|
|
GELOOFSBELIJDENIS AFLEGGEN EN DE KINDERDOOP
| |
|
|
Onlangs kreeg ik de vraag of het doen van openbare belijdenis des geloofs een voorwaarde is om je kinderen te laten dopen. "Dat is wel een vereiste in onze kerk", voegde de vragensteller er aan toe.
1. Ik weet dat deze vraag bij velen leeft, maar om deze vraag bijbels te beantwoorden, moeten we eerst weten wat het doen van openbare belijdenis des geloofs inhoudt, ofwel wat de voorwaarde is om werkelijk belijdenis des geloofs te kunnen afleggen. Zoals velen wel zullen weten is het doen van de belijdenis des geloofs in vele kerkverbanden verlaagd tot het doen van belijdenis van de waarheid. De belijdenis-catechisanten geven in dat geval alleen hun 'jawoord' op de leer die "alhier geleerd wordt", dus op de belijdenis der kerk, vervat in de Drie Formulieren van Enigheid. Volgens zeggen doet men alleen belijdenis van WAT men gelooft, maar niet DAT men gelooft. De paus zou het niet beter kunnen formuleren en de duivel ook niet. Deze uitwendige vorm van belijdenis doen is echter een grote miskenning van het doen van openbare belijdenis des geloofs en daaraan staat de hele afscheiding schuldig. Ja, welke kerk eigenlijk niet? Het doen van openbare belijdenis des geloofs is geen uitwendige formaliteit en geen vormelijk toetreden tot het getal der belijdende lidmaten. Het doen van belijdenis des geloofs kan alleen geschieden door degenen die waarlijk in Christus geloven, want daarvan gaan zij belijdenis doen. Het doen van belijdenis des geloofs is dus niet 'pro forma', maar een belijdenis DAT je gelooft, WAARIN je gelooft en WAT je gelooft. Jeugd, laat je niet bedriegen door pauselijke kerkregels, die het doen van belijdenis verlagen tot een uitwendig belijden van de waarheid. Zonder geloof valt er niets te belijden, ook niet van de waarheid. Zonder geloof kunnen we God niet behagen. Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Dat leert de Schrift en die het anders leren zijn leugenstoffeerders die de breuk op het lichtst genezen en spreken van vrede en vrede en geen gevaar (Jer. 6:14 - Jer. 8:11). Zonder geloof is alles wat de mens doet en/of nalaat ijdelheid en kwelling des geestes. Zonder waar geloof in Christus is het afleggen van openbare geloofsbelijdenis pure ongerechtigheid. Dit feit geeft niemand het recht om onbekeerd te zijn, ook belijdeniscatechisanten niet. God eist van een ieder van ons bekering en geloof en dat kan geen dag uitstel lijden. Maar ongelovig belijdenis doen van je geloof is een vloek en het is spotten met God. Aan de fabel dat jonge mensen bij het afleggen van een uitwendige geloofsbelijdenis de verantwoordelijkheid van de ouders overnemen, besteed ik geen aandacht. Elk mens, hetzij klein of groot, staat persoonlijk voor God. Dit wil ik wel zeggen: er is geen ouder die de plicht van zijn of haar ja-woord bij de Doop gegeven verliest, ook niet als de kinderen getrouwd zijn. Dat blijft van kracht aan deze zijde van het graf. Als Eli nalatig is omtrent zijn ouderplicht en tevens nalatig is in het handhaven van de kerkelijke tucht jegens zijn goddelozen (getrouwde) zonen (ambtsdragers), dan komt de Heere hem tegen en dan breekt Eli zijn nek. Laat het een ernstige waarschuwing zijn voor ons allen, want er bestaat geen enkele reden om ons boven Eli te verheffen, ziende op onszelf. Onze kinderen kunnen van ons alleen maar de verdoemenis erven en het is een eeuwig wonder als God hen voor Zijn rekening neemt in Christus. Zijn jawoord is zaligmakend, het onze op generlei wijze, want de mens is op zijn best maar een verbondsbreker, ook Gods volk en dat is het enige volk dat dat elke dag gewaar wordt, inleeft en daarover bij tijden bitterlijk weent en berouw heeft. Het is echter spotten met God als men genoemde Eli-houding koestert en die Eli-houding heerst in onze dagen in ALLE kerken, ja, in gezin, kerk en staat. Als de tucht niet daadwerkelijk functioneert, dan roept men Gods verbondswraak in. Anderzijds roept men ook Gods verbondswraak in als men weigert verbondskinderen ten Doop te houden. We komen er in het tweede punt nog op terug. Dit wat betreft de voorwaarde van het doen van openbare belijdenis en de betekenis ervan. Men moet waarlijk in Christus geloven en daarbij moet gezegd worden dat de kerk in haar oordeel daarin feilbaar is, maar ambtelijk onderzoek naar staat, leer en leven is absoluut noodzakelijk. Belijdenis des geloofs afleggen doet men voor Gods aangezicht en voor de gemeente. God vervloekt alle pro forma's in Zijn gemeente, dus ook het ongelovig doen van belijdenis des geloofs. Als belijdend lid is men medeverantwoordelijk voor de gehele gemeente. Een gelovige vrouw heeft echter geen kerkelijk stemrecht, want vrouwen zullen zwijgen in de gemeente. Dat geldt voor alle ongelovigen. Weg met die pelagiaanse kerkdemocratie. Een gelovige vrouw mag/zal wel dienstbaar zijn in de gemeente, namelijk in het verzorgen van de zieken en hulpbehoevenden, voorzover zij daartoe in staat is, maar zij mag op geen enkele wijze als spreekbuis fungeren en zij mag ook geen ambt bekleden. Daarin zal een gelovige vrouw Gods Woord volledig bijvallen en daaraan met vreugde onderworpen willen zijn.
2. Het doen van openbare belijdenis des geloofs is op geen enkele manier een voorwaarde om je kinderen te laten dopen. Het is wel gewenst, maar het is geen voorwaarde. Het doen van belijdenis des geloofs heeft op de Heilige Doop geen enkele invloed. Niet de ouders, maar God houdt de kleine kinderen des verbonds ten Doop. Het jawoord wat de ouders bij de Doop geven heeft met de Doop als zodanig niets uit te staan. Het jawoord geldt alleen voor de opvoeding naar de voorzijde leer en het leven der godzaligheid dat daaraan verbonden is. Nee, ouders mogen niet ongelovig 'ja' zeggen, maar zeker ook geen ongelovig belijdenis afleggen. Dat feit moet beslag leggen op iedere onbekeerde ouder, namelijk om niet onbekeerd te kunnen blijven voortleven. Indien doopouders onbekeerd zijn en om die reden geen openbare belijdenis des geloofs kunnen afleggen, mag de kerk daarom nooit de Doop van hun kinderen weigeren. Kinderen die op het erf der kerk geboren worden, dus in de lijn der geslachten, zijn verbondskinderen en die behoren gedoopt te wezen. We hebben het al meer geschreven, maar het nog een keer te schrijven is mij niet verdrietig en het is u zeker, namelijk dat het een fabel is dat bij de Doop de kleine kinderen in het verbond Gods in- of uitwendig worden ingelijfd. Kinderen die in de lijn der geslachten geboren worden ZIJN verbondskinderen en behoren om die reden het teken en zegel des verbonds te ontvangen en gedoopt te wezen. De Heilige Doop is een heilig sacrament en een versterking des geloofs voor de ware gelovigen. Als ouders in de wereld leven, moeten zij wel onder de tucht gesteld worden, maar hun kinderen mogen om die reden nooit de Doop geweigerd worden. Zelfs het ware geloof der ouders is op geen enkele manier een voorwaarde om hun kinderen ten Doop te houden, laat staan dat het geloof een grond is voor de kinderdoop. We zeiden al dat niet de ouders, maar God de kleine kinderen des verbonds ten Doop houdt, op grond van Zijn verbond. De heilige Doop laat zich echter niet verstaan zonder geloof, maar geloof of geen geloof, God eist verbondskinderen ten Doop. Het doen van geloofsbelijdenis is een kerkelijke instelling en nergens in Gods Woord bevolen. Het is opzich niet onbijbels, tenminste als het maar in het geloof geschiedt, maar het is op geen enkele wijze een voorwaarde voor het dopen van de kleine kinderen des verbonds. Voor de Doop geldt het gezag van het Woord, namelijk het gezaghebbende Woord van Christus: "Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods", Luk. 18:16. En de Heilige Geest bevestigt dat Goddelijke gezag bij monde van de apostel Petrus in Handelingen 2:39: "Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal." Kerken en kerkeraden die kinderen weigeren ten Doop te houden, omdat ouders geen geloofsbelijdenis kunnen doen en/of om die reden nog niet afgelegd hebben, vormen dus wel een schrikkelijke verhindering voor de kinderen om in de Doop tot Christus gebracht te worden. Kerken die het afleggen van de belijdenis des geloofs afeisen als voorwaarde om kinderen van betreffende ouders ten Doop te houden, zijn volbloed pauselijk. Dit soort vervloekte kerkregels moeten door de plaatselijke kerkenraad genegeerd worden, of men moet liever het ongenoegen Gods zich op de hals willen halen, dat kan ook, en de gevolgen daarvan zijn reeds tastbaar en voelbaar. Van de kerken gaat een doodslucht uit, het verbond Gods wordt massaal geschonden mede door het afeisen van een uitwendige en dode geloofsbelijdenis als voorwaarde voor de kinderdoop. En we zeiden al dat zelfs het ware geloof der ouders op geen enkele wijze een voorwaarde kan zijn voor hun te dopen kinderen. Gods eist alle verbondskinderen ten Doop, zonder enige uitzondering. Als ambtsdrager Mozes nalaat om zijn kinderen te besnijden, dan komt de Heere hem tegen, alsof Hij hem wilde doden. Zo nauw kijkt de Heere er op toe, namelijk of Zijn verbond niet geschonden wordt omtrent de toediening van het verbondsteken bij alle verbondskinderen, niet één uitgezonderd. Dat geschiedde in het O.T. door de besnijdenis en in het N.T. door de Doop. De Doop is echter geen vervanging van de besnijdenis, maar van een geheel andere orde, namelijk van de orde des Evangelies en niet die van de Wet, want die orde gold alleen het volk der Joden in het O.T. Die oudtestamentische tuchtmeester geldt niet meer, noch voor Jood, noch voor heiden, want het IS volbracht.
God, de Heere der heirscharen, is in onze dagen echter bezig Zijn verbondswraak te voltrekken, omdat de kerken regels en wetten hebben ingesteld die Zijn verbond verkrachten, regels die Hij nooit bevolen heeft. Al zal het ook door de oordelen heengaan, de Heere zal evenwel in het oordeel aan Zijn verbond gedenken, want Hij zal Zijn Waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken, tot in het late nageslacht. Amen.
GPPB.
PS. Aanverwant artikel: 'TWEEËRLEI VERBOND?'
|
|
|
|
|
|