|
|
ONGELOOF, DE GROOTSTE ZONDE!
| |
|
|
C.V.: Naar aanleiding van uw website heb ik (opnieuw) een aantal vragen. U heeft het dikwijls over Wet en Evangelie zuiver verkondigen. Maar het preken van de Wet, bedoelt Gods Woord daarmee, te verkondigen Gods toorn over de zonde? Want het duidt uiteraard niet op een mogelijkheid door eigen werken zalig te worden. Ik vind dat altijd nogal verwarrend als het gaat over het spreken over Wet en Evangelie. Hoe moet ik dan Golgotha zien? Daar is Gods toorn over de zonde toch gestild door de verdienste van Gods Zoon, Christus. Ongeloof wordt daarom vaak de grootste zonde genoemd, omdat het deze Christus verwerpt die de schuld van de Wet tenietgedaan heeft. Waardoor is Gods toorn nu groter: door de zonde gedaan onder de Wet, of het verwerpen van Zijn Zoon onder het Evangelie?
GPPB.: Ik ben blij met je vragen, C., want wat je aan de orde stelt is van zeer groot belang. Per alinea zullen we trachten vanuit Gods Woord de zaken onder ogen te zien. Geve de Heere dat het mag zijn tot Zijn eer en tot lering en bekering van onze onsterfelijke zielen. Je begint met een vraag over de prediking van de Wet. Wat ik leer is van geen betekenis, maar Gods Woord leert dat de rechte prediking bestaat uit Wet en Evangelie, dus uit de volle raad Gods. Immers, Paulus schrijft door de inspiratie des Heiligen Geestes in Handelingen 20:27: "Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods." Wet en Evangelie mogen niet gemengd, maar dienen zuiver onderscheiden gepredikt te worden. Dat wil zeggen dat de Wet gepredikt dient te worden tot ontdekking van de zonde, immers, door de Wet is de kennis der zonde (Rom. 3:20b). De kenbron van de zonde is dus de Wet en niet het Evangelie, want het Evangelie geeft hetgeen de Wet eist. Wat eist de Wet Gods van ons? Dat wij al de geboden des HEEREN onberispelijk houden zullen, zonder enige in- of uitwendige afwijking, met de belofte van eeuwig leven. De Wet moet echter niet in de eerste plaats verkondigd worden als een openbaring van Gods toorn over de zonde, maar als volmaakte regel der gehoorzaamheid, met de belofte ten leven. Al Gods geboden moeten ten volle tot hun recht komen in ons persoonlijk leven voor God. Wie hiervan afdingt kan niet zalig worden. Gods volk wordt namelijk nooit ten koste van de Wet zalig, integendeel, de Wet is de eerste schuldeiser in ons aller leven, niet het Evangelie. De grote vraag is dus: Hoe komt de Wet Gods ten volle tot haar recht in ons persoonlijk leven? Het antwoord vinden we in Galaten 2:19: "Ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou." Dat lijkt een paradox, maar we kunnen alleen met de Wet in overeenstemming zijn, als we aan de Wet gestorven en in Christus gerechtvaardigd zijn. Het vlees verstaat dit niet en gaat met de Wet aan de slag, om door de werken der Wet gerechtvaardigd te worden, maar door de werken der Wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden voor God. Dit geldt van nature voor elk mens. Elk mens wil van nature werken om zalig te worden, zelfs onder de dekmantel van het Evangelie, het geloof, bijbellezen, kerkgang, bidden en de gestalte van 'het arme zondaar zijn', en noem alles maar op wat je kunt bedenken, het zijn allemaal werken van het vlees, want al wat uit het geloof niet is, is zonde. God eist volkomen gerechtigheid van ons, in de opeising van Zijn beeld waarin we allen volmaakt geschapen zijn. We zijn echter in ongerechtigheid gevallen en de duivel toegevallen. Dat schreeuwt om wraak van de hemel, hetgeen al voorzegd was vóór de val, namelijk in Genesis 2:17: "Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den [drievoudige] dood sterven." Die claim ligt op ieder mens van nature. Daarbij heeft God Zijn Wet gegeven (Rom. 5:20), om wat? Om de misdaad te vermeerderen(!), want de Schrift heeft alles onder de zonde besloten (Gal. 3:22). God gaat van Zijn eis echter niet af, ook niet vanwege het feit dat wij reeds als wetsovertreders geboren worden. Er moet betaald worden, of door onszelf, of door een Ander. De Wet Gods moet ten volle in ons persoonlijk leven tot haar recht komen. Daar helpt geen 'geloof' aan, want de Wet vraagt niet om geloof, maar om de daad! De Wet wil werken zien, volkomen gedaan zijn. En zo niet, dan zijn we vervloekt en verdoemd. "Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen", Gal. 3:10b. Hebben we de vloek der Wet al eens geloofd en aanvaard t.a.v. onszelf voor God? Wees ervan verzekerd dat een mens daarvan zomaar niet overtuigd is, laat staan dat hij dat bij de eerste de beste overtuiging aanvaart. Elke mens van nature HAAT de overtuiging van de Wet, want hij wil als een vriend met God verzoend worden. Zo doet God het niet, nee, nooit. God heeft Zijn Wet erbij gegeven, doen inkomen, niet om vrome farizeers te maken, integendeel, maar om de misdaad te vermeerderen, omdat Hij weet dat niemand in de rij staat om als een goddeloze met God verzoend te worden. De Wet moet dus ook gepredikt worden als de bediening des doods voor het vlees, vooral voor het vrome vlees. Nooit zal iemand tot het geloof in Christus komen buiten Galaten 2:19 om in de toepassing des harten. Galaten 2:19 is echter geen voorwaarde tot het geloof, maar een waarachtig kenmerk en DE toetssteen van het ware zaligmakende geloof. Je vraagt: Hoe moet ik Golgotha dan zien? Antwoord: In het kader van Romeinen 10:4: "Want het Einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft." Golgotha is een verborgenheid voor het vlees, want de verborgenheid der godzaligheid is groot: "God geopenbaard in het vlees, in mijn vlees!" Ja, zo ziet het geloof op Golgotha. Golgotha is dus niet een rekensom waardoor we tot de kennis der waarheid komen, zo van: Christus is gestorven voor zondaren aan het kruis. Door Zijn sterven is Gods toorn gestild over de zonde, ik ben een zondaar, dus is Christus ook vooor mij gestorven. Nee, zo redeneert het naamchristendom. Het komt aan op de toepassing van het sterven met Christus. Paulus zegt in 2 Timotheus 2:11: "Dit is een getrouw Woord; want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven." Dat is de toetssteen van het ware geloof. Wat zegt Paulus hier? Met andere woorden: "Indien we niet met Christus gestorven zijn, zullen we ook niet met Hem leven." Dat laatste gold voor de dwaze maagden. Hun geloof kon genoemde toetssteen niet doorstaan. Paulus wijst in 2 Tim. 2:11 namelijk op het sterven aan de Wet door de Wet in het lichaam van Christus (Rom. 7:4 - Gal. 2:19). Het sterven aan de Wet door de Wet is geen voorwaarde, maar een onvoorwaardelijk werk des Geestes en al Gods volk weet hiervan. Galaten 2:19 is niet een extra, maar een ingaan door de enge Poort! Je laatste vraag van je eerste alinea luidt: "Waardoor is Gods toorn nu groter: door de zonde gedaan onder de Wet, of het verwerpen van Zijn Zoon onder het Evangelie?" Antwoord: De vraagstelling is enigzins verkeerd geformuleerd. Degenen die onder de prediking van het Evangelie verkeren en de Zoon Gods verwerpen door ongeloof, zijn namelijk nog steeds onder de Wet en op dezulken rust de toorn Gods en wel in dubbele mate. Maar wat reken je met Gods toorn? Als je niet het eigendom van Christus bent, rust de toorn van God op je, en vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God, of je nu een wetsovertreder bent of dat je volhardt in je ongeloof. In beide gevallen is het alrede een verloren zaak. O, mocht je dat eens geloven bij God vandaan! Volharden in ongeloof onder de prediking van het Evangelie is evenwel de grootste zonde en het is ook de grofste zelfmoord. Op het erf van het genadeverbond te leven en in ongeloof te volharden, is niets anders dan Gods verbondswraak in te roepen. En áls dezulken zich uiteindelijk bekeren, gaat dat nooit buiten Galaten 2:19 om. Integendeel, wie buiten Galaten 2:19 in Christus meent te kunnen geloven, klimt over de muur en gaat niet door de enge Poort. En degenen die over de muur klimmen, zijn geestelijke dieven en moordenaars, vervolgers van het levende Kind.
C.V.: U heeft het bijvoorbeeld veel over het sterven aan de Wet. Een zondaar ligt onder de toorn van God omdat hij Zijn geboden overtreden heeft. Tenslotte ondertekent de zondaar zijn eigen doodvonnis en is het Evangelie van toepassing op hem. De zondaar is dan gered. Het lijkt nu alsof de toorn van God veel groter is vanwege het overtreden van de Wet dan vanwege het verwerpen van Christus. Tijdens de fase onder de Wet klaagt het feit dat je Christus verworpen hebt, van je geboorte af aan je toch net zo goed aan, en nog wel sterker ook? Als ik bijvoorbeeld de zondagse preken van de oudvaders hoor, of als ik ze zelf lees, dan hoor ik toch vaak dat als de Wet je aanklaagt, het zien op de verdienste van Christus genoeg is om gered te zijn. Doe je dat niet, ben je nog veel verdoemelijker. Hoe verklaart u dit dan?
GPPB.: Ondertekening van eigen doodvonnis is GEEN INSTAP tot de vergeving der zonde. Dat laatste suggereer je wel een beetje, maar dan maak je er een voorwaardelijk systeem van. Nee, tussen de rechtvaardiging en de aanvaarding van ons welverdiende vonnis én de vrijspraak in Christus, staat niet een is-gelijk-teken. Het is ook geen rekensom, zo van: als ik dit doe, dan doet God het andere. Néé, néé en nog eens néé! Gods Geest werkt onvoorwaardelijk in de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel. Daar komt geen menselijke activiteit aan te pas. Integendeel, alle menselijke activiteiten sterven als de zondaar de wetsdood sterft. Ook komt het sterven aan de Wet niet tot stand door de aanvaarding van ons vonnis, nee, het laatste is een gevolg van het eerste. De Wet doodt en het Evangelie maakt levend op het spreken van de Zone Gods. Dat moet beleefd worden, want alle uitleggingen schieten tekort. Woorden moeten zaken worden in de toepassing des harten en als dat mag geschieden, kan een wedergeboren kind het verstaan. Zo eenvoudig liggen de zaken, maar de mens wil niet zalig worden zoals God het doet. De godsdienstige mens wil wel geloven en ten hemel reizen, maar niet sterven om te leven. De mens van nature wil niet als een lijk door de enge Poort, om in Christus gerechtvaardigd te worden, nee de godsdienstige mens wil als een rijke jongeling bij Christus in het gevlei komen, maar huichelaars die hun vlekken, schijnheiliglijk bedekken, worden door Zijn vriendschap niet vereerd. Gods volk wil ook niet als een lijk door de enge Poort, maar God trekt Zijn volk erdoorheen. Daarom heet het vrije genade en vrije genade geschiedt ondanks ons, alleen en uitsluitend dankzij God in Christus. De mens staat dus niet in de rij om door de enge Poort te gaan. "Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden", Matth. 7:14. Is dat dan een krap Evangelie? Absoluut niet! Ja, wel voor het vrome vlees, maar niet voor een totaal verloren zondaar. Voor dezulken is het ruim zalig worden, want als het voor een dode, verloren en verdoemde zondaar nog kan, dan moet het wel een ontzettend ruim Evangelie zijn. En het is het ook, want ik spreek uit ondervinding. Gode de eer! Je suggereert vervolgens dat het lijkt dat het overtreden van Gods geboden een veel grotere zonde zou zijn dan het verwerpen van Christus. Je maakt echter een grote misvatting. Als men Christus verwerpt door ongeloof, verwerpt men ook de Wet Gods en andersom. Aan het verwerpen van Christus ligt het ongeloof in de Wet Gods ten grondslag. Geloven wij niet in de Wet Gods ALS WET, zullen we nooit in Christus geloven. Waarom niet? Omdat we dan niet door Christus gered willen worden als een verdoemde zondaar en dus niet willen zijn die we werkelijk zijn. Het verwerpen van Christus komt hieruit voort, namelijk dat we te best zijn om slecht te zijn en te goed om verloren te gaan. Dat is nu de rijke jongeling ten voeten uit. Hij wilde wel met Christus aanpappen, noemde Hem zelfs: "Goede Meester", maar hij wilde niet zijn die hij was, namelijk een blakende vijand van vrije genade. Het verwerpen van Christus door ongeloof, is ook het verwerpen van de Wet Gods. Het feit dat de Wet de mens aanklaagt, geeft dat de mens geen handreiking om op Jezus te zien. Het zien op Jezus door de ogen des geloofs is een gave Gods en geschiedt altijd in het kader van de crisis van de dood van Christus. Op Jezus zien door het geloof is dus alleen weggelegd voor daadwerkelijk verloren, doch gevonden zondaren, zoals verwoord in de gelijkenis van het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon. Aan het zien op Jezus, ligt de zaligmakende openbaring van Christus in de ziel ten grondslag. Wat oudvaders hierover zeggen, is ondergeschikt aan hetgeen Gods Woord ons leert. Ik heb het niet uit de mond van een oudvader gehoord, maar uit de mond van Christus Zelf. De Samaritaanse vrouw wist er wat van: "Komt, ziet een Mens, Die gezegd heeft alles wat ik gedaan heb. Is Deze niet de Christus?" Zij zegt met andere woorden: "Deze IS de Christus, voor mij persoonlijk, want ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord in de hel van mijn bestaan dat ik de Zijne ben en Hij de mijne." Het zien op Jezus door het geloof geschiedt dus altijd op grond van de belofte Gods in Christus in de toepassing des harten. Het zien op Jezus is geen voorwerpelijk zien, maar met het gehoor Zijn stem horen en met het geloofsoog op Hem zien, zoals Job ervan getuigt in Job 42:5: "Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog." Ja, en al die door de slangen gebeten mensen in de woestijn, die niet zagen op de door Mozes verhoogde slang, gingen door eigen schuld verloren, vanwege hun verdoemelijk ongeloof. MAAR... -en nu komt het wonder- degenen die wel op de koperen slang zagen, werden uit vrije genade behouden. Het zien op de koperen slang is een type van het zien op Jezus, en het zien op Jezus door het geloof door een door de slang gebetene, dus door een ten dode gedoemde zondaar, is werkelijk genoeg om zalig te worden. Zo hebben de oudvaders dat ook bedoeld. Je moet van de ontdekking der Wet geen wassen neus maken, beste C., want de ware ontdekking presenteert het vonnis des drievoudigen doods! Het zien op Jezus is alleen mogelijk voor ten dode gedoemde zondaren, dus in de weg van het recht. En dat is zo kinderlijk eenvoudig, tenminste als God het doet, maar zolang de mens er nog tussen zit met zijn vrome vlees, moet hij van de ware overtuiging -die tot zijn geestelijke dood leidt- NIETS hebben. Hij wil zalig worden met behoud van lijf en leden, met behoud van al zijn geestelijke goederen, zoals we ook zien in het leven van de rijke jongeling. Het volgen van Christus is alleen mogelijk als we alles verliezen, dus gestorven zijn aan de Wet, want vlees en bloed hebben het mij niet geopenbaard en ik heb er nog steeds geen verstand van hoe God werkt. Het is een wonder in mijn ogen, ik zie het, maar doorgronden kan ik het niet en ik hoop er ook voor bewaard te blijven. Het zien op Jezus is niet iets waarmee de mens kan werken. Gelukkig niet, want anders was zalig worden geen eeuwig wonder meer. Ja, het is wel de eis, het gebod, maar het gebod doodt en legt de mens in het stof des doods, want God doet alleen wonderen aan doden, aan erfwachters van de hel. "Doden zullen horen, de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord (geloofd) hebben, zullen leven." Is dat nu geen ontzaggelijk ruim Evangelie? Voor mij, dode hond die ik ben, was en is het Evangelie uit de mond van Christus een oneindige zee van Gods eeuwige ontferming! Onbevattelijk, onbegrijpelijk, dat God heeft willen omzien en nog steeds omziet, naar zo'n dode hond die ik ben. Ik kan dat nooit klein krijgen en ik hoop het nooit klein te krijgen, want God is groot en wij begrijpen Hem niet. Hij laat Zich alleen bewonderen en aanbidden. "Halleluja, de zaligheid, en de heerlijkheid, en de eer, en de kracht zij den Heere, onzen God", Openb. 19:1b.
C.V.: Ten slotte vraag ik me in hoeverre je het moment van je bekering kan aanwijzen. De oudvaders zeggen daarvan dat je dat lang niet altijd precies kunt aanwijzen, omdat het vaak 'allengskens' gaat. Dit geld zowel voor de Hollandse als de Engelse oudvaders. Maar als ik uw artikelen lees, dan komt sterk naar voren het moment dat je het uit Gods eigen mond hoort. Hoe denkt u dan over het "van kinds af de Heilige Schriften kennen" zoals dat bij o.a. Timotheus aan de orde was. Ik ben bijvoorbeeld de Galatenbrief-verklaring van Luther aan het lezen. Dit onderwerp ben ik daarin nog niet tegengekomen, en zal misschien ook niet aan de orde komen in dit boek. Maar ik lees daar niet zozeer een moment waarop je te horen krijgt gered te zijn, maar wel telkens de oproep om op de gerechtigheid van Christus te zien, zodra het geweten ons aanklaagt. U schrijft in dit verband regelmatig dat het alleen geld voor diegenen die het uit zijn eigen mond gehoord hebben, maar volgens mij gaat Luther daar helemaal aan voorbij. Zodra je 'last' hebt van de wet, zie dan op de volmaakte gerechtigheid van Christus. Eerlijk gezegd klinkt me dat zo makkelijk in de oren, zo 'licht', maar ik moet ook eerlijk zeggen dat ik er waarschijnlijk niks van wil hebben, van deze boodschap, omdat ik toch zelf nog iets wil hebben. Maar door uw artikelen krijg ik inderdaad het idee dat dit te gemakkelijk gaat, omdat het toepassende werk van de Heilige Geest er bij nodig is. Kortom, een hele hoop vragen, die misschien nogal warrig zijn beschreven. Maar deze zaken zijn niet makkelijk op papier te zetten, dus ik hoop niet dat het u ergert.
GPPB.: Het Moment van de bekering is Christus en als men dat niet weet, weet men niets. Met oudvaders hebben we niets te maken als Gods Woord ons betere dingen verkondigt. Dat is geen hoogmoed, zoals vele 'reformatorische kraaien' beweren, maar gezegd vanuit de eenvoudige vreze des Heeren. Het boek "Oudvaders" heb ik allang uit. Het zijn slechts 'dodemanshersenen' als ze boven het Woord verheven worden, wat maar al te vaak wordt gedaan. Voorzover zij de Schrift laten spreken lees ik hen met stichting, maar ze zijn voor mij niet een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Dat is Gods Woord alleen. Wat dat betreft kan ik het zonder het licht van de oudvaders stellen, maar buiten het Licht der wereld, Christus, heb ik geen leven, ja, dan is alles dood en verderf. Christus openbaart Zich evenwel ten Leven aan dode en helwaardige zondaren en dat is zalig worden. En zou je dat niet weten? Zou je de dag van je huwelijk niet weten? Zou je de dag niet weten dat Christus in je ziel werd geopenbaard? Laat je die stiekeme 'bekeringsonzin' nooit wijsmaken, al kwam er ook een engel uit de hemel om je die onzin te leren. VERVLOEKT! (Gal. 1:8-9). Een andere zaligheid dan in het begin van deze alinea is genoemd, ken ik niet en is er ook niet. Het voorafgaande werk der Wet is nog geen leven. Integendeel, de bediening der Wet leidt tot je geestelijke dood en dat is nu juist de weg om in Christus levendgemaakt en gerechtvaardigd te worden, want het leven ligt achter de dood. Als het Leven niet in onze dood geopenbaard wordt, weten we niet wie Christus is, niet wat bekering is, niet wat zaligheid is. Christus is een VOLKOMEN ZALIGMAKER voor dode honden en grote beesten, die maar 1 recht hebben: de welverdiende straf, namelijk de drievoudige dood. Het woord 'allengskens' -wat je aanhaalt- geldt wel voor de opwas in de kennis van Christus, maar kan nooit op de rechtvaardigmaking betrokken worden, want de rechtvaardigmaking geschiedt in een punt des tijds. T.a.v. de wedergeboorte/rechtvaardigmaking is het woord 'allengskens' een verdoemelijk woord en regelrecht uit het Vaticaan afkomstig. Alle oudvaders die leren dat de geloofsbevinding van de rechtvaardigmaking allengskens geschiedt, staan onder het oordeel van Galaten 1:8-9. Het zwakste ware geloof GELOOFT in Christus, tot rechtvaardigmaking en vergeving der zonden. Wie van deze bijbelse leer afwijkt is een ketter, nogmaals: al was het een engel uit de hemel! Ook kinderen komen in een punt des tijds tot het geloof in Christus zodra zij wedergeboren worden. De kennis daarvan is een geloofskennis door de Heilige Geest, hetgeen we duidelijk kunnen zien bij Johannes de Doper, toen hij nog was in de buik van zijn moeder, en daar staat het verstand ten enen male buiten. Verstand is absoluut niet noodzakelijk om te kunnen geloven. Leraars die dat wel beweren en leren zijn valse leraars en geestelijke aborteurs. Het verstand wordt wel geheiligd in het leven der genade, zodat we hetgeen we in Christus hebben, ook onder woorden kunnen brengen, maar dan nog door de ingeving en indachtmakende werking des Heiligen Geestes. Luther -zeg je- zou voorbijgaan aan het spreken van de Zoon tot rechtvaardigmaking? Dat is een flauwe grap, want Luther wist welzeker bevindelijk daarvan in de hel van zijn bestaan: "De rechtvaardige zal uit het geloof leven!" Beste C.V., in Christus geloven is geen werk, maar genade en ik vrees inderdaad dat je van vrije genade niets hebben moet. Wat dat betreft kom je eerlijk voor de dag, maar het kan zo niet blijven in je leven. Dat moet je toch met me eens zijn, nee, niet met mij, maar omdat Gods Woord het zegt: "Heden, indien gij Zijn stem hoort(!), zo verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering geschied is", Hebr. 3:15. Heeft de Zone Gods je reeds geestelijk levend- en vrijgesproken? Haast en spoed je om je levens wil, want de tijd is kort en de eeuwigheid is eindeloos..... EN NOG IS ER PLAATS!
"En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet", Openb. 22:17.
Gode bevolen, GPPB.
|
|
|
|
|
|