|
|
|
"Toen zeide de koning van Israël tot Josafat: Er is nog een man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik haat hem, want hij profeteert over mij niets goeds, maar altijd kwaad; deze is Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: de koning zegge niet alzo", 2 Kron. 18:7.
Ten tijde van koning Josafat en koning Achab was Ramoth in Gilead bezet gebied en in handen van de koning van Syrië. Josafat, de koning van Juda, daarover ontevreden zijnde, reisde naar Achab, de koning van het Tienstammenrijk, en wilde daarover met hem spreken. Achab stelde direct voor om met beide legers tegen de koning van Syrië ten strijde te trekken. Josafat echter, wilde eerst naar de wil des HEERE vragen. Op dat verzoek liet Achab vierhonderd valse profeten optreden en die profeteerden een glansrijke overwinning in de Naam des HEEREN. "Trek op naar Ramoth in Gilead, en gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal hen in de hand des konings geven", 2 Kron. 18:11. Koning Josafat doorzag echter het bedrog van die valse profeten en vroeg aan Achab of er nog een profeet des HEEREN was. Toen zei Achab: "Er is nog een man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik haat hem, want hij profeteert over mij niets goeds, maar altijd kwaad; deze is Micha, de zoon van Jimla", 2 Kron. 18:7.
Ja, de godsdienst wil altijd ingezegend worden door leraars die zij opgaderen naar hun eigen begeerlijkheden (2 Tim. 4:3). Op hun profetie reizen ze met een gerust hart met een ingebeelde hemel ter helle. Over de waarheid bij God vandaan is de huidige godsdienst net zo verontwaardigd als Achab, want hij haatte de profeet des Heeren, Micha, met een geweldige haat in woord en daad. In onze dagen is dat precies hetzelfde. Als je de waarheid zegt bij God vandaan dan word je door de reformatorische achab's gehaat en dat laten zij ook subtiel weten via de naspraak van velen, of zelfs openlijk blijken via brieven en emails, nog wel in de Naam des Heeren, zoals ook die 400 valse profeten dat deden. De profeet Micha, die Achab's bedoeling haarscherp doorzag, antwoordde de dwaas naar zijn dwaasheid en zei spottend tot Achab: "Trekt op, en gijlieden zult voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand gegeven worden", 2 Kron. 18:14. Dat viel bij Achab in zijn verkeerde keelgat, dat kon ook niet anders, want hij had geen goede. Achab wilde graag de geziene koning zijn en van mensen geprezen worden, want die man leefde in een droomwereld en zulke mensen willen de waarheid die naar de godzaligheid is niet horen, maar in hun eigenwaan gestijfd worden en voor het volk geprezen worden, zoals ook koning Saul voor de oren van de oudsten des volk geprezen wilde worden door Samuël, de man Gods (1 Sam. 15:30). Maar Samuël sloeg Sauls afgod, Agag, in stukken, terwijl Agag dacht dat de bitterheid des doods van hem geweken was.
Ik krijg weleens brieven van reformatorische en evangelische achab's, die zich bedienen van allerlei lasterpraat om de arminiaanse leraars en de antinomiaanse Agags, wiens leer en valse oogmerken we weleens op grond van de Schrift aan de kaak stellen, de handen boven het hoofd houden en dezulken als "Gods volk en knechten" ingezegend willen zien. En als we dan schrijven dat we die leraars en hun supporters geen ingebeelde zegen mogen misgunnen, dan is het hek helemaal van de dam. Zo verging het ook de profeet Micha. Want nadat hij Achab zijn ingebeelde zegen niet misgunde en hem spottend de overwinning beloofde, sprong Achab uit zijn vel van woede en zei tot Micha: "Tot hoe vele reizen zal ik u bezweren, opdat gij tot mij niet spreekt, dan alleen de waarheid, in den Naam des HEEREN?" 1 Kon. 22:16. Achab kon de heilige ironie van Micha niet verdragen, maar ook de waarheid niet. Dat is nog zo. Mensen met een schijnbekering kunnen ook niet verdragen dat zij beantwoord worden naar hun dwaasheid, laat staan dat zij de waarheid kunnen verdragen en die aannemen. Die mensen willen graag ingezegend worden, maar als hun Agag-bekering op grond van de Schrift in stukken geslagen wordt, dan springen ze uit hun godsdienstige vel. Gods geroepen en gezonden knechten hebben echter de roeping het Woord te prediken, zowel in haar verdoemende en afsnijdende scherpte, als in haar bevrijdende genadekracht in Christus. Dat zet altijd kwaad bloed onder degenen die zich blijmaken met een schijnbekering, want die mensen voelen wel degelijk aan wat zij missen en slaan dan van zich af met allerlei vroomsoortige en gereformatoriseerde lasterpraat. Je moet echt niet denken dat mensen met een schijnbekering zich alleen ergeren aan de spot waarmee bijv. Micha Achab in zijn godsdienstige hemd zet, nee, zij ergeren zich ook aan de waarheid die naar de godzaligheid is. Want als Micha Achab de werkelijkheid bij God vandaan bekend maakt, dan barst Achab opnieuw in woede uit en zei tegen Josafat: "Heb ik tot u niet gezegd: hij zal over mij niets goeds, maar kwaads profeteren?" Micha hield echter zijn mond niet en moest Achab de volle raad Gods aanzeggen en dat deed hij op een niet mis te verstane wijze. Zedekia werd door het getuigenis van Micha blijkbaar ook op zijn godsdienstige porseleine tenen getrapt en sloeg Micha in grenzeloze haat op het kinnebakken en snauwde hem toe: "Door wat weg is de Geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken?" Micha die in de liefde stond, vreesde Zedekia in het geheel niet, want in de liefde is geen vrees, en zei Zedekia dan ook keihard de wacht aan: "Zie, gij zult het zien, op dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer in kamer, om u te versteken." Ik heb al heel wat van die Zedekia's van kamer in kamer zien gaan om zich vanwege de toorn van God die hen achtervolgde te versteken, omdat zij zich vergrepen hadden aan het werk Gods. "Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten", Hebr. 4:12. Mensen die zich bewust aan het werk van God vergrijpen en/of Gods WARE kinderen op een subtiele of profane wijze lasteren, hoeven dat nooit gratis te doen. U ziet dat Achab en Zedekia ook de Naam des Heeren in hun mond nemen, maar Micha valt daar niet voor, nee, hij versloeg hen in de Naam des Heeren der heirscharen, want Micha had de Geest des Heeren en de liefde Gods in zijn hart. Als we de Geest des Heeren deelachtig zijn, staan we in Zijn mogendheid. Die mogenheid des Heeren doet zelfs de duivel sidderen. De Heilige Geest laat Zich niet bedriegen en dat zien we ook duidelijk in het geval van Annanias en Saffira. God straft soms op een onmiddellijke wijze, maar dikwijls ook na een bepaalde tijd. God straft Achab met een pijl ten dode. "God zal hen haastig met een pijl schieten; hun plagen zijn er", Ps. 64:7. En Izebel krijgt ook haar loon; ze wordt uit het raam geworpen, valt te pletter op straat, wordt door de paarden vertreden en door de straathonden met huid en haar opgevreten op een paar roepstemmende lichaamsdelen na. God laat niet met Zich spotten en ook niet met Zijn getuigen! Ook in onze dagen is God bezig om de vijanden van de Waarheid en de vervolgers van Zijn getuigen te bezoeken. Hun plagen zijn er. De Heere Jezus weende over Jeruzalem en over de godsdienstige Joden, namelijk dat zij de profeten des Heeren doodden en stenigden en uiteindelijk DE Profeet des Heeren gedood hebben, maar ze lieten zich niet gezeggen. Het gevolg van hun bittere vijandschap openbaarde zich in allerlei plagen, onder andere in de verwoesting van Jeruzalem en ook van de tempel bleef er geen steen op de andere. Ook kunnen de Joden het zich nog vers herinneren wat de gevolgen geweest zijn van hun bloeddorstige uitroep: "Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen." De Joden zijn en blijven evenwel de beminden om der vaderen wil en ze zullen op Gods tijd massaal tot bekering gebracht worden en wel in de benauwdheid der tijden. Gods werk en Woord zal zegevieren en kan niet gebroken worden. Als de Heere de engel der gemeente van Filadelfia een open deur geeft, kan niemand die sluiten. En degenen die daartoe toch een poging wagen, worden bezocht met de plagen des Heeren. Als de filistijnen met de Ark des Heeren spotten en die in de tempel van Dagon zetten, dan worden de filistijnen met kankergezwellen geslagen. En die filistijnen zitten dikwijls in de meest bevindelijke kringen, op en onder de kansel, maar hun plagen zijn er.
Nu is het niet zo dat Gods kinderen en knechten altijd vrij van ziekten en andere rampsoortige wederwaardigheden blijven, integendeel, kijk maar naar Job, maar het is wel een heel verschil of je gezondheid en ziekten uit Zijn Vaderlijke hand en in Zijn gunst ontvangt, of vanwege Zijn gramschap. De blinde Bartimeus was niet blind geboren om een of andere zonde, maar ter heerlijkheid Gods. Hij werd ervan genezen tot verheerlijking van Gods Naam. Het ene of het andere is soms duidelijk aanwijsbaar. Zelfs onder Gods volk en knechten. Mirjam werd met melaatsheid geslagen toen zij onwettig opstond tegen het wettige gezag van Mozes. Zelfs Mozes werd het van Godswege niet toegelaten het beloofde land in te trekken vanwege zijn ongehoorzaamheid omtrent het bevel Gods. Eli brak zijn nek vanwege zijn slappe houding jegens zijn goddeloze zonen, Hofni en Phinehas. De man Gods uit Juda die zich liet ompraten door de oude profeet uit Bethel werd, vanwege zijn ongehoorzaamheid aan het Woord des Heeren, gedood door een leeuw (1 Kon. 13:28). Zacharias werd geslagen met een stomme mond toen hij in ongeloof de boodschap des Heeren omtrent de geboorte van Johannes in twijfel trok. Petrus wordt in Antiochië in het openbaar door zijn medebroeder Paulus bestraft, vanwege zijn veinzing met de Joden uit de besnijdenis. Omdat Petrus de bestraffing aanneemt, wordt hij niet gestraft met Gods roede. Dat bukken voor de waarheid van het Evangelie (de leer en kerkorde van Christus) is compleet verdwenen in onze dagen. Daarom is de kerk in een puinhoop veranderd en zijn de broeders onderling verscheurd en verdeeld. Velen, ook onder Gods volk, stellen "het kerkje" boven de Waarheid van het Evangelie. Hun plagen zijn er. De kerken zijn politieke bolwerken geworden. Er zijn praktisch geen ambtsdragers en/of predikanten meer te vinden met wie je een open gesprek kunt aangaan over de Waarheid van het Evangelie, omdat ze zelf kerkpolitiek bedrijven. Velen hebben zich doorstoken met valse kerkorden en zich laten binden door goddeloze kerkwetten die God vanzelf nooit ingesteld en geboden heeft. De democratie heeft de kerk verwoest en ten gronde gericht en daarvan is geen kerkdenominatie uitgezonderd. Ook de oudtestamentische(!) calvinistische aan- en aftredende ambtsdragersverkiezingsorde is uit God niet. Ambtsdrager ben je voor je leven, tenminste als je daarvoor een goddelijke roeping hebt. Dat geldt dus niet voor ongeroepen ambtsdragers (al ben je ook 10 keer een kind van God) en ook niet voor ambtsdragers die op een democratische wijze gekozen zijn. Als je als ambtsdrager moet aftreden omdat 'je tijd erop zit', ben je daadwerkelijk geen ambtsdrager meer. We kennen alleen nog het definitieve ambt van leraar (een medeouderling) in onze kerken, maar alle van God geroepen ouderlingen en diakenen behoren door de Kerk voor hun leven verkozen te worden en wel op een bijbelse wijze, namelijk door de kinderen Gods met algemene stemmen, aanroepende de Naam des Heeren. En dat aanroepen van de Naam des Heeren is niet sacramenteel, nee, dat is een gelovig willen kennen van de wil Gods als het goed is. Waar wordt het nog gevonden? Praatjes vullen geen gaatjes en al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Dat geldt ook voor het beroepingswerk! Op zijn best gesproken is men op dit gebied maar bezig een lot uit de loterij te vissen zonder enig geloof. Hun plagen zijn er. In de tijd der Reformatie lieten vele door God geroepen predikers zich in het ambt ordenen door de Heilige Geest bij het graf van een ware knecht Gods. Vanwege de vervolging was dat in de kerk dikwijls niet mogelijk. Ik geloof dat we ook in onze dagen in een soortgelijke situatie verkeren. Degenen die een roeping hebben bij God vandaan krijgen een eenmanspad, omdat er voor henlieden geen plaats is in de kerkelijke herberg, terwijl het gros (HHK/GG) theologiestudenten van voren niet weten dat zij van achteren leven. En zulke blinde leidslieden worden bij hopen ingezegend tot ver buiten 's lands grenzen. Hun plagen zijn er en je moet wel stekeblind zijn om het niet te zien. Het is hoorbaar, tastbaar en voelbaar. Hun spraak maakt hen openbaar, maar de Micha's ontbreken om dezulken te ontmaskeren. Er zijn echter altijd wel van die kameleons die met hun mond de waarheid voorstaan, maar desondanks met genoemde huichelaars op sarfari gaan. En als het dan te heet onder hun voeten wordt, kiezen zij partij in hun voordeel, net hoe de situatie zich voordoet. Hun plagen zijn er. God ziet het hart aan, ook bij Zijn volk als zij geveinsdelijk handelt. De Heere heeft tot Abraham gezegd: "Wandel voor Mijn aangezicht en zijt OPRECHT", Gen. 17:1. God haat kerkpolitiek en aanverwante bedrijven, want daarmee wordt de broederliefde geschaad, de Heilige Geest smarten aangedaan en hele gemeenten verwoest. Het gaat hier niet zozeer over persoonlijke zonden, maar over kerkpolitieke zonden. Als het over persoonlijke zonden gaat, moeten we maar naast onze naaste gaan zitten en de hand in eigen boezem steken. Echter wee degenen die kerkpolitieke zonden goedpraten en aan de hand houden. Hun plagen zijn er. De zonen van Samuël namen geschenken aan en bogen het recht. Ze brachten een evangelie naar de mens om zich een naam en positie te verwerven. Hun plagen zijn er. Christus' ware broeders kunnen het de apostel der liefde, Johannes, in oprechtheid en in de vreze des Heeren nazeggen: "Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben", 1 Joh. 3:14, en dat ook metterdaad in praktijk brengen. Ik besluit met het laatste gedeelte van de tekstwoorden: "Die zijn broeder niet liefheeft, blijft in den dood."
Zegene de Heere Zijn eigen Getuigenis tot roem Zijns Naams die heerlijk is.
GPPB.
|
|
|
|
|
|