LATE KERSTBOODSCHAP
GEZEGENDE KERSTDAGEN EN EEN VOORSPOEDIG NIEUWJAAR        
Plaats in winkelmandjeMandje
"Gezegende Kerstdagen en een Voorspoedig Nieuwjaar", zo luidt de wens op talloze kerst- en nieuwjaarskaarten. En dat wensen wij onze familieleden, kennissen, vrienden, vijanden, bekenden en onbekenden ook van harte toe, maar wij zouden wat nader willen stilstaan bij de inhoud van die wens.

In de eerste plaats wensen wij u 'Gezegende Kerstdagen' toe. 'Gezegend', dat wil zeggen, dat God ons zegene met de geestelijke zegeningen van Zijn Zoon Jezus Christus, Die in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Daar lag Hij, de Zoon van God, in een beestenstal. Hij, Die in de heerlijkheid Zijns Vaders bejubeld werd door de heilige serafijnen. Hij, Die Zich vermaakte in de schoot Zijns Vaders, en omringd werd door de duizenden heilige engelen die Zijn lof bezingen. Hij, Die niet nodig had om door mensenhanden gediend te worden als Eén behoevende, is de Volzalige in Zichzelf.
Christus liet Zich evenwel vrijwillig vernederen tot de vloekdood, om een eeuwige zegen te bereiden voor doodschuldigen. 'Goede of Gezegende Kerstdagen' kunnen wij een ander wel toewensen, en dat is niet verkeerd, maar dan zullen we wel kennis moeten hebben aan de Zaligmaker der wereld en Hem welkom heten in de beestenstal van ons hart, anders weten we niet wat we wensen.
De herbergier, die Jozef en Maria de toegang tot de herberg weigerde, omdat er voor hen geen plaats was, heeft zijn gasten wellicht ook 'gezegend kerstfeest' toegewenst, maar Christus was bij hem niet welkom. Dat Kind had hij de deur gewezen, hij had geen plaats voor de Koning der koningen.
Hoe is het bij ons, waarde familie, vrienden, kennissen, bekenden en onbekenden? Is Christus een welkome Gast aan onze kerstdiners? Zouden wij er prijs op stellen als Hij Zich bij ons aan tafel zette? Ik denk dat de herbergier van veler huishotels de deur voor Christus vergrendeld heeft. Zo deed ook die herbergier met Jozef en Maria, want aan zulke armoedzaaiers kon hij immers niets verdienen.
En is het in lompen gehulde Kind des Vaders ook in onze dagen niet veel te goedkoop voor het mondbelijdende christendom dat in de sferen van gezelligheid hun kerstfeest vieren in hun eigen kunstlicht? Nee, een kerstboom daar doet refoland natuurlijk niet aan mee, men doet het wat vromer. Velen hebben van die 'gereformeerdebonds bakjes', dat zijn van die kerstbakjes, weet u wel. En er staan wat kaarsen in het raam, maar een kerstboom? Nee, dan doen zij natuurlijk niet. En ze babbelen wat over het weer, eten hun buiken dik en boeren nog wat op van de kippenbout, en daarna zingt men met elkaar wat bij het orgel. "Nu zijt wellekome Jesu lieve Heer".
Ja, dat is zo ongeveer het kerstfeest van gereformeerd Nederland, of is het door genade anders bij ons? Zijn er nog wat van die herders ergens in het veld, die de nachtwacht houden over de kudde? Ik geloof dat ze er zijn. Ik geloof ook dat het bij die herders steeds drukker wordt, er komen gaande meer schapen bij, omdat die schapen zat geworden worden van die eigenwillige vormengodsdienst in het geestelijke centrum van Jeruzalem. Jeugd, laat je niet verleiden door wat vroom gebabbel of gezang waar God niet van af weet. God zoekt het verlorene, Hij zoekt het weggedrevene. Hij zoekt de slechtste, die er niet meer op rekent ooit tot God bekeerd te kunnen worden. Hij zoekt zondaren die niet naar Hem vragen. Kom, laten wij die herders eens bezoeken in de velden van Efratha.

't Is middernacht, de herders zitten rondom het open vuur om zich nog enigszins te warmen tegen de kou, en om de roofdieren op een afstand te houden. Af en toe zeggen zij wat tegen elkaar, en soms gooit een herder een stuk hout op het vuur als de vlam zijn kracht dreigt te verliezen. Zo zitten daar die herders in het holst van de nacht om het vuur. De schapen liggen er wat omheen, en een enkel schaap probeert in het schijnsel van het vuur nog wat te grazen.
De herders. 't Was een verachtelijk volk, de onderlaag van de samenleving en in de ogen van de Farizeeën vervloekt, omdat zij de Wet niet kenden. De Farizeeën in Jeruzalem hebben elkaar de kerstceremonie nog eens gedicteerd, om de volgende dag op alle hoeken van de straten hun gebeden uit te galmen. Niemand dacht er aan de herders, het was de praat niet waard om aan zulke mensen je aandacht te schenken. God zou zich alleen met hen inlaten, want zij waren Abrahams kinderen en wedijverige leerlingen van Mozes.
De herders. Het waren inderdaad allemaal ruwe lieden, zij leefden niet zo nauw, zij stonden wat buiten de samenleving, en leefden hun levens in het weiden van de schapen. Weer of geen weer, zij waren in het open veld te vinden, en hielden voor de zoveelste keer de nachtwacht over de kudde.
De herders. Het waren geen grote theologen, ze hadden niet gestudeerd. Het waren waarschijnlijk allemaal analfabeten die de boeken van Mozes nog nooit hadden ingezien.
'Gezegende Kerstdagen', nee zo'n wenskaart hebben zij niet ontvangen, en ook niet verstuurd. 't Waren immers maar herders, vergeten herders? Ja, wel door de mensen, maar niet door God. Het was of plotseling de nacht geweken was, want ineens was de hele omgeving verlicht, met een hemels licht.
Als God in uw leven komt, geliefde lezer, dan komt Hij zonder dat u naar Hem vraagt. Hij komt te middernacht, als u uw doodsslaap slaapt. Dan komt Hij eerst ons vonnis in Adam bekend te maken, alvorens Hij de Zijnen wederbaart tot een levende hoop.

U zegt: Ja maar, je moet er toch om bidden?
De doden zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben zullen leven.

U zegt: Dus ik moet er niets aan doen?
Ik wilde wel dat u er niets aan deed, want niets doen en God laten werken, dat is genade bij God. Wat hebben die herders er nu aan gedaan om die hemelse boodschap te ontvangen?

U zegt: Ja maar die herders leefden in de verwachting van de komende Messias.
Dat lees ik nergens, dat is allemaal inlegkunde, dat vermeldt Gods Woord ons niet. Maar weet u wat wij willen? Wij willen voor het eenzijdige werk van God altijd een verklaring geven. Dan probeert men het wonder er uit te redeneren. God zoekt echter uitsluitend goddelozen! Geen nette kerkmensen, geen kerstfeestvierende mensen, geen mensen met goede en gezegende wensen. God zoekt Zijn eer! Hij zoekt Zijn eigen werk te verheerlijken. En dan roept Hij het onedele, het verachte, hetgeen niets is, opdat Hij de wijzen beschamen zou.

"En zie, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze", Lukas 2:9.
"En zie..." Dat woord heeft alleen waarde voor degenen die blind zijn. Als wij menen het licht des Heeren bijvoorbaat te zien, dan hebben wij geen verschijning van Godswege nodig, dan leven we in ons eigen ontstoken licht. Dan hebben wij genoeg aan wat godsdienstig kunstlicht, dan missen wij nooit de zaak waar het om gaat. Dan meent een mens dat hij al aardig op weg is met zijn kerkgang, bidden, bijbellezen, voor de Waarheid te zijn, voor de Waarheid te strijden enz. Een in zichzelf bekeerd mens heeft geen behoefte aan een Christus Die in een beestenstal geboren wilde worden. Dat is veel te minderwaardig, dat is veel te goedkoop voor een in zichzelf bekeerd mensenkind.
Als God in ons leven komt, dan komt Hij in de duisternis van ons bestaan, zoals bij de herders in Efratha's velden. Het was middernacht, het was volslagen duister. Maar heeft Jesaja het niet geprofeteerd? "Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen", Jes. 9:1.
Nu, daar hadden de herders wel kennis aan, die wisten wel wat duisternis was, en zij waren wakende. "Zij hielden de nachtwacht over hun kudde", staat er.
Zijn er nog onder onze lezers, die in duisternis gezeten zijn? Zijn er onder ons nog lezers, die niet durven slapen, omdat zij de eeuwigheid op hun hart gebonden weten en benauwd zijn om in de hel te ontwaken? Zijn er onder onze lezers nog die niet meer weten hoe zij ooit nog tot God bekeerd moeten worden? Zijn er nog onder onze lezers die de nachten wakende doorworstelen met de vraag: Mijn ziele doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God? Zijn er nog herders, die wakende zijn over hun kudde? Ik weet dat ze er zijn, God heeft ook nu nog Zijn getrouwe dienaren, die de nachten doorbrengen om te waken over de kudde, waarover zij gesteld zijn. Hoewel de getrouwen zeer weinigen zijn in onze dagen. Als een herder niet worstelt met de nood der zielen, dan is het een huurling! In de duisternis van Efratha's velden geeft de Heere een geestelijk opwekking, niet à la SRA, maar onder een stel verachtelijke herders die de nachtwacht hielden over hun kudde.

"En zie, een engel des Heeren stond bij hen..."
Het woord "stond" betekent in de Griekse grondtekst: onverwacht, haastelijk. Die verschijning was dus zo plotseling dat niemand daar enige verwachting of veronderstelling van had. Dat doet God ook in de levendmaking, en trouwens met elke genadeweldaad. God komt altijd onverwachts. Het is een verrassend God. Hij bezoekt Zijn volk met onverdiende en eenzijdige genade. Ongedacht en onverwacht.
"...en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen...."
Als u weet van de heerlijkheid des Heeren, dan weet u ook van een volslagen duisternis van uw bestaan voor God. Als God een mens omschijnt met Zijn tegenwoordigheid, dan gaat die mens voor het eerst vrezen. U kunt menen dat u de heerlijkheid van God beleefd hebt, maar als u nog nooit gevreesd hebt, zoals de herders hier deden, dan vrees ik dat u zich maar wat inbeeldt. Een mens van nature vreest niet voor God, omdat hij niet weet wie God is. En dat geldt ook voor ieder kerkmens, want u moet echt niet denken dat God een kerkmens anders beziet dan de goddeloze wereld. Een gedoopt mensenkind zal wel des te zwaarder oordeel ontvangen als hij op die grote zaligheid geen acht heeft geslagen.
"En zij vreesden met grote vreze."
Als u nog nooit gevreesd hebt, dan mag u wel vrezen. Maar die nu vrezen, die hoeven niet te vrezen. Want de Kerstboodschap heeft geklonken: "Vreest niet; want ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus de Heere, in de stad Davids."
Hebben wij die boodschap persoonlijk van God ontvangen? Want God handelt particulier in het zaligen van zondaren. De roeping gaat tot een ieder, maar de toepassing is particulier. Zult u het onthouden? De tijd kan nooit zo donker wezen, of het licht van Christus overschijnt het. Wij kunnen wel over de duisternis klagen, maar als we geen kennis hebben aan het licht van het Evangelie, dan is het nog niet duister genoeg in uw en mijn leven, dan kunnen we nog goed met de duisternis leven. Dat lijkt wel rechtzinnig, maar het is niets anders dan vijandschap tegen Christus, in Wie geen schaduw noch duisternis gevonden is. Hij is het Licht der wereld en geen duisternis is in Hem.
Waarde lezers, wat vertoeft gij op uw weg? Is God zo onduidelijk in Zijn Woord? Hij heeft immers gesproken: "Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats der aarde; Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij te vergeefs; Ik ben de HEERE, Die gerechtigheid spreekt, Die rechtmatige dingen verkondigt", Jes. 45:19.

U zegt: Ja maar schrijver, zo makkelijk gaat het niet.
Nee, het is niet makkelijk lezer, want dan zou het nog wel gaan, het is ONMOGELIJK! God doet geen moeilijke dingen, Hij werkt het onmogelijke.

U zegt: Nou schrijver, als het dan onmogelijk is, dan kan ik er toch niets aan doen dat ik nog onbekeerd ben?
Kijk, dat is nu net je vijandschap, lezer, want God heeft ons niet in die onmogelijkheid geschapen, wij zijn door eigen schuld in de onmogelijkheid gevallen. In het paradijs was het mogelijk dat wij God behaagde, want Hij had ons in Zijn beeld volmaakt geschapen, maar wij hebben het proefgebod overtreden. Wij zijn niet in het Woord gebleven. En daar liggen wij nu, dood in de zonden en in de misdaden, en geven God van alles de schuld en houden Hem voor een leugenaar. Maar de rechtvaardigheid Gods vorderde dat de menselijke natuur die gezondigd had, ook voor die zonde moest betalen. Dat is toch volkomen rechtvaardig? God zal ieder mens op die verantwoordelijkheid oordelen, zodat niet één mens zich voor God kan verontschuldigen.

U zegt: Is er dan nog een middel om die welverdiende straf te ontgaan en weder tot genade te komen?
Er staat geschreven: "Vreest niet, want ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al de volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus de Heere, in de stad Davids", Luk. 2:10. Uw duisternis kan voor Christus nooit te duister wezen, want Zijn Naam is enkel Licht. Uw zonden kunnen voor Christus nooit te groot wezen, want Zijn Naam is Zaligmaker der zondaren. Uw radeloosheid kan voor Christus nooit te erg wezen, want Zijn Naam is Raad. Uw zwakke natuur kan voor God niet te zwak wezen, want Zijn Naam is Sterke God. Uw verlatenheid en eenzaamheid kunnen niet te lang wezen, want Zijn Naam is Vader der eeuwigheid. Hij is niet begonnen God te worden met Zijn geboorte uit de maagd Maria, nee, van eeuwigheid en tot eeuwigheid is Hij God. Christus is gisteren en heden Dezelfde, ja, tot in eeuwigheid. En nu hebben wij de aarde met onze zonden door duisternis bedekt, maar God is enkel Licht. In Hem is geen duisternis. Weet u wat de herders in Efratha's velden voor boodschap uit de hemel ontvingen? "Gezegende Kerstdagen!" Vanwege het gezegende Kerst-Kind.
Wat is nu een kenmerk van ware genade? Dit: "Gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe." Wat betekent dat? God laat Zich vinden door verloren zondaren in de nederige gestalte van Zijn Zoon, waarachter de Goddelijke natuur schuil gaat. Christus heeft in Zijn nederige geboorte de laagste plaats voor God ingenomen, want Hij was nog maar net geboren of Hij liet Zich in een voerderbak leggen. Dat is een geheim. Als ik dat wonder vatten wil, staat mijn verstand vol eerbied stil. Want nu worden beesten gevoederd met de beste Spijze, Welke ooit in een voerbak gelegen heeft, met eerbied gesproken. Met vette Tarwe zal God Zijn volk spijzen en kronen met Zijn gunstbewijzen.
Als we Psalm 73 goed lezen, dan lezen we daar dat Asaf het leven van de ganse Kerk vertolkt als hij in het heiligdom Gods mocht blikken. In dat heiligdom zag Asaf het Lam staan in zijn plaats. Dat is Golgotha, maar ook Bethlehem's beestenstal. In die beestenstal treden de herders het heiligdom Gods binnen. Daar ligt het Lam Gods in doeken gehuld in hun plaats. In die beestenstal vinden zij de Ere Gods, Welke is Christus de Heere. Daar hebben de engelen in Efratha's velden van gezongen: "Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen!"
De Ere Gods is voor Gods volk in het ontluikende genadeleven soms nog wel in doeken gehuld. En dan bedoel ik niet dat God met misschientjes werkt, nee, God werkt nooit misschientjes. Dat vast gebouw van Zijne gunstbewijzen zal naar Zijn gemaakt bestek in eeuwigheid rijzen en ook in het leven der genade verheerlijkt worden. De Ere Gods is Christus en niet dat ik zalig word. De Ere Gods is dat God verheerlijkt wordt in en door Zichzelf. Christus is niet in de eerste plaats gekomen om zondaren zalig te maken, nee, Hij is in de eerste plaats gekomen waar de engelen van gezongen hebben, namelijk om de ere Gods te verhogen, om de rechten van Zijn Vader te verdedigen. Want in de rol des Boeks is van Hem geschreven: "Ik kom om Uw wil te doen o God." Dat was Zijn spijze en drank, om te doen de wil des Vaders Die Hem gezonden had en daarin is de zaligheid van Sion begrepen.
Weet u wat er gebeurt als de heerlijkheid van Christus' geboorte in uw ziel wordt verkondigd? Dan krijgt u haast om de Vervulling van de belofte te omhelzen. Want er staat: "En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeke liggende in de kribbe." En weet u wat er dan in uw leven gebeurt, als u werkelijk gezegend Kerstfeest mag ontvangen in de toepassing? Dan gaat u ervan getuigen. Want er staat: "En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het Woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was", Luk. 2:17.
Er zijn mensen, die nooit getuigen, en zich toch voor een kind van God uitgeven. Maar dan mag u het nog wel eens nakijken, als u er altijd over zwijgen kunt. Wat is getuigen eigenlijk? Nu, wij moeten altijd maar lezen wat er geschreven staat, en dat staat in dit hoofdstuk in vers 17. De herders getuigden van hetgeen zij van en in Christus gezien en gehoord hadden. Je hebt altijd mensen, die graag hun bekering of hun weg willen vertellen, en ik zeg niet dat dat nooit eens mag, als het maar gaat om Zijn werk en om Zijn eer. Dan moet het ook, want dan gaat het vanzelf. Dan getuigt de Kerk: "Komt luistert toe gij Godgezinden, en ik zal vertellen wat God aan mijn ziel gedaan heeft." Als u daar niets van weet, dan mag u het ook nog wel eens nakijken, want God laat het vaatje wel eens overlopen. Maar het werkelijke getuigen van Christus, daar is een mens niet in, daar is de mens verdwenen en Christus in het hart verschenen.
Als God Zijn volk zet in de vrijheid der kinderen Gods, dan gaat u Christus aanprijzen en Zijn lof vertellen. Dat doet God niet met gereformeerde zangkoren, of in de concertzaal, nee, Hij laat u dat persoonlijk doen, namelijk door Zijn Geest. En dat is een genadedaad, daar is niets van de mens bij, dat is een gevolg van het Goddelijke doen! Als dat uw geloofswerk mag zijn tijdens de Kerstdagen, dan hebt u de vervulling van de wens: "Gezegende Kerstdagen." "Gezegend zij de grote Koning, Die tot ons komt in 's HEEREN Naam. Wij zeeg'nen u uit 's HEEREN woning, wij zegenen u altesaam...."

In de tweede plaats hebben wij u een voorspoedig Nieuwjaar gewenst. Wat betekent dat in Bijbels perspectief? Voorspoed wordt door ons van nature alleen maar verstaan in het aardse leven, dat het ons goed gaat, dat wij welvarende zijn. Maar voorspoed in het geestelijke leven houdt wel wat meer in, het betreft de voorspoed van onze onsterfelijke ziel, het betreft de voorspoed van het Koninkrijk der hemelen. En dan kan geestelijke voorspoed ook gepaard gaan met aardse tegenspoed. Alles moet namelijk medewerken ten goede, tenminste in het leven van de Kerk. Gods volk mag wel eens geloven dat de voorzienigheid Gods in haar leven niet feilen kan, zowel in voor- en tegenspoed. Want velen zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; veel wederwaardigheden, veel rampen zijn des vromen lot, maar uit die allen redt hen God, Hij is hun Heil alleen. Maar het einde van die tegenspoed is voorspoed, want uit al die tegenspoeden redt hen de Heere. Dan zegt Gods volk: "Het is goed Heere, dat U mij verdrukt hebt, opdat ik Uw Goddelijk recht zou leren."
Als het jubeljaar voor u in 2007 mag zijn weggelegd, dan hebt u werkelijk een voorspoedig jaar. En dat mogen wij elkander toewensen, hoewel ik denk dat zo'n wens vaak makkelijker uitgesproken wordt, dan om de inhoud ervan te beleven en te geloven. Maar het is toch een goede wens, en het is uw gelukkigste jaar als u het voor God mag verliezen om het leven in Christus te gewinnen, want dat zal een eeuwige voorspoed teweeg brengen. En met die voorspoed, mensen, daar is haast mee, dan kunt u het volgende jaar niet afwachten, want Gods Woord spreekt niet van een voorspoedig Nieuwjaar. God spreekt wel van het heden der genade, en dan kan het morgen al te laat wezen. Heden, indien gij Mijn stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden, laat u zaligen, laat u met God verzoenen, want God heeft in Christus de wereld met Zichzelf verzoend. Daar was Gods volk niet bij, ja, zij zal er wel wat van beleven in de vierschaar de consciëntie, maar dat is geen grond der zaligheid, die ligt alleen in de vierschaar Gods tussen de Vader en de Zoon, namelijk in het Offer van Christus. De grond van de rechtvaardigmaking ligt buiten ons, namelijk in Christus, maar de rechtvaardigmaking zelf geschiedt niet buiten de mens om. Gods volk gaat niet met een onbewuste Christus en een onbewust geloof door het leven, nee, dat is de valse godsdienst van de gereformeerd verkeerden. Maar hoe diep Gods volk er ook door moet, het valt in het niet vergeleken met de weg die Christus gegaan is.
En als dit ontkent, dan zult u altijd nog gewicht in uw zogenaamde bevinding leggen, als grond of voorwaarde voor de zaligheid, maar dan rooft u de ere Gods. Het is God alleen, Die het gehele werk der zaligheid alleen doet en reeds gedaan heeft in en door Zijn geliefde Zoon. Maar ik geloof ook dat er een volk op aarde is, die met die grote blijdschap uit Lukas 2:10 mogen gaan getuigen met de Psalmdichter van de 72e Psalm, daarvan het 11e vers: "Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen; Men loov' Hem vroeg en spa; De wereld hoor', en volg' mijn zangen, Met amen, amen, na."
Zulk een voorspoed wensen wij u van harte toe!


GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl