OPWAS IN CHRISTUS
DE OPWAS IN CHRISTUS        
Plaats in winkelmandjeMandje
"Zo legt dan af alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid, en alle achterklappingen; en, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen; indien gij anders gesmaakt hebt, dat de Heere goedertieren is", 1 Pet. 2:1-3.

In deze tekstwoorden richt Petrus zich tot de pas wedergeboren kinderen in Christus. Het betreffen de vreemdelingen in de verstrooiing, namelijk in Pontus, Galatië, Kappadocië, Azië en Bithynië. Het zijn de Joden uit de Diaspora, die onder de vreemde volkeren woonden sinds de wegvoering naar Babel en op de Pinksterdag naar Jeruzalem gekomen waren en op de prediking van Petrus tot bekering gekomen zijn. Petrus richt zich hier tot de zuigelingen in Christus en onderwijst hen in de leer der zaligheid door het gepredikte Woord. Petrus begint hen te vermanen om het vlees, het lichaam der zonde, af te leggen, want het vlees wordt nooit bekeerd, het onderwerpt zich der Wet Gods niet en het kan ook niet. Daarom, legt dan af al wat vlees is. "Wandelt door den Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet", Gal. 5:16.
Waarom dit apostolisch vermaan?
Pas wederomgeboren zielen hebben de neiging om vlees en Geest met elkaar te vermengen, maar wat uit het vlees geboren is dat is vlees en wat uit de Geest geboren is dat is Geest. Met andere woorden: vlees blijft vlees en Geest blijft Geest. Vlees wordt nooit geen Geest en Geest wordt nooit geen vlees. De Wet is zuiver onderscheiden van het Evangelie. De Wet ontdekt en het Evangelie bedekt. De Wet verdoemt en het Evangelie spreekt vrij. De Wet doodt en werkt toorn (Rom. 4:15) en het Evangelie maakt levend en werkt vrede door de Heilige Geest.
De werken van het vlees staan haaks op de vruchten van de Geest. Het vlees kan alleen maar werken der zonden en des doods voortbrengen, terwijl de vruchten des Geestes alleen maar gevonden worden aan de Levensboom Christus en om die reden zullen de takken vruchten dragen. Hoort u? Dragen! Ze maken geen vruchten, maar ze kunnen alleen vruchten dragen. Wat doet een tak aan de vruchten? Immers niets. Een levende tak leeft omdat hij door de Levensboom gevoed wordt en de sappen betrekt die voorkomen uit de Wortel Davids, de blinkende Morgenster.
De Pinksterlingen die als ranken ingeënt waren in de ware Wijnstok, Christus, worden hier vermaand om de werken des vleses af te leggen, te begraven. Gods volk dat aan de Wet gestorven is, heeft dus het privilege om het vlees met al zijn begeerlijkheden te kruisigen. "Die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden", Gal. 5:24.
Als het dan gebeurd is, als de levende Kerk dan met Christus gestorven is, waarom worden zij dan nog vermaand? Ten eerste, omdat Gods volk tot haar dood toe vleselijk blijft, verkocht onder de zonde. Ten tweede, omdat zuigelingen in Christus geneigd zijn -zoals reeds is gezegd- om vlees en Geest met elkander te vermengen. Dat wist Petrus uit eigen ervaring. Petrus wist wat het was om vlees en Geest met elkaar te vermengen. Hij achtte zichzelf in staat om met Christus de dood in te gaan, maar zijn vleselijk voornemen resulteerde in de verloochening van zijn Meester. "Leg af dat verraderlijke vlees", zo vermaant Petrus de jonge Kerk, "want het vlees is en blijft enkel vijandschap tegen God."
"Ja, maar Petrus, wij willen juist heilig leven nu we in Christus geloven..."
"Ja, dat geloof ik wel, -hoor ik Petrus zeggen- maar dan moet je de bewegingen van je vlees afleggen en begraven in de dood van Christus!"
Petrus wil de zuigelingen in Christus bakeren in Christus en niet in de Wet. De wedergeboorte is een onwederstandelijk werk van de Heilige Geest, maar hoe wordt de levende Kerk gebakerd? Dat is belangrijk, want velen zijn betoverd. In de gemeente van Galatië was de jonge Kerk in de Geest begonnen, maar ze waren voleindigd in het vlees. De jonge Kerk moet dus gebakerd worden. Dat is noodzakelijk, want anders gaan ze vlees en Geest vermengen. Gebakerd, ja, maar HOE moet de Kerk van Christus gebakerd worden? Velen van Gods volk worden gebakerd onder de Wet: dit doen en dat laten. Velen worden verstrikt door een gedragstheologie en dat gaat van beter naar best. Nee, de apostelen hebben de jonge Kerk gebakerd middels de prediking van Wet en Evangelie. De dood voor het vlees en het leven in Christus.
"Zo legt dan alles af wat vlees en wereld is en wandelt door de Geest, door het geloof dat door de liefde is werkende."
Petrus vangt de tekst aan met het woordje 'zo'. Dat ziet op hun wedergeboren staat. Als dat dan zo is, legt dan af alle kwaad. Hetzelfde zegt Paulus in andere woorden in 2 Corinthe 5:17: "Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden."
"Zo dan", dat is: "Als iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel en indien niet, dan is hij nog in zijn oude natuur, onder de Wet en onder de toorn Gods."
De apostelen hebben geen schijnkinderen gebakerd en in hun waan gestijfd, nee, want God is niet een God der doden, maar der levenden. Wat betekent dit? Wel, de evangelische vermaningen hebben op het vlees geen vat. Je kunt een onbekeerd mens duizend keer vermanen om de zonden af te leggen, maar hij blijft ze vasthouden, omdat hij een onvernieuwde vijand van God is in het kwadraat. Het evangelisch vermaan heeft alleen effect op de levende Kerk, echter niet door kracht, noch door geweld, maar door 's Heeren Geest. De waarachtige bekering bestaat uit twee delen: De afsterving van het lichaam der zonde en de opstanding van de nieuwe mens. Daarvoor moet je der Wet gestorven zijn, anders kun je nooit het vlees afsterven, laat staan Gode leven (Gal. 2:19). Petrus doelt met de woorden: "Zo, legt dan af...", dus niet op 'het gestorven zijn aan de Wet', maar op de afsterving van het vlees, want de Pinsterlingen waren reeds aan de Wet gestorven en Gode levendgemaakt in Christus middels de prediking van Petrus op de Pinsterdag. De afsterving van het vlees is een doorgaande zaak in het leven der genade en is een dagelijkse doding. De oude mens is reeds gekruisigd, zodat Gods kinderen dagelijks sterven aan de stuiptrekkingen van hun vleselijke bestaan. Met welk doel? Om van genade te leren leven! Was Gods volk geen vlees, maar enkel Geest, dan hadden zij ook geen geloofsoefeningen, geen aanvechtingen, geen uitkomsten, geen beproevingen, maar dat geldt alleen de triomferende Kerk. De Kerk hier op aarde is de strijdende Kerk, onderhevig aan verzoekingen, belaagd door de wereld, de duivel en het eigen verdorven vlees. De werken des vleses moeten afgelegd worden, niet door het vlees, maar door de opstanding van de nieuwe mens. Het is de Geest die de werkingen van het vlees ten onder brengt, niet de mens, ja, de nieuwe Mens en dat is Christus Die in ons leeft door de inwoning van de Heilige Geest.
Omdat de jonge Kerk zeer vatbaar is voor allerlei dwalingen, is het heel belangrijk dat zij goed gebakerd wordt door een zuivere prediking van Wet en Evangelie. Petrus schuift alle werkingen van het (vrome) vlees als ondeugdelijk terzijde, want het vlees is niet nut. Christus zegt in Johannes 6:63: "De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven."
Niet de Wet der zeden, maar de woorden (beloften) van Christus worden in het hart van Gods volk geschreven, namelijk de Wet des geloofs. De Wet der zeden heeft een gat in het hart van Christus geslagen door het wraakzwaard Gods. En onze zonden hebben de bloeddoorlopen wonden veroorzaakt in Zijn handen en zijde. O, volk des Heeren, laten we dan afleggen alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid, en alle achterklappingen. "Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken, en aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft", Kol. 3:9-10.
De broeders in Christus hebben elkaar ongeveinsd lief te hebben uit een rein hart. "Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo", Kol. 3:13.
We leven echter in een tijd dat de liefde van velen is verkoud. Er wordt wat (kerk)politiek bedreven, zelfs met Gods Naam op de lippen, omwille van eigen naam en eer. "Legt het af", zegt Petrus, "want de Rechter staat voor de deur", zegt Jakobus.

En dan gaat Petrus de jonge Kerk onderwijzen en wijzen op de noodzakelijke opwas in de kennis van Christus: "En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen; indien gij anders gesmaakt hebt, dat de Heere goedertieren is."
Het middel daartoe is de onvervalste melk, dat is het Evangelie van Christus. Ten aanzien van de opwas in de kennis van Christus is er sprake van melk en vaste spijze. Melk voor de zuigelingen in Christus en vaste spijze voor de jongelingen en vaders in de genade. Melk is licht verteerbaar. De jonge Kerk heeft eerst licht verteerbaar voedsel nodig om te kunnen opwassen in de genade en kennis van Christus. Een pasgeboren baby geef je toch ook geen roggebrood? De jonge Kerk moet gevoed worden met het onvervalste Evangelie van Christus. Zuigelingen in de genade moet je niet vermoeien met verborgen en moeilijke leerstukken van Gods Woord, die voor dezulken te zwaar zijn om te verstaan, maar hen opvoeden in het Evangelie van Christus. Ten aanzien van de opwas in Christus en de geestelijke opvoeding daarvan zegt Paulus in 1 Corinthe 4:15: "Want al hadt gij tien duizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld." Dus hoe wordt de Kerk geteeld, opgevoed, gebakerd? Dat is heel belangrijk. De apostelen hielden geen politieke preken om de mensen te behagen, nee, zij waren geroepen dienstknechten van Christus. Predikers die altijd maar bezig zijn om mensen te behagen, zijn geen dienstknechten van Christus. "Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus", Gal. 1:10.
De jonge Kerk heeft dus getrouwe herders nodig die de lammeren van Christus kunnen weiden in het onvervalste Evangelie van Christus. Velen worden bedorven door een mengsel van Wet en Evangelie, maar om de lammeren van Christus te weiden, moet je een geroepen dienstknecht van Christus zijn, die aan de Wet gestorven is, want anders wordt de Kerk in dienstbaarheid gebakerd, zoals de Galaten van weleeer. We zien dat drama ook in onze dagen in de kerken voltrekken. Ja, en als dat gebeurt, houdt men verdacht wat het wel is en wat het niet is krijgt de handen opgelegd. Vooral de kleinen in Christus staan in onze dagen aan de meest intens gemene vervolging bloot. De herders voeden zichzelf en de lammeren laten ze aan hun lot over. Ik kreeg gisteren nog een email van een broeder. Hij schreef t.a.v. de SGP-vrouwenkwestie: "Broeder we komen alleen te staan, als we voor God en Zijn dienst opkomen. 'Maar hebt goede moed'. Dat mag een troost zijn voor één die zich 'doodgewerkt' heeft in de godsdienst."
Ja, zulke broeders kan ik op 1 hand tellen. Bijna alle herders heulen met de godsdienst en weiden zichzelf en de lammeren van Christus krijgen stenen voor Brood. Gelukkig hebben we een Goede Herder, want als de lammeren Christi het van de tegenwoordige herders zouden moeten hebben, dan zijn ze morgen dood!
Petrus was een getrouwe herder. Hij was daartoe van Christus Zelf geroepen: "Weid Mijn lammeren." Dat mag Petrus hier doen door de bediening van de Heilige Geest. "En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen."
De redelijke godsdienst bestaat hierin dat wij onze lichamen (leven) stellen tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande. Dat is de vrucht van de opwas in de kennis van Christus. De redelijke onvervalste melk is daartoe het middel, namelijk de zuivere verkondiging van het Woord. Dat leert Petrus in 1 Petrus 1:23: "Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God." Christus moet verkondigd worden uit de Schriften, "want deze zijn het -zegt Hij- die van Mij getuigen."
Petrus werpt zijn hoorders op het Woord, want Christus maakt Zich bekend door Woord en Geest. Wij zijn gebonden aan de door God gegeven middelen. En zowel de kleinen als de groten zijn aan het Woord gebonden. Er staan veel verborgenheden in het Woord, want de verborgenheid der godzaligheid is groot. Aan de kleinen in de genade moet het Woord op een eenvoudige wijze gepredikt worden. Niet in oudheid der letter, maar in nieuwigheid des Geestes. De kleinen in de genade kunnen het dikwijls niet zo goed onder woorden brengen wat ze in hun hart aan geestelijk leven ervaren, en daarom moeten zij gedegen onderwezen worden in de dingen die des Geestes Gods zijn, opdat zij gefundeerd worden in de leer van Christus. Ze worden opgewekt om zeer begerig te zijn naar de onvervalste melk des Evangelies. Opwekkende preken zijn meer dan eens nodig, juist in onze dagen. Wat zijn opwekkende preken? Dat zijn preken waarin Christus en Dien gekruisigd Zelf aan het Woord is door de Heilige Geest. Preken mogen daarom niet te beschrijvend zijn, maar veel meer separerend, afsnijdend en bevrijdend. Als een preek geen levende boodschap meer in zich heeft, dan is het geen preek. Een Schriftuurlijk bevindelijke preek is geen opsomming van waarheden, maar een levend getuigenis van God en goddelijke zaken, waarin Christus en Dien gekruisigd centraal staat. Als Christus en dien gekruisigd gepredikt wordt door de bediening des Geestes, dan worden zowel de groten als de kleinen in Christus gevoed, met als gevolg de afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. Gods kinderen worden gedurig gedompeld in de dood van Christus, opdat zij zeer begerig worden naar het onvervalste Evangelie van Christus. Opwassen in de genade betekent niet steeds groter worden, nee, Johannes de Doper roept uit: "Hij moet wassen en ik minder worden." Christus moet gestalte in ons krijgen en het eigen 'ik' moet gedurig de dood in. Als Christus voor mijn waarneming gaat verdwijnen, is dood en verderf het mijne. Wat leren we voornamelijk als we mogen opwassen in de kennis van Christus? Dat wij het onze eraan geven? Nee, dat Hij het Zijne eraan gegeven heeft, voor grote beesten en dode honden die Hem gedurig in de weg lopen. O, mensen, dan wodt zalig worden toch zo'n eeuwig wonder. Opwassen is dus een wegje naar de diepte, want in de diepte groeien de mirten en daar is ook de Man op het rode paard. Christus leidt Zijn volk van de berg af de diepten in, want daar groeien de mirten het weligst. De plant des geloofs groeit het weligst aan de rand van de hel. Ja, dat zei ds. W.C. Lamain. Die man wist er iets van. Gods volk moet door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk der hemelen. Het huidige christendom maakt de reis zonder het kruis. Weet u wat er in onze dagen aan schort? Dat de ergernis van het kruis is weggenomen! In de prediking, in de onderlingen verbanden, ja, over de gehele linie op politiek, kerkelijk en geestelijk gebied. Een evangelie zonder de ergernis van het kruis voor het vlees, is een evangelie naar de mens en schrikkelijk zielsbedrog.
We gaan verder. Petrus zegt dat de kleinen in Christus gesmaakt hebben dat de Heere goedertieren is. Petrus hield er dus geen Ger. Gem. dwaalleer opna, waarin de pas wedergeborenen ontbloot zijn van de kennis van Christus. Nee, de kleinen in Christus weten uit ondervinding dat de Heere goedertieren is en Zijn gerechtigheid onendig. Sion wordt door recht verlost en de wederkerenden door gerechtigheid. De kleinen in de genade kennen Christus door het geloof en wassen op in die kennis. Niet altijd door geestelijke melk, maar ook door vaste spijzen. Door vaste spijze wordt de Kerk geoefend in gerechtigheid, in de paden des rechts. Al Gods kinderen zijn wel door recht verlost, maar om erin geoefend te worden, hebben zij vaste spijze van node. "Want een iegelijk, die der melk deelachtig is, die is onervaren in het woord der gerechtigheid; want hij is een kind. Maar der volmaakten is de vaste spijze, die door de gewoonheid de zinnen geoefend hebben, tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads", Hebr. 5:13-14. Babies en peuters die tot hun 7e jaar de fles krijgen, worden papkinderen en zijn vatbaar voor allerlei ziekten, menselijk gesproken. De jonge Kerk moet dus een keer worden gespeend van de borsten der vertroosting, om door vaste spijzen te komen tot een volkomen man in Christus en de strijd des geloofs te strijden in de gehele wapenrusting Gods. Geestelijk onderscheid krijg je pas door de oefening der zinnen, niet door valse rust. Gods volk wordt niet geoefend door een prediking van vrede, vrede en geen gevaar, nee, want door die prediking vallen zowel de dwaze als de wijze maagden in slaap. En dat is dan ook zo'n beetje de toestand van de gevestigde kerk. Er is geen plaats voor het levende Kind, nergens en dat is altijd al zo geweest. Soms denk je aansluiting te vinden, maar al gauw hoor je de naspraak van velen. Nee, er is geen plaats voor Gods ellendige volk op aarde. Ze wonen altijd op vijandelijk grondgebied, betwist, vervolgd, gehaat en gesmaad, vooral door belijdende christenen. Het naamchristendom leeft echter als de rijke man alle dagen vrolijk en prachtig. En als ze Lazarus tegenkomen dan haalt men verachtelijk de schouders op en steken hun tong uit: "Daar gaat de verdrevene. Het is Sion, zeggen zij ; niemand vraagt naar haar" (Jer. 30:17).
Weet u wat Gods kinderen onder het kruis dikwijls uitroepen? "Ze hebben mij bijkans op aarde vernield!" Maar kind des Heeren, de Heere Jezus heeft zich niet bijna, maar geheel laten vernielen voor een volk dat zichzelf in de vernieling geholpen heeft en dat door eigen schuld. O, als we dat nieuwelings mogen zien, dan gaan we met Jeremia uitroepen: "Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben. Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is groot!" Jer. 3:22-23.
Ja, daartoe zijn we herschapen, om Gods lof te vertellen. Een gezonde geestelijke bakering moet dus leiden tot de wandel des geloofs, "...opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht."
Je wordt geen kind van God om bekeerd te zijn, of om de bekeerde man of vrouw uit te hangen, nee, God zegt: bij monde van de profeet Jesaja: "Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen", Jes. 43:21.
Al Gods kinderen zijn geroepen om getuigen van Christus te zijn. Sommigen met een bijzondere roeping en de anderen krachtens het ambt aller gelovigen. Dat zijn we kwijt in onze dagen. Men roept wel op tot bekering, maar als het gebeurd, is de kerk niet thuis en de dominee op vakantie. Ja, zo gaat het in onze dagen en het is een wonder als het anders is.
De Heere Jezus slaapt of sluimert echter nooit, kind des Heeren onder het kruis. Roept Hem aan in de dag der benauwdheid en Hij zal u uithelpen. Echt waar, hoor! "Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen? Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen zal!" Luk. 18:7-8.
"Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u!" 1 Pet. 5:7.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl