Gods gerechtvaardigde volk (1 Kor. 1:30). Gods volk komt niet in de hemel door gedrag en vlijt, maar alleen door het volmaakte en volbrachte gedrag van Christus in de toepassing. Ook Zijn wandel is borgtochtelijk voor de Kerk en Zijn wandel is ook vruchtbaarmakend door de Heilige Geest in het leven der genade.
Ds. Kersten en zijn volgelingen zijn geheel afgeweken van de leer van de Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze en verzand in de leer van de rechtvaardiging van de vrome en in de religie van het halfverloste christendom. "Wel levendgemaakt, maar nog niet gerechtvaardigd. Wel geloof, maar nog een open schuld. Wel wedergeboren, maar nog geen vergeving van zonden." DIT IS EEN GODDELOZE LEER! Deze leer kan nog niet eens in de schaduw staan van het nabijkomende werk des Geestes, waarmee de dwaze maagden waren bezet en toch voor eeuwig verloren gingen. Hoe zullen degenen de helse verdoemenis dan ontvlieden die zich zalig wanen met de zielsbedriegelijke halfbakkenleer van ds. Kersten? De rechtvaardigmaking en de heiligmaking zijn niet twee afzonderlijke en op elkaar volgende genadegaven. Gods uitverkorenen nemen geen twee op elkaar volgende genadestukken in ontvangst, maar de Persoon van Christus. In Hem zijn Gods kinderen volkomen rechtvaardig en volmaakt heilig tegelijk (1 Kor. 1:30), namelijk op het moment dat ze gerechtvaardigd worden. Kersten leert dat in de rechtvaardigmaking de zondaar niet gewassen wordt van de zwartheid zijner zonde (pag. 113), maar dat alleen zijn schuld wordt weggenomen. Gods Woord leert echter dat in de rechtvaardigmaking de afwassing der zonden geschiedt door het bloed van Christus (Kol. 1:14; 1 Joh. 1:17 enz.) en dat God de gerechtvaardigde zondaar in Christus aanziet als een volmaakt blanke Bruid zonder enig gebrek (Hoogl. 4:7). Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn twee kanten van een zaak en nooit te scheiden, nog voor geen tiende seconde. Christus is niet te delen in opeenvolgende heilsfeiten en roomse bevindingen. In Christus is Gods kind een totaal nieuw schepsel, gerechtvaardigd en geheiligd tegelijk (2 Kor. 5:17). Er is wel een dogmatisch onderscheid tussen rechtvaardigmaking en de heiligmaking en het is wel noodzakelijk te leren dat de heiligmaking nooit aan de rechtvaardigmaking vooraf gaat, maar Kersten maakt een rooms onderscheid tussen die beiden en noemt de eerste volmaakt en de tweede ten dele. Absurde dwaling, want de Christus Gods is niet ten dele, maar volkomen en volmaakt en zo de Herder zo Zijn volk! Er bestaat geen halve heiligmaking, noch een heiligmaking die ten dele is, zoals Rome (en ook Kersten) leert. Paulus getuigt namelijk van het tegendeel in 1 Korinthe 6:11: "En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods."

Pag. 144 t/m 151. In deze eindperikoop behandelt Kersten het stuk der dankbaarheid. Opnieuw leert hij een aantal dwalingen en dat kan ook niet anders want wie in het stuk van de rechtvaardigmaking dwaalt, dwaalt in alles. Als Kersten leert dat de Wet de regel des levens is voor de gelovigen, houdt dat onvermijdelijk in dat er twee voorwerpen des geloofs moeten bestaan. In dat geval heeft Christus het voor het toekijken. Bespottelijk! Velen erkennen Christus wel als Middelaar, als Verlosser, maar in het stuk der dankbaarheid zet men Christus werkeloos aan de dijk, want dan is ineens de Wet het voorwerp des geloofs. HET IS EEN LEER UIT DE HEL! Niet de Wet, maar Christus is het Voorwerp des waren geloofs, ook in het stuk der dankbaarheid. Christus is niet alleen onze Verlosser en Pleitbezorger bij de Vader, Hij is ook onze dankende Hogepriester! De Heilige Geest neemt het uit Christus om Gods volk te leiden en te onderwijzen, ook in het stuk der dankbaarheid. Kersten hanteert en leert de Wet voor Gods volk als een 'aan-de-slag regel', maar dat is Rome ten voeten uit. Paulus vermaant Gods volk dat zij zich niet bij de Wet, maar bij de genade Gods moeten blijven (Hand. 13:43). Gods volk is niet tegen de Wet, integendeel, maar ze leven er niet uit, want de Wet is niet uit het geloof. Christus is haar Leven en in Hem leven en bewegen zij (Hand. 17:28).

Goede werken vloeien niet voort uit de wortel des geloofs, zoals Kersten leert (pag. 149), maar uit de Wortel Davids, dus uit Christus door Zijn Geest (Hosea 14:9). Bovendien, goede werken zijn voor ieder kind van God voorbestemd (Ef. 2:10). Gods volk wandelt in het pad van Gods geboden in de voetstappen van Christus door het geloof. Op dit pad was de rijke jongeling zeer ver gevorderd, maar op dit pad bevindt Gods ware volk zichzelf met Paulus geheel vleselijk en verkocht onder de zonden, want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods niet en het kan ook niet. Hoewel de Wet heilig en goed is en door het geloof bevestigd wordt, is de Wet als Wet niet uit het geloof (Gal. 3:12). Gods ware volk is aan de Wet gestorven (Gal. 2:17). Alle roem is daarom uitgesloten. Wie roemt roeme in de Heere! In tegenstelling met Romeinen 7 leert Kersten in deze perikoop dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs. Alweer compleet rooms. Gods Woord leert dat de goede werken Gods kinderen zullen volgen, want zelf zien ze die niet en ook herinneren ze zich die niet (Lees Matth. 25). Hoe kunnen ze dan tot verzekering des geloofs dienen? Volgens Kersten is dat wel zo en hij beroept zich op 2 Pet. 1:10, maar 2 Pet. 1:10 slaat niet op goede werken, maar op de inwendige roeping Gods in Christus, want uit de roeping wordt Gods volk van haar verkiezing verzekerd. Als het over de vruchten des geloofs gaat, zegt Christus dat de boom aan haar vruchten gekend wordt, maar Christus leert nergens dat goede werken dienen tot verzekering des geloofs, want dat is nog altijd en alleen het werk van de Heilige Geest. Gods volk weet bij tijden geen raad met al die onrijpe druiven en rotte peren. De beste werken zijn immers met zonden bevlekt en geven dus geen enkele verzekering des geloofs. "Uit de vruchten verzekerd worden", slaat niet op goede werken, maar op de (vernieuwde) genade in Christus. De verzekering des geloofs ligt niet verankerd in de gelovige, maar in God, in Christus, in Zijn Woord, in de toepassing van de beloften Gods die in Christus ja en amen zijn. Gods volk is niet volmaakt door goede werken, maar is volmaakt heilig in Christus en wordt door lijden geheiligd en niet door doen, noch door goede werken. Kersten is veel roomser dan hij Rome verwijt. Zowel ten aanzien van de rechtvaardigmaking als ten aanzien van de heiligmaking zitten Kersten en zijn moerkerkiaanse en heemskerkiaanse supporters op de stoel van Mozes en ze weten niet wat ze leren, noch wat ze bevestigen. Rechtvaardigmaking en heiligmaking is bij Kersten een verroomste, dogmatische en pytagorische rekensom, namelijk: rechtvaardigmaking x 1/2 heiligmaking = zaligheid. Op deze manier wordt de heler erger dan de steler. Het is de dwaalleer van het halfverloste christendom. Gods Woord leert het tegenovergestelde, o.a. in Kol. 2:9-10: "Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; en gij zijt in Hem volmaakt." En Paulus getuigt wederom, niet van een halve, maar van een volkomen Zaligmaker in Hebreeën 7:24-25: "Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Amen, lieve Heere Jezus!
Daarvan getuigen Gods geheiligden voor Zijn troon, maar ook reeds hier beneden, zeggende: "Die Gód is onze Zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen?"

GPPB.

PS.1. Dr. H.F. Kohlbrugge, die de bediening van Wet en Evangelie als geen ander wist te onderscheiden, schrijft over de heiligmaking het volgende:
"De mens die deze dingen doet, zal in dezelve leven", is een eeuwige waarheid. Het komt er op aan, of men dat doet. Als men de wet wil betrachten naar vlees, dan doet men die dingen niet. Als men door het geloof wandelt, dan doet men dezelve wat men gelooft en al het doen gaat in het geloof op, wordt daarin vervuld. Dat gaat vanzelf, al weet men het ook niet, men is er in bezig en leeft er in. Er is daar weinig, ja geen bewustheid van doen. Alle bewustheid bepaalt zich tot de genade Christi, tot de barmhartigheid Gods. Paulus, om aan te dringen tot het geloof, argumenteert daaruit, dat het doen er wezen moet, maar dat het doen er niet is als men niet gelooft. Om nu niet zich weder twee dingen te denken, schreef ik hierbij: 'geloof, dan doet gij die dingen, denk aan geloven en niet aan doen. Als gij aan doen denkt dan is het wet, dan is het niet uit gelove, dan is er ook geen doen - geloof is leven, is doen, maar heeft niet het doen tot voorwerp van aandacht, maar Christus. Denk niet 'als ik geloof dan doe ik wat', maar 'als ik geloof dan geloof ik.' Uit: 'Brieven van dr. H.F. Kohlbrugge' pag. 284 - Veenendaal.

PS.2. Een uitgebreide weerlegging van de leer der 'kerstenianen' is beschreven in het boek: "Het water des Levens".


http://www.derokendevlaswiek.nl