NIET DOOR KRACHT...
SIMSON, DE NAZIREEËR GODS        
Plaats in winkelmandjeMandje
Schriftgedeelte: Richteren 13 t/m 16.

Met de hulp des Heeren wensen wij in deze lezing de geschiedenis van Simson met u te overdenken, kon en mocht het zijn tot lering en tot stichting, maar bovenal tot waarachtige bekering.
De geschiedenis van de richter Simson is uiterst merkwaardig en vol paradoxen, waarbij velen de vraag stellen: Hoe kan zulks met genade bestaan?
Voor dat wij daarover verder gaan nadenken, willen wij eerst u aandacht bepalen bij een vijftal gedachten:

1. Simson's geboorte aangekondigd
2. Simson door Gods Geest gedreven
3. Simson in de zonde gevallen
4. Simson in zijn ambt hersteld
5. Simson's laatste slag


Geliefde lezers, de vraag die zojuist naar voren kwam, namelijk, hoe het leven van Simson nu met genade kan bestaan, is al door velen gesteld. Want het blijkt steeds weer een verborgenheid te zijn dat alleen goddelozen met God verzoend worden door de dood Zijns Zoons. En nu moet u niet denken dat wij de zonden van Simson bagatelliseren, nee, en daar is Simson ook wel achtergekomen, namelijk dat hij niet goedkoop gezondigd heeft. Dat geldt trouwens voor elk mens (Rom. 3:19). Alleen Gods volk leeft dat in. En weet u wat het ergste van de zonde is? Dat Gods Naam erdoor gelasterd wordt, ja, dat is het ergste. Maar weet wat de ergste straf op de zonde is? Gods nabijheid en gemeenschap te moeten missen, ja, dat is de hel van binnen. Al Gods volk weet hiervan, want zij verlaten den Heere, dagen zonder getal. God begeeft Zijn volk echter niet, nee, nog voor geen moment, maar Hij kastijdt wel een iegelijk zoon die Hij liefheeft. Dat zien we ook in het leven van Simson.
Gods Woord is eerlijk en vermeldt niet alleen de geloofsdaden van de bijbelheiligen, maar ook de zonden waarin zij gevallen zijn. Gods volk doet echter de zonde niet, ook niet als zij zondigen, want zij zijn der zonde gestorven en kunnen er niet in leven. Omdat zij enkel zonde zijn doen zij wat zij niet willen en als zij het goede willen doen, ligt hen kwade hen nabij. God had het ook anders kunnen doen door de strijdende Kerk bij de wedergeboorte in engelen te veranderen, maar het heeft Hem beliefd dat niet te doen. Weet u wat God verheerlijkt in het leven van Zijn volk? Vrije, soevereine genade! Gods volk heeft haar hele leven nodig om iets te verstaan van de verborgenheid der godzaligheid: "God geopenbaard in het vlees." Achter dat geheim kunnen engelen nooit komen. Daarvoor moet je vleselijk zijn, verkocht onder de zonden. Daar heb je Gods volk en als zij inleven geheel vleselijk te zijn, zijn zij geestelijk en die geestelijk menen te zijn demonstreren het vrome vlees. God is een God Die de goddelozen rechtvaardigt. En daar had Simson kennis aan! Ik moet het anders zeggen: Simson was een voorwerp van vrije soevereine genade!
Velen leren en beweren dat het niet uit de geschiedenis is op te maken of Simson wel de genade deelachtig was. Ja, dat heet tegenwoordig 'godgeleerdheid'. Even afgezien dat Paulus door de inspiratie van de Heilige Geest Simson in de rij van de geloofshelden plaatst, levert de geschiedenis tal van bewijzen dat Simson kind en knecht van God was. Theologen die uit de geschiedenis van Simson niet Gods genade kunnen verklaren doen aan Schriftkritiek!
Wat mij dikwijls opvalt, is, dat er zeer weinig gepredikt wordt uit de geschiedenis van de richter Simson en die van Jona. Wellicht omdat velen geen raad weten met zulke extra ordinaire wegen, maar de Heere handelt ermee naar Zijn gemaakt bestek! Hij verkiest en doet naderen: Simson de Nazireër Gods, een begenadigde en geroepen richter, om zijn volk te verlossen van de filistijnen.
De godsdienst, en zeker in onze dagen, die zou deze geschiedenis wel uit de Bijbel willen scheuren, maar ik geloof dat er een volk op aarde is, dat blij is dat de zonden van de bijbelheiligen in de Bijbel staan, namelijk tot hun troost en tot vermaning. Want steeds blijkt dat de allerheiligste maar een klein beginsel heeft van die nieuwe gehoorzaamheid. De prediking voor beste mensen overheerst maar al te veel in onze dagen, maar Gods volk, zegt Philpot, heeft behoefte aan goud, zilver en kostelijke stenen van binnen, die het vuur niet verteren kan, en laten het hout, hooi en stoppelen van droge leerstellingen over aan de dode calvinisten.
Nu goed, we willen maar zeggen dat voor Gods volk de genade niet goedkoop is, maar een onbegrijpelijk wonder is en blijft. En de eeuwigheid zal niet te lang zijn om dat wonder uit te wonderen. Zo ook in het leven van Simson, waarin niet Simson maar genade alleen verheerlijkt wordt, Gode tot eer en roem!

Israël, dat door de zonde van God is afgeweken, wordt bezocht door de roede des HEEREN, en gaat gebukt onder de tirannie der filistijnse dwingelandij, en dat al veertig jaar. Ik ben er vast van overtuigd dat de Heere ook toen nog een overblijfsel had naar de verkiezing van Zijn genade en dat volk de schuldbrief had thuis bezorgd, zodat zij het uitgeroepen hebben: "Wij hebben God op het hoogst misdaan, wij zijn van het heilspoor afgegaan, ja wij en onze vaderen tevens." O, dat die schuldbelijdenis ook vandaag nog gevonden mocht worden, want ons vaderland wordt ook overspoeld met gelijksoortige filistijnen, en dat alles omdat wij God verlaten hebben en gebroken bakken hebben uitgehouwen die geen water houden, op alle gebied.
O, dat Gods Geest ons ontdekke aan de breuk van land en volk, opdat er nog een volk gevonden zal worden dat zich schuldig zal kennen en een welbehagen zou krijgen aan de straf hunner ongerechtigheid, want dan zou God aan Zijn Verbond gedenken.
En dat gebeurde met Israël, daar was een volk in de schuld gebracht, en zie, de HEERE gedacht aan Zijn Verbond. De Engel daalde af om de verlossing van het juk der filistijnen door de komst van Simson aan te kondigen. Deze Simson, zo zei de Engel, zou een Nazireër Gods zijn van zijns moeders buik af tot de dag zijns doods, om zijn volk te verlossen uit de hand der filistijnen. Simson mag in vele opzichten het type genoemd worden van die meerdere Simson, de Heere Jezus Christus.
Echter, Christus kon uiterlijk geen Nazireër zijn, want het Nazireërschap behoorde, volgens de Wet, tot de schaduwendienst en Christus was geheiligd door Zijn Vader. Christus bezat alles wat de schaduw enkel kon aanwijzen en dat laatste zien we duidelijk vervuld in het leven van Simson. In veel opzichten is Simson een type van en een heenwijzing naar het Lam Gods, die Zichzelf over zou geven tot de dood, ja, tot de dood des kruises, en dat vrijwillig voor een schuldig en doemwaardig volk in zichzelf, dat bij God uitverkoren en dierbaar is.
God ziet Zijn volk aan in de Zoon Zijner eeuwige liefde, Die de bloedprijs betaald heeft die nodig was, om Gods rechtvaardige toorn over de zonde en over de zondaar te blussen. Zo wensen wij Simson te verklaren, namelijk als een type van die meerdere Simson. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament getuigen van Jezus Christus en Dien gekruisigd.
Gods volk zit niet verlegen om godsdienst, maar om genadegoud, beproefd komende uit het vuur, zodat zij kunnen steunen op haar Liefste in deze aardse woestijn.
Beste lezers, dat is geen vrucht van eigen akker, maar wat God nu eist, dat wil Hij geven aan armen uit genâ, daar kan Hij Zijn verlossing aan kwijt. Dat is een ellendig volk in zichzelf, dat zonder God geen bestaan heeft en zonder Christus niet leven kan. Zo ook Simson, die zonder de Geest krachteloos was en zonder God van dorst dreigde te sterven. Er staat van de vader van Simson, Manoach, dat hij uit het geslacht was van Dan. Simson was dus een Daniet. Vader Jakob zegt in Genesis 49 door de Geest Gods: "Dan zal zijn volk richten, als een der stammen Israëls." Simson wás een richter, maar er staat verder: "Dan zal een slang zijn aan de weg, een adderslang, nevens het pad, bijtende des paard's verzenen, dat zijn rijder achterover valle." Nu, wie zou er aan zo'n man een ambt geven? Wie zou er aan zo'n mens genade en eer geven? Echter, de Heere handelt zonder aanziens des persoons, en de genade valt vrij! En nu komen we tot die vraag aan het begin van dit onderwerp gesteld, namelijk waar het uit op te maken is dat Simson de ware genade deelachtig was.
Dan moeten we opmerken dat we deze vraag allereerst onszelf moeten stellen! De tweede opmerking daarover is, dat de godsdienst deze vraag op ontkennende wijze beantwoorden zal, want volgens de Farizeeën kon een hoerenloper, zoals Simson er een was, nooit bekeerd zijn.
Als wij nu zelf een antwoord zouden moeten geven op deze vraag, of Simson de ware genade bezat, dan wil ik daar nog even mee wachten, omdat wij menen dat de Heilige Schrift dat zelf verklaart. Het einde van Simson zal het begin verklaren, en het begin van Simson verklaart zijn einde. Als we daar aan vasthouden kunnen we zonder eerst het einde te verklaren, beginnen bij zijn begin.
We zeiden het al, de Heere verkiest en doet naderen! Gods Zoon daalt af in de gedaante van een Engel. De oudtestamentische openbaring van Christus geschiedde dikwijls door een engelverschijning. En dit bewijst al direct de Koninklijke aankondiging van het te geboren kind. De Zone Gods vertoont Zich niet aan de wereld in deze verschijning, alleen in Zijn vernedering, in de menselijke natuur, kon ook de wereld Hem aanschouwen. De Heere Zelf zondert Simson af als een Nazireër Gods, geheiligd vanaf zijns moeders buik tot de dag zijns doods. Wat betekent dit? Wel, dat de genade gaat vóór de zonde. God heeft Simson liefgehad met een eeuwige liefde. Simson is dus kind en knecht, net zoals Johannes de Doper dat is. Dat feit wordt verder bevestigd uit de houding van Manoach. Hij vreest namelijk te moeten sterven, omdat hij zegt God gezien te hebben, en dat was ook zo. Maar hij had God gezien in het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid en dat is Christus, hier in de gestalte van een Engel. Manoach kon echter niet bekijken dat daar al bloed tussen zat. Zijn vrouw was daarin verder geleid, want zij onderwees haar man in de weg des Heeren, Die Zich Wonderlijk aan hen had geopenbaard.
Ik meen dat die moeder van Simson er iets van kennen mocht, wat Jezus tegen Filippus zegt in Johannes 14:9: "Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien."
Maar goed, het begin gaat verder, want de HEERE roept Simson te komen, en Simson wordt geboren. En de HEERE zegende dit knechtje, ook al een bevestiging op het voorgaande. Maar ook in type: "En het Kindeke wies op en werd gesterkt in den geest en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem", Luk. 2:40.
Zo ook bij Simson, want Simson wies op en werd gesterkt door de Geest des HEEREN, Die hem bij wijlen begon te drijven in het leger van Dan, tussen Zora en tussen Esthaol. De Geest des HEEREN werd vaardig over Simson, dat was nodig om zijn ambtelijk werk te kunnen verrichten.
We denken hierbij ook weer aan Christus' bekwaammaking tot Zijn Middelaarsambt, Die echter de Geest zonder mate ontving, om Zijn borgtochtelijk werk als Profeet, Priester en Koning te kunnen aanvangen. Simson merken we aan als een verlosser voor de tijd, maar Christus is de Verlosser voor tijd en eeuwigheid beiden.
O, dat we Hem mochten kennen, want de tijd is kort en de eeuwigheid eindeloos.
De Heere, Die Zijn knechten zendt, zond ook Simson! En Simson ging af naar Thimnath en zag daar een vrouw van de dochteren der filistijnen. En Simson zeide tot Zijn vader: "Neem mij die, want zij is bevallig in mijn ogen!"
Zeg schrijver, nu zegt u dingen die niet kloppen, want u zegt, dat de HEERE Simson naar Thimnath stuurt om die heidense meid te trouwen, maar dat had de HEERE juist verboden in de Wet, namelijk om geen ander juk aan te gaan met de heidenen!
Dat is juist, en toch lezers, het staat er: vers 4: "Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet, dat het van de HEERE was, dat hij (te weten Simson), gelegenheid zocht van de filistijnen!"
Laten wij toch onvoorwaardelijk buigen voor Gods Woord. Simson moet hier handelen, let wel, tegen de geopenbaarde wil des Heeren in, maar wel in Zijn gunst! Hier staat mijn verstand vol eerbied stil. De Heere doet het niet verkeerd, nee nooit. Ook niet als wij het niet kunnen begrijpen. Gods Woord is trouwens geen begripsleer, maar geloofsleer. Paulus getuigt ervan in Romeinen 11, in aanbidding roept hij uit: "O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen? Want wie heeft de zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven en het zal hem wedervergolden worden? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen, Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid."

Wij willen hier nog wat meer van zeggen, allereerst, het handelen Gods is ondoorgrondelijk. Enerzijds bleef dit handelen Gods voor de ouders van Simson een verborgen zaak, hoewel de Heere ook hun harten neigde om toch met Simson mee te gaan naar Thimnath. Anderzijds was dit handelen Gods voor Simson geen verborgen zaak, maar hij kon het niet verklaren. Simson voelde wel degelijk door de drijving des Geestes dat dit de wil des HEEREN was, en hij handelde overeenkomstig 's Heeren wil. Gods volk gelooft en gehoorzaamt Gód, al gaat het tegen alle wetten in, ja, zelfs tegen de Wet Gods. Moet u niet nadoen, want dat is puur antinomiaans, maar als Abraham God gehoorzaamt, tegen de Wet in, om zijn zoon Izak te offeren, dan was Abraham geen antinomiaan, wel? Abraham geloofde God tegen het gebod in, en zo-ook Simson. Hij handelt en wandelt naar de Geest en niet naar het vlees, althans nu nog niet. God maakt Zijn wil aan Zijn knechten bekend door Woord en Geest. Dit feit werd voor ons bevestigd in Amos 3:7, waar staat: "Gewisselijk, de Heere HEERE zal geen ding doen, tenzij Hij Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten geopenbaard hebbe."
Er zijn er velen die Simson al van zonden beschuldigen bij dit eerste optreden, maar Gods Woord verklaart ons gans anders! Simson handelde in de gunst Gods, want hij had een goddelijke opdracht, namelijk om zijn volk te verlossen uit de hand der filistijnen. Dat was zijn goddelijke roeping en in dat kader huwt Simson met dat filistijnse meisje. De Geest des HEEREN dreef hem om dit huwelijk aan te gaan, om zo een rede te hebben de filistijnen schade toe te brengen. Dat was een gelóófsdaad van Simson en hij wordt dan ook een geloofsheld genoemd. Het tweede wat we hierover willen zeggen, is, dat Simson het niet alleen niet kan verklaren, maar ook geen moeite doet om deze gang aan zijn ouders uit te leggen. Hij mocht beoefenen wat geschreven staat in Romeinen 14:22: "Hebt gij geloof? hebt dat bij uzelven voor God. Zalig is hij, die zichzelven niet oordeelt in hetgeen hij voor goed houdt."
Als Simson van de weg afwijkt terwijl hij met zijn ouders op weg naar Thimnath is, ontmoet hij daar een brullende leeuw. Ook alweer niet te verklaren, want waarom verliet hij de weg? Om die leeuw te ontmoeten? Ja, om die leeuw te ontmoeten bij God vandaan. Dat is echter makkelijk gezegd, want wij staan er achter, maar Simson kon dat niet voorzien, hij stond er vóór. Simson werd ertoe gedreven.
Gods volk wordt wel eens gedreven een bepaalde zaak te doen, zonder dat zij het kunnen verklaren. Velen ontkennen dat, maar ook nu werkt de Heere soms op een extra ordinaire wijze. Daar komt dan ook de meeste bestrijding op af. Er kwam bij Simson een leeuw op af, want de duivel zit niet stil, hoor, nee, hij gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zal kunnen verslinden. Dat worden Gods ware kinderen en knechten dikwijls in de dadelijkheid gewaar. De duivel dacht: "Zo, nu zullen wij die Simson eens even elimineren door middel van die leeuw." Immers, de duivel begreep wel dat deze Simson een geweldige tegenstander van zijn filistijnse vrienden was. Maar de duivel had niet met de God van Simson gerekend. Want de Geest werd vaardig over Simson en hij pakt die tijger met zijn blote handen aan, grijpt het roofdier bij zijn lurven en scheurt hem in stukken.
Nou mensen, dan komt het er op aan, hoor, of je geloof wel uit God is, want op dat ogenblik heb je niets aan je dogmatische denkbeelden. Simson had ook heel de tijd niet om, laten wij maar zeggen, om de kanttekeningen van de Staten Vertaling er eens op na te slaan. Zo van: "Wacht even zoete leeuw, ik moet eerst mijn dogmatiek even raadplegen." Nee, dan is God er in de dadelijkheid, of het is een zeepbel die uit elkaar spat.
Simson had dus door het geloof die leeuw gedood, maar hij verzwijgt die gebeurtenis voor zijn vader en moeder. Dat is de ware nederigheid, hij loopt niet met zijn daden te koop, zo van: "Ik heb eventjes een leeuw gedood", nee, hij houdt het tussen de Heere en zijn ziel.
Matthew Henry zegt hiervan, dat bescheidenheid en nederigheid de schitterenste kroon vormen voor grote heldendaden.
Nou, dat mag van dit gebeuren toch wel gezegd worden. Of lezen we dit soort dingen als legenden of sprookjes? Het is Gods onfeilbaar Getuigenis dat eeuwig zeker is. Ook het doden van die leeuw was naar de raad Gods. Het was een voorproef voor de grote slag, waardoor Simson zich in staat gesteld wist de filistijnen in de Naam des HEEREN te verhouwen.
De honing die Simson de volgende keer bij het voorbijgaan van de dode leeuw uit zijn kadaver neemt, heeft een diep geestelijke strekking. Het lijkt niet aantrekkelijk om iets waardevols te zoeken in een lijk van een dode leeuw, doch voor Simson was die plaats een "Eben-Haëzer." En hij neemt de honing en deelt er ook van uit aan zijn ouders. Dat beeld doet denken aan Mattheüs 24:28, daar staat: "Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden."
Het dode lichaam ziet op de Leeuw uit Juda's stam, genageld aan het vloekhout der schande. Hij was niet begeerlijk deze Man van smarten, maar de Heere Jezus zegt: "Wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal Ik allen tot Mij trekken."
Ja, Gods kinderen zitten als arenden op het lichaam van Christus, want Zijn vlees is waarlijk spijs en Zijn bloed is waarlijk drank. En wie daarin mag delen, die mag somtijds zielsverrukkende troost putten en hemelse zoetheid proeven uit de wonden van de Zaligmaker. Zo was ook de honing uit de leeuw waarlijk spijs voor Simson, gedenkende aan de grote daden des HEEREN. Christus voedt de Zijnen uit de Fontein des Levens. Simson kon er niet van afblijven, als u begrijpt wat we bedoelen.
Simson, de alleenstrijder, strijdt een strijd die al beslist is, want de overwinning is Godes. De HEERE zal opstaan tot de strijd, Hij zal Zijn haters wijd en zijd, verjaagd verstrooid doen vluchten. Want het gaat in deze strijd ten diepste ook om de strijd tussen het Vrouwenzaad en het slangenzaad, tussen Christus en de duivel. Maar God is de duivel een eeuwigheid voor geweest, daarom kan de duivel Gods volk niet uit de hemel houden en Gods volk kan door de zonde niet afvallen. Zij kunnen wel vallen, en de duivel is er steeds op uit om Gods volk tot zonde te verleiden, want hij weet duivels goed dat als Gods volk in de zonde valt, zij de gemeenschap met God kwijt is. En als Gods kinderen de gemeenschap met God moeten missen, zijn zij hulpeloos en krachteloos. We hopen er straks nog op terug te komen, als Simson in de strik van de zonde valt.
De duivel gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zal kunnen verslinden, zo probeert hij ook Simson door de hand van zijn eigen volk te binden en te verslinden. Met drieduizend man komen zij op Simson af. Hij moet weg, die beroerder Israëls, want ze willen vrede. Ja, een vrede die de ware vrede niet is: vrede, vrede en geen gevaar. Een vrede zonder strijd is de ware vrede niet, slechts een valse vrede. Dat betekent: God wat en de wereld wat, God wat en de filistijnen wat. Maar dat scheelt de godsdienst niets en ook Simons landgenoten niet. Die Simson brengt het land in beroering en lokt alleen maar twist en tweedracht uit en daar zitten ze niet op te wachten. Dit is hun raadslag: "Wij zullen hem binden en overleveren in de handen der zondaren, want het is beter dat één man sterft, dan een heel volk." Ja, dat zullen ze zeker gezegd hebben. Hetzelfde hebben ze de Heere der heerlijkheid aangedaan. Simson liet zich namelijk gewillig binden en was ook hierin een type van Christus. Christus liet Zich ook vrijwillig binden om degenen die gebonden zitten in de schaduw van de dood, te ontbinden. En als dat gebeurt, dan roemt Gods volk in vrije genade: "De strik brak los en wij zijn vrijgeraakt!"
Als Simson blijft in zijn roeping in gehoorzaamheid aan de gelofte des Nazireeërschap, behaalt hij overwinning op overwinning en daar getuigt hij ook van: "Met een ezelskinnebakken één hoop, twee hopen, met een ezelskinnebakken heb ik duizend man geslagen!"
Was dat geen eigen roem? Nee, dat was het niet, want we moeten goed lezen wat er staat, er staat, dat hij die plaats noemde: 'Ramath-Lechi'. Was dat zomaar? Nee, want Ramath-Lechi betekent: 'Wegwerping des kinnebaks'. Dus niet Simson en niet een ezelskinnebak, maar de Heere de eer! Simson geeft hierin de Heere de eer, dat komt al tot uitdrukking in de naamgeving 'Ramath-Lechi', maar ook als hij vermoeid en dorstig is na die zware slag, en de HEERE smeekt om water. Simson roept de HEERE niet aan als knecht, maar als kind. Hij roept Hem aan als zijn Verbonds-God, de HEERE. Hij geeft eerst de HEERE de eer: "Gij hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven."
De Kanttekenaren zeggen hiervan dat Simson hiermede zijn geloof betoont en God Zijn genadeverbond voorhoudt.
Simson zegt verder: "Zal ik dan nu van dorst sterven en vallen in de hand dezer onbesnedenen?"
Simson voelde zich wel waardig om hier te sterven, maar dan zou God Zijn eer kwijt zijn! Zo bidt Simson tot zijn God, als een kind, die Vaders eer op het oog heeft. De strijd was nog steeds Godes. Simson bidt als kind van God en hij had totaal geen slaafse vrees voor de allerhoogste Majesteit. Hij bidt eigenlijk: "HEERE het is toch Uw zaak, het loopt toch over Uw eer, gedenk dan aan Uw vast gestaafd Verbond, laat dat Uw hart tot mij en Uw volk in liefde ontvonken."
En de HEERE kloofde een holle plaats en Simson dronk uit vrije gunst die eeuwig Hem bewoog, een genadedrank. Zo worden Gods kinderen gelaafd uit de Fontein van Levend water, om hun dorst naar de gerechtigheid van Christus te lessen aan die onuitputtelijke Heilsfontein.
Was Simson maar in dit geloof gebleven, zegt u, en dat zou inderdaad verreweg het beste geweest zijn, maar mag ik u eens vragen: hebt u een betere weg? U mocht willen dat u een weg had als Simson die door het geloof leeuwen verscheurt en filistijnen verslaat. Ik zou er wel eens velen uit willen nodigen met hun zogenaamde grote geloof, om een leeuw met blote handen aan te pakken, zoals Simson dat deed. Dan denk ik niet dat het zó best zou aflopen. Gods ware volk verzet meer bergen met een zwakgeloof, dan de godsdienst met hun grote geloof. Gods volk heeft namelijk een grote God, dan mag het geloof wel klein zijn, als het maar een waar geloof is, daar komt het op aan. Maar inderdaad, was Simson maar in het ware geloof gebleven, en dan bedoelen wij de werkzaamheid van dat ware geloof. Want u moet denken, Gods volk kan wel krachteloos zijn, maar zij verliest het wezen des geloof nooit. Zonder de beoefening ervan zijn zij echter tot hinken en zinken ieder ogenblik gereed. Alleen zij menen dat vaak niet, omdat ook Gods volk nog zo dikwijls verwachting heeft van het verraderlijke vlees. Eigen krachten te verachten wordt alleen op Jezus' school geleerd. Daar moest Simson ook achter gebracht worden.
Maar laten wij Simson eens volgen, we zien hem lopen op de weg naar de stad Gaza. O, maar Simson gaat natuurlijk weer de filistijnen een gevoelige slag toe brengen. Was dat maar het geval, maar helaas, hij slaat eigen wegen in. Simson was de strijd met de filistijnen een beetje moe geworden, en hij kijkt wat om zich heen. Het geloof ziet op God en op Zijn Woord, maar vlees kijkt om zich heen. En wat er in de straten en achter de etalages van het goddeloze Gaza te zien en te koop is, is niet best. Simson kijkt er echter lustig op los, en ziet een vrouw, die een hoer is, en gaat tot haar in.
Wat de duivel niet kon bereiken door een leger filistijnen, bereikt hij nu door één enkele vrouw. Het is feitelijk een repeterende paradijszonde, waarmee wij in Adam van God zijn afgevallen. En Simson zag de vrucht en zij was begeerlijk en hij nam en at. Het vlees wil altijd het verbodene en de duivel is dan ineens innemend gastvrij. Dan verschijnt hij meestal in een andere gedaante, in de gedaante van een engel des lichts, en zo verleidt de duivel er meer dan in een briesende-leeuw-gedaante. Hij vroeg heel 'vriendelijk' aan Eva: "Is het ook dat God gezegd heeft?" En dit vergif strooit hij ook in het hart van Simson. De vijand juicht al en denkt Simson in haar macht te hebben, maar Simson was zijn kracht nog niet kwijt. Ambtelijke bediening en persoonlijke bediening liggen onderscheiden. Degenen die kind en knecht zijn kennen beiden, maar Bileam had alleen ambtelijke bediening. Gods ware knechten kunnen voor een tijd de persoonlijke bediening missen, terwijl zij toch nog ambtelijk bediend worden. We zien dat ook bij Simson.
Als Simson de stad Gaza in de nachtelijke uren wil verlaten, vindt hij de stadspoorten gesloten. Geen probleem. Hij rukt de zware eikenhouten poorten met post en al uit hun voegen. Moet u eens voor stellen, een oude middeleeuwse stadspoort weegt al gauw een ton of 2 per stuk. Simson loopt dus met zo'n 4 ton beslagen hout op zijn rug de berg op om de poorten der stad op een hoge rots te werpen. Nu gaan we niet in de kracht van Simson roemen, maar wel in 's Heeren Geest, Die kracht in zwakheid geeft. Simson heeft er niet veel van geleerd.
Och, een mens, ook na ontvangen genade, is zo hardleers als het maar wezen kan. Simson gaat door op het pad der goddelozen. Er staat, dat hij daarna een vrouw lief kreeg aan de beek Sorek, welker naam was: Delila. Simson kan de verzoeking niet weerstaan, nee, dat kan ook niet in eigen kracht, ook niet dóór genade, zoals vele reformatorische neonomianen beweren in onze dagen. De genade doet het alléén! Dat zullen we ook in het levenseinde van Simson zien, want Simson was niet onder de Wet, maar onder de genade!
Christus staat er voor in dat de zonde niet over u zullen heersen, kind des Heeren! Want gij zijt niet onder de Wet, maar onder de genade. Echter, wie doorgaat en God verlaat, heeft smart op smart te vrezen. Het is alleen de bewarende hand Gods als wij bewaard blijven voor de uitbrekende zonden. Niet alleen voor de zonde tegen het 7e gebod; dat geldt alle zonden. De zonde tegen het 7e gebod lijkt in onze dagen de enigste zonde te zijn die er bestaat. Men mag vrij lasteren en de strijd aanbinden tegen vlees en bloed, maar o wee, als er een kind van God in de zonde valt, dan haalt men direct Mozes erbij.
Als we enigszins ontdekt zijn, gaan we naast Simson zitten met de hand op de mond. Anders is het als de leer van Christus in het geding is. Ketterijen moeten bestreden worden, ook al betreft het Gods volk en knechten. Als de eer van God in het geding is, dan moeten we ons op grond van Gods Woord laten gezeggen en corrigeren. Ik zeg op grond van Gods Woord en daarbij moet de dwaling letterlijk aangewezen worden. Als iemand zijn naaste beschuldigt van dwalingen en hij wijst niet letterlijk de dwaling aan op grond van Gods Woord, dan is dat zondermeer vuile laster. Je hebt van die fragmentarische gifmengers die overal 'het venijn' (in hun ogen) uit de context rukken en ermee aan de slag gaan. Dezulken doen dat ook op een subtiele wijze met Gods Woord. Ze negeren de scherpte van de Wet, omdat de Wet hun lieve vlees afsnijdt en ze trachten diegenen de mond te snoeren die de Wet als Wet aanleggen voor het vrome vlees. Genoemde gifmengers schermen doorlopend met een soort 'lieve sinterklaas god' van algemene verzoening, waarbij het godsdienstige kwijl hun mond uitloopt.
Neem me niet kwalijk dat ik me zo uitdruk, lezers, maar het moet maar eens gezegd worden. Genoemde schijnheiligen hebben aan Gods eer en Wet geen enkele boodschap. Ik ken ze wel die vrome pappenheimers. Het zijn arbeiders van de satan en de duivel heeft zijn werknemers veel meer in de reformatorische kringen dan in de wereld. Met het Evangelie in de hand en de Naam van Christus op de lippen heeft de duivel zijn duizenden verslagen. Houdt er echter rekening mee dat de meerdere David Zijn tienduizenden verslaat. Wie echter in één gebod struikelt, staat schuldig aan allen.
Hebben we die klap weleens naar binnen gekregen, lezers? Ik zou niet graag het aantal belijders de kost geven dat met de vinger naar Simson durft te wijzen, zoals de farizeeër op de tollenaar wees en laag op hem neerkeek. Voor dat verkeerd geslacht onder de Wet geldt: "Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen", Rom. 2:1.
Gods ware kinderen oordelen een rechtvaardig oordeel en beproeven de geesten of zij uit God zijn, tenminste, als zij op hun plaats zijn. Simson was in de zonde gevallen, ja, maar wie werpt hier de eerste steen? Als het ons, mannenbroeders, van Godswege eens gevraagd zou worden: "Hoeveel vrouwen hebt gij gehad?" Hoe zou dan het antwoord luiden? Het antwoord van die Samaritaanse vrouw was eerlijk op de ontdekking aan haar bestaan: "Gij hebt vijf mannen gehad en die gij nu hebt is u man niet!" Het moet ons aangezegd worden, want er bestaan geen brave hendrikken voor God. Door de oogpoort zijn vele vrouwen versleten. Bij u niet? Dus staan wij schuldig aan de ganse Wet! Heeft de vloek der Wet ons al eens zodanig neergeslagen dat wij gedood zijn aan de oude mens door de dood van Christus? Geen sterveling heeft het recht om zich boven Simson te verheffen, want wie meent te staan, ziet toe dat hij niet valle!

(wordt vervolgd op het volgende blok)

SIMSONS LAATSTE SLAG        
Plaats in winkelmandjeMandje
De Heere Jezus zegt: "Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt, de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak." En Jozef mocht dat beoefenen in het huis van Potifar, waar de vrouw van deze faraogezant Jozef trachtte te verleiden. Maar door dadelijke Godsvreze mocht Jozef haar afwijzen, en daarmede de duivel afwijzen: "Zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen God?"
Echter, Simsons kracht was niet opgewassen tegen de verleiding der vrouw, die een hoer is, en hij valt opnieuw in die strik van de satan. Een vreemde vrouw is een diepe gracht, een vallei van hel en dood. Simson gaat tenslotte aan Delila zijn ambtsgeheim prijsgeven, en dan verliest hij zijn extra ordinaire ambtelijke kracht. Hij geeft zijn geheim van het nazireeërschap prijs in ruil voor de gunst van een hoer. Dan wijkt de HEERE van Simson, want als het lange haar als teken van zijn uitzonderlijke ambtelijke kracht wordt afgeschoren, wijkt de HEERE van Simson en wordt hij krachteloos en hulpeloos. De Heere week niet van Simson met Zijn genade en ontnam hem zijn geloof niet, want er is geen afval der heiligen, maar de Heere ontnam Simson zijn ambtelijke bediening en uitzonderlijke kracht. U weet de geschiedenis. De vijanden omringen hem en steken hem de ogen uit.
O, als we eens bedenken en inleven, welke zonden wij bedrijven door onze oogpoort, mannen, vrouwen, meisjes en jongens, dan moet het een zeer groot wonder voor ons zijn dat wij het licht nog mogen aanschouwen!
De filistijnen waren er zeker van dat Simson krachteloos bleef, nu zij hem de ogen hadden uitgestoken. Zij juichten, de duivel juichte ook, alles leek verloren, voor Simsons inleving en gewaarwording in ieder geval. Want nu hij zijn ogen kwijt was, zijn haar, zijn ambt, zijn kracht, nu was hij ook zijn God kwijt en dat was voor Simson het ergste, want God kwijt dat is Alles kwijt! God kwijt is de hel van binnen, tenminste voor Gods ware volk.
En Simson maalde in het gevangenhuis, wat voor hem een richterlijke vierschaar werd voor God. In dat gevangenhuis werd de Geest ook vaardig over Simson, echter niet in de betoning van lichaamskracht, maar in de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel. En hier in het gevangenhuis gaat Simson de HEERE toevallen in Zijn heilig recht en zijn schuld bewenen voor een goeddoend God. Je moet maar denken mensen, als Gods kinderen in grove zonden vallen, dan zendt de HEERE in de consciëntie van de Zijnen hel en verdoemenis!
En dat was voor Simson zo'n bange ure. Daar valt de krachtpatser, Simson, plat op de grond voor en onder God: "Ik heb gedaan wat kwaad is in Uw oog, dies ben ik HEER' Uw gramschap dubbel waardig, 'k erken mijn schuld, wat U tot straf bewoog', Uw doen is rein Uw vonnis gans rechtvaardig."
Hoe weet u dat, schrijver? hoor ik iemand zeggen.
Luister, Simson gaat de roede kussen, de stok waarmede de HEERE hem bezoekt, een stok uit zijn eigen woud. Simson had met de ogen gezondigd en nu hij zijn ogen verloren had, weende hij zonder tranen, malende in het gevangenhuis. "Wee mij, dat ik zo gezondigd heb", en Simson weende het bloed uit zijn holle oogkassen, hij weende over zijn misdaden met echte zieletranen.

U zegt: Zeg schrijver, dat staat heel niet in de Bijbel.
Nee, en dan gaat u vrijuit zeker? Arme ziel, arme ongelukkige zelfbedrieger en zelfhandhaver. O, luister maar, want God gaat Simson genade bewijzen! Want er staat in hoofdstuk 16:22: "En het haar zijns hoofds begon weder te wassen, gelijk toen hij geschoren werd."

U zegt: Maar dat is toch normaal?
Ja, dat vonden de filistijnen ook en daarom lieten zij het haar van Simson maar groeien. Voor Simson was het vrije genade, want daar had hij nooit meer op gerekend. Wat? Dat het teken van zijn Nazireeërschap weer terugkeerde. Dat was onverdiende genade voor Simson. Wat de duivel ten kwade had bedacht met zijn duivelse listen jegens deze alleenstrijder, had God ten goede bedacht. Want God zorgt Zelf voor Zijn eer in het leven der Zijnen.

We gaan verder, en nemen u mee naar de tempel van Dagon. De filistijnen gaan feestvieren! Zij gaan ter ere van hun god, die hen Simson in handen gespeeld heeft, een feest aanrichten in de heidense tempel van Dagon. Weldra is de tempel vol gestroomd met mannen, vrouwen en kinderen. Zij zijn allen in juichstemming en loven hun god, klappen in de handen en blazen de bazuinen vanwege de overwinning op de man Gods, Simson. Bij duizenden heffen zij hun duivels lofakkoord aan: "Onze god heeft in onze hand gegeven, onze vijand en die ons land verwoestte en die de verslagenen velen maakte." En het geschiedde als hun harten vrolijk waren, dat zij zeiden: "Roept Simson, dat hij voor ons spele!"
En Simson kwam en een jongen leidde hem de tempel binnen. Maar wanneer Simson het gejoel hoort, en het duivelse gezang dat hem als godslastering in de oren klinkt, dan ontwaakt er in Simson een heilige toorn. We stippen enkele trekken aan. Hij zei tegen de jongen: "Breng mij in het midden van dit gebouw." Simson weet dáár moet ik zijn! Want het loopt niet over Simson, maar over de God van Simson, de HEILIGE ISRAËLS! JEHOVA! Simson is hier van Simson verlost, want nu hij weder in zijn ambt hersteld is, gaat hij weer ambtelijk bidden, nee, als een kind. En God hoort en verhoort altijd een oprecht kindergebedje. Maar niemand van de omstanders hoort hem. De filistijnen vangen aan met hun satanisch spel, zij spotten met een ambtsdrager Gods, zij spotten met een Nazireeër Gods, ja, met God Zelf. God laat Zich echter niet bespotten. Dat zien we ook bij Eliza als die bespot wordt door 42 kleine jongens. Nadat Eliza hen in de Naam des HEEREN vervloekt heeft, zendt God twee beren die de hele kinderschare verscheuren.
Als God de vijanden van Zijn volk slaat, dan kijkt Hij -met eerbied gesproken- niet op een paar duizend doden. U moet het boekje "De naakte boog Gods" van ds. W. Huntington maar eens lezen, hoe God afrekent met de vijanden van Zijn volk. Als Gods kinderen en knechten in de weg van hun roeping handelen, spreken en schrijven, als is dat nog zo dodend en ergerlijk voor het vrome vlees, dan zijn zij in hun roeping onaantastbaar, anders zou God Zijn eer verliezen! Nu de Heere Simson weer in Zijn gunst heeft hersteld, heeft hem ook de ere Gods weer op zijn hart gebonden, want zie, hij bidt. Kan dat ook van ons gezegd worden, lezers: 'want zie, hij bidt'? Of hebben we altijd ons pad recht kunnen houden, zodat we God nog nooit te voet gevallen zijn als een helleling?

Laten we eens wat dichterbij deze ontzaggelijke Godsman gaan staan en ons oor te luisteren leggen wat hij bidt. "Toen riep Simson tot de HEERE, en zeide: Heere HEERE....", dat is de HEERE, de Verbonds-God, de JAWÉ , de IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL, de GETROUWE. Hij bidt: "Heere HEERE, gedenk toch mijner en sterk mij toch alleenlijk ditmaal o God, dat ik mij met een wrake voor mijn twee ogen aan de filistijnen wreke", Richt 16:28.
Geliefde lezers, Simson bidt niet of hij zich wreken mag op zijn vijanden, en tóch bidt hij het. Wij moeten goed verstaan: Simson was een openbaar figuur, door God verkoren en aangesteld om Zijn volk te verlossen van de tirannie der filistijnen. Simson vertegenwoordigde het volk Gods, Gods verbondsvolk, Israël. Simson bidt niet met een vleselijke wraak, nee, hij bidt hier om een wrake Gods, net als Elia die van God een wrake vroeg om de krijgslieden met vuur van de hemel te verteren. Simson wordt hier verwaardigd om een wrake Gods uit te voeren, omdat Gods eer in het geding is. Simson bidt de HEERE om teruggave van zijn ambtelijke kracht, om die weer in Zijn dienst te besteden. Hij bidt gelovig om de herstelling van zijn ambtsvervulling, die hij zo bitterlijk verzondigd had. En de HEERE hoorde de stem van Zijn knecht en verhoorde zijn verzoek. Als er geen vlak veld tussen de HEERE en Simson geweest was, dan had God Simson niet verhoord. God laat de zonde niet onverzoend bij Zijn kinderen. Als God met Zijn volk heeft afgerekend, en dat gebeurt voor Gods Kerk altijd aan deze zijde van het graf, dan laat de HEERE Zijn volk niet eindeloos in het verdriet. Nee, hier geldt: "Die Mij eren, zal Ik eren." En dat gaat God aan Simson bewijzen. Want het loopt niet over de wraak van Simson, nee, de God der ere dondert: "Wie Mijn volk aanraakt, die raakt Mijn oogappel aan!"
Simson tast, hij voelt de pilaren waarop het gebouw rust. En de Geest des HEEREN wordt opnieuw vaardig over Simson. Hij gevoelt het, zijn spieren, maar ook zijn hart worden doorstraald met de kracht Gods. Zijn ambtelijke krachten doorstromen zijn ledematen. En nu gaan we even terug naar het begin. De Engel zeide: "Want dat knechtje zal een Nazireeër Gods zijn, van zijns moeders buik af, tot op de dag zijns doods!" Richt. 13:7b.
God gaat hier Zijn eigen Woord vervullen. Gods beloftenissen zullen nimmer hun vervulling missen. Daar hoeft Gods volk NIETS aan te doen. Je hebt mensen die zelf de beloften willen vervullen. En Gods volk weet er ook wel van, kijk maar naar Abraham, de vader aller gelovigen als hij via Hagar Gods belofte wil vervullen. Maar er zijn altijd mensen die Gods eer roven in het stelen van beloften, omdat zij er een naam mee willen halen, tot en met dominees beroepen incluis. Ja, dan is de afgoderij niet van de lucht. Dat loopt altijd fataal af en het is tot verwoesting van de gemeente Gods. God laat Zich niet van Zijn eer beroven, ook niet door gereformeerde ambtsdragers als zij politiek bedrijven. Simson heeft nooit politiek bedreven, maar gestreden met open vizier. Zijn zonden stonden God niet in de weg, want daar was voor betaald met de hoogste prijs van Christus' bloed, hoewel Simson zijn zonden bitterlijk heeft beweend.
Hoe Simson het ook verzondigd had, God laat nooit varen het werk Zijner handen. Simson staat voor een onmogelijk werk. Hij betast de twee zware pilaren waarop het gebouw rust, maar het geloof, gelóóft! En Simson drukt, de pilaren wijken, de vijand verstomt, het spelen houdt op, de duivel siddert, maar Simson jubelt, want de Leeuw uit Juda's stam is gekomen en heeft Simson de Daniet overwonnen. Simson was van afkomst een Daniet, een adderslang, maar in Christus was hij meer dan overwinnaar. De Leeuw uit Juda's stam keert zich niet tegen Simson, maar tegen zijn filistijnse vijanden. Hij zal door Simson hun harige schedels vellen. Hier leeft Simson niet meer, hier is Simson van Simson verlost, hier is Simson in gestalte van Die meerdere Simson: "Het is volbracht!" want de overwinning is Godes: "Vader in Uwe handen beveel Ik Mijn geest."
"Mijn ziel sterve -jubelt Simson- met de filistijnen." En hij boog zich met kracht en het huis viel, en de vijanden vielen van de top van eer, in eeuwige verwoesting neer, tot eer van Gods heilige Naam!
En nu hoeven wij niets meer te verklaren, tenminste als we het verstaan mogen dat het einde van Simson zijn begin verklaart. Of liever gezegd: God was met Simson begonnen en Hij heeft Zijn werk ook in het leven van Zijn knecht voleindigd, naar Zijn eigen Woord. Simsons laatste slag was zijn beste slag. Zoals Christus het rijk van satan heeft neder geworpen, zo wierp Simson Dagon's tempel ter aarde. Zoals Christus Zijn armen uitgestrekt had aan het kruis, zo heeft Simson zijn armen uitgestrekt naar de twee pilaren. Zoals Christus aan het kruis een noodlottige ruk gaf aan het rijk der hel, zo gaf Simson de tempel van Dagon -en die erin waren- een noodlottige ruk ter hel. Simson was geen martelaar, ook geen Middelaar, maar een frontsoldaat is het leger van Koning Jezus. Hij sneuvelde in de strijd en legde daarmee een ongekende vrijheid aan de dag voor zijn volk. Hierin is hij alweer een type van Christus, Die gevangenen vrijheid schenkt en aan hun ellende denkt en met Zijn dood een eeuwige verlossing voor Zijn volk heeft teweeggebracht.
Simson, de Nazireeër Gods. Zijn leven is ten einde, nee toch niet, want zijn leven was in Christus verborgen in God. Nu mocht hij door de dood het Leven ingaan, want na zijn dood was hem het Leven bereid, God nam hem op in Zijne heerlijkheid! Zijn roeping en zijn nazireeërschap zijn hiermede wel ten einde. Dat moest ook, want eeuwig bloeit de gloriekroon op 't Hoofd van Davids grote Zoon. Simson heeft zijn leven opgeofferd in 's Heeren dienst en sloeg daarmee zijn laatste slag, maar tevens de grootste slag. Want we lezen: "De doden die hij in zijn sterven gedood heeft, waren meer dan die hij in zijn leven gedood had", Richt. 16:30.
En nu daarvan de evangelische lering. Dat zien we op de Pinksterdag, waar de meerdere Simson door de ambtelijke bediening van Petrus drieduizend zielen aan de hel ontrukt en toevoegt aan het huisgezin Gods. Simson mocht reeds vóór dit heilsfeit de Heere bedoelen met een verheerlijkt lichaam en deelgenoot zijn in de bruiloft des Lams. Daar mag hij zijn God aanschouwen van Aangezicht tot aangezicht met onsterfelijke ogen. Daar staat hij voor de troon met al de geheiligden, en zij zingen het lied van Mozes en het Lam: "Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen, de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging, in alle eeuwigheid. Want Hij heeft ons Gode gekocht met Zijn bloed, uit alle geslachten; volken en natiën."

Toen kwamen zijn broeders en zijn hele familie, ja, het is wat. Heel zijn leven alleen gestreden, nooit een broederbezoekje gehad. Geen versterking van broederen ervaren, maar nu hij gestorven is gaan zij hem pas waarderen, echter te laat. Zij hebben Simson te laat verstaan, te laat, te laat, ze kunnen het niet meer met Simson goedmaken. Maar God had het met Simson goedgemaakt. God heeft het met Zichzelf goedgemaakt in Christus, op grond van Zijn eeuwig welbehagen.

Lezers, zo hebben wij de geschiedenis van Simson overdacht. Vurig hopen wij dat het bij u niet bij de geschiedbeschouwing zal blijven. We hebben allemaal één ziel te winnen, verloren is het al. Dat we met die meerdere Simson niet zouden spotten door het Woord te verdraaien tot ons eigen verderf. Want wat zal het dan vreselijk zijn om, net als die filistijnen, te vallen in de handen van de levende God. Kiest dan heden wie gij dienen zult, is de HEERE Gód, dient Hem, is Baäl gód, dient hem. U zult God echter niet kunnen dienen, u zult niet voor Hem kiezen, tenzij Hij u verkiest en doet naderen om Zijn lof te vertellen. Nog roept daar die meerdere Simson: "Komt allen tot Mij, gij goddelozen, gij hopelozen, gij moedelozen, gij roekelozen, gij heillozen, gij biddelozen, ja gij, die vermoeit en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken en u geven de gewisse weldaden Davids!"

"Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen", Ps. 2:12.

De Heere zegene Zijn eigen Getuigenis! Amen.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl