EEN ZOON DES DONDERS
GEORGE WHITEFIELD, EEN ZOON DES DONDERS  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
George Whitefield was born in Gloucester in 1714 and he died near Boston in 1770.

Preekfragment in het Engels met Nederlandse vertaling (GPPB).

Klik hier "They have healed also the hurt of the daughter of my people slightly, saying, Peace, peace, when there is no peace", Jeremiah 6:14.

"En zij genezen de breuk der dochteren Mijns volk op het lichtste, zeggende: 'Vrede, vrede!' doch daar is geen vrede", Jer. 6:14.

As God can send a nation or people no greater blessing than to give them faithful, sincere, and upright ministers, so the greatest curse that God can possibly send upon a people in this world, is to give them over to blind, unregenerate, carnal, lukewarm, and unskilled guides.

Zoals God een land of een volk geen grotere zegen kan schenken dan gelovige, getrouwe en oprechte predikanten, zo is het wellicht de grootste vloek dat God over een volk zenden kan, namelijk om hen over te geven aan blinde, onbekeerde, vleselijke, lauwe en ongeoefende leidslieden.

And yet, in all ages, we find that there have been many wolves in sheep's clothing, many that daubed with untempered mortar, that prophesied smoother things than God did allow.

En toch, in alle eeuwen kunnen we zien dat er veel wolven in schaapsklederen zijn geweest die met loze kalk pleisterden, en die zachtere dingen profeteerden dan God toeliet.

As it was formerly, so it is now; there are many that corrupt the Word of God and deal deceitfully with it. It was so in a special manner in the prophet Jeremiah's time; and he, faithful to his Lord, faithful to that God who employed him, did not fail from time to time to open his mouth against them, and to bear a noble testimony to the honor of that God in whose name he from time to time spake.

Zoals het vroeger was, zo is het nog. Er zijn er velen die het Woord van God verdraaien en er op een misleidende wijze mee omgaan. Zo was het ook op een bijzondere wijze in de tijd van Jeremia. En hij, die getrouw was aan de Heere en getrouw was aan die God, Die hem gebruikte, liet niet af om steeds weer zijn mond te openen tegen dezulken om een oprecht getuigenis af te leggen voor de ere Gods, in Wiens Naam hij geregeld sprak.

If you will read this prophecy, you will find that none spake more against such ministers than Jeremiah, and here especially in the chapter out of which the text is taken, he speaks very severely against them, he charges them with several crimes; particularly, he charges them with covetousness: 'For', says he in the 13th verse, 'from the least of them even to the greatest of them, every one is given to covetousness; and from the prophet even unto the priest, every one dealeth false.'

Als u zijn profetiën leest, zult u tot de ontdekking komen dat niemand meer tegen dit soort predikers sprak dan Jeremia. Speciaal in het hoofdstuk waaruit de tekst genomen is, spreekt hij heel ernstig tegen hen, en beschuldigd hen van allerlei misdrijven, in het bijzonder beschuldigt hij hen van hebzucht. "Want", zegt hij in het 13e vers: "van hun kleinste tot de grootste van hen, bedrijft ieder van hen gierigheid en van de profeet aan zelfs tot de priester toe, bedrijft een ieder valsheid."

And then, in the words of the text, in a more special manner, he exemplifies how they had dealt falsely, how they had behaved treacherously to poor souls: says he, `They have healed also the hurt of the daughter of my people slightly, saying, 'Peace, peace, when there is no peace.' The prophet, in the name of God, had been denouncing war against the people, he had been telling them that their house should be left desolate, and that the Lord would certainly visit the land with war.

Vervolgens verklaart hij op een bijzondere wijze in de tekstwoorden, hoe vals zij gehandeld hebben, en hoe verraderlijk zij zich gedroegen jegens arme zielen. Hij zegt: "Zij hebben ook de breuk van de dochteren mijns volk op het lichtst genezen, zeggende: Vrede, vrede, als er geen vrede is." De profeet had tegen het volk oorlog afgekondigd in de Naam van God. Hij had hen verkondigd dat hun huis zou worden woest gelaten en dat de Heere het land voorzeker zou bezoeken met oorlog.

'Therefore,' says he, in the 11th verse, 'I am full of the fury of the Lord; I am weary with holding in; I will pour it out upon the children abroad, and upon the assembly of young men together; for even the husband with the wife shall be taken, the aged with him that is full of days. And their houses shall be turned unto others, with their fields and wives together; for I will stretch out my hand upon the inhabitants of the land, saith the Lord.'

"Daarom", zegt hij in het elfde vers: "ben ik vol van des HEEREN grimmigheid, ik ben moede geworden van inhouden; ik zal ze uitstorten over de kinderkens op de straat, en over de vergadering der jongelingen te zamen; want zelfs de man met de vrouw zullen gevangen worden, de oude met dien, die vol is van dagen. En hun huizen zullen omgewend worden tot anderen, met te zamen de akkers en vrouwen; want Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen de inwoners dezes lands, spreekt de HEERE."

The prophet gives a thundering message, that they might be terrified and have some convictions and inclinations to repent; but it seems that the false prophets, the false priests, went about stifling people's convictions, and when they were hurt or a little terrified, they were for daubing over the wound, telling them that Jeremiah was but an enthusiastic preacher, that there could be no such thing as war among them, and saying to people, Peace, peace, be still, when the prophet told them there was no peace.

De profeet geeft een donderende boodschap, opdat zij verschrikt mochten worden en enige overtuiging hebben en tot berouw geneigd werden. Maar het lijkt er op dat de valse profeten en de valse priesters voortgingen om de overtuigingen van het volk te smoren, en als zij ontdaan waren of een klein beetje verschrikt, waren zij er op uit om hun geweten te sussen, door hen te zeggen dat Jeremia een overdreven profeet was en dat er geen sprake kon zijn van oorlog of dergelijke dingen onder hen, zeggende tot het volk: "Vrede, vrede, wees gerust, als de profeet tot hen sprak dat er geen vrede was.

The words, then, refer primarily unto outward things, but I verily believe have also a further reference to the soul, and are to be referred to those false teachers, who, when people were under conviction of sin, when people were beginning to look towards heaven, were for stifling their convictions and telling them they were good enough before.

De tekstwoorden hebben hoofdzakelijk betrekking op de uiterlijke dingen, maar ik geloof zeker dat zij ook een diepere betekenis hebben voor de ziel. En ook dat zij betrekking hebben op deze valse leraars, die, als de mensen in de overtuiging van zonde liepen, en als de mensen begonnen op te zien naar de hemel, zij hun overtuigingen smoorden en hen wijs maakten dat zij voor die tijd goed genoeg waren.

And, indeed, people generally love to have it so; our hearts are exceedingly deceitful, and desperately wicked; none but the eternal God knows how treacherous they are. How many of us cry, Peace, peace, to our souls, when there is no peace! How many are there who are now settled upon their lees, that now think they are Christians, that now flatter themselves that they have an interest in Jesus Christ; whereas if we come to examine their experiences, we shall find that their peace is but a peace of the devil's making, it is not a peace of God's giving, it is not a peace that passeth human understanding.

En inderdaad, over het algemeen hebben de mensen dit gaarne zo. Onze harten zijn ontzettend bedriegelijk en hopeloos goddeloos. Niemand dan de eeuwige God weet hoe verraderlijk zij zijn. Hoevelen van ons schreeuwen: "Vrede, vrede" tot onze zielen, waar er geen vrede is! Hoevelen zijn er die nu op hun droesem rusten en denken dat zij christenen zijn, die zichzelf wijsmaken dat zij een aandeel in Jezus Christus hebben, terwijl, als wij hun bevinding beproeven, wij zullen ontdekken dat hun vrede slechts een vrede van duivelse makelij blijkt te zijn, maar geen vrede door God gegeven. Het is geen vrede die het menselijke begripsvermogen te boven gaat.

It is matter, therefore, of great importance, my dear hearers, to know whether we may speak peace to our hearts. We are all desirous of peace; peace is an unspeakable blessing; how can we live without peace? And, therefore, people from time to time must be taught how far they must go, and what must be wrought in them, before they can speak peace to their hearts. This is what I design at present, that I may deliver my soul, that I may be free from the blood of those to whom I preach, that I may not fail to declare the whole counsel of God. I shall, from the words of the text, endeavor to show you what you must undergo, and what must be wrought in you before you can speak peace to your hearts.

Het is daarom een zaak van groot belang, mijn geliefde toehoorders, te weten of wij van vrede mogen spreken voor onze harten. Wij verlangen allemaal vrede en vrede is een onuitsprekelijke zegen. Hoe kunnen we zonder vrede leven? Om die reden moeten de mensen gedurig onderwezen worden hoe diep het moet gaan en wat er in hen gewerkt moet worden, voordat zij van vrede kunnen spreken in hun harten. Dit is wat ik nu ontwerp, opdat ik mijn ziel mag bevrijden en dat ik vrij mag zijn van het bloed van degenen tot welke ik preek en dat ik niet nalaat de volle raad Gods te verkondigen. Uit de tekstwoorden zal ik trachten aan te tonen wat u moet ondergaan en wat er in u gewerkt moet worden, alvorens u van vrede in uw hart kunt spreken.

Rev. George Whitefield

PS. Voor volledige inzage van de engelstalige preek klik op de 'klik hier'-link.


http://www.derokendevlaswiek.nl