VALSE EXEGESE J.M.D. DE HEER
DE VALSE EXEGESE VAN DS. J.M.D. DE HEER   Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
In het RD van 22 januari 2007 stond in de 'achterkrant' onder de rubriek "FF Serieus" [maar niet heus] een artikel van ds. J.M.D. de Heer, predikant van de Ger. Gem. te Middelburg, over de "Standen in het genadeleven." Sommigen uit het Ger. Gem. korps predikanten scheppen er blijkbaar behagen in om de zogenaamde 'standentheologie' te verdedigen, waarvan de eerste genadestand bestaat uit "het niet kennen van Christus." Dat is oud GG-nieuws en het begint onderhand op een soort komedie te lijken. Het is zeer opvallend dat men altijd druk bezig is een soort wegversmalling op de brede weg in te kaderen in de wedergeboorte, die men dan voor het eerste stuk van de smalle weg houdt. Op dat eerste (ingebeelde) stuk smalle weg of genadestand kent men de Persoon Christus nog niet. Hoera! Dan horen ze er zelf ook bij! Wacht even, we zullen de VALSE exegese die ds. De Heer aanwendt om zijn zielsmisleidende dwaalleer te kerstenen eens onder de loep houden van Gods Woord en de hermeneutiek van de Heilige Geest.

De tekstwoorden die De Heer aanwendt om zijn exegetische goocheltruc te stijven luidt: "Ik kende Hem niet", hetgeen Johannes de Doper uitspreekt in Joh. 1:31 en in Joh. 1:33.
De Heer beweert dat het "niet kennen van Christus" van Johannes de Doper slaat op het geestelijke leven van Johannes, maar dat is een duivelse verdraaing van de eigenlijke bedoeling van de tekst en het strookt al helemaal niet met de totaliteit van de Schriftuurlijk-bevindelijke heilsleer, zoals met name Paulus in zijn brieven heeft opgetekend door de inspiratie van de Heilige Geest.
We hebben al eerder bewezen dat de bijbelexegese van ds. J.M.D. de Heer zo lek is als een zeef en zo bedriegelijk is als de duivel zelf. Ik spreek in het kader van Hebreeën 4:12, want dit soort predikanten zijn zondermeer valse leraren, omdat zij niets anders doen dan de ware genade in Christus te verkrachten en zielen te bedriegen voor de eeuwigheid.

Ik heb eens een stel ouderlingen van de Ger. Gem. op bezoek gehad over exact hetzelfde geval [ze zijn er blijkbaar massaal zwanger van], maar ze liepen zich op het Woord van God te pletter en ze hadden geen been meer om op te staan. Ze erkenden het ook, maar ze kenden het niet. Ja, dat zijn nu de leraars Israëls van vandaag en ze weten het niet. Wisten ze het maar eens niet, want ze denken het te weten, namelijk 'Hem niet te kennen' en het toch te zijn. Gun je je ziel nu echt een ingebeelde zegen, mensen? Waag je je ziel en zaligheid nu echt aan dit soort zielsbedrieglijke godsdienst en onbewuste rechtvaardigmakingsleer? U wordt in dit artikel ernstig gewaarschuwd, lezer, en wat ik u bidden mag: Laat u met God verzoenen! en lap genoemde De Heer-exegese omwille van uw onsterfelijke ziel en zaligheid aan uw laars!

Helaas! Vele belijders zijn zeer ingenomen om voor een kind van God door te gaan en het Voorwerp des geloofs niet te kennen. Ja, dat houden dezulken hun hele leven vast en ze doen niets anders dan hun huis op zandgrond bouwen. Geve God een orkaan om dezulken eens radicaal van hun voetstuk zonder deugdelijk fundament af te stoten om als een verdoemde zondaar God vrij te verklaren en op rechtsgronden te worden zalig gesproken, want ik heb hun dodelijk dag niet begeerd, de Heere is mijn Getuige!

Ter zake
Johannes de Doper, die in de schoot van zijn moeder reeds wederomgeboren was en bij het horen van de stem van de moeder des Heeren, van vreugde opsprong in de buik van zijn moeder Elizabeth, kende Christus door het geloof. Johannes beoefende de vreugde en de liefde des Heiligen Geestes in Christus toen hij nog niet geboren was. Wie dit met opgeheven hand ontkent is een duivel. Een ongeboren wederomgeboren baby kan zelfs meer gemeenschap des Heiligen Geestes hebben dan een geoefend kind van God.
Johannes was dus een kind des Heeren toen hij nog niet geboren was. Eenmaal staande aan de Jordaan, preekte Johannes de doop der bekering tot vergeving der zonden. En nu komt het: In Johannes 1:30-31 zegt hij: "Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik. En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen, dopende met het water."
En in Johannes 1:33 zegt Johannes: "Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem. En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt."

"En ik kende Hem niet."
Betekent deze tekst dat Johannes een (eerste) periode in zijn geestelijk leven gehad heeft, waarin hij Christus nog niet kende als zijn Borg en Zaligmaker?
Zo leert ds. J.M.D. de Heer het wel en velen met hem, maar zo leert de Heere het niet! Ik zal dat uit het Woord en met de Griekse grondtekst bewijzen. Als Johannes in de genoemde tekstwoorden spreekt over "het niet kennen van Christus", bedoelt Johannes daarmee dat hij -voordat hij Christus doopte in de Jordaan- Hem nog nooit gezien heeft in Zijn lichamelijke gestalte, namelijk met zijn natuurlijke ogen. Dat "niet kennen" heeft niets met het geestelijke leven van Johannes te maken. In Zijn lichamelijke gestalte kenden de oudtestamentische heiligen Christus ook niet en Gods volk na de hemelvaart van Christus tot nu toe kent Christus ook ook niet in Zijn menselijke gedaante, maar ze kenden/kennen Hem allen door het geloof. Zoals de discipelen de Heere Jezus met natuurlijke ogen gezien en gekend hebben, hebben wij Hem nooit gezien, volk des Heeren. Dat is ook niet van zaligmakend belang, want dat laat de Heere Jezus duidelijk aan Thomas blijken als Hij tegen hem zegt: "Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben", Joh. 20:29.
Het is -behalve Johannes op Patmos- Paulus geweest die Christus als laatste geroepen heilige op deze wijze gezien heeft. "En ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien", 1 Kor. 15:8.
Nee, deze bijbelse exegese van genoemde teksten worden op de Boezemsingel angstvallig verzwegen, want dan stort heel het godsdienstige kaartenhuis van rangen en standen in elkaar, en dan heeft men niets meer te vertellen. Nu kan men de tijd nog vullen en de uren slijten met wat het niet is. Ja, en zo reist men met een geestelijke schijnzwangerschap ten hemel. Ik zeg niet dat er geen opwas is in de kennis van Christus, wel degelijk en dat kunt u in al mijn geschriften vinden, maar dat heeft met het GG-standensysteem niets te maken.

Nu zouden we eerst de Griekse grondtekst nog even laten spreken en die luidt als 't volgt:
Het woord "kende" uit Joh. 1:31 betekent:
Grieks: "eido of oida"
1) zien
1a) met de ogen waarnemen
1b) met de zintuigen waarnemen
1c) zien, merken, onderscheiden, ontdekken
1d) zien
1d1) d.w.z. het oog, het verstand, de aandacht op iets richten
1d2) aandacht schenken aan, waarnemen
1d3) iets nazien 1d31) d.w.z. vaststellen wat er aan gedaan moet worden
1d4) inspecteren, onderzoeken
1d5) kijken naar, bezien

De Kanttekenaren zeggen van Johannes 1:31 dan ook volkomen terecht bij: 72) "kende Hem niet", namelijk van aangezicht, of volkomenlijk.

Hieruit blijkt duidelijk dat 'het niet kennen' van Johannes de Doper slaat op de natuurlijke zintuigen der ogen. Het slaat dus absoluut niet op zijn geestelijke kennen van Christus. Ten aanzien van het geestelijke kennen wordt in Gods Woord het Griekse woord "gi'noosko" gebruikt en dat betekent:
1) leren kennen, te weten komen, bemerken
1a) bekend raken met
2) weten, begrijpen, inzien, kennis hebben van
2a) begrijpen
2b) weten
3) Joods idioom voor geslachtelijke gemeenschap van een man en een vrouw = bekennen
4) kennis krijgen aan, kennen

Voorbeeld van het geestelijke kennen:
Johannes 10:14: "Ik ben de goede Herder; en Ik ken [gi'noosko] de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend [gi'noosko]."
Alleen al met deze tekst werpt Gods Woord de valse exegese van De Heer tegen de vlakte, of zoals u wilt: op de mesthoop.
Het woord '(be)kennen' is hier in het Grieks gemerkt met strong '1097' [gi'noosko] en is gegrond op persoonlijke (geestelijke) ervaring.

Nog een voorbeeld:
Johannes 17:25: "Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend [gi'noosko]; maar Ik heb U gekend [gi'noosko] , en dezen hebben bekend [gi'noosko], dat Gij Mij gezonden hebt."
Dit geestelijke "kennen" staat dus gelijk aan het woord "bekennen" [gi'noosko], dat is: "gemeenschap hebben met." Het woord "bekennen" wordt ook gebruikt in het kader van het huwelijksleven en eveneens in het kader van het geestelijke leven. In het kader van het kennen van Christus ziet bekennen dus op het bevindelijke kennen door de Heilige Geest, ofwel op de geestelijke gemeenschapsoefening

Het "niet kennen [eido] van Christus" van Johannes de Doper heeft dus op geen enkele wijze te maken met het geestelijke kennen [gi'noosko] van Christus, nog minder met rangen en standen, want in geestelijke, ofwel in zaligmakende zin, kende Johannes de Doper Christus al in de schoot van zijn moeder door het inwendige getuigenis van de Heilige Geest.

Nog een voorbeeld van het natuurlijke zien en kennen van Christus:
Lukas 2:26: "En hem [Simeon] was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude, eer hij den Christus des Heeren zou zien [eido of oida].
Voor het woord "zien" wordt hier hetzelfde woord gebruikt als het woord "kende" in Johannes 1:31; 33, namelijk [eido of oida], hetgeen slaat op de natuurlijke zintuigen van het waarnemen der natuurlijke ogen. Het zien van Christus met natuurlijke ogen is absoluut niet zaligmakend en heeft met de zaligheid niets uit te staan. God werkt door Woord en Geest, toen en nu!

Het zijn dus valse leraars die geestelijk leven stellen buiten de geloofsvereniging met Christus en daarvan is de valse exegese van ds. J.M.D. de Heer weer eens een sprekend bewijs. Het is ook nog vals klinkende papegaaierij, of zoals u wilt: buiksprekerij, wat dezulken hun ganse studietijd en ook nog lang daarna met de paplepel krijgen ingegoten, want Gods Woord en de bevinding der heiligen leren totaal iets anders. Velen, ja, zeer velen reizen met een veronderstelde wedergeboorte/rechtvaardigmaking en met een onbewuste Christus naar een ingebeelde hemel. Maar als men Christus niet kent door het geloof zodra men zegt wederomgeboren te zijn en men met een onbewuste Christus ten hemel reist, ja, wat dan? "Dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend ; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!" Matth. 7:23.

Bovendien maakt De Heer een vergelijking tussen Joh. 1:31;33 met Joh. 9:36, waar het gaat over de blinde man die door Christus is ziende gemaakt. Ook deze man spreekt ds. De Heer zalig voordat hij tot het geloof in Christus komt. De lichamelijke genezing van zijn ogen stelt De Heer gelijk met de wedergeboorte, terwijl de man Christus nog niet zaligmakend kende. We hebben er al eens eerder over geschreven, maar het nog een keer te zeggen is mij niet verdrietig. De man uit Joh. 9:36 komt pas tot het geloof, OP HET MOMENT dat Christus Zich aan hem openbaart als Borg en Zaligmaker (Joh. 9:37-38). Dan komt de man tot het geloof en is hij wedergeboren en bewust gerechtvaardigd. Voordat de man tot het geloof in Christus komt, was hij verloren en door de toenmalige godsdienst uitgeworpen. Zo gaat het nog!

'Het GG-verhaal gaat' dat de oude gerechtvaardigde en geoefende Simeon, bij het zien van het Kind Jezus met zijn natuurlijke ogen, toen pas gerechtvaardigd werd. Ik noem dit soort opvattingen het toppunt van godsdienstige schizofrenie. Het is een kracht der dwaling en een rechtvaardig oordeel Gods, omdat al die valse predikanten, die geestelijk leven stellen buiten de zaligmakende kennis van Christus, "de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden. En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid", 2 Thess. 2:10-12.

Er zijn sommigen predikanten in de Afscheiding geweest die achtenswaardige en godzalige knechten van God waren en die ook het leven alleen in Christus hebben gepreekt (o.a. ds. E. du Marchie van Voorthuysen), maar het zijn de zeldzame enkelingen in de Afscheiding geweest, die het niet alleen bevindelijk kenden, maar daarbij de zaken ook nog zuiver hebben verwoord. Om die reden hebben we o.a. ook het boekje van dhr. A. Groeneveld (oprichter van de OGG te Oud Beijerland) uitgegeven, getitteld: "Buiten Jezus is geen leven", waarin nog een zuiver Schriftuurlijk-bevindelijk geluid te horen is, namelijk geen geestelijk leven buiten de geloofsvereniging met Christus, vrij van onbijbelse termen en vrij van misbruikte bijbeltaal. Het is Christus alleen en anders geen en als Hij niet gekend wordt door het geloof, dan kent men niets! Zo zij het, amen ja, amen.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl