|
|
|
Ds. C. de Jongste (Ger. Gem.) denkt dat de ambtelijke handdruk aan het einde van de eredienst alleen ziet op de afsluiting van de dienst. In het familieblad Terdege (nov. 2004) staat, dat ds. De Jongste het een grote misvatting vindt dat de ambtelijk handdruk aan het einde van de eredienst betekent dat de ouderling van dienst met de preek instemt. Ds. De Jongste: "Wie door de weigering van de handdruk wil protesteren, handelt niet overeenkomstig Mattheüs 18:15 en 16."
Commentaar Het beroep van ds. De Jongste op Mattheüs 18:15-16, snijdt geen hout en riekt zelfs naar papisme! In Mattheüs 18:15-16 gaat het niet over de ambtelijke eredienst, maar over een broeder die tegen een andere broeder zondigt. Dat is niet een openbare zaak, maar een heimelijke zaak tussen twee mensen, die pas openbaar gemaakt wordt nadat het inroepen van een derde niets uitwerkt. Als het waar zou zijn wat ds. De Jongste beweert, dan was Paulus ook abuis met zijn bestraffing jegens Petrus in Antiochië (Gal. 2:11-14). Openbare zonden moeten echter in het openbaar worden bestreden. Dat geldt dus ook voor een predikant die een ernstige dwaling preekt. De ouderling van dienst mag zo'n prediker geen hand geven. Daarmee toont de ouderling van dienst aan de gemeente dat de betreffende preek niet overeenkomstig Gods Woord is. Vanwege zijn veinzing met de Joden bestrafte Paulus zijn ambtsbroeder Petrus in aller tegenwoordigheid, opdat anderen zouden vrezen, geheel naar het Woord van 1 Tim. 5:20. Ds. de Jongste moet niet wijzer willen wezen dan Gods Woord. Met zijn onbijbelse visie krijgt een preek meer gezag dan Gods Woord. Een preek wordt immers openbaar uitgesproken en moet daarom openbaar worden afgekeurd als er van een fundamentele dwaling sprake is (1 Tim. 5:20). Aangezien de gave des onderscheids in onze dagen massaal ontbreekt en menige ouderling de dwaling niet van de waarheid weet te onderscheiden, tiert dit kwaad welig, ook in de meest 'rechtzinnige' kerken. Als de waarheid van het Evangelie in het geding is in de prediking en de ouderling van dienst geeft betreffende predikant toch een (ambtelijke) handdruk na de dienst, gaat dat uitdrukkelijk tegen Gods Woord in. Bovendien worden de zielen er door bedrogen en God grote smaadheid aangedaan.
Ook wil ik ds. De Jongste wijzen op zijn kerkelijke afgoderijboeken: "Wanneer ik voor U kniel." Denkt ds. De Jongste nu werkelijk dat als David voor de zonde van de volkstelling gestraft is geworden, dat hij als hoofdsamensteller van deze afgodische mensverheerlijkende boeken vrijuit zal gaan?
GPPB.
|
|
|
|
|
|