MAAK U OP...
MAAK U OP, WORDT VERLICHT... (1)        
Plaats in winkelmandjeMandje
"MAAK U OP, WORD VERLICHT, WANT UW LICHT KOMT, EN DE HEERLIJKHEID DES HEEREN GAAT OVER U OP", Jesaja 60:1

In deze voorafspraak op de uitleg van deze tekst zullen we zien dat Jesaja, de profeet van de oude dag, ook wel de evangelist van het Oude Testament genoemd, zeer heerlijke dingen spreekt tot degenen die in duisternis gezeten zijn. Hij getuigt ervan in Jesaja 9 vers 1: "Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot Licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een Licht schijnen."

Enerzijds wordt hier het volk der Joden in ballingschap bedoeld, waarvan een deel de harpen aan de wilgen had gehangen en zij treurden en weenden aan de rivieren van Babel, als zij gedachten aan Sion (Ps. 137:1-2). Voor dat deel was de belofte van Jesaja 60:1 als een beker koud water voor een dorstige ziel. Voor dat oudtestamentische overblijfsel naar de verkiezing der genade geldt: "Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren", Hebr. 11:13.
Jesaja 60:1 is echter ook van toepassing op het volk der Joden die tot op de huidige dag het deksel op hun hart hebben en Christus niet erkennen als hun opgestane Heere en Zaligmaker. Christus is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen, maar verworpen. De Joden wandelen nog steeds in het kunstlicht van het judaïsme, maar op Gods tijd zullen ze gewaar worden dat hun licht enkel duisternis is, namelijk als hét Licht hun tot heerlijkheid worde, volgens de profetie van Simeon. De profetie van de oude Simeon omtrent de bekering van het volk der Joden wacht nog op vervulling: "Een Licht tot verlichting der heidenen én tot heerlijkheid van Uw volk Israël", Luk. 2:32. Door de val der Joden is de zaligheid de heidenen geworden om hen tot jaloersheid te verwekken (Rom. 11:11). De volgorde is aldus: "Totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden", Rom. 11:25-26.

Anderzijds slaat Jesaja 60:1 ook op al degenen die toegebracht zullen worden uit de heggen en stegen der heidenen, opdat niet de genodigden, maar de kreupelen en verminkten zullen ingaan in de bruiloft des Lams. "Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: Het land Zebulon en het land Nafthali aan den weg der zee over de Jordaan, Galilea der volken; Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot Licht gezien; en dengenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een Licht opgegaan", Matth. 4:14-16.
Het gebied van Zebulon en Nafthali waren landstreken die van de zee tot aan de Jordaan strekten en grensden aan de zee van Tiberias. De stam van Zebulon en die van Nafthali zijn typen van het Galilea der volken. Een volk van de onkunde, de schare die de Wet niet weet, het verachte, het onedele, hetgeen niets is. Een volk niet in tel bij de rechtzinnige dogmatici en het reformatorische intellectualisme; niet in tel bij de priesters en de Levieten van de huidige eeuw der verlichting die in het geestelijke centrum van het naamchristendom doceren. Er is echter niets nieuws onder de zon. Terwijl de kerkvergaderingen het besluit genomen hebben om de fundamenten van de planting Gods te verwoesten, zal Christus Zijn Banier opheffen in de harten van degenen die wonen in de landpalen van Zebulon en Naftali, landpalen die grenzen aan de delen van Tyrus en Sidon, het Galilea der volken.
Als vader Jakob op zijn sterfbed ligt en de zegeningen over zijn kinderen uitspreekt, zegt hij aangaande Zebulon: "Zebulon zal aan de haven der zeeën wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon", Gen. 49:13.
Dus de Zebulonieten woonden dus tussen de scheepslieden en havenarbeiders. Dat zijn mensen die het niet zo nauw nemen met de zonden. De havens zijn doorgaans plaatsen van hoererij, zwart geld en drugs. Waarom laat God Zebulon daar wonen? Om Zebulon te verlichten met de heerlijkheid van Christus om het Evangelie van vrije genade onder de hoeren en tollenaars te prediken en onder hen genade te verheerlijken. "En de heidenen zullen tot uw licht gaan, Zebulon, en koningen tot de glans, die u is opgegaan", Jes. 60:3.
Zebulon wordt als tarwegraan gezaaid in de heidenwereld van Tyrus en Sidon. Christus zegt immers: "Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort", Joh. 12:24. Christus stelt Zijn volk vruchtbaar overeenkomstig haar naam. Zebulon betekent namelijk 'bijwoner'. Zebulon was een vreemdeling, een bijwoner, in een vreemd land. Het land zijner vreemdelingschappen was in de delen van Tyrus en Sidon. Tot op de huidige dag woont de stam van Zebulon op vijandelijk grondgebied, maar Zebulon zal er vruchtbaar zijn, want er staat: "Zijn zijde zal zijn naar Sidon", Gen. 49:13c. De Zebulonieten zijn tot bekering gekomen, omdat de voetstappen van Christus er staan. Christus ging naar de delen van Tyrus en Sidon om een heidense vrouw tot Zijn zendelinge te maken. Op haar getuigenis zijn de Zebulonieten uitgegaan in de heggen en stegen van de delen van Tyrus en Sidon om de rijkdom van Christus te verkondigen aan hoeren en tollenaren.
Mozes profeteerde ervan: "Verheug u, Zebulon! over uw uittocht", Deut. 33:18. Zebulon mag zich verheugen over de geestelijke vrucht, die hij op zijn prediking zal ontvangen. "Zij zullen de volken tot den berg roepen; daar zullen zij offeranden der gerechtigheid offeren; want zij zullen den overvloed der zeeën zuigen, en de bedekte verborgen dingen des zands", Deut. 33:19.

Uit de zijde van Christus vloeide bloed en water. Niet het water alleen, nee, bloed én water. Johannes getuigt ervan in 1 Johannes 5:6: "Deze is het, Die gekomen is door water en bloed, namelijk Jezus, de Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de waarheid is." Het betekent ook dat de heiligmaking van Zijn volk volkomen gereinigd IS door het bloed van Christus. De zijde van Christus zal zijn naar het heidense Sidon, naar de zeehavens, opdat de woorden van Christus vervuld worden: "Voorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods", Matth. 21:31.
De volken zullen komen tot de berg Sion, tot de berg Zijner heiligheid. Daar zullen zij offeranden der gerechtigheid offeren. Want die Hij geroepen heeft, heeft Hij ook gerechtvaardigd. Hij zal hen vervolgens tot herders verwekken en hun bediening heerlijk maken. "Gijlieden zult priesters des HEEREN heten, men zal u dienaren onzes Gods noemen; gij zult het vermogen der heidenen eten, en in hun heerlijkheid zult gij u roemen", Jes. 61:6.

Over Nafthali zegt vader Jakob: "Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden", Gen. 49:21. Nafthali was een zoon van Bilha, de dienstmaagd van Rachel. Wij zouden zeggen: een onecht kind. Rachel noemt hem: "mijn worsteling". Dat mens wedijverde met Lea om de kinderzegen en ze is er ruimschoots in verhoord geworden. Weet u wat Mozes van Nafthali gezegd heeft? "O Nafthali! wees verzadigd van de goedgunstigheid, en vol van de zegen des HEEREN; bezit erfelijk het westen en het zuiden", Deut. 33:23.
Deze woorden komen geheel overeen met de belofte van Jesaja 60:1. "O, Nafthali: maak u op, word verlicht, wees verzadigd van de goedgunstigheid en vol van de zegen des HEEREN." De stam van Nafthali was een gezegende stam, omdat zij deelden in Gods gunst en gemeenschap. We zeiden het al dat het land van Nafthali en Zebulon gezegend is geworden, vanwege de voetstappen van Christus. "En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaüm, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon en Nafthali", Matth. 4:13. In Nazareth werd Christus veracht en verworpen, want een profeet heeft in zijn eigen land geen eer en naam. De erfenis viel Nafthali te beurt: "Bezit erfelijk het westen en het zuiden." In Christus heeft Gods volk een erfrecht. Niet omdat zij geloven, maar omdat zij kinderen zijn. "En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus", Rom. 8:17.

"Nafthali is een losgelaten hinde."
De Kanttekenaren zeggen dat Nafthali wakker was in oorlogsdaden. Hij was als een losgelaten hinde op het oorlogsveld. Zebulon en Nafthali waren helden in de krijg. Als de richter Barak optrekt tegen het leger van Sisera, versmaadden Zebulon en Nafthali hun zielen ter dood, op de hoogten des velds (Richt. 5:18). In geval van oorlog waagden zij hun leven om Israël te verlossen. Dat zijn de ware zendelingen, die hun leven over hebben voor de dienst van God. Zebulon en Nafthali waren dus geen huurlingen die bij het minste onraad hun kudde verlieten. Nafthali was een losgelaten hinde. Hij was een vrijgelatene des Heeren. Staande in de vrijheid der kinderen Gods en aangedaan met de wapenrusting Gods, sprak hij schone woorden. Dat ziet op de prediking van het Evangelie. Van Zebulon en Nafthali kan gezegd worden: "Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning", Jes. 52:7.
In de landpalen van Zebulon en Nafthali zal God heerlijke dingen doen door middel van de prediking van het Evangelie. De kerken vechten om het materiële been, maar de hoeren en tollenaren in de zeehavens van Rotterdam en Amsterdam zullen met de geestelijke buit naar huis gaan. Het lijkt er echter nog niet op. Amsterdam, waar de straten zondags eertijds zwart zagen van het kerkvolk, is het Sodom van het Westen geworden. De homofilie wordt openbaar in scéne gezet. Het godtergende, mensonterende en sodomitische Gaygames schreeuwt om de oordelen. Onze regering juicht het toe. Wij tolereren het?
Duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de volken (Jes. 60:2). Ons land, dat eens als christelijke natie de wereld tot voorbeeld was, is geworden tot een steenhoop, een woning der draken. Gods beloften zien niet op de omstandigheden, want de omstandigheden zijn er dikwijls mee in strijd. Als God aan Zijn verbond gaat gedenken, maakt het oordeel plaats voor de zegeningen des verbonds. Dat is persoonlijk zo en ook nationaal. "Maar het land, dat beangstigd was, zal niet gans verduisterd worden; gelijk als Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft, naar het land van Zebulon aan, en naar het land van Nafthali aan, alzo heeft Hij het in het laatste heerlijk gemaakt, naar den weg zeewaarts aan gelegen over de Jordaan, aan Galilea der heidenen", Jes. 8:23.
De vervulling van deze profetie zal God waarmaken. Of Nederland erbij is, daar is geloof voor nodig, in ieder geval geldt het voor het volk der Joden. Echter, in de voorafspraak hebt u gezien dat dit lot, wat u kunt vinden in Jesaja 60:1, ook de heidenen is beschoren, namelijk: "Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op", Jes. 60:1.
Jesaja profeteert ons het Evangelie van vrije genade. "Maak u op, word verlicht..."
God vraagt echt niet aan een zondaar of hij zalig wil worden. Christus heeft immers alle macht in hemel en op aarde. Christus is geen bedelaar, maar Bevelhebber. Hij schenkt de zaligheid om niet, aan een goddeloos mens, verduisterd zijnde in het verstand. Daarom staat het er ook stellenderwijs: "...wórd verlicht, want uw Licht kómt."
God haalt Zijn volk uit de vier windstreken der aarde om tot Zijn Licht te komen. Christus komt altijd op een plaats waar de duisternis heerst om de eer van Zijn Vader te verhogen, zondaren zalig te maken en de werken van satan te verbreken. Dat doet Hij door middel van de prediking van het Evangelie.

"Maak u op..."
Die boodschap is gericht tot het volk der Joden én de christelijke kerk. Dat zou je toch ook niet zeggen? De Joden en de christelijke kerk zijn bijkans op één hoop te gooien, want de leidslieden van beide partijen buigen als lakeien voor de paus.
Het gewone volk wordt verdoofd met de opium van Rome. Duizenden arme zielen worden betoverd met een Evangelie van beneden naar boven. Ik zal u zeggen dat er geen mens van nature zalig wil worden zoals God zondaren zaligt maakt. Dat er een volk zalig wordt is enkel omdat God het wil. De hand des Heeren is daarom niet verkort, dat Hij niet zou kunnen verlossen. Bij de Heere is veel verlossing, veel vergeving, altijd bij Hem geweest. Bij Christus ben je altijd welkom, ook al heb je het tienduizend keer verzondigd. Genade is op Zijn lippen uitgestort. Vrije genade is overvloedige genade en er is ruimschoots genoeg voor de grootste der zondaren. Gods volk heeft er nog geen nagelschrap aan gedaan, nee, alleen maar tegengewerkt. Maar Gods ware volk is werkelijk heel dun geworden in onze dagen. De kerken zijn betoverd tot op het bot, inclusief de ambtsdragers. Men preekt genade, maar het gros predikers weet er zelf niets van. Gisteren preekte er nog zo'n goochelaar, een bloedeigen achterneef van Abraham Kuyper, hij preekte een onbewuste wedergeboorte die alleen uit de kenmerken is op te maken. Ja, dat doet het erg goed bij de kerkelijke massa. Men is het maar men weet het niet. "Geloof jij het van mij, dan geloof ik het van jouw." En als je die mensen hoort, dan hebben ze toch zo'n band met elkaar. Ik vraag me toch wel eens af wat voor banden die mensen bedoelen. Fietsbanden of autobanden? Ik denk van lekke banden. Ja, ik spot ermee, omdat het bespottelijk is. Ach, ik ga er niet boven staan, maar ik zeg wel dat het een vervloekte godsdienst is. Het is vrije genade dat de Heere mij eruit gehaald heeft. Ik bid u van Christus' wege, lezers: "Laat u met God verzoenen!" We hebben slechts één ziel te verliezen. God wil gaarne de zonden vergeven, alleen niet in de weg die wij verkiezen. Tegenover de genade staat de zonde en niet alleen de zonde van bedrijf, want dat we zonden doen, dat zullen we wel beamen, maar er is een volk dat gedurig inleeft enkel zonde te zijn. Een godsdienstig mens probeert God gunstig te stemmen door het steeds beter te doen. Je gaat van de kroeg naar de zangvereniging Sursum Corda en dan denk je dat God wel blij mag zijn dat er nog zulke mensen zijn. Ja, je zou er ontroerd van worden, maar het is je reinste bedrog, hoor mensen. Asaf dacht aanvankelijk ook dat hij als een opperzangmeester voor God kon bestaan, maar hij is er gelukkig achter gekomen dat hij met al zijn toonaangevend onderwijs niet verder kwam dan een groot beest. Aanvankelijk bromde hij gelijk de beren (Jes. 59:11), omdat zijn bestraffing er iedere morgen was. Asaf was zo nijdig op der goddelozen voorspoed, dat hij van ergernis bijna in de hel gegleden was. Totdat! Totdat God er aan te pas kwam bij Asaf, en hij op hun einde mocht merken, ja, en toen Asaf mocht blikken in Gods heiligdom, bleef er een groot beest over, want toen zag hij Christus staan in zijn plaats. Zelfs Heman, een kind van God, is zijn hele leven doorgaans doodbrakende geweest. Dat kwam omdat die man meer zijn blik naar binnen dan naar boven had. Ja, je moet maar een klap in je nek gehad hebben, dan kijk je niet meer zoveel naar boven, behalve als God het kinnebakken weer eens omhoog heft. "Gij heft mij 't hoofd omhoog en doet m' Uw gunst aanschouwen." Daar had Heman ook kennis aan. Het was voor die man ook zo'n eeuwig wonder dat er een Verlosser tot Sion gekomen was. Maar ja, er staat nóg wat en dat maakte nu net de bestrijding bij Heman uit: 'namelijk voor degenen die zich bekeren van de overtreding' (Jes. 59:20). Daar moest die man en al Gods ware volk nog aan beginnen, want dat beest van binnen wordt steeds groter en soms lijkt het dat het vlees de overhand heeft. Van de leus: "Minder zonde doen en groter zondaar worden", daar heeft Gods ware volk geen verstand van, nee, want het is dikwijls andersom. Niet in antinomiaanse zin, maar Gods volk voelt zich dikwijls net zo 'heilig' als het paard van de groetenboer, namelijk vleselijk verrot, verkocht onder de zonde. Wel verandering, maar geen verbetering. Nee, dat beest van binnen wordt groter en er is een volk dat soms uitziet naar het einde van dit vleselijke, ondermaanse bestaan. Gods kind valt zichzelf toch zo bitter tegen en dat wordt echt niet beter. Weet u waar Gods volk achterkomt? Dat zij Jesaja 49:14 moet omdraaien: "Doch Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten, en de HEERE heeft mij vergeten." Niet de Heere Sion, maar wij verlaten de Heere, ja, dagen zonder getal. Ja, de dagen der duisternis zullen velen zijn, maar de Heere is enkel Licht. Het behoort tot de enige troost dat Gods volk zichzelf niet hoeft te helpen, want daartoe is ze ganselijk onbekwaam, dat weet ze bij ondervinding. Ze leven en sterven op kosten van en voor de verantwoordelijkheid Christus. Doorgaans weten Gods keurlingen niet te gaan noch te staan. Gelukkig hebben dezulken een Goede Herder Die de Zijnen feilloos leidt op wegen die ze niet geweten hebben, nee, want als we de weg vooruit zouden weten, zouden we bedanken voor de dienst, net als Jona. Maar de wegen des Heeren zijn toch de beste wegen. God brengt Zijn volk in de vernedering, dikwijls in de duisternis en niet in het licht. Maar in de duisternis wordt meer geleerd dan in het licht. En als dan de vijanden loeien, dan is er schrik van rondom. Een oud kind van God zei eens tegen mij: "Jongen, je vijanden zijn net zo nuttig als je vrienden." Ja, dat mens wist er wat van. Bovendien moet je het van je vrienden ook niet hebben, want als je een onbegrepen weg gaat, vallen allen af als een blad. Daarom spreekt God tegen Zijn volk dat in duisternis wandelt: "Maak u op, wórdt verlicht, want uw Licht kómt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op", Jes. 60:1. Ja, Gods volk gaat het Licht op te middernacht. De herders uit Efratha's velden wisten ervan. Te middernacht schijnt het licht vanuit een geopende hemel op hen neer. En de engelen zongen het 'ere Gods' boven het graf van hun adamsbestaan. Ja, en toen gingen ze met haast en vonden Maria en Jozef en het Kindeke, liggende in de kribbe. Ja, en toen sloegen al die herders aan het evangeliseren, want die mensen liepen er van over, begrijpt u wel, namelijk van het Heil dat nooit vergaat. Het zou best kunnen dat die herders behoorden tot de stam van Naftali, want God roept dikwijls Zijn getuigen uit de onderlaag van de samenleving. "Naftali geeft schone woorden." Ja, dat Naftalivolk is een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht (1 Pet. 2:9).

(wordt vervolgd op volgende blok)

MAAK U OP, WORDT VERLICHT... (2)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Na de voorafspraak staan we nog een ogenblik stil bij het vervolg van hoofdstuk 60, dat wij met de hulp des Heeren u wensen te verklaren. Bij de overdenking van dit hoofdstuk zullen we onder andere stilstaan bij drie soorten beesten:

1. De kemelen van Midian
2. De schapen van Kedar
3. De rammen van Nebajoth


We hebben gezien dat het zestigste hoofdstuk van Jesaja begint met een belofte uit de schatkamer van het genadeverbond. Aan die belofte gaat het een en ander vooraf, dat heb ik u aangetoond vanuit het 59e hoofdstuk. God maakt altijd plaats voor het Evangelie van vrije genade door de bediening van de Wet. De zonden moeten er tussenuit, die moeten absoluut verzoend worden wil het wel zijn tussen God en onze ziel. Dat is Gods Eigen werk, want de mens laat alles liggen en stapt overal overheen. De prediking van Wet en Evangelie moet daarom onderscheiden gepredikt worden. Jesaja was daartoe verwaardigd geworden, ja, van God Zelf geroepen. Als de heiligheid des HEEREN aan zijn ziel wordt geopenbaard, roept hij het uit: "Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien", Jes. 6:5.
De Heere kwam echter met een vurige kool van het altaar om zijn lippen aan te roeren en zijn zonden te verzoenen, alvorens Zijn knecht uit te zenden. Die man kon volstrekt niet preken zonder roeping en persoonlijke verzoening. Tegenwoordig kan men dat wel, bij hopen zelfs. Wat dat betreft is het de tijd dat het oordeel beginne van het huis Gods (1 Pet. 4:17). Voordat Jesaja tot het ambt werd geroepen, werd hij ontbloot tot zijn fundamenten toe en vervolgens werden zijn zonden verzoend in het oordeel. Daarom kon die man ook zo kostelijk het Evangelie verkondigen door de bediening des Geestes voor degenen die in het oordeel verkeren en in duisternis wandelen.
In het 60e hoofdstuk worden wij bepaald bij een wereldwijde geestelijke opwekking, die niet alleen het volk der Joden betreft, maar ook de heidenen. De prediking van het Evangelie zal uitgaan over de gehele wereld. De bekering der heidenen zal de Joden tot jaloersheid verwekken. In het vierde vers worden we er nadrukkelijk op gewezen om er toch op te letten wat God aan het doen is: "Hef uw ogen rondom op en zie die allen zijn vergaderd, zij komen tot u." Kijk om u heen met geloofsogen en u aanschouw het werk Gods in het toebrengen van de Zijnen. De heidenen zullen komen tot de Wens (Christus) aller heidenen (Hag. 2:8). Geroepen en gezonden predikers hoeven echt niet moedeloos te zijn dat hun bediening vruchteloos zal blijven. De toepassing van het heil ligt immers in de handen van de Middelaar. Ze komen aan door 't Goddelijk licht geleid, om het nakroost dat de Heer' wordt toebereid, te melden 't Heil van Zijn gerechtigheid en grote daden. "Uw zonen zullen van verre komen en uw dochters zullen aan uw zijde gevoedsterd worden", vs. 4b. God zal Zijn volk weer doen wonen naar Zijn raad, naar Zijn belofte. God zal Zijn hand opheffen tot de heidenen en tot de volken zal Hij Zijn Banier opsteken. Dan zullen er velen toegebracht worden. Verloren zonen en dochteren zullen in Christus toegevoegd worden tot de gemeente die zalig wordt. De dochters zullen op de schouder gedragen worden, vanwege de heerlijkheid des HEEREN die op hen ligt (Jes. 49:22). Degenen die zich opmaken en verlicht zullen worden zullen nog verbaasd en verwonderd zijn, als de Heere het licht op de kandelaar gaat ontsteken. "Dan zult gij het zien en samenvloeien en uw hart zal vervaard zijn en verwijd worden; want de menigte der zee zal tot u gekeerd worden, het heir der heidenen zal tot u komen", vs. 5.
Christus zal wederom verheerlijkt worden. De aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken (Jes. 11:9). Jesaja mocht dat feit reeds door het geloof aanschouwen. De heilige seraffijnen roepen alsof het reeds geschied is: "De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!" Jes. 6:3. De engelen weten bij uitstek dat Gods woorden daden zijn. Gods volk komt er ook achter. Geen van Zijn woorden zullen ter aarde vallen. Gods Kerk hier op aarde zal dus tot grote bloei komen. Dat is geen profetie van eigen uitlegging."Want deze profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods van den Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken", 2 Pet. 1:20. De Filistijn, de Tyriër de Moor zullen in grote getale samenvloeien en tot de Gemeente van Christus gevoegd worden.
De vernietiging van de antichrist (Rome), de aanstaande bekering der Joden en de bloeitijd voor de Kerk op aarde wordt allerwegen verdacht gehouden door spotters die zeggen: "Waar is de belofte Zijner toekomst? Want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping", 2 Pet. 3:3.
We leven in een vreselijke tijd. Zelfs broeders van hetzelfde kruis houden elkaar verdacht. Vele belijders gaan bij vlees en bloed te rade om je vervolgens op een goedkope wijze te beoordelen en te veroordelen. Sommigen schaden de liefde en misbruiken die zodanig zoals de wereld onderling niet doet. Ik weet zeker dat de geldgierigheid, een wortel van alle kwaad, hieraan ten grondslag ligt. Het gros belijders tot in de kerkeraadsbanken en tot op de preekstoel toe, weet niet eens het onderscheid tussen vlees en Geest. Gods ware volk lijdt er onder en is verstrooid als schapen die geen herder hebben. God staat echter in voor Zijn ellendige volk. Christus zal Zelf opstaan en naar Zijn schapen vragen. Want het volk dat in duisternis wandelt zal een groot licht zien. Dezulken worden toegeroepen: "Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op", Jes. 60:1.
Er staat de Kerk op aarde nog een rijke bloeitijd te wachten, in geestelijk opzicht wel te verstaan. De toekomst ziet er echter ten aanzien van het wereldgebeuren donkerder uit dan ooit. Het is voorzegd: "Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de volken", vs. 2. De onkunde, het onverstand en de kinderachtigheid nemen hand over hand toe. Velen zijn met blindheid geslagen aangaande de staat hunner ziel. Zelfs velen van Gods volk zijn verre van nuchter en heulen met de godsdienst. De gave des onderscheids wordt bijkans niet meer gekend. De vaders in de genade zijn naar mijn weten geheel uitgestorven en het overgrote deel houdt de dood voor het leven. Er zijn er die zich vaders noemen, maar het zijn doorgaans nog geen zuigelingen. Ach, het is maar al te vaak inleving, hoor. We hangen allen in hetzelfde oordeel. Maar de profeet Jeremia weent er over: "De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers!" "Want het is de tijd, dat het oordeel beginne van het huis Gods; en indien het eerst van ons begint, welk zal het einde zijn dergenen, die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? 1 Pet. 4:17.
Toch blijft er altijd een overblijfsel naar de verkiezing der genade; die het niet kunnen laten om Zijn lof te vertellen, hoewel ze zingen bij beurte. 'Het is seizoenwerk', zei onlangs een leraar. Ze zullen evenwel uitgaan over de gehele wereld om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, de gebrokenen van hart; om de gevangenen te prediken loslating, en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren (Luk. 4:19). En hoor Salomo eens zingen: "Is er een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde. Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in hem gezegend worden; alle heidenen zullen hem welgelukzalig roemen", Ps. 72:16.
We komen uit bij Abraham: "En in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden", Gen. 12:3. Het gaat echter nog verder terug, naar de nooit begonnen eeuwigheid, naar de raadsbesluiten Gods, waarin alle uitverkorenen naar de voorkennis des Vaders bekend zijn en toegebracht zullen worden in de tijd. Het zal een schare worden die niemand tellen kan, uit alle geslachten, volken en talen. Ze zullen komen uit de vier windstreken der aarde als de snelle kemelen van Midian en Efa. Kamelen worden gebruikt voor lange woestijnreizen. Kamelen komen uit het Oosten. De Wijzen uit het Oosten kwamen op kamelen om Christus te aanbidden. Hier wordt gesproken over snelle kamelen. Dat zijn dromedarissen, want die zijn veel sneller dan hun tweebultige soortgenoten. Maar er is nog een verschil. Dromedarissen zijn onvruchtbaar. Ze moeten daarom gekruist worden met kamelen, maar de nakomelingen met één bult (dromedarissen) blijven onvruchtbaar. Daar ligt veel in verklaard. Waarschijnlijk waren de Wijzen uit het verre Oosten op dromedarissen gekomen, omdat deze sneller waren dan kamelen. Ja, maar met die dromedarissen kom je bij Herodus uit. De engel Gods moest er aan te pas komen om de Wijzen uit het Oosten de goede weg te wijzen, anders had Herodus hen van kant gemaakt. De Wijzen waren wijs, omdat zij niet geldgierig waren. Zij brachten geschenken mee, goud, wierook en mirre, omdat het Kind Koninklijk was. Zij namen geen geschenken aan om het recht te buigen, zoals de zonen van Samuël dat deden, nee, de Wijzen uit het Oosten brachten geschenken mee. De koningin van Scheba bracht Salomo een bezoek en vereerde hem met geschenken, maar verbaasd zijnde van de rijkdom en wijsheid van Salomo, riep zij uit: "De helft is mij niet aangezegd." Met deze uitroep zal Gods volk de hemel binnentreden. De Wijzen uit het Oosten brachten de meerdere Salomo een bezoek. Ze hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd en aanbeden. Op aanwijzing van de engel zijn ze op hun snelle kamelen naar hun vaderland teruggekeerd en hebben daar overvloedig de lof des HEEREN geboodschapt (Jesaja 60:6). Maar weet u waar de koningin van Scheba en de Wijzen uit het Oosten achter gekomen zijn? Dat hun geschenken en hun brandoffers niet in aanmerking kwamen ten opzichte van de rijkdom, de wijsheid en de heerlijkheid van Christus. De Heere zegt: "Waartoe zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de beste kalmus uit verren lande? Uw brandofferen zijn Mij niet behagelijk, en uw slachtofferen zijn Mij niet zoet", Jer. 6:20.
Er komt niets in aanmerking bij het volbrachte werk van Christus. Salomo werd niet rijker door de schatten uit Scheba, want hij had alles in Christus. Christus werd niet rijker door de geschenken van de Wijzen, want Hij is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen en Zijn leven te geven tot een Rantsoen voor velen. Christus zal snellijk tot Zijn tempel komen en met Zijn licht schijnen in de holen en spelonken der aarde door middel van de prediking van het Evangelie.
"Een hoop kemelen zal u bedekken", vs. 6a. Volgens de kanttekenaren betekent deze tekst: 'Alle natiën zullen zich begeven onder de gehoorzaamheid van het heilig Evangelie.' Een hoop kemelen betekent dus: alle natiën. De kemelen zijn hier de dromedarissen. Onvruchtbaar, tot de mesthoop bekwaam. Ja, en er is maar één volk dat dat inleeft, namelijk Gods volk. Maar luister eens wat de Heere zegt: "Zingt vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, die geen barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE", Jes. 54:1. De Wijzen uit het Oosten hebben de ster gezien, maar toen ze Christus zagen, hebben ze zich zalig gekeken aan de Ster, Die uit Jakob voortgekomen is. Toen werden de Wijzen dwazen om Jezus' wil.

"De snelle kemelen van Midian en Efa".
Weet u wie de Midianieten waren? Dat waren de afstammelingen van Midjan, de zoon van Abraham en Ketura. Dat waren niet zulke brave jongens, die Midianieten. Ze verleidden, op raad van Bileam, de Israëlieten tot ontucht. Ze verdrukten de Israëlieten en werden door Gibeon verslagen. In onze tekstwoorden wordt voorzegd dat die Midianieten met snelle kemelen het land komen bedekken, daar waar de kandelaar van het Evangelie haar licht zal verspreiden. Ja, God zal nog wat groots doen onder de heidenen. Een grote menigte uit Scheba zal zich ook tot de gemeenschap der Kerk voegen. De inwoners uit Scheba waren nakomelingen van Cham. Cham was vervloekt vanwege de schennis met zijn vader Noach. God zal vervloekten in Christus zegenen en brengen tot het huisgezin van de Gemeente die zalig moet worden. Dat is nu het wonder. God is een God Die de goddelozen rechtvaardigt. Niet om hetgeen die mensen meebrengen aan goud en wierook, maar omwille het volbrachte werk van Christus, Die Zijn ziel uitgestort heeft in den dood en met de overtreders is geteld geweest en veler zonden gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft (Jes. 53:12).
Er komen niet alleen kemelen van Midian en Efa, maar ook schapen van Kedar en rammen van Nebajoth. De inwoners van Kedar waren nakomeligen van Abraham. Kedar en Nebajoth waren zonen van Ismaël. De schapen uit Kedar en de rammen van Nebajoth waren Ismaëlieten, familie van de Midianieten. De Ismaëlieten hadden Jozef op een wrede wijze als slaaf naar Egypte gevoerd. Ze hadden een verbond tegen God gemaakt (Ps. 83:6). De Midianieten en de Ismaëlieten waren Abrahams kinderen naar het vlees. Kinderen van de dienstbare. Nu zullen Abrahams kinderen naar het vlees ook zijn kinderen naar het geloof worden door de prediking van het Evangelie. Daarom wordt Abraham ook de vader áller gelovigen genoemd, niet alleen der de Joden, ook der heidenen. God heeft dit geheim in de Schrift geopenbaard, namelijk, dat ook de heidenen gerechtvaardigd zouden worden door het geloof en dat heeft Hij aan Abraham beloofd: "En in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden."
De belofte heeft God tot Abraham en zijn Zaad gesproken. Dat Zaad is Christus. De Wet doet de beloftenissen Gods niet teniet, want "Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt. Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof", Gal. 3:13-14.

Waartoe is dan de Wet?
"Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad (Christus) zou gekomen zijn, dien het beloofd was", Gal. 3:19. Daarom zijn de gelovige heidenen Abrahams zaad en naar de belofte kinderen en erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus. "Indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen", Gal. 3:29.
Dat dit een verborgenheid is, kunnen we in de brief aan de Efeziërs lezen. Paulus verklaart deze verborgenheid aan de gelovige heidenen in Efezië. Onder de Joden was dit feit niet bekend. Maar God heeft het geopenbaard aan Zijn apostelen en profeten door Zijn Geest (Ef. 3:4-6). "Namelijk dat de heidenen zijn mede-erfgenamen, en van hetzelfde Lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus, door het Evangelie", Ef. 3:6. Het zijn niet vele wijzen, niet velen edelen, niet vele machtigen, maar het dwaze, het verachte, het onedele der wereld heeft God uitverkoren: Dromedarissen, Ismaëlieten, schapen van Kedar, rammen van Nebajoth. "Opdat geen vlees zou roemen voor Hem", 1 Kor. 1:28.
Ziet u hier het wonder? Abraham, in de voorhuid zijnde, is als een heiden door het geloof gerechtvaardigd. Het verbond met Abraham is een verbond met de Joden, maar door de belofte ook met de heidenen. Daarom is Abram door God Abráham genoemd: een vader van een menigte der volken. Ook de rammen van Nebajoth horen daarbij. Een ram is een koppig dier. Die koppige beesten uit Arabië zullen in de Gemeente van Christus ingelijfd worden en als erfgenamen van Christus zullen ze de Gemeente dienen als predikers van het onvervalste Evangelie van vrije genade. Want zij zullen overvloediglijk de lof des Heeren boodschappen.
"Zij zullen met een welgevallen komen op Mijn altaar", vs. 7c.
De rammen van Nebajoth zullen als levende, heilige en Gode welbehagelijke offeranden, met een wedergeboren hart en een geheiligd verstand, de bediening der verzoening waarnemen en bedienen. God haalt Zijn knechten overwegend uit de rammen van Nebajoth. "De rammen van Nebajoth zullen u dienen."
Deze tekst wordt allerwegen te eenzijdig verstaan, namelijk dat de rammen van Nebajoth Gods volk ten dienste zijn met tijdelijke hulp of geld, maar dat is niet de betekenis van de tekst. Het woord dienen heeft hier ook een geestelijke betekenis, namelijk het ambtelijk dienen.
Verder zegt de Heere dat Hij het huis Zijner heerlijkheid heerlijk zal maken. Dat wil zeggen, dat het voor alle natiën zichtbaar heerlijk zal zijn. Het ziet dus op een toekomstige heilstijd op aarde. Daarbij zal Christus niet lichamelijk aanwezig zijn, zoals de chiliasten dat leren, nee, de Geest zal uitgestort worden op alle vlees. Het begin daarvan geschiedde op de Pinksterdag, maar er is nog des Geestes overig. "Maak u op, wordt verlicht, want uw Licht komt." Het Licht is gekomen, het Licht der wereld. Het Licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen. Nee, vlees wordt nooit bekeerd. Houd er mee op om uw vlees op te poetsen, volk des Heeren. De dood van Christus heeft de zonde veroordeeld in het vlees en Christus heeft het leven in onverderfelijkheid aan het licht gebracht door Zijn opstanding. Het Woord is Vlees geworden en Hij heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid vol van genade en waarheid, en we weten niet wat we nog aanschouwen zullen, namelijk als we de Koning zullen zien in Zijn schoonheid van aangezicht tot aangezicht. En als hier druppels van de genade Christi al zo wonderbaarlijk en dierbaar zijn, wat zal dan die eeuwige zee van genade baren? Aanbidding, eer en dankbare lofgezangen, Gode en de Vader. Heerlijkheid, heerlijkheid in het land van Immanuël! Amen.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl