IN HET BEELD GODS
EEN KORT BESTEK OVER THEOLOGIE, ANTROPOLOGIE EN CHRISTOLOGIE        
Plaats in winkelmandjeMandje
Door de zondeval is Adam uit het beeld Gods gevallen en vertoonde hij Gods gelijkenis niet meer. Adam was geschapen in het beeld Gods, in ware kennis, gerechtigheid (rechtvaardigheid) en heiligheid. Adam was echter niet alwetend zoals God dat is en ondanks zijn volmaaktheid was Adam beslist niet aan God gelijk. Adam was mens en geen God; hij was schepsel Gods, maar als schepsel Gods was hij wel volmaakt zondeloos. Hoewel Adam zondeloos was, en heilig is geschapen, bezat hij geen substantiële heiligheid, zoals God, van Wie de heilige serafijnen zingen: "Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!" Jes. 6:3.
Toen God de adem des levens in Adams neusgaten blies, kwam de Heilige Geest in Adam wonen en werd hij tot een levende ziel. Adams geluk was dus gelegen in het Leven in en met God. Het eeuwige leven in God was de voornaamste zegen van de staat der rechtheid die de mens bezat en dat leven was gelegen in de inwoning van de Heilige Geest. Dat eeuwige leven moest Adam niet verdienen, nee, dat bezat hij reeds, alleen kon hij door ongehoorzaamheid aan het Woord Gods (Gen. 2:17) dat eeuwige leven verliezen en uit het beeld Gods vallen. Genesis 2:17 was voor Adam echter geen test, ook geen proefgebod die hij met inspanning van al zijn krachten moest volbrengen, nee, zolang Adam in het Woord van God bleef, koste het hem geen enkele moeite om niet van de verboden boom te eten. Het vonnis op de overtreding van het gebod in Genesis 2:17 vormde voor Adam geen enkele bedreiging en veroorzaakte niet in het minst een wettische vrees, want in de volmaakte liefde is geen vrees. In de staat der rechtheid leefde Adam in een ongestoorde vrede met God zonder (inwonende) zonden. Door de ingeving en verleiding des duivels wilde de mens echter als God zijn en heeft hij van de verboden vrucht gegeten. Door niet in het Woord Gods te blijven is Adam de duivel toegevallen, van God afgevallen en de drievoudige dood onderworpen. Waarin de 1e Adam gevallen is, is de 2e Adam staande gebleven. Christus heeft de duivel verslagen en wederstaan met het Woord Gods.

Voor de val was de mens volmaakt theologisch (op en door God) georiënteerd en geïnstrueerd, door de liefde, de band der volmaaktheid, maar na de val is de mens door en door antropologisch (mensgericht) gefundeerd, geschoffeerd en van God vervreemd. Voor de val putte Adam uit de Bron, God Zelf; na de val is de mens zijn eigen bron, dood in zonden en misdaden en aan de duivel onderworpen. Door de val heeft Adam het leven verloren, want de Heilige Geest was van hem geweken en daardoor was ook de gemeenschap met God verbroken. Door Adams val is de gehele mensheid de dood en verdoemenis onderworpen. In plaats van de Heilige Geest, heeft de duivel en de zonde intrek genomen in het hart van de mens. De mens heeft zichzelf onder de toorn van God gebracht door moedwillige ongehoorzaamheid. Het oordeel Gods rust echter op ons vanwege de toerekening van Adams val en niét door de voortplanting van de erfsmet. God heeft de eerste Adam erbuiten gezet en uit de staat der rechtheid verwijderd en krachtens de wil des besluits van God, heeft God alles onder de zonde besloten. En is de eerste Adam niet geleerd, dan wordt de tweede Adam niet begeerd. "Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen tot rechtvaardigen gesteld worden", Rom. 5:19.

Volgens de doctrine van Rome, van de neocalvinisten en van de neonomianen, wordt de mens substantieel rechtvaardig gemaakt. Op grond van Gods Woord leert de Reformatie daarentegen dat God in Christus -in het kader van de rechtvaardigmaking- de mens rechtvaardig en heilig verklaart. (Indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken heilig - Rom. 11:16b). Op grond van Gods Woord leren wij dus dat God de goddelozen rechtvaardigt en hen zalig spreekt op grond van de toegerekende gerechtigheid van Christus, ofwel justitia Christi imputata non infusa (geloofsgerechtigheid).
Rome en haar neo-reformatorische nageboorte leert de gratia infusa, ofwel ingestorte genade (levensgerechtigheid). En dank zij deze ingestorte 'goddelijke substantie' wordt de mens -volgens deze kuyperiaanse visie- in staat geacht om meer en meer een rechtvaardig mens te worden. Bij Rome moet de mens een weg afleggen om rechtvaardig te worden, maar of dat doel ooit bereikt zal worden, zal in het vagevuur moeten blijken. De zekerheid des geloofs heeft in de theologie van Rome geen plaats. Erger, op het Concilie van Trente heeft Rome de leer der Reformatie vervloekt en daarmee de zonde tegen de Heilige Geest bedreven.

God rechtvaardigt de goddeloze op grond van het goede en volmaakte werk (gerechtigheid) van Christus. Door de ongehoorzaamheid van de 1e Adam zijn we van Godswege verdoemd verklaard en door de gehoorzaamheid van de 2e Adam wordt de (uitverkoren) mens als een goddeloze zalig verklaard in de tijd. Beide verklaringen geschieden louter en alleen door toerekening, krachtens de Goddelijke uitspraak. De mens is verdoemd verklaard door toerekening van Adams ongehoorzaamheid en in het kader van de rechtvaardigmaking wordt de goddeloze mens zalig verklaard door de toerekening van Christus' gehoorzaamheid. Door de eerste Adam wordt ons de dood -die tot alle mensen is doorgegaan- toegerekend. God heeft alles onder de zonde besloten door toerekening van Adams val. Door de tweede Adam wordt de mens het eeuwige leven toegerekend door de gerechtigheid van Christus, namelijk die in Hem geloven. De rechtvaardigverklaring is dus een juridische daad Gods; de vrijspraak van een ter dood veroordeelde door de Wet Gods, op grond van de verdienste van Christus. Louter en alleen door toerekening wordt de mens hersteld in het Beeld Gods en op generlei wijze door 'ingestorte kwaliteiten', noch geïnjecteerde 'goddelijke substanties'. Nu iets over de heiligmaking.

"Doodt dan uw leden die op de aarde zijn", vertaalt dr. H.F. Kohlbrugge terecht met: "Hebt ze gedood!"

De heiligmaking bestaat niet in een stuksgewijze wetsvervulling, waarin de vrome mens langzaam vorderingen maakt. Gods volk HEEFT alles in Christus (rechtvaardiging en heiliging - 1 Kor. 1:30) en zij wandelt naar de Wet Gods, echter niet als vrucht van ingestorte kwaliteiten, maar door de inwoning van de Geest der heiligmaking. Het geloof doet de Wet niet teniet, maar bevestigt die, vermaakt zich erin, echter niet door doen, maar door het "in Christus zijn" door het geloof. Van de Wet én Christus is voor het geloof geen sprake. Het is Christus alleen en anders geen. Gods ware volk is der Wet gestorven, niet voor een deel, maar geheel, niet alleen t.a.v. het stuk der verlossing, maar ook t.a.v. het stuk der dankbaarheid. De Wet is niet het voorwerp des geloofs, dat is Christus alleen. Door Hem leven en bewegen wij. Gods volk is vruchtbaar in Christus, de Boom des Levens, als een onvruchtbare die niet gebaard heeft. Als een die geen mensenverstand heeft (Spr. 30:2). Dezulken mogen evenwel vrolijk zingen (Jes. 54:1), want als de Boom goed is -en Die is goed-, zijn ook Zijn vruchten goed. "Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet", Hoogl. 2:3.

Door wie wordt dat gelooft en ervaren? Alleen en uitsluitend door degenen die door Christus gegrepen zijn uit de hel van hun adamsbestaan, zichzelf verdoemen en zich gedurig bij God aanklagen, God recht en gerechtigheid toeschrijven, omdat zij vanwege de geestelijkheid der Wet nooit verder komen dan vleselijk te zijn, verkocht onder de zonde en hun gerechtigheid alleen en uitsluitend in Christus zoeken. Niet eenmalig, maar dagelijks, bij vernieuwing! Genade maakt geen beste mensen, geen bekeerde mensen, geen heilige mensen, geen 'vruchtbare' mensen, nee, want God houdt Zich een ellendig en arm volk over die op Zijn Naam betrouwen. Dat volk moet nog BEGINNEN om goed te doen en aan de voortgang komt zij niet toe, want Christus is de Alpha en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste, het Begin der (her)schepping Gods en Hij is ook het Beeld Gods. Wat heb ik te maken met goed en kwaad, met zonde, dood, Wet, heiligmaking en wat dies meer zij? God heeft tot mij gezegd in de hellevaart van mijn bestaan: "Mijn genade is u genoeg!" Ja, Zijn genade is werkelijk genoeg voor tijd en eeuwigheid beide en dat is ook mijn ENIGE troost, namelijk het eigendom van Christus te zijn en van 'goed je best doen' heb ik geen verstand. Eigen krachten te verachten wordt alleen op Jezus' school geleerd. Dat leven gaat door eer en oneer, door kwaad en goed gerucht, door smaad en schande, door bergen en door dalen, ja, door de hel naar de hemel naar Immanuels land.

"En hun ogen opheffende, zagen zij niemand, dan Jezus alleen", Matth. 17:8.

Ja, dat geschiedt als God het prot-evangelie in je leven toepast en Christus in je verloren ziel openbaart. "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen", Gen. 3:15. Ja, en bij dat volk is het 'Jezus alleen', in hun mond en in hun hart, ook al staan ze tot hun nek in de modder van hun vuile adamsbestaan. Die oude adam is trouwens de dood gestorven in de dood van Christus. Ze staan op de Rots der eeuwen, Die Zijn eeuwige armen onder hun hel heeft doorgeschoven. Daar helpt geen dogmatiseren aan, want dat ken je of je weet er niets van.

Er is niets wat in onze dagen zo betwist wordt dan "Jezus alleen". Het 'werkdadige christendom' wil koste wat het kost praktische heiligmaking op de plank. Nou, dat kost wat, hoor. De rijke man belandde ermee in de eeuwige pijn en de rijke jongeling idem dito. Het werkdadige christendom wil de Wet echter niet uit handen geven, men wil het God niet gewonnen geven, maar zelf als God willen zijn. Zo beijveren zij zich om 'door genade' de Wet doen, met de overwinningskreet op de lippen: "Voorwaarts, christenstrijders!" Vandaan doen ze het slecht, morgen doen ze het beter. Ze leven van het zichtbare, het tastbare, van het zienlijke en het zinlijke en ze menen dat God procesmatig werkt en een coöperatieverband met de mens aangaat.
Arme en van de duivel voortgesleepte zielen!
Al dat procesmatige heeft niets met het ware geloof te maken. Gods volk IS hersteld in Gods Beeld en ze IS Christus' dood gelijkvormig door het geloof. Straks zal ook ons vernederd lichaam -volk des Heeren- veranderen, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam (Filip. 3:21). De godsdienst heeft goede en slechte dingen, maar Gods volk is enkel kwaad en daarom roepen zij zo dikwijls tot den Heere: "Gedenk niet meer aan 't kwaad dat wij bedreven..." Gods volk tobt wat af met dat inwendige bederf. Bij tijden weten ze geen raad met zichzelf en dan zouden ze dat vleselijke 'ik', wel willen uitspugen. Hebt u dat nooit, lezer? Dan vrees ik voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb (Gal. 4:11).

Maar dat vleselijke en onder de zonde verkochte volk is tevens een nieuw schepsel in Christus. Al het oude is voorbijgegaan, ziet het is alles nieuw geworden. Niet zichtbaar, maar voor en door het geloof! "Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen", Rom. 8:29. Hoort u? Er staat: "...gelijkvormig te worden...", NEE, "...gelijkvormig te ZIJN!" Bij God is alles heden. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. Gods Woord(en) zijn daden. Hij is en wij zijn. Wat? Rechtvaardig, heilig, Christus' beeld gelijkvormig, vruchtbaar, gewillig tot de dienst bereid, namelijk IN Christus, maar hoe? Als een goddeloze, als een onheilige, als een die der wereld gelijkvormig is, als een onwillige, als een onvruchtbare die niet gebaard heeft. Degenen die het graag over de vruchten van de heiligmaking hebben, hebben dikwijls nog een wortel in de Wet. Ze kunnen het, ze doen het en ze vorderen in heiligmaking, en hebben de Wet tot hun lijfregel gemaakt, om die te doen uit dankbaarheid.
Echter, Gods volk die de Wet Gods hoogacht, bemint en bewaart, komt vanwege de geestelijkheid der Wet nooit tot hun verstand om ooit nog een goed werk aan te vangen. Ze doen wel goede werken, maar ze doen ze niet goed, want dat heeft Christus voor hen gedaan. Zo is het ook met de goede strijd des geloofs. Paulus zegt: "Ik heb de goede strijd gestreden...." Hij zegt niet dat hij de strijd goed had gestreden, nee, dat geldt alleen Christus. In Christus heeft Gods volk evenwel de goede strijd des geloofs goed gestreden en nog nooit iets verkeerds gedaan. Dat zijn de dwazen om Christus' wil. Ze hebben hun verstand in het gericht Gods verloren en gaan als dwazen over deze wereld, veracht van elk onteerd en onbekend aan de zonen hunner kerkmoeder. Weent niet, volk des Heeren, want zie de Leeuw uit Juda's stam is gekomen en heeft het Boek genomen. Christus is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven en Hij is mijn Wijsheid bij God en omdat dat zo is, hoef ik geen verstand meer mee te brengen.
Hoe wordt de mens hersteld in het Beeld Gods? Door de toerekening van de gerechtigheid en heiligheid van de tweede Adam door het geloof, gelijk geschreven is: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is Wijsheid van God, en Rechtvaardigheid, en Heiligmaking, en Verlossing; opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere", 1 Kor. 1:30.

Ik kan het u (gelukkig) niet leren, lezer. Het is vrije soevereine genade als we bij God bekend en door Hem gekend zijn in Christus. God maakt het bekend in het uur der minne, voor de zondaar in de ure des gerichts. Wat spreekt den Heere in dat uur? Dat Hij nooit meer op Zijn volk toornen en schelden zal, maar hen omwille van Christus' gerechtigheid genadig zal zijn. Gods volk wordt vrijgesproken van schuld en straf en dat is tevens hun levendmaking. Christus spreekt doden levend (Joh. 5:25). Dat herhaalt zich in het genadeleven, niet naar de staat, want dat geschiedt ineens en voor altijd, maar wel ALS opnieuw. "En toen ik [Johannes] Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; en Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods", Openb. 1:17-18.
Dat 'als dood vallen voor Zijn voeten' is de hoogste stand in het leven der heiligmaking aan deze zijde van het graf. Ja, dat betreft de schavuiten Christo, de geroepen heiligen. Die zijn door hun bekering gezakt en hebben Christus als hun Bekering overgehouden. Het enige 'goede werk' in het leven der heiligmaking is het geloof dat door de liefde is werkende. En weet u waaruit dat geloofswerk bestaat? In de gedurige toevlucht tot die enige Gerechtigheid, Christus, want dat beest van binnen wordt gaande groter en die dode hond, dat adamslijk, begint gaande erger te stinken. Je begrijpt toch zeker niet dat God het uithoudt met zulke schurftige schapen, of spreekt ik nu frans voor u, lezer? Ja, dat leer je ook niet in je luie stoel, maar op het kolenvuur van heiligmaking. Gods volk wordt door lijden geheiligd. En als je kennis hebt aan een vloekende duivel van binnen, of een gelijksoortige engel des satans, dan ben je gauw uitgepraat over de mens en 'zijn' vruchten. Of hebt u, lezer, altijd heilige gedachten over God? Gods ware volk kan van zichzelf nog geen goede gedachte van God denken en ze ziet ook geen goede werken en als je die wel ziet bij jezelf, volk des Heeren, dan zijn ze al verrot, of het zijn kunstappeltjes, maar dat is ook de dood in de pot. Maar dit blijft staan: 'Zonder DE heiligmaking [namelijk die van Christus], zal niemand de Heere zien.'
Dat is toch een troost, en dat moet je steeds weer bij God vandaan bekend gemaakt worden, want mijn hart is bij tijden zo hard als beton en vol met....
Ik houd er mee op, want mijn bestaan is een kuil des doods, waarvan ik de bodem nooit gezien heb en nooit zien zal. Het is een bodemloze helleput. De Heere Jezus heeft die bodem van mijn put echter wel gezien en Hij heeft die bodem met Zijn bloed bedekt, want Hij is in mijn kuil geweest en heeft tot mij gezegd: "Ik leef en gij zult leven."

Het is Christus alleen en GEHEEL, zowel t.a.v het stuk der verlossing, als t.a.v. het stuk der dankbaarheid. En wee degenen die deze vrije genadeleer bekladden als zijnde 'antinomianisme', want die dat doen, doen dat tot hun eigen verderf. Dezulken zijn het die zelf de Wet teniet doen, want ze raken die nog met geen vinger aan (Joh. 7:19).

Paulus zegt in Galaten 6:13: "Want ook zij zelven, die besneden worden, houden de Wet niet; maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden."

Dat gold niet alleen de wettische Joden, nee, dat geldt al degenen die de besnijdenis van het vrome vlees propageren en naast de Appelboom, Christus, nog tal van vruchtbare boomgaarden eropna houden om goed voor de dag te komen. Ja, dezulken gaan tegenover je voorbij, want ze ergeren zich scheel aan het kruis van Christus. Dezulken maken van de godsdienst een job, waarmee men wat bereiken wil. Vroom vlees wil door vroom vlees geprezen worden: "Aap wat heb je toch mooie jongen." Wat heb je toch mooie blommen, mooie bekering, mooie zonden, alles mooi. Dezulken kunnen vorderingen maken, winst boeken. Per saldo blijft er altijd wel een batig saldo in kas. Nooit failliet gegaan, laat staan failliet verklaard, nee, nooit. Elk jaar gaan dezulken een Dode Zee-reis maken met 'reislijder' ds. B. op de voorplecht. Ja, en dan houden ze ook nog een reformatorische avondsluiting, met appelgebak van de paus en slagroom van Hegger. En ze hebben toch zo'n band met elkaar...
Dezulken leggen elkaar evenwel lasten op die te zwaar zijn om te dragen. Als je al die banden moet aanhouden, onderhouden en oppompen, dan kun je beter een bandenbedrijf beginnen, misschien raken al die banden dan en keer versleten, want anders kom je er nooit meer van af. 'Eenheid' is de leus, 'gelijkheid' het vaandel, maar de dood is in de pot, want de ware broederschap wordt in benauwdheid geboren, bij God vandaan.

Lezer, laat je niet besnijden door het werkdadig christendom in onze dagen, dat de ergernis van het kruis teniet doet, opdat zij vanwege het kruis van Christus niet vervolgd zouden worden. Paulus is altijd bestreden geweest door het werkdadige christendom, "die van bezijden ingekomen waren, om te verspieden onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid brengen. Denwelken wij ook niet, een uur hebben geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou verblijven. En van degenen, die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt mij niet; God neemt den persoon des mensen niet aan; want die geacht waren, hebben mij niets toegebracht", Gal. 2:4:6.

Het geloof heeft slechts 1 Voorwerp, namelijk God Drie-enig. De Wet is IN Christus en daar komt de mens, ook de mens Gods, niet aan te pas. De Wet is heilig en goed, maar ik ben vleselijk, verkeerd, ja een dwaas en een snood rebel die niets verdient dan hel. Er is er maar 1 goed, namelijk God. En de Heilige Geest, de Geest der heiligmaking doet mij wandelen in de voetstappen Christi. In die weg word ik een gaande groter beest, want ik wist niet dat er zoveel gruwelen in mijn bestaan verborgen lagen. Ik heb nog nooit zulke wolven horen huilen en zulke honden horen blaffen als ik nu gewaar wordt. Ze doen me echter geen wezenlijk kwaad, want de zonde zal over u niet heersen, kind des Heeren, want gij zijt niet onder de Wet, maar onder de genade. Ja, en dan moet ALLES nog medewerken ten goede, ook de zonden. En leg dat nu niet verkeerd uit, mijn lezer, want Gods volk heeft God lief en zij haat de zonden, ja, ook de rok die door het vlees bevlekt is, maar het goede te doen, dat vindt zij niet, ja, in Christus, in Zijn wandel, in Zijn gehoorzaamheid, in Zijn geloof. En dat is eeuwig genoeg en dat bepaalt en beheerst nu het leven der dankbaarheid, namelijk om gaande meer in Christus te vinden wat wij in Hem hebben. Weet u waarvan Gods volk het moet hebben in het stuk der dankbaarheid? VAN DE GENADIGE VERNIEUWING VAN DE VERGEVING DER ZONDEN! Ja, van Christus en Zijn toelachingen alleen en anders geen.
Ik weet niet of u me verstaat, lezer, maar het is voor mij steeds weer een openbaring en opnieuw een eeuwig wonder als ik nieuwelings geloven mag dat de Wet bedekt ligt onder het Bloed des verbonds en dat God alleen ziet op het Bloed, op het kleed der gerechtigheid van Christus. "Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan", Ex. 12:13, want zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving (Hebr. 9:22). "Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven. Die van de straf voor eeuwig is ontheven. Wiens wanbedrijf waardoor hij was bevlekt, voor 't heilig oog des Heeren is bedekt...." Gods volk leeft niet van doen, maar van de genade die in Christus is. En ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord dat Zijn genade mij genoeg is. Ik ben derhalve met het Lam tevreden, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Wie kan ons scheiden van de liefde van Christus? Ja, dat volk gaat van zich afwijzen en op God in Christus wijzen, voor Zijn troon en hier beneden, want het is door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen. Amen.

GPPB.


PS. TWEE CITATEN

Zing vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard heeft..."

"Holland is in twee legerkampen gespleten en ik, evenals mijn vrienden, hoor bij geen van beiden. Aan de ene kant staan de ‘vromen', aan de andere kant de ‘christelijke wereld; en daartussen staan zij, die zich daarover vaak verwonderen, hoe zeer zij vreemdelingen zijn in de wereld en in de kerk. Zij zoeken voeling te houden met beiden, maar zij worden door beiden (wereld en kerk) afgestoten. In mijn geschrift over de ‘rechtvaardiging' probeerde ik reeds deze tegenstelling als een, die door de gehele kerkgeschiedenis heenloopt te fixeren. Dan hebben wij aan de ene kant de ‘vromen' (farizeeërs, monniken, piëtisten), aan de andere kant de ‘wereld' in de kerk. En in het midden komen zij die in het zoeken naar de waarheid en naar vrede met God uitgeputten, die daar alles bezitten en toch vaak voor de dagelijkse behoefte niets in de hand hebben, en wier heimwee naar de hemel is. De ‘vromen' roepen hen naar zich toe en willen hen bekleden met hun kwaliteiten en hun bont gevederte; de wereld-christenen roepen hen naar zich toe om hun Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods te ontnemen en hen geheel op de eigen kracht te zetten."

Dr. Ed. Böhl


"Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde...."
"....ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere..."


"In de Heere Heere hebben wij gerechtigheden en sterkte." Wij zijn zonde. Hij is onze Gerechtigheid. IK KEN MIJ NIET MEER, WIL VAN MIJ NIETS WETEN, ik leef niet meer: wat hebben wij ons met ons zelf op te houden? De Heere is mijn Heil. Hij is ons Deel. Hij is God en dat moet Hij blijven, en Hem de eer, Hem het Koninkrijk, Hem de macht, Hem de Heerlijkheid, niet ons. Wij zijn schapen Zijner weide, wij mensen; Hij is onze God, onze Hope, ons Heil. Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in alle eeuwigheid. AL DAT TOBBEN MET DE WET EN DE HEILIGMAKING DOET DE DUIVEL GROOT GENOEGEN. Och wat zijn wij toch groot in onze ogen! nog langer dan onze schaduw, en wat houden wij het voor een gewichtig stuk om langs een geregelde praktijk onzes zelfs zaligheid uit te werken en ferm op de benen te staan! Ik leg, mijn vrienden, kreupel en lam, dood en verrot, vraag niet naar zonden noch heiligheid, naar Wet noch Evangelie, naar hemel noch hel, ik kan geen vinger verroeren, geen veer van de mond blazen, het is allemaal over met mij, en daarom loop ik, sta ik, spring en dans ik, zing Psalm 119, ben een almachtig man, en, al wie zou willen beschuldigen moet de mond gestopt worden, want een ding weet ik en daarvan ben ik verzekerd dat noch dood, noch leven, noch het tegenwoordige, noch het toekomende ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods is Christo Jezu." (Uit: "Brieven van dr. H.F. Kohlbrugge" - brief 17).

"Wij moeten ervan verzekerd zijn dat wij met ons verstand en onze wijsheid een wisse prooi zijn van de duivel, want onze wijsheid en ons verstand is goed brandhout voor de hel. Als wij eenmaal weten wat goed en kwaad is, zullen wij weldra het kwaad voor goed houden en het goede voor kwaad. God echter wil van al onze zaken niet weten, niets zal voor Hem staande blijven. Wat zal dan wel staande blijven? Enkel ontferming, loutere genade!" (Uit: "De ademtocht van de Kerk").

Dr. H.F. Kohlbrugge


http://www.derokendevlaswiek.nl