SAMENSPRAAK PIETERS-GPPB.
SAMENSPRAAK TUSSEN DS. W. PIETERS EN DE SCHRIJVER, GPPB.      Euro 10,00  
Plaats in winkelmandjeMandje
Deze samenspraak tussen ds. W. Pieters en de schrijver (GPPB.) heeft plaatsgehad in 2001, de tijd dat ds. Pieters in de RCA-gemeente te Springford (Canada) stond. Bijna aan het einde van de samenspraak, stemt ds. Pieters de bijbelse heiligmakingsleer zodanig volmondig toe, dat we toen dachten en hoopten dat ds. Pieters ingewonnen was voor deze leer, maar dat is helaas, helaas, niet het geval, ziende op het voorafgaande stuk: "Antinomiaan, wie?" waarin ds. Pieters in een artikel in het blad OSW (dec. 2004) ingaat op een vraag over het antinomianisme, waarin hij de heiligmakingsleer die hij in deze samenspraak volmondig toestemt, opnieuw loochent en wederspreekt, echter niet met Schriftuurlijk bevindelijke bewijzen uit de heilige Schrift, maar door oudvadercitaten ofwel met 'dodemanshersenen' (uitspraak van ds. Huntington). Het gaat over de heilsvraag of de Wet regel der dankbaarheid is voor de gelovigen, of het Evangelie van het kruis van Christus over welke regel Paulus schrijft in Galaten 6:12-16. Hebben sommige oudvaders gelijk of heeft de heilige Schrift, bij monde van Paulus gelijk? "Kiest dan heden wie gij dienen zult!"

Ds. W. Pieters: "Zeg schrijver, je prijst de reformatoren om hun leer van de rechtvaardiging. Ben jij het ook met Luther en Calvijn eens wat betreft hun leer van de heiliging? Zij hebben uit genade veel licht mogen ontvangen in het Woord, maar volgens zeggen, zeggen zij over de Wet in het stuk der dankbaarheid niet wat jij daarover zegt."

Schrijver: De reformatoren zijn inderdaad zeer helder geweest in het stuk van de rechtvaardigmaking, maar ten aanzien van de heiligmaking zijn beide reformatoren nog niet geheel gezuiverd van het roomse zuurdesem. Wie zal trouwens geheel verlost zijn van het roomse zuurdesem in dit leven? Dat maakt nu juist mijn strijd uit, om de paap in mezelf en in anderen te ontdekken en te ontmaskeren, want die paap heult met de duivel. Mensen als Kohlbrugge en vooral ook Huntington zijn naar mijn stellige overtuiging echter verder geleid in die ontdekking dan Luther en Calvijn. Vergeet niet dat Luther en Calvijn nog midden in de roomse traditie stonden en zich daaruit hebben trachtten te ontworstelen. Bij Luther was de leer van de rechtvaardiging door het geloof zijn sterkste kant, maar als ik zijn 95 stellingen lees, zijn deze niet vrij van het roomse zuurdesem. Ik waardeer en respecteer beide reformatoren zeer, maar ook Calvijn is voor mij soms wat aan de ethische kant. Christus is geen ethicus, maar Zaligmaker! Als we de brief van dr. H.F. Kohlbrugge aan Mr. I. Da Costa goed lezen, weten we dat Kohlbrugge Da Costa eraan ontdekt heeft dat hij (Da Costa) de borgstelling van Christus in de heiligmaking ontkende. Dat spreekt voor mij boekdelen, want dat strijdt tegen 1 Kor. 1:30 en tegen de leer van Christus.

Ds. Pieters: "Calvijn stelt dat de christen heeft te leven overeenkomstig Gods wil, zoals in Zijn Woord bekend gemaakt, samengevat in de Tien Geboden."

Schrijver: De samenvatting van de Tien Geboden is veel breder dan de Tien Geboden zelf, namelijk: "God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf, aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de profeten." De ganse Schrift is een uitdrukking van Gods wil. U moet zich niet teveel concentreren op de Tien Geboden als zijnde Gods wil. Gods wil vervat in de Tien Geboden geldt alleen de onrechtvaardigen (1 Tim. 1:9). Als Calvijn stelt dat de christen overeenkomstig Gods wil heeft te leven, samengevat in de Tien Geboden, zijn we dat volkomen met hem eens, maar op de gehoorzaamheid des geloofs heeft de Wet geen invloed, noch komt zij daaruit voort. De Wet heeft wel invloed op de gelovige, omdat hij vleselijk is, zoals Paulus van zichzelf schrijft in Romeinen 7:14.
Hoe heilig en goed de Wet ook is, op het geloof heeft de Wet geen invloed, want de Wet is niet uit het geloof. Zelfs Mozes kon niet met de Wet omgaan, noch ermee werken, om het volk tot de gehoorzaamheid des geloofs te bewegen, want de Wet brak in zijn handen aan stukken. God had een Ander besteld, namelijk Christus, om door zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid de Wet te doen, die te vervullen, de vloek ervan te dragen door de plaats van de eerste Adam in te nemen en de verworven gerechtigheid als Middelaar van toepassing de Zijnen om niet te schenken. Dat is rechtvaardigmaking en heiligmaking. Er is niet één kind van God zonder heiligmaking, want zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien. Mozes heeft dus niet een gebroken Wet in de Ark gelegd, maar een volmaakte Wet in al haar heilige en volmaakte eisen, waarin de deugden van God weerspiegelen. God heeft Zijn heilige Wet alleen aan Christus toebetrouwd. De gehoorzaamheid des geloofs is niet op de Wet gericht, de Wet is namelijk geen persoon, maar op Christus. Niet de Tien Geboden, maar Christus is als Einde van de Wet der Tien Geboden en de ceremoniële Wet, de nieuwtestamentische Wet van God en Hij regeert Zijn kinderen door Zijn Geest overeenkomstig Vaders wil, echter niet door de Wet, maar door het Evangelie en het Evangelie vraagt of eist niets, zonder de vervulling erbij te geven. Het Evangelie is feitelijk niet voor de onbekeerden, (die zijn onder de Wet), maar alleen voor Gods volk. Dat God zo eindeloos barmhartig is om het Evangelie van vrije genade aan een iegelijk onvoorwaardelijk aan te bieden, laten we nu buiten beschouwing. Wij volbrengen de Wet niet door Christus' krachten om die te doen uit dankbaarheid. Die liturgie is paaps ten voeten uit. Christus volbracht de Wet voor ons, zonder ons, maar wel in mijn vlees. Omdat Christus de Wet in mijn vlees volbracht heeft, daarom ben ik rechtvaardig en heilig in Hem en dat door het geloof! Christus heeft niet alleen de rekening betaald, Hij is ook in mijn plaats gaan staan, in het paradijs en heeft -met eerbied gesproken- gezegd: "Vader, Ik heb van de boom gegeten, Mij komt dus ook de straf toe." De straf, die ons de vrede (=rechtvaardigmaking) aanbrengt, was op Hem! En door Zijn striemen is ons genezing geworden (=heiligmaking). De Wet ligt in de Ark met daarop het verzoendeksel. De Wet zwijgt onder het bloed van Christus en eist nooit meer ene zucht van degenen die in Christus zijn. Waarin ligt nu de kracht van de evangelische gehoorzaamheid? In de Wet, nee! In Christus en Zijn bloed door de Heilige Geest. De Wet eist absolute gehoorzaamheid, zonder iets te geven. Dat is de bediening der Wet zowel ten aanzien van de rechtvaardigmaking, als van de heiligmaking. De Wet is alleen een kenbron van de zonden in het stuk der ellende, een spiegel en een bloedwreker. In het stuk der dankbaarheid is die spiegel geverfd met het bloed van Christus, wat ziet op de bedekking (vergeving) der zonden. In het stuk der dankbaarheid zijn we van de Wet des mans gevrijwaard, omdat de oude Adam gestorven is met en in Christus onder de Wet. Nu wij met Christus zijn opgestaan geldt niet de Wet tot gehoorzaamheid, want die absolutie is in Christus vervuld. Hij is ten volle verantwoordelijk voor de Zijnen en Hij gebiedt nooit iets zonder de vervulling erbij te geven.

Ds. Pieters: "Als je hemelse Vader je gebiedt om naar Zuid Afrika te gaan, dan wil je daaraan toch graag gehoorzamen?"

Schrijver: Dan ben je blijkbaar beter dan Jona. Het willen is er wel, maar de praktijk is dikwijls gans anders. Jona vluchtte weg van voor het aangezicht des Heeren, toen hij het bevel kreeg naar Ninevé te gaan. Jona wilde niet, maar is er toch gekomen. Hoe? Doordat God de toepassing met het gebod deed vergezellen. God heeft maar te gebieden: "Ga!" En Jona ging en kwam dwars door de Middellandse op de plaats der bestemming, waar God hem hebben wilde. ‘t Is trouw al wat Hij ooit beval! Wat een lieve Heere Jezus hebben we toch, vriend, want als Hij een gebod geeft -dat ook in Zijn besluit is verzegeld- KUNNEN we dat heel niet weigeren, daartoe hebben we heel de macht niet! Halleluja! Christus is verantwoordelijk voor de Zijnen, zowel voor tijd en eeuwigheid beide. Hij leeft in ons en Hij is sterker dan het lijk wat Adam Burggraaf heet. Hij werkt in ons en met ons en wij niet met Hem. Dat is heiligmaking. Ik wil God wel gehoorzamen door de vernieuwde wil in Christus, maar in de praktijk laat God -met eerbied gesproken- de uitvoer van het gebod niet aan mij over, maar aan Christus, door Zijn Geest. Christus betoont Zich een volkomen Zaligmaker, ook in het leven der heiligmaking. De Wet laat je dus alleen sterven en doodbloeden. Dat is nodig te kennen, zeker! Het Evangelie daarentegen is niet iets waaraan wij moeten gehoorzamen door Christus, want dan maak je van het Evangelie een nieuwe Wet en dan raakt het volk betoverd. Het Evangelie is de volmaakte Wet der vrijheid, waardoor ik leef en beweeg, geloof en gevoel, gehoorzaam en vertrouw, voorzover Christus in mij leeft en de Heilige Geest de nieuwe mens in Christus doet (niet moet) leven in de praktijk der godzaligheid. Kortom, Christus werkt met ons (Kohlbrugge-GPPB). Da Costa meende met Christus te kunnen werken. Degenen die met het Woord denken te kunnen werken, leven niet van genade, want het Woord werkt met ons. Dat is nu juist de rijkdom van Zijn goedertierenheid! Als ik het moest doen, was het voor eeuwig verloren!

Ds. Pieters: "Laten we ons concentreren op een geschrift uit de tijd van de Reformatie, namelijk de Heidelbergse Catechismus. Daarin staat de Wet éérst in het stuk der ellende en vervolgens in het stuk der dankbaarheid. De Wet is er om ons aan onze zonden te ontdekken en om ons tot Christus te leiden."

Schrijver: Beste vriend, op grond van Gods Woord en ook uit ervaring ben ik ervan overtuigd dat de Wet niet één enkele eigenschap bezit om de zondaar naar Christus uit te drijven en te leiden. De Wet verwijst niet naar het Lam Gods, die eigenschap heeft de Wet van zichzelf niet. De Wet is de bediening des doods en verwijst alleen maar naar de hel. De Wet verwees Christus naar de hel en het graf. Als wij der Wet sterven, sterven we niet alleen, maar met Hem, hoewel dat voor de ziel op dat moment verborgen is. Dat gaan we pas verstaan als we met Hem opstaan in het nieuwe leven. De Wet in het stuk der ellende functioneert niet anders dan in het stuk der dankbaarheid, namelijk in het Lichaam van Christus, let wel: voor de uitverkorenen. Het is namelijk de trekkende liefde des Vaders die ons tot Christus brengt, waarbij de Wet als de bloedwreker de ziel niet alleen met de eeuwige dood dreigt, maar ook ten uitvoer zal brengen, zolang we niet in de Vrijstad, Christus geborgen zijn. De bloedwreker is er dus niet op uit om te redden of om tot Christus uit te drijven, maar om te doden, teneinde het Einde der Wet, Christus, te leren kennen. Het Einde der Wet te kennen, komt echter niet van de Wet, maar door de trekking des Vaders en de opwekking des Zoons. "Niemand kan tot mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uiterste dage", Joh. 6:44.

Ds. Pieters: "De Wet functioneert in het stuk der ellende op dezelfde manier als in het stuk der dankbaarheid, maar niet alleen zo. Oók om ons aan te sporen tot een godzalig leven. Als jij alleen het eerste deel van antwoord 115 van de Heidelberger citeert, is dat heel belangrijk, maar is niet het enige wat de Catechismus zegt. Wanneer wordt gevraagd: waarom moet de Wet zo scherp worden gepredikt?, staat er niet alleen om ons onze zonde hoe langer hoe meer te doen kennen en om ons naar de vergeving der zonde in Jezus Christus des te begeriger te maken. Maar dan staat er ten tweede ook dat de Wet scherp gepredikt moet worden opdat wij ons benaarstigen om naar Gods beeld te worden vernieuwd. Dat betekent: we moeten ons uiterste best doen één tegelijkertijd God bidden om de genade van de Heilige Geest, dat we meer en meer worden geheiligd."

Schrijver: Kijk, dat uiterste best doen, is voor mij volstrekt wettisch, waarde vriend. 'Benaarstigen' betekent niet ijverig zijn om de Wet te doen, maar om ons te benaarstigen om aan het doen van de Wet te sterven. De Heilige Geest bidt in ons met onuitsprekelijke zuchtingen, opdat we ons zouden benaarstigen, om hoe langer hoe meer naar het beeld Gods vernieuwd te worden, niet door de Wet te doen, maar om aan haar te sterven, want die aan de Wet sterft, ook in de oefeningen des geloofs, sterft ook aan de zonden. De nieuwe mens (schepsel) in Christus kunnen we niet nieuwer maken dan die al is. Het beeld Gods schittert in de nieuwe mens, maar wordt keer op keer door de zonde verduisterd. Daarom is het noodzakelijk aan de Wet gestorven te zijn (Gal. 2:19), opdat we ook dagelijks het vlees afsterven (1 Kor. 15:31), opdat we hoe langer hoe meer onze oude natuur afsterven, zodat de nieuwe mens in Christus de overhand krijgt, maar dan wel in het kader van Rom. 7:14. Opwassen in de genade en in de kennis van Christus is sterven en opstaan. Dat is gedood worden om het doen te doden. "Ik leef, doch niet meer ik." Dat is opgewekt worden om op te staan en te wandelen in de vrijheid. En daarom leef ik overeenkomstig de Wet door het geloof in Christus, al sta ik bij wijze van spreken met mijn voeten in de zonde. God ziet het hart aan en kijkt alleen op het kleed van de gerechtigheid van Christus, niet wat erachter zit en dat is soms een moordkuil en een samenbroedsel van ongerechtigheid. Dat laat God toe, die engel des satans, opdat wij onze afkomst maar nooit zouden vergeten. Als de Wet de regel der dankbaarheid moet zijn, is voor mij de uitkomst van die regel: Ik ben een dwaas en een snood rebel, die niets verdien dan hel! Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Niet ik wil, maar Hij wil en daarom zullen wij, niet door ons doen, maar door Zijn doen. Amen, lieve Heere Jezus!

Ds. W. Pieters: Ursinus schrijft in het Schatboek als uitleg bij antwoord 115 onder andere: ‘De Zedewet is alleen maar afgeschaft wat de vloek en de dwang betreft, maar niet wat de gehoorzaamheid eraan betreft. Het doel van de Wet voor Gods kinderen is: Opdat de Wet een richtsnoer is voor de dienst van God en het christelijke leven. Dit gebruik komt alleen de wedergeborenen toe.'

Schrijver: Ursinus schrijft wat jij van hem citeert, maar Christus zegt: "Heeft Mozes u niet de Wet gegeven? En niemand van u doet de Wet", Joh. 7:19. Dat zei Christus tegen de Joden die van Hem zeiden : "Hoe weet Deze de Schriften, daar Hij ze niet geleerd heeft?" Joh. 7:15. Ja, wie doet de Wet eigenlijk, naar de eis der Wet? Als de gehoorzaamheid van de Wet als norm geldt voor de gelovigen, wie kan er dan voor God bestaan? De absolutie van de Wet verandert namelijk nooit. En als nu de meest geoefende in de genade maar een klein beginsel heeft van die nieuwe gehoorzaamheid, hoe zal dan de Wet daarover oordelen? Zo van: Nu, ja, u doet u best en de rest kijk ik door de vingers? Zo oordeelt de Wet niet. De Wet kijkt alleen naar de gehoorzaamheid van Christus, die volkomen is. De Wet kijkt in der eeuwigheid niet meer naar de gehoorzaamheid van een kind van God, want die verantwoordelijkheid heeft Christus van de Wet overgenomen en de Wet het zwijgen opgelegd in Zijn binnenste. Het geloofsleven is daarom wel naar de Wet, maar het geloof dat door de liefde is werkende is het einde van het gebod en leeft niet door het gebod maar door de belofte des Evangeliums. De belofte is de vervanger van het gebod (alleen voor de gelovigen) en de liefde de vervulling ervan. Niet de gelovigé in eigen persoon is in overeenstemming met de Wet, want 'de beste' heeft maar een klein beginsel. Met dat kleine beginsel zal de Wet nooit geen genoegen nemen, al zou de Wet in staat zijn er zijn rechten op te doen gelden. Dat recht is de Wet -ten aanzien van de gelovigen- kwijtgeraakt door de gehoorzaamheid van Christus.

Ds. Pieters: "Het Woord Zelf en ook het gezonde verstand bewijst dat de Wet der Tien Geboden door Christus niet zijn afgeschaft, die Zijn Vader Zelf heeft afgekondigd; die Hij Zelf eerst in het geweten van de mens schreef bij de schepping en bindend verklaarde; die Hij later op de Sinaï aan Zijn uitverkoren en verloste volk Israël bekend maakte; waarvan Hij later bij Jeremia verklaarde dat Hij ze als vrucht en inhoud van het Nieuwe Verbond zou schrijven in het hart der Zijnen; en waarvan Christus later verkondigde dat Hij niet was gekomen om deze Wet te ontbinden..." Christus is dus niet gekomen om de Wet te ontbinden, maar die te vervullen, dat is: niet af te schaffen, maar op een geheel nieuwe manier in het leven der Zijnen te laten functioneren."

Schrijver: De Wet is zeker niet afgeschaft, wij doen de Wet niet teniet, wij bevestigen de Wet, zeg ik, met Paulus. Waarin bevestigen wij de Wet? Dat de Wet heilig is en goed en omdat de Wet heilig en goed is, kan ik nooit in overeenstemming met de Wet geraken, dan alleen door de gehoorzaamheid van Christus. Ik heb al enigszins gezegd waarom Mozes de Wet in de Ark moest leggen, omdat de openbaring van de Wet het volk ter helle deed verzinken, waarop geofferd moest worden en het bloed moest worden gesprenkt om verzoening te doen voor al die keurige mensen, die niet anders deden dan de Wet Gods overtreden. Wij bewaren de Wet Gods met eerbied, zoals Obed Edom de Wet in de Ark bewaarde, namelijk in Christus. Het leven van Christus is de onze, we liggen voor Zijn rekening, dat is onze enige Troost, beide in leven en sterven. God ziet geen zonde meer in Zijn Jakob en geen overtreding meer in Zijn Israël, hoewel Gods kinderen in de praktijk Simson bij Delila kunnen overtreffen en als zij daarvoor bewaard blijven, dan toch zeker in de inleving. Dat is de functie van de Wet, om noch maar niet te schrijven van de functie van het Evangelie, want die gaat nog duizend keer dieper. De Wet doodt, maar het Evangelie maakt levend, ook in het stuk der dankbaarheid. Vandaar dat de levende Kerk bidt: "Gun leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond", anders gaan ze met een gesloten mond over de aarde, vanwege dat ellendige vlees dat ze omdragen, nee, die ze zijn!

Ds. Pieters: Betekent het dan dat de Wet niet meer de wil des hemelsen Vaders is en daarom geen zeggenschap meer heeft in het leven van Gods kinderen? Of betekent het dat heel de Wet, zowel der ceremonieën als der zeden, heen wees naar de Christus, Die alleen de eigenlijke Inhoud van de ceremoniële Wet is en Die alleen de zedelijke Wet heeft gehouden als eis van het verbroken werkverbond?"

Schrijver: Je begint het te verstaan! De wille Gods is te geloven in Christus, want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft. Het woordje Einde, betekent het einde van het gebod. De Wet gebiedt dan niet meer, maar zwijgt in de Ark. Dat heb ik toch genoegzaam bewezen? Het is een heerlijk zwijgen van een verzoend Vader in Christus, want Hij zwijgt in Zijn liefde (Zef. 3) over dat volk, wat door Christus verzoend is en dat door de bediening des doods arm en ellendig blijft, maar dat door de bediening van het Evangelie betrouwt op de Naam des HEEREN. Gods wil is in Christus te geloven en dat strijd nooit tegen de Wet der Tien Geboden, maar de gehoorzaamheid des geloofs heeft geen relatie met de Wet, maar alleen met Christus. De wil van God komt uit een andere Bron dan de Wet der zeden, namelijk uit Christus. Wat zegt de Vader van Christus? "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik al Mijn welbehagen heb, Hoort Hem!" De wil van God is Christus, want dat is Zijn welbehagen voor al de uitverkorenen. Christus is mijn Wet en als Christus mijn Wet is, doe ik de zonde niet meer, hoewel ik zonde ben! Wie het verstaat, die weet het.

Ds. Pieters: "Ik doe niets anders dan wat de apostel Paulus doet, wanneer hij aan de gelovigen in de verscheidene gemeenten schrijft hoe zij in de praktijk der godzaligheid zich hebben te gedragen, bijvoorbeeld: Efeziërs 6 vers 1-3: "Gij kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Heere; want dat is recht. Eert uw vader en moeder (hetwelk het eerste gebod is met een belofte), opdat het u welga, en gij lang leeft op de aarde."

Schrijver: Ik geloof niet dat het je bedoeling is om Gods volk wettisch aan het werk te zetten, maar de praktijk openbaart wel anders, want er stroomt heden ten dage zeer veel bloed van Mozes door onze aderen. Daarom is het zo noodzakelijk de woorden van Paulus uit Efeze 6 in het rechte licht te verstaan, namelijk door de verbondsgemeente (waartegen hij zich richt) aan te spreken vanuit Wet én Evangelie. Het gebod is van kracht, zolang gehoorzaamheid achterblijft. De Heilige Geest laat de Wet inkomen, om een (on)bekeerd mens op de knieën te brengen, met de bede: "O, God, wees mij de zondaar genadig." Dat betekent niet dat alle mensen zalig worden, want ook bij Judas kwam de Wet in, maar dat eindigde aan de strop. God is soeverein, wie Hij verkiest, maar dié Hij verkiest zullen worden toegebracht en zullen aan de Wet sterven, opdat zij Gode leven zouden.

Ds. Pieters: "Wat Paulus hier doet, is NIET tegen zijn eigen uitspraak ingaan, dat Christus het Einde der Wet is. Het is er volstrekt mee in overeenstemming. Wat ik nu graag van je eens zou lezen, is: hoe kan Paulus zo naar de Wet verwijzen in een OPROEP om eraan te gehoorzamen, áls het waar zou zijn dat de Wet der Tien Geboden geen leefregel der dankbaarheid is. Ik ben benieuwd en zie er met verlangen naar uit.

Schrijver: Voor Gods volk is de oproep uit Efeze 6 niet uit de Wet, maar uit het zuivere Evangelie. God maakt van geboden beloften en Gods volk maakt van geboden gebeden. En -we zeiden het reeds- dat mét het evangelisch bevel de vervulling is gewaarborgd in de beloften Gods, die in Christus niet ja en nee zijn, niet denken en doen, niet twijfelen en nalaten, maar ja en amen zijn, omdat God het gezegd heeft. Daarop steun ik, daarop leun ik, daarop vertrouw ik, daaruit leef ik, daaruit beef ik, daarop zie ik, op Jezus alleen. En als ik Hem zie, zie ik het Einde van de Wet en het Einde van al mijn kennen en kunnen, het Einde van al mijn mogelijkheiden, het Einde van mijn rechtvaardigmaking en het Einde van mijn bedorven heiligmaking, maar dan blijft erover een goddeloos mens en een heilige Jezus. NEE! Jezus ALLEEN! Gestorven voor mij, zal mijn zwanenlied zijn. En omdat God het gezegd heeft, komt er een volk thuis, gerechtvaardigd van de zonde en geheiligd door Zijn Geest. Niet de geboden, maar de beloften des Evangeliums regelen het leven van een kind Gods en daaraan komt geen mens te pas. Kom, vriend, zing met me mee: Halleluja, door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen. Amen.

Ds. Pieters: O, wat is het een kostelijk en krachtig Evangelie! Wat zegt mijn ziel hierop anders dan AMEN?! Jij vraagt: Kom, vriend, zing met mij mee! Broeder, ik zing met je mee: Het is Christus en Zijn gerechtigheid en Zijn heiligheid en Zijn volkomenheid alleen! O, make de HEERE Zelf het vol met de Geest van Pinksteren, de Belofte des Vaders!"

Schrijver: Daar waar Christus in de ziel is verheerlijkt, zal de Wet nooit geen plaats meer kunnen veroveren. Paulus was een lijk voor de Wet en de Wet een lijk voor hem en voor al degenen die aan de Wet gestorven zijn. Paulus was aan al het 'moeten' gestorven, want de Wet zegt dat het moet, maar wat het Evangelie geeft, dat keurt God goed. Is het Evangelie tegen de Wet? Wel wat haar bediening betreft, maar niet in haar doel. Het Evangelie is juist in overeenstemming met de Wet. Het Evangelie geeft wat de Wet eist. Wet en Evangelie hebben één ding gemeen, ze behoren beiden tot Gods wil. De wil van God, uitgedrukt in de Wet, is door Christus vervuld. De wil van God, uitgedrukt in het Evangelie, is te geloven in Hem Die Hij gezonden heeft. Als de eerste man -Mozes- gestorven is, is ook zijn huwelijks-wet niet meer van kracht en ben ik vrij om een Ander te trouwen. Als Christus in mij leeft en ik in Hem, rust ik op Zijn ja-woord en op Zijn beloften en leef ik Gode naar de Wet door de Wet des geloofs. Gods volk bewaart de geboden wel, van harte zelfs, maar laten zich er niet door regeren, want anders zouden ze zeker omkomen. Christus regeert Zijn kinderen en is ook ten volle verantwoordelijk voor hun wandel. De Wet des geloofs heeft mij dus vrijgemaakt van de Wet van Mozes, die mijn dood en verdoemenis openbaarde, maar door vrije genade ben ik als een goddeloze met God verzoend en aangenomen als een vrijwillig gevangene van Christus en sta nochtans in de vrijheid van het Evangelie. Tegen dezulken is de Wet niet. Amen.

PS. Ik hoop van ganser harte, dat ds. W. Pieters nog eens door het geloof terug komt op zijn getuigenis in de vorige alinea, waar hij uitbreekt in vreugde: "O, wat is het een kostelijk en krachtig Evangelie!" enz. Tot op de dag van vandaag verloochent hij helaas wat hij hier belijdt. Mijn hart weent..., want ik heb broeder Pieters echt wel lief, maar niet ten koste van de waarheid.


http://www.derokendevlaswiek.nl