38-JARIGE KRANKE
DE GENEZING VAN DE 38-JARIGE KRANKE        
Plaats in winkelmandjeMandje
DE GENEZING VAN DE 38-JARIGE KRANKE
De genezing van de 38-jarige kranke die wij in afhankelijkheid des Heeren met u wensen te overdenken, vinden we opgetekend in het heilig Evangelie van Johannes, daarvan het vijfde hoofdstuk, vanaf het 5e vers tot en met vers 15, waar aldus geschreven staat:

"En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. Jezus, ziende dezen liggen, en wetende, dat hij nu langen tijd gelegen had, zeide tot hem: Wilt gij gezond worden? De kranke antwoordde Hem: Heere, ik heb geen mens, om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neder. Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op, en wandel. En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde. En het was sabbat op denzelven dag. De Joden zeiden dan tot dengene, die genezen was: Het is sabbat; het is u niet geoorloofd het beddeken te dragen. Hij antwoordde hun: Die mij gezond gemaakt heeft, Die heeft mij gezegd: Neem uw beddeken op, en wandel. Zij vraagden hem dan: Wie is de Mens, Die u gezegd heeft: Neem uw beddeken op, en wandel? En die gezond gemaakt was, wist niet, Wie Hij was; want Jezus was ontweken, alzo er een grote schare in die plaats was. Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. De mens ging heen, en boodschapte den Joden, dat het Jezus was, Die hem gezond gemaakt had", Joh. 5:5-15.

Ten tijde van Christus' omwandeling op aarde was er te Jeruzalem, nabij de Schaapspoort, een zeker badwater, genaamd "Bethesda". Het was een soort Sanatorium, vijf zalen groot, waarin tal van zieken met kwalen van uiteenlopende aard hun verblijf hadden. De Schrift meldt ons dat er in de zalen van Bethesda een grote menigte kranken, blinden, kreupelen en verdorden lagen. Het krankenhuis Bethesda was niet voor niets overvol met patienten, want het had iets eigenaardigs. Er was in dat hospitaal een waterbad dat tot genezing diende van welke kwaal men ook maar bezat. Je zou toch zeggen dat dan al die mensen wel tegelijk in dat badwater zouden springen om genezing te verkrijgen.
Nou, zo gemakkelijk ging dat niet, want er ging van dat badwater alleen genezende kracht uit, als er een engel uit de hemel afdaalde en dat badwater in beroering bracht. Dan zou je zeggen dat al die zieken elkaar op de rand van dat badwater zaten te verdringen, omdat iedereen de eerste wilde zijn als de engel het water in beweging zette. Dat was het nu juist, want de engel kwam niet op gezette tijden, maar onverwacht en ongedacht. Niemand wist precies wanneer de engel zou afdalen en het was altijd weer een wonder als het water in beroering kwam. Het had dus niet veel zin om op de rand van dat badwater te blijven wachten, want dat kon soms heel lang duren.
Bovendien waren de zieken daartoe niet eens in staat, want de kwalen waren van dien aard dat de meeste zieken hulp nodig hadden om hen in het badwater te werpen. Daarbij gold, dat wie het eerst kwam, het eerst maalde. Dan zou je toch zeggen dat de zieken met de ergste kwalen wel het eerst in het badwater geworpen zouden worden als de engel het water beroerde. Kun je net denken. De terminale patienten moesten het langst wachten en kwamen nauwelijks aan bod, omdat de lopende patienten hen bijna altijd voor gingen.

U ziet, in Bethesda heerste er dus een ontstellend egoisme, wat vanzelf een gevolg was van het alom heersende wetticisme, waarvan elke Jood doorzuurd was, op een zeldzame uitzondering na. Van het Sanhedrin hadden deze mensen ook geen hulp te verwachten, want de Farizeeen waren alleen maar druk met zichzelf, namelijk in het uitgalmen van hun dankgebeden op de hoeken van de straten, en in het onderhouden van hun "regel des levens" van "raak niet, smaak niet en roer niet aan".

Bethesda was dus niet bepaald een huis der barmhartigheid, want iedereen moest zichzelf bedruipen en elk der patienten moest maar zien dat hij/zij zo snel mogelijk van zijn of haar kwaal genezen werd. Als de engel het water beroerde, dan was het vanzelf een gedrang van jewelste en het geschreeuw en gescheld zal ook wel niet van de lucht geweest zijn, vanwege het nodige ellebogenwerk.

Ja, zo zit de mens in elkaar, want van nature gunnen we niemand het zijne. Na de zondeval kwam het al spoedig openbaar dat de mens zichzelf een wet veroorloofde, namelijk het recht van de sterkste. Kain sloeg zijn broeder Abel dood uit afgunst, want de Heere zag Abels offer aan en dat van Kain niet. Afgunst was trouwens ook de drijfveer van de duivel waarmee hij Adam en Eva ten val bracht. De duivel kan het niet verdragen als de mens in vrede en gemeenschap met zijn God leeft. Zo is de duivel er altijd op uit, om de gemeenschap met God en Zijn volk te verstoren en kon het zijn te verbreken. Want hij weet heel goed dat als Gods volk de gemeenschap met God moet missen, zij krachteloos en machteloos is, totdat de Heere haar weer opricht. Het is dus noodzakelijk dat Gods volk door het geloof gebruik maakt van de gehele wapenrusting Gods, om te kunnen staan tegen de listige omleidingen des duivels (Ef. 6:11).

Nu lag er een man in een van de zalen van Bethesda, een zeker mens, die al lange tijd ziek lag, namelijk 38 jaar. Moet u eens voorstellen: acht en dertig jaar, dat is meer dan de helft van een gemiddelde mensenleeftijd. Die man had wellicht al wel honderd keer gezien dat het badwater in beroering kwam, maar zelf was hij niet in staat om zich erheen te slepen en van een helpende hand was hij helemaal verstoken. Zijn toestand was dus zeer beklagenswaardig, uitzichtloos, reddeloos en hopeloos. Elke hoop op genezing was bij die man totaal vergaan, want hij had al 38 jaar zo goed als geen bestaan. Je zou toch zeggen dat deze man overrijp was voor vrije genade. Als je 38 jaar op je ziekbed ligt en geen been kan verroeren, dan ben je toch onderhand wel een diep ontdekt mens te noemen. Als je 13870 dagen op je ziekbed ligt dan heb je toch wel wat wezenlijks te vertellen. Ja, dat zou zo moeten wezen, maar het tegenovergestelde bleek het geval te zijn met deze man. Bovendien brengt ziekte opzich de mens niet dichter bij de zaligheid, hetgeen uit het vervolg van deze geschiedenis ook zal blijken.

Het was niet toevallig dat de Heere Jezus op de sabbatdag het hospitaal Bethesda voorbij kwam en daarin een mens ziet liggen, die reeds 38 jaar op zijn ziekbed zuchtte. Het gaat in deze perikoop namelijk niet om de genezing van de 38-jarige man als zodanig, maar om de verheerlijking van de Zone Gods. We zullen echter niet op de zaak vooruitlopen, maar de Heere Jezus volgen op Zijn ziekenbezoek in Bethesda.

Daar nadert de Heere Jezus -welzeker met innerlijke ontferming bewogen- de 38-jarige kranke en vraagt hem: "Wilt gij gezond worden?"

Je zou toch zeggen dat die man op zijn minst had moeten antwoordden: "Als dat zou kunnen, Heere!" Maar nee, die man begint direct met ongeloofstaal te redeneren: "Heere, ik heb geen mens, om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neder." Nou, dat was voor de Heere Jezus oud nieuws, want dat wist Hij allang, bovendien vroeg Hij daar niet naar.

Je hebt van die mensen die met hun bekerings- en/of levensverhaal nooit verder komen dan "horizontalisme". Dat begint met de mens en dat eindigt met de mens. De een heeft een ziek been, de ander een ziek bed, nog weer een ander heeft het alleen maar over zijn wintertenen, maar om zulke verhalen zit de Heere Jezus niet verlegen. Christus zoekt het verlorene, maar die man was met zijn 38 jaar ziek zijn nog nooit een verloren mens geweest. Ja, en zulke mensen weten niets anders te vertellen dan hun tijdelijke noden, maar van het ene Nodige hoor je bij dezulken niets.

Weet u wat een echt kenmerk is van een verloren mens voor God? Dat hij zijn tijdelijke noden ver ondergeschikt acht aan zijn eeuwige belangen. Verloren mensen hebben feitelijk maar ene zielevraag: "Hoe kom ik ooit met God verzoend?" Die mensen worstelen met maar een zielevraag, namelijk deze: "Mijn ziele doorziet ge uw lot? Hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God?" Ja, die zielen krijgen met God te doen. Zo was het bij deze man echter niet. Die man liep met zichzelf onder zijn arm en aan de kennis van Gods wegen had hij niet de minste lust en van de zonden geen enkele last. Op de vraag van de Heere Jezus: "Wilt gij gezond worden", begint die man direct zijn biografie te vertellen, maar hij sloeg het beginstuk over, namelijk zijn diepe val in Adam. Die man had het alleen maar over de gevolgen der zonden en was vervuld met zelfmedelijden, namelijk dat hij geen mens had, maar hij zei niet dat hij God kwijt was en repte met geen woord over zijn schuld.

Je hebt mensen die altijd bij een of andere engel (dominee) om redding wensen, maar niet vluchten tot des Heeren macht. Zo was het ook met deze man. De Heere Jezus is echter niet karig in het schenken van lichaamsgenezing, zoals we dat ook bij de tien melaatsen kunnen zien. Christus verklaart ook deze man terstond genezen met de woorden: "Sta op, neem uw beddeken op, en wandel."

De Heere Jezus brengt het water niet in beroering om die man te genezen, nee, Hij geneest hem op Zijn spreken. "Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er." Christus spreekt als Machthebbende, als God. Zo gaat het ook als de Heere de mens van dood levend maakt. Dat geschiedt ook en uitsluitend op Zijn spreken. "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven", Joh. 5:25.

Ja, en toen was die man uitgeziekt, uitgeklaagd en uitgeredeneerd, want geen mens kan het machtswoord van Christus tegenstaan. "En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde."

Je zou nou toch zeggen dat die man vanwege het wonder van dankbaarheid wel aan de voeten van zijn Weldoener zou vallen, om Hem alleen de dank toe te brengen. Nee, kun je net denken; hij was wel uitgeziekt, uitgeklaagd en uitgeredeneerd, maar met al de ontvangen weldaden bleef de man ongeleerd en onbekeerd. Hij keurde Jezus geen blik meer waardig. Hij was van zijn kwaal af en hij had naar zijn mening lang genoeg op de koude vloer gelegen. Trouwens, hij moest maken dat hij wegkwam, want het was sabbatdag en op die dag was het verboden om je bed te versjouwen. Maar de Heere, die de man ook ontweken was, maakt alles openbaar en liet die man tegen de godsdienstige Joden oplopen. Ja, en toen had je de poppen aan het dansen, want ze beginnen die man direct te verwijten dat hij aan sabbatsarbeid doet. Dan doet die man geen belijdenis van zijn geloof, want dat had hij niet, nee, hij doet verslag van hetgeen er geschiedt was. "Zus en zo is het geschiedt op bevel van een zeker Mens. Weet ik veel wie die Mens geweest is, maar dat doet ook niet terzake, ik ben gezond en daar ging het mij om."

Die man zal wel gedacht hebben dat het met een sisser af zou lopen, maar daarin vergist hij zich deerlijk. Onverwacht loopt hij de Heere Jezus tegen het lijf en de Heere herinnert die man direct aan het wonder van zijn genezing: "Zie, gij zijt gezond geworden!"

Nou zou je toch denken dat die man alsnog in het stof zou vallen voor zijn Weldoener, maar nee, hij blijft rechtovereind staan en verblikt of verbloost niet bij de woorden van Christus. En dat is er een bewijs van dat die man 38 jaar lang een verhardingsproces had ondergaan, met als gevolg dat zijn geweten als met een brandijzer was toegeschroeid waar geen genezen meer aan was. De man had nog net niet de brutaliteit om tot Christus te zeggen: "Wat gaat dat U aan?" Maar de Heere Jezus is de man een slag voor en ontdekt hem aan zijn geestelijke kwaal: "Zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede."

Christus verkondigt die man niet het Evangelie, nee, hij ontdekt die man aan zijn verdoemelijke staat onder de Wet. Het loopt echter slecht af met die man, want hij zet het direct op een lopen. Een waarlijk ontdekt mens valt God te voet op genade of ongenade, maar de huichelaar valt van God af. Zo verging het ook die man en viel Christus niet te voet, maar viel Hem af. Hij haastte zich als een Judas naar de godsdienstige Joden en verraadde Jezus bij het Sanhedrin. Ja, dat is nu de dankbaarheid van de huichelaar. Ondanks de weldaden gaf die man zijn Weldoener aan bij de godsdienst, bij degenen die Christus ten dode haatten. Dat is nog niet veranderd in onze dagen. Bij de huichelaar doet de rechte prediking geen nut. Integendeel, dezulken laten zich niet bestraffen en verdraaien de Waarheid tot hun eigen verderf.

"Zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede."
Die 38-jarige kranke had zijn ziekte dus aan zijn zonden te wijten. Dat was zo geheel anders bij de blinde Bartimeus, want die was niet blind geboren om de zonde van zijn ouders, noch die van zichzelf, maar opdat de werken Gods in hem geopenbaard zouden worden (Joh. 9:3). Het maakt dus een heel verschil HOE en WAARTOE we door Christus uitgeholpen worden. Een mens kan veel uitreddingen ondervinden, zelfs op verhoring van zijn gebed, maar dat is nog geen garantie dat de werken Gods in Christus in hem geopenbaard zijn of zullen worden.

Het gaat dus niet over het feit WAT wij allemaal ondervinden aan noden en behoeften, uitreddingen en uitkomsten, maar HOE wij er onder zijn en WAT het uitwerkt in ons leven. David viel met zijn zonden (de telling van het volk) aan Gods kant: "Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen", 2 Sam. 24:14.

En de Samaritaan keerde als enigste van de tien melaatsen tot zijn Weldoener terug, om Hem van zijn genezing de eer te geven. Die andere negen hadden genoeg aan de weldaad van de genezing, maar vergaten de Weldoener tot hun eigen verderf. De vraag die toen uit de mond der Waarheid klonk: "Waar zijn de negen", zal op de dag der dagen opnieuw weerklinken, maar dan als een oordeel des drievoudigen doods voor al degenen die aan de weldaden genoeg hadden en nooit wezenlijk om een God voor hun hart en een Borg voor hun ziel verlegen zijn geweest.

"Zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede."
De 38-jarige kranke is doorgegaan in zijn zonde en heeft Christus verraden bij het toenmalige Sanhedrin. Bartimeus werd ook verhoord door het Sanhedrin, maar die gaf Christus de eer van zijn genezing en werd toen als een verworpene uitgeworpen, om daarna door Christus tot het geloof in Hem gebracht te worden. Ja, zo vindt Christus Zijn volk, als verworpenen van de gevestigde kerk. "Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende", Hebr. 13:13.

We hebben gezegd dat het in deze geschiedenis niet zozeer gaat om de genezing van die 38-jarige kranke, maar veelmeer dat de Godheid van Christus zou geopenbaard worden. Want nadat het bekend geworden was dat Jezus de man op de sabbatdag genezen had, zochten de Joden Jezus te doden, omdat hij deze dingen op de sabbat gedaan had. Volgens de regels van het Sanhedrin mocht je op de sabbatdag niet je naaste uit de goot helpen, noch enig werk der barmhartigheid doen, want daarmee werd de sabbatdag grotelijks ontheiligd, volgens hun opinie. Van de Wet Gods hadden zij echter een karikatuur gemaakt, een zogenaamde regel der dankbaarheid, terwijl zij de Wet nog met geen vinger aanroerden en van de liefde Gods volslagen vreemdeling waren.

Het tegenwoordige Refodom kan wat dat betreft met het toenmalige Sanhedrin wedijveren, aangezien de liefde van velen bevroren is (dus nooit gehad), terwijl men hoog opgeeft van de Wet, om die te doen uit dankbaarheid. Hoeveel massa's belijders er allemaal onder dit mom ten hemel denken te reizen, is met geen pen te beschrijven. De eeuwigheid zal het openbaren.

De Heere Jezus gaat echter frontaal in de aanval met het Joodse naamchristendom en antwoordt hen: "Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook." Wat voor Gods volk een zieletroost is, namelijk dat de Zone Gods nooit sluimert noch slaapt, is voor de Joden een ergernis en voor de Grieken dwaasheid.

Omdat Christus Zich Gode evengelijk gemaakt had zochten zij Hem des te meer te doden. Dat Christus de eniggeboren Zone Gods was/is, was voor hen echter geen vraag, want de Heilige Geest gaf medegetuigenis in hun door de duivel bezet geweten dat Christus de Waarheid was/is en ook de volle Waarheid sprak. De duivel gelooft namelijk ook dat Christus Gods Zoon is, en hij siddert. De Joden konden het echter niet verdragen dat zij -als kinderen van Abraham- de Zoon van Maria en Jozef ver ongeschikt waren, laat staan dat zij Zijn gerechtigheid noodzakelijk achtten om voor God te kunnen bestaan.

Bovendien, als zij Jezus erkenden als de Christus Gods, dan zeeg heel hun godsdienstige systeem als een kaartenhuis ineen. Dat is in onze dagen niet veranderd, want als heilige huisjes ineen dreigen te storten, dan worden de betrokkenen met haat en wrevel vervuld. Op allerlei manier probeert men die haat onder een vrome dekmantel te ventileren en daarvan zijn de talloze refoweb- en gereformeerde gezindte-forums een duidelijk bewijs. De zonde tegen de Heilige Geest wordt in onze dagen openlijk bedreven door talloze rechtzinnige belijders die in werkelijkheid in dienst staan van de Antichrist.

De Heere Jezus gaat voor de antichristelijke galspuwerij der Joden echter geen stap opzij en wederstaat hen in hun aangezicht. De Zone Gods heeft evengelijke macht als God de Vader en God de Heilige Geest, ook ten aanzien van de toepassing van de vergeving der zonden. Dat feit ontkenden niet alleen de toenmalige Joden, maar ook in onze dagen wordt de Godheid van Christus in discrediet gebracht door een deel predikanten uit de volle breedte van de gereformeerde gezindte. Zij ontkennen dat niet alleen de Vader, maar ook Christus de zonden vergeeft, want de vergeving der zonden schrijven zij alleen God de Vader toe. Het is godslastering van de eerste orde.

We hebben er al meer uitgebreid over geschreven, zodat we het in dit bestek slechts kort aanstippen. We gaan eindigen. De oordelen hangen laag en zijn alrede van kracht. God heeft reeds Zijn zwaard uitgestrekt over Nederland, ooit genoemd "het Israel van het westen". De maat moet eerst vol gezondigd worden, net als bij Sodom en Gomorra. Sommigen mogen weg, anderen moeten blijven. Voor sommigen geldt: "Omdat gij het Woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking , die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen", Openb. 3:10. Amen.

GPPB. v.d.m.


http://www.providencemountainranch.com