|
|
DE GELIJKENIS VAN DE SCHAT IN DE AKKER
| |
|
|
Aan de hand van tal van gelijkenissen heeft de Heere Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde het Koninkrijk der hemelen op een voor de Joden bedekte manier verkondigd. We hebben al een keer eerder gezegd dat de gelijkenissen beslist geen vereenvoudiging vormen voor het verstaan van de geloofsleer. Volgens velen zijn de gelijkenissen goed voor zondagsschoolverhalen, omdat zij zo eenvoudig zijn. Ja, dat had je gedacht, maar het verstaan van de gelijkenissen zijn met het verstand niet te vatten. Integendeel, en daarom was dit soort prediking voor de Joden een ergernis en voor de Grieken dwaasheid. Ze wilden het vatten met hun verduisterde verstand, maar ze vatten het niet. De mens van nature vat het Woord Gods altijd begripsmatig op, maar zo kom je niet achter het geheim van zalig worden. Nee, Gods Woord kan allen maar GELOOFD worden, dat is wat anders dan begrijpen. Alleen het geloof verstaat de dingen die des Geestes Gods zijn, namelijk door de Geest van Christus, maar die dingen Gods zijn voor een natuurlijk mens alleen maar dwaasheid en een ergernis, omdat ze geestelijk verstaan dienen te worden. "Het verstand is een slap gevalletje", zei eens een leraar en Gods ware volk zal dat hardgrondig be-amen. Het heilgeheim van zalig worden heeft de Heere voor de wijzen en verstandigen verborgen en alleen Zijn kinderen geopenbaard. Dat heilgeheim gaat ook duidelijk schuil in de gelijkenis van de schat in de akker. De grote vraag is: hoe moeten we deze gelijkenis verstaan? Wat wordt bedoeld met het Koninkrijk der hemelen? Wie is de vinder van de schat? Wat stelt de schat voor? En wat moeten we ons bij de akker voorstellen?
Voordat we met de hulpe des Heeren deze gelijkenis met u wensen te overdenken, zullen we eerst het Schriftgedeelte lezen dat ons bij deze gelijkenis bepaalt, hetwelk u kunt opgetekend vinden in het heilig Evangelie van Mattheüs, het dertiende hoofdstuk, daarvan het 44 vers, waar wij lezen:
"Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen, en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker", Matth. 13:44.
In deze gelijkenis vergelijkt Christus het Koninkrijk der hemelen met een schat die in de akker verborgen ligt. Wat bedoelt de Heere Jezus met 'het Koninkrijk der hemelen'? Het Koninkrijk der hemelen is in de eerste plaats een geestelijk Koninkrijk. En in de tweede plaats wordt met dit geestelijke Koninkrijk het Koninkrijk van Christus bedoeld. Enerzijds bestaande in de oprichting en verbreiding der gemeente Gods, door de predikatie van het Evangelie en anderzijds bestaande in het eeuwige leven in de eeuwige heerlijkheid, waarin God zal zijn Alles en in allen. Christus heeft geen aards koninkrijk gepredikt, waarvan de regeringszetel te Jeruzalem is gevestigd en waar Hij de scepter zwaait, volgens de vleselijke verwachting der Chiliasten, nee, Christus predikt een geestelijk Koninkrijk, een hemels Koninkrijk, een Huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Christus zegt tegen Pilatus: "Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaren gestreden hebben, opdat Ik den Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier", Joh. 18:36. En omdat het Koninkrijk van Christus niet van deze wereld is, is dit Koninkrijk onzichtbaar voor de mens van nature, en als een schat verborgen in de akker van het Woord. Christus spreekt altijd in bedekte termen over het Koninkrijk der hemelen, want Hij is niet geroepen om de Parel van grote waarde voor de zwijnen te werpen, maar om Zijn volk krachtens het welbehagen des Vaders ermee bekend te maken. "Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven", Luk. 12:32. Hoewel dit Koninkrijk der hemelen een verborgen schat is, is het echter niet onbereikbaar en op grote afstand van ons gelegen en dus niet alleen voor sommige ingewijden toegankelijk. Een ieder wordt dit Koninkrijk der hemelen gepredikt: "Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen", Matth. 4:17. Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen met de komst van Christus en is geopenbaard in het Woord. Paulus predikt de Romeinen de rechtvaardigheid die uit het geloof is, zeggende: "Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen. Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken", Rom. 10:6-8.
Om maar met het laatste te beginnen, onder de akker in deze gelijkenis moeten we het gepredikte Woord Gods verstaan. We hoeven dus niet op zoek te gaan om die akker te vinden, want die akker is niet verborgen, maar voor iedereen ter beschikking en ter inzage. Dat zegt ook Paulus in het zojuist genoemde Schriftgedeelte. Het heilgeheim dat God aan Zijn vrinden bekendmaakt ligt verborgen in het Woord. Het geheim van zalig worden is dus niet gelegen in allerlei buitenbijbelse openbaringen en bovenaardse dromen, nee, Christus zegt: "Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen", Joh. 5:39. Er is echter een eigenaardigheid in deze gelijkenis. De Heere Jezus maakt melding van een zeker mens die deze schat vond. Hij zegt niet dat die mens de schat zocht. Nee, dat staat er niet en dat ligt er ook niet in. Die man was dus niet op zoek naar de zaligheid, nee, bij geval vond hij die schat in de akker verborgen. Niet toevallig, want toeval bestaat niet, maar bij geval, door Gods voorzienige leiding. We kunnen ons hierbij wel een voorstelling maken. Als een loonwerker een akker van een zekere boer aan het ploegen is, zou het kunnen gebeuren dat hij met zijn ploeg op een middeleeuwse kist met gouden dukaten stoot en dan is die loonwerker de koning te rijk, teminste, als hij in het bezit van die akker weet te komen, want er is geen andere weg om in het bezit van die schat te komen, dan door een rechtmatige aankoop van die akker. Het is maar een beeld, maar u begrijpt de bedoeling. Zo was het ook met die man die de schat in de akker vond. Het was een eerlijk gemaakte man en dat is het tweede kenmerk wat er in deze gelijkenis verklaard ligt. Als die man van een slechte inborst geweest was, dan had hij die schat gemakkelijk bij nacht kunnen stelen, zodat er geen haan naar gekraaid en geen kip naar gepikt zou hebben. Die man doet dat echter niet, en dat verklaart ons dat die man krachtens de prediking van het Evangelie geweten heeft dat Gods ogen de ganse aarde doorlopen en dat hij met 'een gestolen Jezus' alnog in de hel zou belanden. Immers, met 'een gestolen Jezus' kom je niet in het bezit van het Koninkrijk der hemelen en word je evenmin het eigendom van Christus. Die man vond dus die schat in die akker, maar was nog geen rechtmatige bezitter ervan. Ja, en nou hoor ik het naamchristendom al gniffelen, want nu schijnt de dwaalleer van 'zien is nog geen hebben' krachtens deze gelijkenis voluit bijbels te zijn. Nou, wacht even, dat het zo schijnt te wezen is de werkelijkheid nog niet, want schijn is geen wezen. Het is namelijk zo dat de valse leraars van de 'zien-is-nog-geen-hebben'-theorie deze dwaalleer inkaderen in de wedergeboorte en al die 'zien-is-nog-geen-hebben' mensen kwalificeren als ware kinderen Gods, terwijl dezulken nog niet in de schaduw kunnen staan van de rijke jongeling. Volgens zeggen zijn dezulken wel wedergeboren, maar ze kennen Christus nog niet. Het is evenwel een religie uit de hel. De man die de verborgen schat in de akker ziet liggen, is met zijn 'zien-is-nog-geen-hebben' volstrekt niet wedergeboren. Dat bewijs levert niet alleen elke pagina van Gods Woord, want dat bewijs levert Christus ook in deze gelijkenis. Die man moest alles nog kwijt om in het bezit van die akker te komen. Geestelijk overgezet: om het eigendom van Christus te worden. Vanwege de blijdschap over de schat, die hij zo onverwacht ontdekt had, verkoopt hij alles wat hij heeft. In tegenstelling tot de rijke jongeling, gaat hij niet droefgeestig heen, vanwege zijn vele goederen, maar verkoopt alles wat hij heeft en koopt die akker, waarin hij de schat opnieuw verborgen had. Een waarlijk ontdekte zondaar weet vanwege zijn verlorenheid niet waar hij het zoeken moet en van dezulken laat de Heere Zich vinden. "Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik", Jes. 65:1. Weet u waar dit Schriftgedeelte en deze gelijkenis op zien? Op de roeping der heidenen! De Joden wisten krachtens de oudtestamentische profetiën dat de Schat in deze akker verborgen lag, maar zij zagen geen gedaante nog heerlijkheid in het vleesgeworden Woord. Maar als zij de Christus der Schriften verworpen hebben, dan zendt de Heere Zijn knechten tot de heidenwereld en laat hen het Evangelie van vrije genade prediken. "Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam des HEEREN uws Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft", Jes. 60:9. De man uit de gelijkenis is dus een beeld van de toebrenging der heidenen, die door de voorzienigheid Gods onder de prediking van het Evangelie -waarmee de akker wordt gesymboliseerd- gebracht is. Geestelijk overgezet ontdekt die man de Schat, Christus, in de prediking des Woords en verkoopt alles wat hij heeft om rechtmatig eigenaar van die Schat te worden. Er staat niet dat die man de Schat koopt, nee, hij koopt de akker. Wat betekent dat? Dat betekent dat die man door recht verlost wilde worden. Daar was hij voor ingewonnen door de rechte prediking des Woords. En uit datzelfde Woord wordt hem de Schat verklaard, ja, en daarover zullen de heidenen zich verblijden, ingewonnen en overwonnen door de bediening des Geestes. Die mensen hebben niets meer te verliezen, zoals ook deze gelijkenis ons leert. Want als hij de Schat in de akker ontdekt heeft, verkoopt alles wat hij heeft en koopt diezelfde akker. Die man kon niet meer om het recht Gods heen. Immers, hij had die schat kunnen stelen, maar hij wilde alleen zalig worden met behoud van Gods rechten en deugden, in een weg van recht, op grond van Gods Woord. "Sion zal door recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid", Jes. 1:27. Christus is verborgen in de akker van Gods Woord. Hij laat Zich vinden van degenen die niet naar Hem zoeken door de prediking van het Evangelie. De Joden ergerden zich aan het Evangelie van Christus, maar de heidenen zullen zich erover verblijden. "Al de heidenen, Heere! die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen, en Uw Naam eren", Ps. 80:9. De roeping der heidenen zal nog een rijke oogst opleveren, want Christus, de Wens aller heidenen, heeft de heidenen tot Zijn erfdeel en de einden der aarden tot Zijn bezitting (Ps. 2). Het zendingsbevel luidt: "Gaat dan heen, overwijst al den volken...", Matth. 28:19. En op een andere plaats: "Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen", Mark. 16:15. Ja, de dichter van de oude dag profeteerde al van de roeping der heidenen: "Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen", Ps. 96:3. Ja, en dezulken zullen ongevraagd en met blijdschap alles verkopen om Christus' wil, ziende op de gewilligheid van Christus Die Zich laat vinden van degenen die niet naar Hem vragen. Om in een weg van recht alles te verliezen, alles te verkopen, te sterven aan de Wet der werken, afgesneden van de eerste Adam, om door vrije genade behouden te worden en te kopen zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Ja, en dan zingen zij in God verblijd, aan Hem gewijd, van 's Heeren wegen. "Weg wereld, weg schatten, gij kunt niet bevatten, hoe rijk ik wel ben. 'k heb alles verloren, doch Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben." De rijke jongeling ging op het bevel van Christus -om alles te verkopen en Hem na te volgen- bedroefd heen, want meneer had vele goederen waarvan hij geen afstand kon doen. Maar de blinde heiden, nu nog van God gescheiden, zullen tot U komen Heer', en bukken voor Uw aanschijn neer. "Al de schapen van Kedar zullen tot u verzameld worden; de rammen van Nebajoth zullen u dienen; zij zullen met welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken", Jes. 60:7. Gelukzoekers gaan de Wet doen, goed hun best doen, zullen zoeken in te gaan, maar zullen niet kunnen, omdat ze met behoud van hun eigengerechtigheid zoeken in te gaan. Vrije genade leert het anders, want God is een God Die de goddeloze rechtvaardigt. Heidenen worden vinders gemaakt, vinders gaan al het hunne verkopen, verkopers worden failliete kopers en geestelijke bankroetiers worden om niet gekocht met de dure prijs van Zijn bloed. "Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven", Rom. 5:6. Amen.
"Eerlang gedenkt hieraan het wereldrond; Haast wendt het zich tot God met hart en mond; En, waar men ooit de wildste volken vond, Zal God ontvangen Aanbidding, eer en dankb're lofgezangen, Want Hij regeert, en zal Zijn almacht tonen; Hij heerst, zover de blindste heid'nen wonen, Tot Hem bekeerd." Psalm 22 vers 14.
"De Filistijn, de Tyriër, de Moren, Zijn binnen U, o Godsstad, voortgebracht; Van Sion zal het blijde nageslacht Haast zeggen: "Deez' en die is daar geboren."
"God zal hen zelf bevestigen en schragen, En op Zijn rol, waar Hij de volken schrijft, Hen tellen, als in Isrel ingelijft, En doen den naam van Sions kind'ren dragen." Psalm 87 vers 3 en 4.
GPPB.
|
|
|
|
|
|