OP WELKE WEG?
OP WELKE WEG REIST U NAAR DE EEUWIGHEID?        
Plaats in winkelmandjeMandje
De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus

"En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig. En er was een zeker bedelaar, met name Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren; en begeerde verzadigd te worden van de kruimkens, die van de tafel des rijken vielen; maar ook de honden kwamen en lekten zijn zweren. En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham. En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijde smarten in deze vlam. Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten. En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, van daar tot ons overkomen. En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis; want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging. Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen. En hij zeide: Neen, vader Abraham, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden zich bekeren. Doch Abraham zeide tot hem: Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen", Luk. 16:19-31.

De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus bepaalt ons bij degenen die van de wereld zijn en bij degenen die niet van deze wereld, maar van Christus zijn. Ook bepaalt deze gelijkenis ons bij de eindeloze eeuwigheid die aanstaande is. De eeuwigheid is zonder tijd, want de tijd is kort, maar de eeuwigheid is eindeloos. O, wat zal de eeuwigheid ons brengen? Gods Woord is er niet onduidelijk over. De eeuwigheid bestaat óf uit een eeuwig wee, óf uit een eeuwig wel, uit de eeuwige duisternis, waar wening zal zijn en knersing der tanden, óf uit de eeuwige heerlijkheid waar God is Alles en in allen. De eeuwigheid wordt doorgebracht door twee soorten van mensen, namelijk de verdoemden en de uitverkorenen, maar deze twee groepen van mensen zijn in de eeuwigheid voor eeuwig van elkaar gescheiden. Ook in deze wereld leven twee soorten van mensen, namelijk rijke mensen en arme Lazarussen, die wel dikwijls gescheiden optrekken, maar toch nog bij elkaar in deze wereld zijn, hoewel het Lazarusvolk door vrije soevereine genade niet van de wereld is. De Heere Jezus tekent in deze gelijkenis het onderscheid tussen deze twee mensen, tussen het leven van de rijke man en het leven van de arme Lazarus in deze wereld, en tenslotte tekent Hij het onderscheid van hun eeuwige bestemming. Het gaat in deze gelijkenis over twee mensen in het licht van de eeuwigheid. De ene mens reist naar de eeuwigheid over de brede weg des verderfs en de ander reist naar de eeuwigheid over de smalle weg des levens. Beide wegen eindigen in de eeuwigheid, maar wel in totaal verschillende plaatsen. De brede weg eindigt in de hel en de smalle weg eindigt in de hemel. Zolang het 'heden der genade' van kracht is, kunnen mensen op de brede weg nog door een rechte weg (door de enge poort) op de smalle weg gebracht worden, maar andersom is dat onmogelijk, want er is geen afval der heiligen. Ik geloof echter dat Christus in deze gelijkenis het onderscheid aan de dag legt tussen de verworpenen en de ware gelovigen in dit leven. De rijke man is immers nooit een arme Lazarus geworden en andersom evenmin, hoewel de arme Lazarus wel bevindelijke kennis had aan de rijke man, maar de rijke man wist niets van het arme Lazarus-leven. Ezau is nooit Jakob geworden, hoewel Jakob zich wel d.m.v. bedrog voor Ezau heeft uitgegeven. God maakt dus onderscheid waar het niet is, want Hij zegt: "Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat", Rom. 9:13. Toch geloof ik dat we deze gelijkenis ook in het kader van de oproep in Markus 1:15 mogen verstaan: "De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft, het Evangelie." Met de hulp des Heeren wensen wij onze lezers te bepalen bij de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus, zoals die opgetekend staat in Lukas 16:19-31, aan de hand van een tweetal gedachten:

1. De armoede van de rijke man
2. De rijkdom van de arme Lazarus


"En daar was een zeker rijk mens en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende alle dagen vrolijk en prachtig", Luk. 16:19.
Christus tekent hier de staat van een onverzoend en onbekeerd godsdienstig mens, zoals wij van nature allemaal zijn, namelijk dood in de zonden en de misdaden, rijk en verrijkt hebbende geen dings gebrek. Van nature zijn we in onszelf zo rijk en we missen God en Christus in het geheel niet, ook niet als we godsdienstig opgevoed zijn. Dat met de rijke man die hier door Christus getekend wordt een godsdienstig mens wordt bedoeld, blijkt duidelijk als hij in de hel ligt te branden en tot Abraham roept om ontferming. Uit het antwoord van Abraham blijkt ook duidelijk dat het zelfs om een verbondskind gaat. Als de Heere het geeft zullen we dat straks nader uitwerken. Christus tekent dus hier een zeker mens die zich baadt in de weelde van uitwendige rijkdom. Hoewel het hier met name gaat om een multimiljonair, moeten we de geestelijke zin van deze gelijkenis meer figuurlijk dan letterlijk verstaan, want van nature zijn we allemaal rijk en verijkt, zonder God en Christus in deze wereld. Deze gelijkenis slaat dus niet alleen op mensen die in de weelde leven, ook niet alleen op mensen die letterlijk door de honden gelekt worden, zoals Lazarus, maar veel meer op uitwendige en inwendige verbondskinderen in het algemeen. We zijn óf een rijk godsdienstig mens zoals hier getekend wordt, óf we zijn geestelijke familie van de arme Lazarus. Andere mogelijkheden bestaan er niet, want ook de heidenen vallen onder de categorie van het adamsgeslacht van de rijke man.
"En daar was een zeker rijk mens", één van de velen. Er zijn altijd veel meer rijke mensen als dat er arme Lazarussen zijn. Hopelijk voelt zich nu aangesproken, gij die nog in uw oude adamsbestaan voortleeft, en als u zich aangesproken voelt, slaat dan ook eens acht op de kloof die er is tussen God en uw arme onsterfelijke ziel. Die rijke man sloeg er echter geen acht op, want hij leefde alle dagen vrolijk en prachtig. Er staat eigelijk dat hij overdadiglijk leefde, net als de verloren zoon in dat ver gelegen land. Hij gaf zijn geld niet aan de armen, niet aan de melaatse Lazarus die voor zijn poort lag te creperen, nee, hij besteedde alles alleen voor zichzelf. Geldgierigheid is een wortel van alle kwaad (1 Tim. 6:10). Dat de rijke man overdadiglijk leefde, kwam ook in zijn kleding tot uiting, want er staat dat hij gekleed was met purper en zeer fijn lijnwaad. Purper was een zeer dure kledingstof in die dagen die alleen door koningen en vorsten gedragen werd. Het spotkleed van de Koning der koningen was echter ook van purper gemaakt, maar dat spotkleed dat de Heere Jezus gewillig droeg, hebben wij Hem aangedaan, volk des Heeren! Christus heeft de rijkdom -die Hij bij de Vader had- Zich ontzegt, zodat ook rijken bekleed kunnen worden met de mantel der gerechtigheid van Christus, als zij hun rijkdom omwille van Christus schade en drek leren achten en Jezus volgen op de weg. Purper was dus een kostbare stof. De tien gordijnen en het voorhangsel van de tabernakel bestonden ook voor een groot gedeelte uit purper. Zelfs de borstlap van de hogepriester was van goud en purper gemaakt, hetwelk zag op het bloed en de gerechtigheid van Christus. Purper was namelijk bloedrood van kleur. Het gehemelte (de binnenkant van het dak) van de koets (het bed) van Salomo was van purper gemaakt, wat zag op de vergeving der zonden door het bloed van Christus. De rijke man was echter geen koning, maar had zichzélf met purper bekleed en van zichzelf een soort god gemaakt. Ja, van nature durven we heel wat aan om God in het aangezicht te tarten. De mens is in hoogmoed gevallen en wilde als God zijn. Nu, dat komt in ons aller leven van nature wel openbaar. De mens wil heersen, maar niet onderworpen zijn. Met onze diepe val in Adam hebben we te kennen gegeven dat onze naam koning moet kraaien en dat we God naar onze hand willen zetten. Dat komt dan ook duidelijk in de vruchten openbaar, vooral in de tegenwoordige kerken. Onder de schijn van de meest vrome praat en onder de schijn van de meest vrome en nederige gestalten wil de vrome mens zijn haan koning doen kraaien. Het vlees wil vroom zijn en alle dagen vrolijk en prachtig leven. Die rijke man moeten we dus maar niet te ver zoeken, want die zit niet alleen in ons aller hart, want van nature zijn we een rijke man en/of een rijke vrouw, een rijke jongeling, en/of een rijke jongedochter. Zo bewegen we ons door het leven en zo laten we ons gelden, rijk en verrijkt hebbende aan geen ding gebrek. Zo leefde Lazarus ook in zijn eertijds, maar die man heeft een slag in zijn leven gekregen. Die man is tegen de lamp van de Wet aangelopen en toen is hij erachter gekomen dat hij vol met zweren zat, van binnen en van buiten. Ja, en toen is Lazarus van een rijke man tot de bedelstand vervallen. Daar solliciteert een mens niet naar, of u wel? Als God de mens bekeert, dan laat Hij die mens tot de bedelstand vervallen en daar heeft de mens van nature een afkeer van. Ja, we willen natuurlijk wel bekeerd worden, wel in de hemel komen, maar niet zoals God het doet en daarom bestaan er zoveel valse godsdiensten op de wereld. Ook onder het (huidige) christendom bestaan er tal van richtingen en modaliteiten. Ja, en dat loopt van zwaar tot licht, van de volwassendoop tot 'er-is-hoop', van binnen verband tot ver in het buitenland, maar arme Lazarussen kom je zelden tegen, want de rijken zoeken de rijken en zo deed de rijke man desgelijks. Dat hij het bloed van Christus vertrad deerde hem niet, want hij leefde alle dagen vrolijk en prachtig en dat kwam ook ruimschoots in de vruchten openbaar. Zelfs zijn ondergoed was niet van gewoon katoen, maar van zeer fijn lijnwaad gemaakt, dat alleen gebruikt werd voor peperdure toepassingen, zoals voor tafelkleden in oosterse paleizen en als lijkgewaad voor aanzienlijke personen. Dit soort lijnwaad (byssos) werd zelfs tegen goud gewaardeerd, zeggen de Kanttekenaren. Jozef van Arimathea eerde de Koning der koningen door het lichaam van de Heere Jezus in dat fijne lijnwaad te wikkelen en Hem in het graf te leggen, waarin nog nooit iemand gelegen had. De rijke man had zich dus gekleed met dezelfde stof als het doodsgewaad van de Heere Jezus, maar hij had geen deel aan de dood van Christus en dus ook geen deel aan de vergeving der zonden. De rijke man was wel multimiljonair, maar hij leefde voor eigen rekening en voelde niets van de schuld voor God en de last van zijn verloren ziel. Integendeel, hij leefde alle dagen vrolijk en prachtig. Ja, en als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan. De rijke man maakte van de buik zijn god, zat in het voorgestoelde der kerk en hij wist wellicht zeer goed te vertellen hoe God een mens bekeert, maar van de bevinding der heiligen was hij ten ene male vreemd. Hij wist wel veel van de Bijbel, wat straks ook zal blijken, maar al zijn bijbelkennis zat een voet te hoog en louter verstandskennis maakt opgeblazen. De vrolijkheid waarin hij leefde, was de blijdschap van het juichende christendom dat van haar drek niet gewassen is.

Er was echter ook nog een andere man, een melaatse man, een zeker bedelaar, met name Lazarus, die voor de poort van de rijke man meer lag te sterven dan te bedelen. Christus tekent hier dus twee uitersten, namelijk een rijk godsdienstig mens die zich in de weelde baadde en een bedelaar, een kind van God, vol zweren die op sterven na dood was. De rijke man is het beeld van elk onbekeerd godsdienstig mens en Lazarus is het beeld van een kind van God in de beproeving, zoals Job op de ashoop van zijn bestaan verkeerde. Lazarus is ook het beeld van een ontdekt mens, die aan de rand van zijn bestaan voor God gekomen is, want er staat dat Lazarus voor die poort lag vol zweren. Hij had niet één zweer, maar was ermee bedekt, niet alleen van buiten, maar ook van binnen. Hij was ermee vervuld, staat er eigenlijk. In de eerste fase van de ontdekking wordt de mens dikwijls alleen bij zijn dadelijke zonden bepaald, maar als de ontdekking doorgaat breidt de ellendekennis uit, zodat hij zich gans en al melaats bevindt, onrein van de hoofdschedel tot de voetzool toe. Lazarus kon met zijn lompen zijn zweren niet meer bedekken en verbergen, want zijn hele lichaam zat vol zweren en etterbuilen en van binnen was het ook allemaal zo'n beetje verkankerd, dus was er geen hoop meer op herstel, tenminste niet van de kant van het 'hersteld verband'. De levensverwachting van Lazarus was dus hopeloos en uitzichtloos, hoewel Lazarus een andere levensverwachting mocht kennen, namelijk die over het graf en de dood heen gaat. Als Christus je Leven is, is je levensverwachting eindeloos, al ben je ook naar het lichaam op sterven na dood. Lazarus had dus een blij vooruitzicht, hoewel hij door vele verdrukkingen moest ingaan. Dat heeft die arme bedelaar ook niet altijd kunnen bekijken, want als hij de voorspoed zag van de rijke man, zal hij de boosheid van zijn eigen hart ook weleens gewaar geworden zijn en dan begeerde hij ook zijn buik te vullen met de draf van dat rijke zwijn, voor wiens poort hij lag te sterven. Maar toch had Lazarus een Schat waaraan die rijke man ten ene male vreemd aan was. Die rijke man had dan ook nergens last van en had zelfs geen behoefte aan een blij vooruitzicht in Christus, want hij leefde alle dagen al vrolijk en prachtig en aan vrienden had hij dan ook geen gebrek, want hij had flink wat uit te delen. Zolang je wat uit te delen hebt (ook in geestelijke zin), heb je doorgaans veel vrienden over de vloer, maar als je als een ontdekte en verloren zondaar openbaar komt, dan gaan de meeste vrienden je mijden en hoor je de naspraak van velen. Voor ontdekte en verloren zondaren is er feitelijk nooit plaats in de gevestigde kerk geweest, laat staan als dezulken worden vrijgemaakt in Christus. Als je het over de Heere Jezus gaat hebben als zijnde je volkomen Gerechtigheid en Heiligheid, ja, als zijnde mijn Hemel voor een hel als ik ben, dan verpest je de sfeer in de kerk, volgens het huidige christendom. Ja, zolang je maar niet over de toepassing spreekt, dan gaat het allemaal nog wel, dan stemmen de meesten nog wel toe, maar al word je verwaardigd om Christus de Heere te noemen door de Heilige Geest, dan is het hek van de dam. Om die reden werd de arme Lazarus uit het huis van de rijke man geweerd. Soms werd de Heere Jezus in het huis van een farizeeër genodigd om door de mensen gezien te worden, maar dan liet men Zijn voeten ongewassen, omdat Hij feitelijk niet welkom was. Dat is nog niet veranderd, want Gods ware volk is bij de vrome godsdienst echt niet welkom, nee, dat volk komt met Lazarus als een geslagen hond buiten de legerplaats terecht, om Zijn smaadheid te dragen. Dat is niet slecht, want alleen dode honden hebben gemeenschap met elkander in Christus. De rijke man had niet de minste aandacht voor de melaatse bedelaar aan zijn poort en ook geen enkel medelijden met hem, want hij had het veel te druk om zijn aandelen veilig te stellen en zijn bezit uit te breiden met akkers, schuren en ossen, want al die vriendenfeesten kostten het nodige geld en daar moest toch een behoorlijke inkomende geldstroom tegenover staan. De arme Lazarus kon blijkbaar nog een blik werpen door de open vensters van het landhuis van de rijke man, want er staat dat hij begeerde verzadigd te worden van de kruimels die van de tafel van de rijke man vielen. De bedelaar werd echter niets gegund en hij moest zich tevreden stellen met een stel honden die zijn jeukende zweren lekten. Ja, als Gods volk op haar plaats is en de gestalte van een hond in mogen nemen, gaan ze de Wet van Christus vervullen en elkanders lasten dragen, elkaars wonden verbinden, gelijk de barmhartige Samaritaan ook deed. We leven echter in dagen dat de liefde van velen zal verkouden. Iedereen leeft voor zichzelf, voor eigen geld en goed, op een zeldzame uitzondering na. In de eerste christengemeente deelde men alles met elkaar en had men alle dingen gemeen. Dat is ver zoek in onze dagen, want de verzekering dekt de schade en de diaconie vervult haar dure roeping niet. De dienst der diaconie is door de apostelen ingesteld om de arme weduwen (in eigen gemeente) te gedenken, maar welke weduwe leeft er nog uit de hand des Heeren? Alles en iedereen loopt naar de bijstand en naar het (weduwen)pensioenfonds. We hebben de rechten Gods krachteloos gemaakt door onze zogenaamde 'reformatorische' inzettingen à la Pro Life. Het is goddeloos! Het 'reformatorische' vakantiechristendom in onze dagen heeft niets maar dan ook niets gemeen met het arme Lazarusleven, maar leeft als de rijke man alle dagen vrolijk en prachtig, totdat God zegt: "Nu is het genoeg." Dan is er geen weg meer terug, dan is er geen zaligheid meer mogelijk, dan is het voor eeuwig verloren. Geliefde lezer, als je onbekeerd blijft, als je in je ongeloof blijft volharden, zal je straks van wanhoop en verbijstering uitschreeuwen: "Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons, want de dag van Gods toorn is gekomen."
Als God een mens arresteert, gaan de bloemen uit vensterbank en de gordijnen dicht, want aan de goddelijke schuldbrief hangt een doodvonnis. "Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven!" O mensen, als de geestelijke dood door je vensters naar binnen treedt, dan is er geen ontkomen meer aan, dan moeten we sterven en sterven is God ontmoeten. Het gros belijders dat in eigen oog bekeerd is, groeit echter met de dag, maar aan de vruchten zijn ze te herkennen: ze leven alle dagen vrolijk en prachtig. Het kan ook op een andere manier, iets serieuzer, iets rechtzinniger, zoals de rijke jongeling zich openbaarde, maar ook deze rijke jongeling was aan zijn vruchten te herkennen. Hij wilde namelijk geen afstand doen van zijn rijkdom, en ging bedroefd heen, want hij had vele goederen. Bij zulke mensen staat de wereld er nog tussenin, omdat zij niet aan de Wet gestorven zijn. Er zijn mensen die zich heel nederig voordoen, maar je moet maar eens op hun vruchten letten. Dezulken roemen altijd in hun gebreken, in hun zwakheid, in hun armoede, in hun gemis, maar allemaal buiten Christus en als je dezulken met de kennis van Christus confronteert door de weg van het recht, staat de wagen stil. Onlangs zei ik nog tegen een oud mens die naar mijn welstand vroeg: "God is goed voor een slecht mens." Ze wilde dat feit echter direct veralgemeniseren en antwoordde: "Dat zijn we allemaal." Ik zei: "Maar alleen Gods ware volk weet bij de inleving dat zij slecht is, omdat God Zijn goedheid in Christus er tegenover heeft geplaatst in de toepassing des harten. Degenen die Gods goedheid in Christus niet hebben leren kennen in de hel van hun bestaan, weten niet eens dat zij slecht zijn, omdat ze niet slecht willen zijn. Een mens van nature en zeker een godsdienstig mens, is te goed om slecht te zijn en te best om verloren te gaan." Ze zei: "Ja, maar er zijn ook 'kleintjes'. Ik zei: "De kleinste in het geloof heeft het paradijsvonnis aanvaard, gelóóft in Christus, heeft kennis aan de vergeving der zonde en heeft vrede met God, hoewel nooit zonder (hevige) bestrijding, maar God werkt geen misschientjes!" Ja, en toen stond de wagen stil. Mensen, God geeft voor al die zogenaamde nederigheid buiten Christus nog geen cent, met eerbied gesproken, en je zult er dan ook voor eeuwig bedrogen mee uitkomen.
Over de brede weg lopen dus twee groepen, de ene groep wandelt vrolijk en prachtig aan de linkerkant van de brede weg, en de andere groep gaat bedroefd huns weegs aan de rechterzijde van de brede weg, maar beide groepen gaan over de brede weg des verderfs, richting eeuwige ondergang. Lazarus strompelde echter over de smalle weg die ten leven leidt en daarom was de dood voor Lazarus niet erg, want er staat: "En het geschiedde dat de bedelaar stierf en van de engelen gedragen werd in den schoot Abrahams." De bedelaar is niet de ziektedood gestorven, maar de zalige hongerdood. Lazarus begeerde wel de broodkruimels van de rijken, maar God onthield hem de broodkruimels der wereld en gaf hem het hemelse Brood, namelijk het Brood des Levens om eeuwig verzadigd te worden met Zijn Goddelijk beeld. Toen Lazarus stierf, ging Abraham zitten om de bedelaar te ontvangen in zijn schoot, waar hij vertroost is geworden met een eeuwige vertroosting in Christus. In de hemel mocht Lazarus plaats nemen aan de tafel van de bruiloft des Lams om Koninklijke lekkernijen te eten. "Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht; daar zijn de gebondenen te samen in rust; zij horen de stem des drijvers niet. De kleine en de grote is daar; en de knecht vrij van zijn heer", Job 3:17-19.
Geliefde lezers, zou je nu niet jaloers worden op dat Lazarusleven? Nee, u wordt daar nooit jaloers op, want het Lazarusleven is een hel voor het vlees. U zult nooit jaloers op Lazarus worden zolang u zonder en onder de Wet leeft, want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods nooit. Ook Gods volk ziet doorgaans niets aangenaams in het leven van Lazarus, maar als Gods Geest ons doet zien op de vergeldings des loons en als zij als een groot beest een blik slaan in het heiligdom Gods, dan valt het zo vlak, mensen. Dan is God goed in alles wat Hij doet. In de diepte van de beproeving wordt meer geleerd en genoten dan op de hoogte van de Libanon. Het is hier echter een verdrukking van tien dagen, straks een eeuwigheid zonder tijd aan 's Heeren tafel om eeuwig bruiloft met Hem te vieren. Veel rampen zijn des vromen lot, maar straks is hun uitredding voor eeuwig in en bij God. Asaf zingt ervan: "'k Zal dan gedurig bij Hem zijn, in al mijn noden angst en pijn." Waar zult u de eeuwigheid doorbrengen, lezer? In de hel bij de nameloos arme/rijke man, of in de hemel bij de arme doch eindeloos rijke Lazarus?

"En de rijke stierf ook en werd begraven [met grote pracht en statie]."
Ja, je kunt rijk wezen, veel geld en goed hebben, maar niemand zal ook maar een dubbeltje kunnen meenemen bij zijn dood. "Wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen", 1 Tim. 6:7. De mens gaat naar zijn eeuwig huis, óf naar het huis des Vaders, óf naar het huis der duivelen. In het huis des Vaders zijn vele woningen waar God is Alles en in allen, maar de hel is één kluwen gillende en brandende massa van menselijke gedrochten en krijsende duivelen. Toen de rijke man zijn laatste adem uitblies, hief hij zij ogen op, zijnde in de eeuwige pijn. O, dat zal toch wat zijn, mijn lezers, als wij alle dagen vrolijk en prachtig geleefd hebben, rijk en verrijkt en geens dings gebrek hebben gehad en dan voor eeuwig onze ogen op te slaan in de gloeiende vuurput, waar wening is en knersing der tanden. Lazarus was het echter niet te doen om de hel te ontlopen of de hemel te verdienen, want hij werd van de engelen gedrágen in de schoot van Abraham. Daar heeft Lazarus niets aan gedaan en ook niet aan meegewerkt, want hij begeerde de kruimkens van de tafel van de rijke en in de Wet staat geschreven: "Gij zult niet begeren." Voor Lazarus was dat gebod echter een belofte, want hij was in de tijd reeds aan de Wet gestorven om Gode te kunnen leven. De rijke man in de hel daarentegen zag Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. Hier op aarde had hij lekkerlijk geleefd en nu moest hij smarten lijden in de eeuwige vlam. Lazarus had op aarde een verdrukking van tien dagen moeten ondergaan, lichamelijke en ziele smarten moeten lijden, maar nu was hij voor eeuwig van elke ziekte en smart ontheven en doorsidderd van de liefde van een Drie-enig God.
Bij gelijkenis staat vermeld dat de rijke man vanuit de gewesten van de eeuwige rampzaligheid tot Abraham riep om ontferming. De dwaze maagden riepen de wijze maagden om genadeolie, maar het was te laat, zodat zij begonnen buiten te staan. De verworpenen op hun sterfbed roepen NOOIT tot God, maar als zij roepen, roepen zij de heiligen aan. Rome heeft van het geroep van de rijke man in de hel zelfs een leer gemaakt en het geroep tot de heiligen zalig verklaard. De rijke man in de hel schreeuwt het uit van de smarten die hij moet ondergaan, maar het is te laat..., te laat..., te laat..., te laat... Hij moet voor eeuwig zijn tong in de hel kauwen, uitroepende: "Had ik maar..., had ik maar..., had ik maar...!" Hij schreeuwt om verkoeling, waar nooit geen verkoeling meer te krijgen is. Hij schreeuwt om een druppel water, maar de vlammen doorgloeien zijn tong en dat voor eeuwig... In de hel heerst niet alleen een nooit aflatende vuurgloed, maar ook de toorn Gods brandt voor eeuwig in de gewetens van de verdoemden. Geliefde lezer, als de hel u nooit verschrikt, zal de hemel u niet verkwikken. Paulus zegt: "Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof", 2 Kor. 5:11. De vreselijkheid der hel is ontelbare malen erger dan de mens het zich ooit kan voorstellen, om over de brandende toorn Gods nog maar niet te spreken. Och, of u heden bekende wat tot uw zaligheid dienen moet. De rijke man leed dubbele smarten in de hel, want hij was een verbondskind, maar die de weg geweten heeft en niet bewandeld, zal met dubbele slagen geslagen worden. Bij gelijkenis antwoordde Abraham de rijke man en spreekt hem aan als 'kind'. "Kind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten." Hier tekent Abraham het onderscheid tussen de dode godsdienst en Gods volk op aarde en in de hemel. Hier op aarde komt dat onderscheid al openbaar. "En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden", 2 Tim. 3:12. Dat heeft Lazarus bij den lijve ondervonden toen hij voor de poort lag van de rijke man. "Veel wederwaardigheên, veel rampen zijn des vromen lot, maar uit die allen redt hen God; Hij is hun heil alleen." De godsdienst daarentegen viert alle dagen feest en hun religie loopt op zijn best gesproken over de grens van wat wel mag en wat niet mag. Dan ben je echter nog stinkend rijk en verrijkt en heb je geen dings gebrek. Dat is een doodarme godsdienst, want het is alles zonder God en Christus. Weet u wat de dode godsdienst hier tegenover stelt in onze dagen? "Je mag niet oordelen." Dezulken doen echter aan Schriftkritiek, want Gods Woord verbiedt alleen het onrechtvaardig en onrechtmatig oordelen, maar Gods kinderen hebben de plicht om niet iedere geest te geloven, maar de geesten te beproeven of zij uit God zijn (1 Joh. 4:1). Hoe kunnen ze dat doen als ze niet mogen oordelen? Dezelfde apostel der liefde schrijft dat Gods kinderen zich moeten wachten voor de valse profeten. Hoe zouden zij ooit het onderscheid aan de dag kunnen leggen tussen waar en vals als zij niet mogen oordelen op grond van Gods Woord? U ziet, al dat schijnnederige en godsdienstige tegengas tegen het door God geboden evangelisch oordelen, komt allemaal voort uit bittere vijandschap tegen God en Christus.
De rijke man in de hel wordt door Abraham dus aangesproken met 'kind'. Het was dus een verbondskind en verworpen verbondskinderen worden met dubbele slagen geslagen en zijn voor eeuwig Gods verbondswraak onderworpen, omdat zij niet gewild hebben dat Christus Koning over hen zijn zou. Abraham is echter nog niet klaar met zijn antwoord aan de rijke man, want hij vervolgt: "En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote kloof gevestigd, zodat degenen die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die [daar zijn], vandaar tot ons overkomen." Tussen de hel en de hemel ligt een eeuwige scheiding. De hemellingen kunnen nooit naar de hel en de hellelingen kunnen nooit naar de hemel. Van nature ligt er ook een onoverbrugbare kloof tussen God en onze ziel, die alleen door de Middelaar Gods en der mensen geslecht kan worden in de toepassing. In de eeuwigheid is dat echter niet meer mogelijk. Voor hellelingen is er geen Middelaar meer beschikbaar en de hemellingen zijn voor eeuwig gevrijwaard en verlost van de duivel en zijn aanvallen. De rijke man geeft het echter niet op, want hij houdt nog wat aan bij Abraham, noemt hem zelfs zijn vader. Hij behoorde dus tot het zaad van Abraham, waar ook de farizeeën zich op beroepten, maar hij is met zijn rechtzinnige komaf voor eeuwig verloren gegaan. De rijke man gaat door en verzoekt Abraham Lazarus naar zijn familie te zenden, om zijn vijf broeders te waarschuwen voor de eeuwige rampzaligheid. Ja, een verhard mens heeft vele vonden gezocht, maar het zijn gebroken bakken die geen water houden. Abraham wijst de rijke man op grond van Gods Woord terecht en zegt: "Zij hebben Mozes en de profeten; dat zij die horen." Maar de rijke man laat zich niet gezeggen door de vader aller gelovigen. Brutaal ontkent hij hetgeen Abraham hem zegt en werpt tegen dat als iemand uit de doden opstond, zijn broers zich wel zouden bekeren. Ik was eens bij een bedrijf in Arnhem om enig technisch servicewerk uit te voeren en ik voelde me gedrongen om enkele vloekende arbeiders van dat bedrijf te waarschuwen voor de ontheiliging van Gods Naam en de eeuwige straf als zij zich niet zouden bekeren. Eén van die arbeiders zei toen tegen mij: "Ik heb er nog nooit één terug zien komen, want dan zou ik wel geloven wat er in de Bijbel staat." Die arbeider zei dus precies hetzelfde wat die rijke man in de hel tot Abraham zei, namelijk, als Lazarus naar de aarde terug zou keren, dan zouden zijn broeders wel geloven wat hij zeggen zou en zich bekeren. Als de mens zich door Gods geschreven Woord niet meer laat gezeggen, zijn alle andere aangewende middelen niet alleen waardeloos, maar ook goddeloos. Abraham: "Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al ware het dat eer iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen." Niet alleen de apostelen, maar ook Mozes en de profeten getuigen van Christus Jezus en Dien gekruisigd, maar van nature slaat de mens er geen acht op. Je kunt lid zijn van de rechtzinnigste kerk die er op aarde bestaat, maar als we in de staat verkeren van de rijke man, dus zonder genade zijn, koesteren we alleen maar bittere vijandschap tegen God en Christus, hoe vroom we ons leven ook invullen, ja, al gingen we al zestig jaar aan het Avondmaal, indien we niet als een goddeloze gerechtvaardigd zijn, zullen we uiteindelijk het rampzalige lot delen van de rijke man in de hel. Daarentegen, indien we met Christus gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven in heerlijkheid en gerechtigheid voor eeuwig en altoos. Lazarus was met Christus gestorven voordat hij stierf en nu leeft hij eeuwig en altoos voor de troon van het Lam, Die alle eer, lof, dank en aanbidding zó eeuwig waard is, dat er een eeuwigheid voor nodig is om die God te loven en te prijzen, omdat Hij het heeft gedaan, omdat Hij het alléén heeft gedaan. Daar zullen zij Gods knechten met hun zaad, zij die Zijn Naam beminnen erfelijk wonen. Daar zingen al de geheiligden het lied van Mozes en het Lam. "Door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen." Amen.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl